6

‘Heb je al bericht uit Houston?’

Vledder knikte traag.

‘Ik heb het altijd zo langzame Interpol maar overgeslagen en rechtstreeks met de politie in Houston gebeld. Ik had daar tot mijn verbazing een detective-sergeant Hollander aan de lijn, die geloof ik van zijn stoel plofte, toen hij hoorde dat hij met een collega uit Holland sprak. Maar hij was heel bereidwillig en beloofde mij binnen een uur terug te bellen.’

‘En.’

Vledder schudde zijn hoofd. ‘Niets. Het schijnt dat de bijnaam Shot daar veelvuldig voorkomt… in allerlei samenvoegingen. Daar was geen beginnen aan. Ik had wel duizend namen kunnen krijgen. Ook met de bijzonderheid dat Peter Shot betrokken zou zijn geweest bij de moord op een politieman, kon de detective-sergeant weinig doen. Volgens hem worden er in Amerika jaarlijks zo’n honderdvijftig politiemensen bij de uitoefening van hun dienst gedood. En roofovervallen zijn er aan de orde van de dag.’

‘Geen kans?’

Vledder trok achteloos zijn schouders op. ‘Send me his fingerprints riep hij tot slot.’

De Cock grijnsde. ‘Lekkere jongen, die Hollander. Zijn vingerafdrukken moet ik dan wel eerst hebben.’ Hij schoof zijn stoel wat achteruit. ‘En onze eigen narcoticabrigade?’

Vledder maakte een vaag gebaar. ‘Ze hadden daar wel eens van een Peter Shot gehoord. Er waren junks geweest, die over hem spraken als een gevaarlijk man, die direct zijn pistool trok. Ook het feit dat hij in Amerika een politieman had gedood, was hen ter ore gekomen. Maar verder niets. Voor zover hen bekend, was hij nooit gearresteerd, noch als gebruiker, noch als dealer.’

‘Heb je hen gevraagd naar hem uit te kijken?’

Vledder blikte naar hem op. ‘Dacht je werkelijk dat dat nog zin heeft?’ Het klonk wat schamper. ‘Die vent zit met zijn drie miljoen allang ergens aan het strand van een van de Bahama-eilanden… gezellig, met een longdrink bij de hand en een mooie meid aan zijn voeten.’

De Cock lachte hartelijk. ‘Vraag toch maar aan de luitjes van de narcoticabrigade of ze hun relaties bij de drugscene eens over die Peter Shot willen polsen.’

Vledder reageerde wat onwillig. ‘Waarom?’ riep hij kribbig. ‘Dacht jij dat hij met zijn drie miljoen in een kraakpand bleef rondhangen?’

De Cock schudde afkeurend zijn hoofd. ‘Wie hij ook moge zijn,’ begon hij geduldig, ‘onze Peter Shot bestaat. Monique van het Veer sprak van hem, Smalle Lowietje heeft hem zijn zaak uitgegooid en Carmen Manouskischeck heeft hem heroïne verkocht.’ Hij zweeg even. ‘Een roofoverval komt niet uit de lucht vallen. Zeker geen goed doordachte actie als die overval op het geldtransport. Peter Shot heeft in de binnenstad van Amsterdam rondgezworven en heeft connecties gehad… mensen die hem verteld hebben hoe zo’n geldtransport verloopt… de route… de kwetsbare plekken. Begrijp je, er zijn plannen gemaakt… langdurig. Mensen zijn bij elkaar gekomen. Het interesseert mij machtig…’

Een klop op de deur van de recherchekamer onderbrak hem.

Vledder riep: ‘Binnen.’

Het klonk bits, geïrriteerd.

De deur ging langzaam open en in de deuropening verschenen twee mannen, beiden in een smetteloos korenblauw kostuum met een roomkleurige stropdas. De Cock herkende hen onmiddellijk als de twee onberispelijke heren op Zorgvlied bij de begrafenis van Martin van der Meulen. Traag kwam hij van zijn stoel omhoog.

De beide heren stapten naderbij. De grijze speurder nam hen nauwkeurig op. Zijn scherpe blik tastte hun gelaatstrekken af. Hoewel de pasteltinten van hun kostuums een wat fatterige indruk maakten, was de uitdrukking op hun gezicht waakzaam, hard, bijna medogenloos.

De kleinste van de twee stak De Cock een hand toe.

‘Mijn naam is Peter van Woudrichem,’ sprak hij geaffecteerd. Hij blikte opzij. ‘Dat is mijn compagnon, de heer Van Beusekom. Wij zijn directeur van het vervoerbedrijf waarvan het geldtransport is overvallen.’ Hij drukte zijn vingertoppen tegen elkaar en hield zijn hoofd iets schuin.

‘U bent toch… rechercheur De Cock?’

‘Om u te dienen,’ sprak hij simpel.

