2

De businessclass van de vlucht Wenen-Kiev van Ukrainian Airlines was vrijwel leeg. Behalve Malko zat er alleen nog een oude man die zat weggedoken in een bontjas en halfdood leek te zijn. De oude Boeing 737 schampte de toppen van de besneeuwde berken en landde soepel. Het was al bijna donker en het vliegveld Borystil zag eruit zoals het er altijd had uitgezien: het vliegveld van een provinciestadje in de Sovjet-Unie. Er stond één, halvemaanvormig gebouw en op het platform stonden enkele oude, verlaten Iljoesjins en twee stokoude MI 16 helikopters met omlaag hangende rotors. Het begon zacht te sneeuwen toen Malko de vliegtuigtrap afliep. Het slecht verlichte luchthavengebouw ademde een diepe troosteloosheid met de in leer verpakte reizigers met hun wollen mutsen diep tot aan hun ogen over hun hoofden getrokken. In Oekraïne zag je weinig tsjapka’s, die waren voor de vroegere leden van de regering.

Malko sloot aan achter een van de lange rijen voor de hokjes van de grenspolitie en hij schoot met een slakkengangetje op. De Oekraïense beambten, die nog werkten zoals ze dat in de oude Sovjet-Unie gewend waren, doorzochten achterdochtig elk document. Terwijl Malko gelaten stond te wachten, voegde zich een nieuwe stroom passagiers bij de wachtenden. Passagiers van een toestel van Aeroflot uit Moskou, dat zojuist achter de grote ramen van het luchthavengebouw tot stilstand was gekomen. Het was een typisch Russische menigte, beladen met een bonte verzameling pakjes.

Malko’s blik werd plotseling getrokken door iemand die in dit sombere magma opviel als een vlieg in een glas melk: een prachtige, jonge vrouw met lang, blond haar, dat ze in een paardenstaart droeg. Ze was elegant gekleed in een bruine, wollen jurk die tot halverwege haar kuiten kwam, waaronder ze bijpassende laarzen droeg. Ze was niet opgemaakt, maar ze zag eruit als een model op een omslag. Wat ze waarschijn lijk ook was. Grote borsten priemden onder haar zwarte, openhangende bontjasje. Haar jurk was duidelijk aan de krappe kant. Ondanks de enorme koffer die ze meesleepte, kwam ze met een snelle, resolute pas achter Malko staan.

Zodra ze in de rij stond, haalde ze een telefoon uit haar tas en toetste een nummer in. Malko ving flarden van het gesprek op.

‘Ja, alles gaat goed, ik neem de schoonheidsproducten mee… Over twintig minuten sta ik buiten. Dosvidanya.’

Ze praatte Russisch met een harde stem. Malko vroeg zich af wat voor schoonheidsproducten je uit Moskou kon meenemen. Alles werd daar geïmporteerd. Toen dacht hij niet meer aan haar.

De rij vorderde tergend langzaam. Eindelijk, nadat zijn paspoort was afgestempeld en hij de douane was gepasseerd, kwam hij uit in de hal van het luchthavengebouw. Hij baande zich een weg door de menigte die zich voor de schuifdeuren verdrong en liep naar het kleine kantoor van de waarnemers van de OSCE, die hier waren voor de presidentsverkiezingen. Hier zou een agent van de CIA in Kiev hem komen ophalen.

De OSCE was zijn dekmantel en hij had een officiële brief van de Oostenrijkse regering bij zich om dat te bevestigen. Natuurlijk was de brief vals en vervaardigd door de technische afdeling van het Amerikaanse kantoor in Langley.

Het kantoortje van de OSCE was gesloten, de deur zat op slot. Net toen hij verbaasd op zijn Breitling keek, ging zijn telefoon. Een zachte vrouwenstem zei in het Engels dat de persoon die hem zou komen ophalen, een kwartier te laat was. Hij moest zich niet ongerust maken. Nauwelijks had hij opgehangen, of de prachtige blondine uit Moskou passeerde eveneens de douane. Moeizaam zeulde ze haar enorme koffer met zich mee. Terwijl Malko haar nakeek en van haar lichaam genoot, brak plotseling het handvat van haar koffer af. De vrouw bleef verbaasd staan en keek woedend naar haar koffer, die op de grond lag. Ze bukte zich en wilde hem oppakken, maar hij gleed uit haar handen en viel opnieuw op de grond.

