20

Nikolai Zabotine voelde zich net een vuurtorenwachter, alleen in de verlaten Russische ambassade, op de twee agenten van de FSB na, die voor de beveiliging zorg droegen en ergens op de begane grond zaten te dommelen. Hij keek voor de twintigste keer op zijn horloge. De teerling was geworpen, hij kon de loop van de gebeurtenissen niet meer veranderen. Het laatste bericht dat hij had ontvangen, bevestigde dat alles liep zoals voorzien. Helaas restte alleen nog de ongrijpbare agent, die erin was geslaagd Alexander Peremogy uit te schakelen.

Hij probeerde zijn aandacht te richten op het scherm van een klein televisietoestel, waarop een verslag werd gegeven van de gebeurtenissen op het Onafhankelijkheidsplein. Ondanks de kou hadden duizenden volgelingen van Joesjtsjenko zich daar verzameld, een oranje tapijt dat van het Ukrainia tot aan de andere kant van het plein golfde. Hij glimlachte spottend. Als alles goed ging, zou die menigte het over enkele uren uitschreeuwen van woede en verdriet en kon hij terug naar Moskou gaan.


‘We moeten die man in het rode T-shirt vinden,’ zei Evgueni Tsjervanienko. ‘We kammen alle zalen uit. Ik zal in Podol patrouilles erop uit sturen om de auto met de moordenaars te onderscheppen.’

‘Hoe laat komt Joesjtsjenko?’ vroeg Malko.

‘Tegen één uur vannacht, maar misschien wordt het later.’ Irina kwam het kantoor binnen en liet zich doodmoe in een stoel zakken. ‘Ik ga dood! Je kunt je nauwelijks bewegen en het is er bloedheet.’

Ze sloeg haar benen over elkaar en Malko zag vluchtig een strook huid boven haar kousen. Zo ook Evgueni Tsjervanienko, en hij wendde verlegen zijn blik af. ‘Kom mee,’ zei hij tegen Malko.

Ze begonnen op de begane grond. Het was nog geen tien uur, maar de mensen stonden in de rij voor het magneetpoortje. Er heerste een opgetogen stemming. Malko en Tsjervanienko gingen vervolgens naar de eerste verdieping. Je kon er bijna geen stap verzetten, de gasten stonden zo dicht op elkaar gedrukt, dat er bijna geen doorkomen aan was. Na een halfuur hadden ze nog steeds geen jongen in een rood T-shirt met een portret van Viktor Joesjtsjenko gezien.

‘Laten we het op de tweede verdieping proberen.’

De tweede verdieping was als cafetaria ingericht, met lange tafels op schragen, die vol stonden met eten en drinken. Daar was het ook druk en tussen de twee verdiepingen was het een komen en gaan van mensen. Een voor een bekeken ze de aanwezigen.

Het was Malko die midden in de zaal iemand in een rood T-shirt zag. Toen hij dichterbij kwam, zag hij een portret van Viktor Joesjtsjenko op de borst. Dat was de handlanger van de moordenaars waar de agent van de ÍÞË het over had gehad, een blonde jongen met lang haar, die Krimchampagne uit een fles stond te drinken. Evgueni Tsjervanienko keek kwaad zijn kant op. ‘Ik wil hem maar wat graag mee naar mijn kantoor nemen en zijn verraderskop in elkaar slaan.’ Gezien zijn kracht, bestond de kans dat hij weinig van hem heel zou laten. Malko kalmeerde hem. ‘Wacht, het is nog te vroeg. Het zou het mooist zijn wanneer we de moordenaars kunnen oppakken wanneer ze binnen zijn.’

‘Daar zal ik voor zorgen,’ gromde de Oekraïner. ‘Hou hem in de gaten.’

‘Dat hoeft niet,’ zei Malko. ‘We weten nu wie hij is. Als we te dicht bij hem in de buurt blijven, zal hij ons zien. We pakken hem later wel op.’

Op de begane grond gingen ze ieder zijns weegs. Malko keerde terug naar het kantoor van het hoofd van de veiligheidsdienst en Tsjervanienko zelf ging naar buiten. Irina had zich in een leren stoel laten zakken en had haar benen heel hoog over elkaar geslagen. Malko voelde een aangename prikkeling onder in zijn buik.