De heer Van Woudrichem gebaarde. ‘U begrijpt dat door die overval onze belangen ernstig zijn geschaad. Niet alleen verloren wij een van onze beste krachten, maar onze kreet dat wij een onfeilbaar vervoersysteem hebben ontwikkeld, heeft veel aan geloofwaardigheid ingeboet.’

De Cock knikte gelaten en schoof een extra stoel naast zijn bureau. ‘Neemt u plaats.’

Ze gingen zitten en trokken hun pantalon aan de vouw iets omhoog. Hun bewegingen hadden een zekere gelijkvormigheid, als van een dansduo op toneel.

De heer Van Woudrichem kuchte. ‘U moet onze komst zien,’ sprak hij vormelijk, ‘als een blijk van belangstelling. Wij zijn zeer geïnteresseerd in de resultaten van uw onderzoek.’

De Cock glimlachte beminnelijk. ‘Resultaten… die zijn er nauwelijks.’

De heer Van Woudrichem slikte. ‘Wij zagen uiteraard graag bevestigd dat onze onderneming in deze geen blaam treft. Ik bedoel, dat wij aan het gebeurde geen schuld hebben.’

De Cock fronste zijn wenkbrauwen. ‘En is dat zo?’

Het gezicht van de heer Van Beusekom kleurde. ‘Bij onze geldwagens zijn alle denkbare veiligheden ingebouwd. Bovendien beschikken wij over uiterst betrouwbaar personeel.’

De Cock leunde wat achterover en plukte aan zijn neus. ‘Waarom,’ vroeg hij bijna achteloos, ‘nam Martin van der Meulen die morgen een afwijkende route?’

De heer Van Woudrichem kneep zijn ogen iets samen. ‘Van wie is die bewering?’ vroeg hij scherp.

De Cock antwoordde niet. Hij stak zijn rechterwijsvinger op. ‘Martin van der Meulen had met zijn geldwagen nooit op de Geldersekade mogen komen.’ Hij pauzeerde een moment. ‘De vraag is… deed hij dat op eigen initiatief… of kreeg hij van een van u beiden de opdracht om die morgen van de geplande route af te wijken?’

De heer Van Beusekom snoof. Zijn neusvleugels trilden. ‘U… eh, u,’ stotterde hij, ‘u insinueert.’

De Cock grijnsde een tikkeltje gemeen. ‘Wat… mijnheer Van Beusekom?’ vroeg hij gemelijk. ‘Wat insinueer ik?’

‘Dat… eh, dat een van ons de hand zou hebben gehad in de overval.’

De Cock glimlachte. ‘Heel juist. Maar dat is geen insinuatie. Dat is een vaststelling van feiten. Martin van der Meulen reed een afwijkende route. Ik herhaal: Waarom?’

De heer Van Beusekom kneep zijn lippen opeen. ‘Hij heeft van ons daartoe geen opdracht gekregen,’ reageerde hij fel. ‘Wij waren zelf hogelijk verbaasd… over de overval… en het feit dat die op de Geldersekade had plaatsgevonden.’

‘Buiten de route.’

‘Inderdaad.’

‘Hebt u enig idee waarom?’

De heer Van Beusekom schudde zijn hoofd. ‘Wij hebben Kees van Goor, onze bijrijder, daarover onderhouden. Hij zei dat Martin van der Meulen plotseling van zijn route afweek en de Geldersekade op reed. Voor hij had kunnen protesteren, was de wagen al klemgereden en keek hij in de loop van een revolver.’ De Cock knikte begrijpend. ‘En drie miljoen verwisselde van eigenaar.’

‘Zo is het.’

De rechercheur wreef peinzend over zijn kin. ‘Men zou hieruit kunnen opmaken dat uw personeel toch niet zo betrouwbaar was als u voorgaf.’ Hij zweeg even. ‘Aan wie is bekend hoe groot het vervoerde bedrag is?’

De beide directeuren zwegen.

De Cock trok zijn gezicht strak. ‘Wie kende de hoogte van het bedrag?’ herhaalde hij luid, dwingend.

De heer Van Beusekom schraapte zijn keel. ‘Wij… eh,’ sprak hij aarzelend, ‘wij worden van tevoren geïnformeerd over de omvang van het vervoer. Vooral wanneer door bepaalde omstandigheden de geldsom uitzonderlijk hoog is. Het is dan aan ons om eventueel extra voorzorgen te treffen.’

‘En die achtte u niet nodig?’

De heer Van Beusekom zuchtte omstandig. De vragen van De Cock benauwden hem een weinig.

‘We hebben erover gesproken. Uiteraard. De onveiligheid in de stad neemt met de dag toe. Maar er schuilt een zeker gevaar in het nemen van extra maatregelen. Het personeel kan daaruit de eenvoudige conclusie trekken dat er extra veel geld wordt vervoerd.’ Hij maakte een machteloos gebaar. ‘Het is voor ons ondoenlijk om hen van ongewenste relaties te weerhouden.’