Galant, en beseffend dat een goede daad meestal goed ontmoet, haastte Malko zich naar haar toe en pakte de koffer op. ‘Hallo,’ zei hij in het Russisch. ‘Laat mij u helpen.’

Hun blikken kruisten elkaar. Wat hij in die van de vrouw las, verbaasde hem een beetje: in plaats van dankbaarheid, zag hij vooral achterdocht. Alsof ze Malko’s daad als een poging zag om haar te verleiden.

Ze stond recht voor hem en zei weifelend: ‘Dank u. Ik red me wel.’

Malko glimlachte haar zo vriendelijk mogelijk toe. ‘Nee, die is veel te zwaar voor u. Neemt u een taxi? Ik zal met u meelopen.’

De onbekende vrouw aarzelde, maar leek zich toen te herstellen, en ze mompelde dat er op het parkeerterrein op haar werd gewacht.

‘Mooi zo,’ zei Malko, en met de zware koffer in zijn armen ging hij haar voor naar het parkeerterrein. De vrouw haalde hem met een snelle pas in. Aan de rand van het parkeerterrein, waar de auto’s rommelig stonden geparkeerd, bleef ze staan, keek om zich heen en liep vervolgens tussen de auto’s door, nadat ze tegen Malko had gezegd: ‘Verder kan ik het zelf wel af. Zet u de koffer hier maar neer. Hartelijk bedankt.’

Hij zette de koffer op de grond en keek de jonge vrouw na. Ze bleef staan bij een zwarte Golf waaruit een donkere man stapte. Die was ongeveer vijftig jaar oud en hij had zijn haar in een middenscheiding gekamd. Hij had een lange, spitse neus en hij was gekleed in een kostuum en droeg een stropdas. Hij zag eruit als een zakenman uit een oostelijk land. Na enkele woorden met de blonde vrouw te hebben gesproken, liep deze terug naar Malko. Ze pakte de koffer met twee handen beet, tilde hem op en zei met een enigszins verkrampte glimlach tegen Malko: ‘Dosvidanya. Spassiba.’

Zo goed en zo kwaad als het ging liep ze tussen de lukraak geparkeerd staande auto’s door en Malko zag dat ze de grote koffer in de kofferbak van de Golf zette, die nu openstond. De chauffeur was al ingestapt. Hijgend nam de onbekende vrouw naast hem plaats en meteen reed de auto weg. Enigszins gefrustreerd draaide Malko zich om. Déze goede daad leverde hem niets op. De blonde vrouw moest erg aan de man gehecht zijn. Hij had geen stap verzet om haar te helpen… Malko keerde terug naar het luchthavengebouw en toen hij bij het kantoortje van de OSCE kwam, zag hij net een jonge vrouw door de menigte heen zijn kant op komen. Ze bleef voor hem staan en zei hijgend: ‘Hallo. Ik ben Irina Murray en ik ben door Donald Redstone gestuurd. Het spijt me dat ik zo laat ben. Een agent van de verkeerspolitie heeft me twintig minuten vastgehouden omdat er geen handtekening op mijn rijbewijs stond.’

De aanblik van Irina Murray verjoeg meteen Malko’s herinnering aan de onbekende vrouw uit Moskou. Ze was even groot, even blond en gekleed in een lange jas van zwart leer, die goed om haar lichaam sloot. Ze straalde een en al sensualiteit uit. Ze had een grote, fel opgemaakte mond, smalle reeënogen en ze was uitdagend gekleed: een strakke, grijze trui die om haar volle borsten spande. Ze droeg duidelijk geen beha. Onder de trui droeg ze een uiterst kort, fel oranje rokje en lieslaarzen met naaldhakken.

Met haar onderdanige glimlach zag ze er, ondanks haar adembenemende uiterlijk, uit als een jong meisje dat zich betrapt voelde.

‘Ik heb niet lang hoeven wachten,’ verzekerde Malko haar. Ze stak hem een slanke hand toe met korte, vierkant geknipte nagels. ‘Bent u Malko Linge?’

‘Inderdaad. Fijn kennis met u te maken.’

Irina Murray zag er heel wat beter uit dan de jonge puistenkoppen die als stagiaires bij de CIA werkten en meestal werden gebruikt om allerlei klusjes voor de afdelingshoofden op te knappen.

‘Goed, davai.’ zei de jonge vrouw. ‘Spreekt u Russisch?’

‘Da.’

‘Oekraïens?’

‘Njet’

Ze wierp hem een uitdagende glimlach toe. ‘Dan zal ik u dat leren.’

Malko volgde haar naar het parkeerterrein, waar ze een vuile, grijze BMW ophaalde. Toen ze langs de besneeuwde berken over de snelweg reden, keek ze hem aan. ‘Bent u al eerder in Oekraïne geweest?’

‘Ja.’

‘Wanneer?’

‘Acht jaar geleden.’

Ze knikte. ‘Er is intussen veel veranderd. Dat zult u wel zien.’

Zo op het oog viel er weinig te zien. Het weer was in elk geval nog even somber. Toch vroeg Malko nieuwsgierig: ‘Bent u Amerikaanse of Oekraïense?’

Irina Murray glimlachte. Al rijdende was haar jas opengevallen en haar rok was omhoog geschoven, waardoor haar in zwart nylon gehulde dijen bijna tot aan haar kruis te zien waren. ‘Allebei,’ zei ze. ‘Mijn ouders zijn lang geleden naar Baltimore geëmigreerd. Ik ben in de Verenigde Staten opgegroeid, maar ik heb van mijn ouders Oekraïens geleerd. En Russisch. Daarom ben ik hier aangesteld.’

Malko keek naar de berken die langsgleden. In net zo’n bos was hij acht jaar geleden bijna om het leven gekomen tijdens een bloedige confrontatie. Hij vroeg zich af waar zijn sluwe vriend Vladimir Sevtsjenko zou zijn, een Oekraïense maffioso die hem enkele diensten had bewezen. Waarschijnlijk op Cyprus, in zijn zwaar bewaakte villa, of onder zes voet aarde. In zijn wereld werden ‘bedrijfsongevallen’ niet vergeven. Irina Murray reed vol gas de Metrobrug over de Dnjepr over en sloeg toen rechts af langs de rivier, die nauwelijks in de mist te zien was.

Vervolgens sloeg ze een weg in die kronkelend door de heuvels van het Khresjatikpark naar het centrum van de stad liep. In Kiev ging je onophoudelijk omhoog en omlaag. Er waren meer heuvels dan in Rome.

‘Gaan we naar Hotel Dnjepro?’ vroeg Malko.

Irina Murray schudde haar hoofd. ‘Nee, we hebben u ondergebracht in het Premier Palace, aan de Tarass-Sevtsjenko. Het beste hotel van de stad.’

Het verkeer werd steeds drukker en ze passeerden verscheidene auto’s met oranje linten aan hun portieren. Sommige voorbijgangers droegen sjaals of petten in dezelfde fel oranje kleur als de minirok van Irina Murray. Dit was een teken van steun voor de ‘oranjerevolutie’ van de volgelingen van Viktor Joesjtsjenko, de prowesterse presidentskandidaat. Hoe dichter ze het centrum naderden, hoe meer oranje ze zagen. Na het Europaplein nam Irina Murray de Khresjatiklaan, de Champs-Elysées van Kiev, tot ze plotseling moest remmen. Malko zag voor hen een zee van oranje tenten en op de Maidan Nezhalevnosti, het Onafhankelijkheidsplein, verdrong zich een dichte menigte.

Voor de televisieschermen die aan steigers hingen, stond een enorme kerstboom met knipperlichtjes. Overal hingen oranje vaandels en luidsprekers braakten Oekraïense folkloristische muziek uit. De jonge vrouw vloekte sissend en kreunde. ‘Dat was ik vergeten,’ gromde ze. ‘De Maidan is altijd versperd. Ze hebben gezegd dat het zo zal blijven tot Viktor Joesjtsjenko president van Oekraïne is. Een eindelijk vrij Oekraïne,’ voegde ze er met trots in haar stem aan toe.

Ze reden terug en op het Europaplein reed Irina Murray een boulevard op die steil omhoogliep. Overal hingen stukken oranje stof uit de ramen, als getuigenis dat de hele stad achter Viktor Joesjtsjenko stond. ‘Hoe gaat het met Viktor Joesjtsjenko?’ vroeg Malko.