‘U bedoelt dat zij onderwereldfiguren zouden kunnen inlichten.’

‘Precies.’

De Cock plukte aan zijn onderlip. ‘U nam geen extra maatregelen?’

‘Nee.’

De grijze speurder zwaaide met zijn wijsvinger naar de twee directeuren voor hem. ‘Hetgeen betekent,’ sprak hij langzaam, ‘dat alleen u beiden op de hoogte was van het feit dat het vervoerde bedrag ditmaal drie miljoen bedroeg. Ik mag wel zeggen… uitzonderlijk hoog.’

De heer Van Beusekom pakte een zakdoek en wiste het klamme zweet van zijn voorhoofd. ‘Dat… eh,’ sprak hij zacht, ‘is een juiste conclusie.’

De heer Van Woudrichem sprong op. Zijn gezicht zag rood. ‘Waar bent u in godsnaam mee bezig?’ riep hij uit. ‘Het is een absurde gedachte om te menen dat wij iets met die overval te maken hebben.’

Hij zwaaide heftig met beide armen. ‘Eenvoudig belachelijk. We laten toch niet een van onze eigen mensen doodschieten.’ De Cock kwam overeind. Dreigend. De uitdrukking op zijn gezicht veranderde. De lijnen werden hard en in zijn ogen glansde een vervaarlijk vuur.

‘Ook niet, heer Van Woudrichem,’ bromde hij, ‘als de dood van Martin van der Meulen voor u de weg vrijmaakt om uw verhouding met zijn vrouw verder uit te bouwen?’

Vledder keek zijn oude leermeester bewonderend aan. ‘Je was vanmiddag geweldig op dreef,’ riep hij enthousiast. ‘Je had die beide directeuren behoorlijk in de greep. Die Van Beusekom zat gewoon te beven. Ik heb het gezien.’ Hij grinnikte jongensachtig. ‘En er was een ogenblik dat ik dacht dat Van Woudrichem je letterlijk te lijf wilde.’

De Cock knikte traag. ‘Hij was inderdaad bijzonder emotioneel.’ Hij zweeg even, dacht na. ‘Het kwam, meen ik, omdat hij voelde dat er in mijn betoog een grond van waarheid school. Nu, na zijn reactie, ben ik er vrijwel van overtuigd dat hij een verhouding heeft met de vrouw van zijn employé. De dood van Martin van der Meulen komt hem inderdaad niet ongelegen.’ Hij zweeg opnieuw en hield zijn rechterwijsvinger voor zijn neus. ‘Stel eens,’ ging hij verder, ‘dat Van Woudrichem het plan heeft om in een enkele slag schatrijk te worden. Een aanlokkelijke gedachte, waarmee eenieder wel eens speelt. Maar voor de uitvoering verkeert Van Woudrichem in een uiterst gunstige positie. Hij weet door zijn functie van directeur van het vervoerbedrijf wanneer de geldtransporten extreem hoog zijn. Bovendien heeft hij de mogelijkheid om de geldwagen te manoeuvreren naar een plek waar die gemakkelijk kan worden klemgereden.’ De ogen van Vledder glinsterden. ‘Bijvoorbeeld de Geldersekade.’

‘Precies. Hij geeft zijn chauffeur de opdracht om van de opgestelde route af te wijken. Tegelijk maakt hij gemene zaak met een onderwereldfiguur.’

Vledder klapte met zijn vlakke hand op zijn bureau. ‘Peter Shot.’ De Cock knikte. ‘Die rijdt met een handlanger…’

‘Richard van Slooten.’

‘Juist… met Richard van Slooten de geldwagen klem en krijgt van Van Woudrichem als extra consigne de opdracht om de chauffeurtransporteur neer te schieten. Hij is dan eerstens een lastige getuige kwijt — inzake het wijzigen van de route — en tevens is de weg vrij voor een onbelemmerde verhouding met de schone Rita.’

Vledder kwam met een ruk overeind. Zijn blauwe ogen hadden een wilde glans.

‘Dat is het,’ riep hij uitbundig. ‘Dat is het helemaal. De Cock… dat is grandioos. Dat is gewoon…’

Plotseling stokte hij. Vanuit de hoogte keek hij op de grijze speurder neer. ‘Die… eh, die theorie, had je… had je die al tijdens het verhoor?’

De Cock knikte gelaten. ‘Daar ging ik van uit.’

Vledder slikte. ‘Maar waarom… waarom arresteerde je die Van Woudrichem dan niet?’

De grijze speurder keek langzaam omhoog. Zijn gezicht stond ernstig. ‘Ik miste één ding.’

‘En dat was?’

De Cock streek met gespreide vingers door zijn grijze haar. ‘Het bewijs.’

Загрузка...