Het gezicht van Irina Murray betrok. ‘Zijn hele gezicht is opgezwollen en zit onder de puisten. Vreselijk. Hij was zo’n knappe man Maar hij houdt de moed erin.’

Drie maanden geleden, op 8 september 2004, was Viktor Joesjtsjenko met vreemde symptomen in het ziekenhuis in Kiev opgenomen. Hij was presidentskandidaat in een verkiezingsstrijd tegen een andere Viktor, minister-president Ianukovitsj, die werd gesteund door het Kremlin en de Russisch gezinde partij van de Oekraïne, vooral in het oosten en zuiden van het land. De Oekraïense artsen hadden een ernstige virale leverontsteking geconstateerd. Dat kwam zijn tegenstander goed van pas: op 31 oktober had Joesjtsjenko tijdens de eerste ronde van de verkiezingen een grote voorsprong genomen, ondanks verkiezingsfraude. De toenmalige president, Leonid Koetsjma, ook een vazal van Moskou, een steenrijke en tot op het bot corrupte politicus, steunde de andere kandidaat, Viktor Ianukovitsj, de man van Donetz, de grote industrieel van het Oostblok. Vier dagen nadat de Oekraïense artsen hun diagnose hadden gesteld, verslechterde zijn toestand. Viktor Joesjtsjenko was op het vliegtuig naar Wenen gestapt, om zich daar te laten onderzoeken. Hij werd meteen in een privékliniek opgenomen, het Rudoiphiner Haus. De Oostenrijkse artsen hadden hem onderzocht en hadden in zijn bloed een giftige stof gevonden die ze niet konden thuisbrengen. Toen Joesjtsjenko enkele dagen later terugkeerde uit Wenen, zag hij eruit als een monster, een soort Elephant Man. Zijn gezicht was bedekt met grote zwellingen en bruine vlekken. Op de staatstelevisie werd gemeld dat hij bedorven sushi had gegeten, maar in de kringen rond de presidentskandidaat hield men het erop dat hij was vergiftigd. Toch weigerde de procureur-generaal van Oekraïne, Guennadi Vassiliev, onderzoek te laten uitvoeren. Zogenaamd omdat de ziekte van Viktor Joesjtsjenko een natuurlijke oorzaak had…

De tweede verkiezingsronde had op 21 november plaatsgevonden, met als enige kandidaten een verzwakte Viktor Joesjtsjenko en een krachtige Viktor Ianukovitsj. De peilingen hadden Joesjtsjenko een grote voorsprong gegeven, maar tegen alle verwachtingen in had de man uit het oosten gewonnen! Tot grote woede van alle internationale waarnemers, die talloze grove fraudes ten gunste van Viktor Ianukovitsj hadden geconstateerd. Geschokt waren de partizanen van de ‘oranjerevolutie’ overal als slakken na de regen tevoorschijn gekomen, vastbesloten zich niet meer weg te laten jagen. In Kiev hadden tienduizend van hen het Onafhankelijkheidsplein en de Khresjatikboulevard bezet, zich met tentdoeken tegen de kou en de regen beschermend. Het leger en de milicija hadden geweigerd hen met geweld te verdrijven.

Deze demonstraties hadden tot gevolg gehad dat alle landen, op Rusland na, hadden geweigerd de gemanipuleerde verkiezingsuitslag te erkennen. Aangemoedigd door het verzet van zijn volgelingen, had Viktor Joesjtsjenko vervolgens bekendgemaakt dat hij was vergiftigd, ofwel met de bedoeling hem te doden of hem ervan te weerhouden aan zijn verkiezingscampagne te werken. Hij had verteld dat zijn problemen waren begonnen op de dag na een diner met de twee belangrijkste leiders van de SSU, de Oekraïense inlichtingendienst, in de datsja van een van hen.

Het deed denken aan de ‘tsjekisten’, de goede, oude KGB, die al dertig jaar eerder Oekraïense dissidenten vergiftigde, zoals de nationalist Stepan Bandera, in München.

Het Weense laboratorium waarin zijn bloed was onderzocht, kwam toen met een diagnose: Viktor Joesjtsjenko had een enorme dosis dioxine binnengekregen, een industrieel gif, en men wist niet wat de gevolgen op de lange termijn zouden zijn, ook al had hij de eerste klap overleefd.

Malko had het verhaal in de Oostenrijkse pers gevolgd en hij was niet erg verbaasd geweest. Hij wist dat Vladimir Poetin allesbehalve een democraat was en er niet voor terugdeinsde een tegenstander van het Kremlin te vergiftigen.

Malko wist ook dat de Verenigde Staten via verscheidene kanalen veel hadden geïnvesteerd in een ‘desovjetisatie’ van Oekraïne. Zijn werkgever, de Central Intelligence Agency, was een van die kanalen. Dat verklaarde waarschijnlijk waarom het kantoor in Wenen hem naar Kiev had gestuurd.

Irina Murray kwam uit op het Bessarabiaskaplein en reed de Tarass-Sevtsjenkoboulevard op, waarbij ze een reusachtig standbeeld van Lenin passeerden. Rechts lag de Khresjatikboulevard, die schuilging onder een zee van doeken. Milicija’s in uniformen van zwart leer leidden kalm het verkeer om.

‘Kijk!’ zei de jonge vrouw plotseling, en ze wees naar de stoep.

Malko zag een oude vrouw met een enorme bril op, die een prachtige Siamese kat aan een riempje uitliet. Het dier had een oranje sjaal om zijn nek, waar hij telkens over struikelde. ‘Zelfs de katten stemmen op Joesjtsjenko,’ zei Irina Murray opgetogen.

Ze reden de brede Tarass-Sevtsjenkoboulevard op, die bestond uit twee banen die werden gescheiden door een breed grasveld. Toen ze de universiteit waren gepasseerd, reed Irina Murray een parallelweg op, tot ze voor een gemoderniseerd gebouw stopte. Voor de deur stond een portier in een operette-uniform.

‘Dit is het Premier Palace,’ zei de jonge vrouw. ‘We laten uw bagage achter en dan gaan we naar de ambassade.’

‘Staat die nog op dezelfde plaats?’

‘Ja,’ beaamde Irina Murray. ‘Maar hij wordt wel beter bewaakt.’

Een ongelukkig toeval wilde dat het gebouw waarin de Amerikaanse ambassade was gevestigd — een bescheiden hotel op de Kotsubinskogostraat — de vroegere zetel van de Oekraïense communistische partij was.


Toen ze op de Kotsubinskogo Ulitza aankwamen, passeerden ze een Mercedes 560 met oranje linten aan alle portieren. Meteen lachte Irina triomfantelijk. ‘Weet u, vroeger werd Joesjtsjenko alleen maar door boeren gesteund. Nu sluiten de oligarchen zich ook bij hem aan. Dat is een goed teken.’

Militieleden controleerden de auto’s aan het begin van de straat die omhoogliep naar de Amerikaanse ambassade, een geel gebouw van drie verdiepingen, dat midden in een tuin lag die werd omgeven door een groen hek. Het enige opvallende was een enorme ‘schotel’ van drie meter doorsnede, die als een surrealistische boom in de tuin stond. Tegenover de ambassade lag een park, dat in deze tijd van het jaar verlaten was. In deze rustige wijk op een van de talloze heuvels van Kiev leek de wereld van politiek gekonkel ver weg… Irina parkeerde de BMW in het afgesloten gedeelte van de straat en ging Malko voor, nadat ze de geheime code had ingetoetst waarmee het hek openging. Ze groette de twee mariniers die op wacht stonden. De ambassade was vrij klein. Ze namen de lift naar de tweede verdieping. De jonge vrouw opende een deur en keek om naar Malko: ‘Meneer Redstone is in bespreking met zijn adjudant. Komt u mee.’

Ze liepen het secretariaat door naar het ernaast liggende kantoor. Twee mannen in overhemdsmouwen zaten aan een grote tafel die vol met papieren lag. Aan de muren hingen kaarten waarop vreemde symbolen waren aangebracht. De oudste van de twee mannen stond op: hij zag eruit als een Italiaan, met zwart, achterovergekamd haar en een langwerpig gezicht. Hij schudde langdurig Malko’s hand. ‘Donald Redstone, ik ben blij dat u er bent,’ zei hij. ‘Dit is mijn adjudant, een voormalig marineman, John Muffin.’

John Muffin had een vierkante kaak, een directe blik, maar hij straalde iets ondefinieerbaars uit. Het duurde even voordat Malko begreep wat hem opviel: hij had iets zachts in zijn ogen… Met zijn iets te nadrukkelijke bewegingen was het duidelijk dat John Muffin homoseksueel was.

‘Ik neem aan dat u weet waarom u in Kiev bent?’ vroeg hij. Malko glimlachte. ‘Ik denk dat het te maken heeft met de vergiftiging van Viktor Joesjtsjenko.’

‘Inderdaad.’

‘Is het daar niet een beetje laat voor?’

De Amerikaan glimlachte minzaam. ‘Dat ligt eraan. Om te beginnen: weet u wat er precies is gebeurd?’

‘Nee,’ moest Malko bekennen. ‘Ik heb niet alle details gelezen.’

‘Goed. Gaat u zitten. U weet dat operatie-Oekraïne al heel lang op de agenda van president George Bush staat…’

‘Wat voor operatie-Oekraïne?’

‘De overstap naar het Westen,’ legde de Amerikaan uit. ‘Het ziet er zo mooi uit, maar ook al heeft Oekraïne zich in 1991 van Rusland afgescheiden, de politieke bovenlaag blijft Moskou trouw en de SBU moet constant kiezen tussen hun onderworpenheid aan het Kremlin en hun banden met de lokale maffia. Ze hadden het zo druk met het plunderen van het land, dat ze onze operatie niet hebben opgemerkt. We hebben sinds 2002 een heleboel tijd en geld in Viktor Joesjtsjenko gestoken. Via non-gouvernementele organisaties en de diaspora van Oekraïners in de Verenigde Staten en Canada hebben we hem in het geheim hulp geboden.’

‘Met welk doel?’

‘Oekraïne losweken van het Russische imperium,’ legde het districtshoofd zonder enige terughoudendheid uit. ‘Eerst moesten we maar zien hoe het zou aflopen. Viktor Joesjtsjenko was weliswaar een goede kandidaat, maar hij had het hele staatsapparaat van Leonid Koetsjma als tegenstander. En die had het Kremlin achter zich staan. Hij wist dat hij een heleboel zou verliezen als Joesjtsjenko zou worden gekozen. Door de verkiezingen naar zijn hand te zetten, zou hij hem kunnen uitschakelen. Maar de agenten van de Russische FSB in Kiev en de factie van de SBU die achter Moskou stond, hebben aan het begin van de afgelopen zomer aan de alarmbel getrokken.’

‘Wat is er dan gebeurd?’

‘De oranjerevolutie van Joesjtsjenko had zich over het hele land verspreid. Zijn tegenstanders werden bang. In juli, toen ze op vakantie op de Krim waren, hebben ze de “Kamazcoup” proberen te plegen.’

‘Wat is dat?’

‘Een vrachtwagen heeft geprobeerd de auto van Viktor Joesjtsjenko een ravijn in te rijden. Het scheelde maar weinig. In het Kremlin werd men zich bewust van het gevaar. Toen de resultaten van de eerste ronde bekend werden, was het nog erger dan ze hadden verwacht. Ondanks de fraude stond Joesjtsjenko even hoog als zijn tegenstander. Ze moesten dus iets doen. Toen hebben ze in september geprobeerd Joesjtsjenko met dioxine te vergiftigen.’

‘Hoe hebben ze dat gedaan?’ vroeg Malko nieuwsgierig. ‘Heel eenvoudig,’ zei de Amerikaan. ‘Op 5 september heeft een goede bekende van Viktor Joesjtsjenko, David Svaniya, een diner georganiseerd met de twee leiders van de SBU, Igor Smesjko en zijn adjudant, Vladimir Satsyuk. Het vond plaats in de datsja van de adjudant. De bedoeling van het diner was duidelijk te maken dat de SBU zich tijdens de komende verkiezingen neutraal zou opstellen. Er was afgesproken dat Viktor Joesjtsjenko alleen met David Svaniya zou komen. Zonder de man van zijn beveiligingsdienst, Evgueni Tsjervanienko. Ze hebben met zijn vieren gegeten en meteen de volgende dag kreeg Joesjtsjenko al verontrustende symptomen: overgeven, duizeligheid, hartkloppingen. Eerst begrepen ze niet wat er aan de hand was. Evgueni Tsjervanienko is bij me geweest en heeft me verteld dat hij in juli al had gehoord over een poging Viktor Joesjtsjenko te vergiftigen. Trouwens, wanneer hij buitenshuis at, verwisselde Tsjervanienko meestal het bord van de kandidaat met het zijne, of met dat van een andere aanwezige. Helaas was hij er die avond niet bij om het te kunnen doen.’

Malko kon een glimlach niet onderdrukken. ‘Dat is toch ongelooflijk! Vergiftigd na een diner met de twee leiders van de SBU. Alles open en bloot.’

‘Helaas liggen de zaken niet zo simpel,’ verzuchtte de Amerikaan. ‘Smesjko heeft onmiddellijk contact met me opgenomen om me te bezweren dat hij nergens van afwist. En ik geloof hem, want hij heeft ons altijd gesteund. Dat geldt niet voor zijn adjudant, Vladimir Satsyuk. Hoewel die ook blijft beweren dat hij onschuldig is.’

Wat is er precies gebeurd?’

‘Tijdens het diner kreeg iedereen een bord langoustines die al in de keuken waren klaargemaakt. Iemand heeft dioxine over het bord van Joesjtsjenko gestrooid, een dosis die tienduizend keer hoger was dan wat een menselijk lichaam aankan, namelijk één picogram. De artsen schatten dat Viktor Joesjtsjenko een dosis van tussen de één en tien gram heeft gekregen. Dat heeft bij hem een enorm agressieve reactie in zijn huid veroorzaakt, om maar te zwijgen over de schade aan zijn lever, zijn alvleesklier en zijn wervelkolom.’

Nieuwsgierig vroeg Malko: ‘Kon de dioxine hem niet ter plekke doden?’

‘Nee, zelfs niet met een grote dosis.’

‘Waarom hebben ze dan geen cyaankali of iets dergelijks gebruikt?’

De Amerikaan schudde zijn hoofd. ‘Dat hebben we ons natuurlijk ook afgevraagd. Maar het zou te erg voor woorden zijn geweest wanneer hij in datsja nummer twee van de SSU dood zou zijn neergevallen. Bovendien denk ik dat ze hem niet wilden vermoorden, alleen onmogelijk maken dat hij campagne zou voeren. Of ze hebben zich in de dosis vergist.’

‘Wie zijn “ze”?’

Donald Redstone aarzelde geen seconde. ‘Poetin, of iemand uit zijn directe omgeving. Zodra het nieuws over de vergiftiging bekend werd, beweerde Vladimir Poetin dat het leugens waren die door militanten van de oranjerevolutie waren verspreid en dat Joesjtsjenko gewoon griep had. Maar intussen zijn we heel wat meer te weten gekomen. We denken dat we het spoor terug hebben kunnen volgen. De verantwoordelijke persoon is een nauwe medewerker van Vladimir Poetin, een zekere Gleb Pavlovski. Hij is meer dan eens in Oekraïne geweest en hij onderhoudt nauwe contacten met de officiële afgezant van. Poetin in de Oekraïense regering. Die trekt ook op met de nummer twee van de SBU, Vladimir Satsyuk, bij wie het diner plaatsvond waarbij Viktor Joesjtsjenko is vergiftigd.’

‘U weet dus alles al,’ merkte Malko op.

De Amerikaan keek hem spottend aan. ‘Allemaal vermoedens, zonder enig bewijs. Daar hebben we niets aan, want iedereen ontkent.’

‘Wanneer Joesjtsjenko wint,’ zei Malko, ‘komen de tongen los en kunnen we het spoor volgen. Maar wat heeft het voor zin? Deze aanslag zou toch niets aan het verloop van de verkiezingen hebben veranderd.’

‘Inderdaad,’ gaf Donald Redstone toe. ‘Het hooggerechtshof heeft zojuist de tweede ronde van de verkiezingen ongeldig verklaard en er komt een derde ronde op 26 december. Het is vrijwel zeker dat Joesjtsjenko zal winnen. Hij is enorm populair. Deze vergiftiging heeft hem uiteindelijk geen windeieren gelegd.’

‘Dan is alles dus in orde,’ zei Malko.

‘Op één detail na,’ verbeterde het districtshoofd hem. ‘De strijd is nog maar net begonnen. Vladimir Poetin is te laat ontwaakt, maar hij zal nu alles op alles zetten om te voorkomen dat Oekraïne onder Westerse invloed komt te staan.’

‘Bent u bang voor een nieuwe aanslag op Joesjtsjenko?’

‘Dat is niet onmogelijk,’ gaf Donald Redstone toe. Ianukovitsj heeft een hoop medestanders in de regering en de vijanden van Joesjtsjenko zijn erg machtig. Een aanslag van binnenuit zou het Kremlin geen schade berokkenen, integendeel.’

‘Joesjtsjenko blijft toch op zijn hoede?’

‘Natuurlijk, maar je kunt niet alles voor zijn. Ik denk dat de beste garantie voor hem is het leven er niet bij in te schieten en te proberen elke aanslag te voorkomen. Daarom heb ik u naar Kiev laten komen.’

Malko keek hem nieuwsgierig aan. ‘Hoe kan ik in mijn eentje Viktor Joesjtsjenko beschermen?’

‘Op twee manieren,’ legde de Amerikaan uit. ‘Om te beginnen hebben we enkele sporen, die we kunnen volgen om achter de daders van de vergiftiging te komen. We weten dat het Kremlin erachter zit. Als we bewijzen kunnen verzamelen, hebben we Poetin in de tang. Zelfs hij kan het zich niet veroorloven dat zijn gekonkel bekend wordt. Hij zou zijn imago als democraat verliezen, en daar hecht hij juist erg aan.’

‘Daar hebt u zelf toch wel de juiste mensen voor?’ merkte Malko glimlachend op. ‘Het kantoor is hier goed vertegenwoordigd.’

‘Ja en nee. We hebben analisten, lobbyisten en mensen bij de NGO’S, maar geen case officer die bewijzen kan verzamelen. En we willen de Verenigde Staten hier niet bij betrekken. Daar zouden onze tegenstanders van profiteren door met een beschuldigende vinger naar ons te wijzen, en dat werkt averechts. We kunnen Rusland niet beschuldigen vanwege hun bemoeienissen met de Oekraïense verkiezingen wanneer bekend wordt dat wij hetzelfde doen. Ik wil dus een geheim onderzoek laten uitvoeren door iemand die geen Amerikaan is. Ik weet dat u Oekraïne goed kent. Enkele jaren geleden hebt u hier een operatie op briljante wijze afgerond.’

‘Zeker,’ gaf Malko toe, ‘maar de man die mij toen heeft geholpen, Vladimir Sevtsjenko, woont niet meer in Kiev. Bovendien zijn de omstandigheden flink veranderd.’

De Amerikaan liet zich niet uit het veld slaan. ‘Ik heb het volste vertrouwen in u. De tijd dringt. Het is een race tegen de klok, want de tsjekisten, die dit op hun geweten hebben, zijn al begonnen grote schoonmaak te houden. Het is voor hen van vitaal belang iedereen uit te schakelen die de vergiftiging van Viktor Joesjtsjenko in verband zou kunnen brengen met de Russische machthebbers. We vermoeden dat er al een ploeg Oekraïense of Russische moordenaars in het land is om het vuile werk op te knappen. Zij zijn degenen met wie u waarschijnlijk te maken zult krijgen. Ik ben er vrijwel zeker van dat ze al weten dat u in het land bent. Dus…’

Hij maakte zijn zin niet af. Malko keek door het raam naar de grijze lucht. Het begon hem duidelijk te worden waarom de CIA hem had weggerukt uit zijn heerlijke kasteel in Liezen en bij zijn verloofde, de prachtige Alexandra vandaan. Opnieuw werd hij opgezadeld met een onmogelijke opdracht. ‘Hebt u al ontdekt wie het gif heeft toegediend?’ vroeg hij. ‘Misschien kan ik daar beginnen.’

‘Zeker,’ beaamde Donald Redstone, terwijl hij opstond. ‘We praten er tijdens de lunch verder over.’

Загрузка...