‘Wat gaan we doen?’ vroeg de jonge vrouw terwijl ze opstond.

‘Voorlopig wachten we af.’

Door de wanden van het kantoor drong een feestelijk kabaal. Het hele gebouw leek te schudden als een schip op een dronken rivier. ‘Ik hou hiervan,’ zei Irina met een aangedane stem. ‘Het is… opwekkend.’

Malko begreep dat ze ‘opwindend’ had willen zeggen. Hij keek de jonge vrouw recht aan en zag een vrolijke, maar tevens sensuele gloed in haar ogen. Ze stonden nog geen meter van elkaar. Plotseling opende Irina de enige knoop van het jasje van haar zwarte mantelpakje, zodat het openviel, en onthulde haar goed gevulde beha. Ze kwam naar Malko toe en legde haar handen op zijn borst. ‘Kom,’ fluisterde ze, ‘deze feeststemming laat me niet koud. Het wordt tijd voor revolutie.’

‘Maar die is al begonnen,’ verbeterde Malko haar. ‘Alle mensen hier doen mee aan de revolutie.’

Het was of er pure adrenaline door zijn aderen stroomde, en toch had hij nog maar enkele uren geleden de liefde met deze vrouw bedreven. Ze drukte zich met haar hele lichaam tegen hem aan.

‘Evgueni komt dadelijk terug,’ zei hij manmoedig. ‘Het is zijn kantoor.’

Irina leek hem niet te horen. ‘Neuk me,’ fluisterde ze. ‘Hier op het bureau. Daar verlang ik naar.’

Zonder op Malko’s antwoord te wachten, liep ze naar de deur, draaide de sleutel om, liep terug en leunde achterover tegen het bureau, haar benen zo ver geopend als de strakke rok van het mantelpakje het toeliet. Ze pakte hem beet en trok hem omhoog, bijna tot op haar buik, zodat ze zich gemakkelijker kon bewegen.

Hij had halfdood moeten zijn om niet op deze uitnodiging in te gaan. Malko legde zijn hand boven op haar dijen. Haar string was warm en vochtig. Irina hoefde hem niet lang te strelen om hem zo hard als staal te maken. Zonder haar string uit te trekken, duwde hij de stof opzij en drong in haar. Irina liet zich op het bureau zakken en klemde haar in zwarte kousen gehulde benen om Malko’s heupen. Met achteroverhangend hoofd, haar rug op de papieren van Evgueni Tsjervanienko, begeleidde ze elke stoot van Malko met een opgetogen kreet. Die zag al snel hoe haar gezicht verstrakte, en ze slaakte een rauwe kreet toen hij in haar klaarkwam.

Hun samenzijn had slechts drie minuten geduurd, maar Malko was versuft van genot, zo intens was het geweest. Even hadden ze het lawaai om zich heen buitengesloten. Ze maakten zich van elkaar los. Irina zette haar voeten op de grond, trok haar rok recht en deed onzeker enkele stappen. ‘Ik kan niet meer op mijn benen staan,’ zei ze nog nahijgend. ‘Ik ben nog nooit zo heftig klaargekomen.’

Malko draaide de sleutel weer om en ze hadden hun kleren nog maar net op orde gebracht, toen Evgueni Tsjervanienko binnenkwam.

‘Twee auto’s van ons rijden rond door de wijk,’ zei hij. ‘Ze waarschuwen me als het zover is. Hier niets nieuws? Waar is die verrader?’

‘Waarschijnlijk nog waar hij daarnet was,’ zei Malko, die gedurende enkele minuten de jongen in het rode T-shirt was vergeten.

Toen hij Irina aankeek, zag hij geschrokken dat ze het jasje van haar mantelpakje nog niet had dichtgedaan. Hij waarschuwde haar met een veelzeggende blik en snel verborg ze het zicht op haar volle borsten.


Evgueni Tsjervanienko kwam het kantoor binnen en riep: ‘Gelukt, we hebben ze gevonden! Op de Illinska. Een oude Volga met het nummer dat u hebt genoemd. Ze zijn inderdaad met zijn vieren. Een ploeg van ons volgt hen nu. Wanneer ze stoppen, pakken we ze op.’

‘Nee,’ stelde Malko voor, ‘laat ze binnenkomen. We volgen ze wanneer hun kameraad hen het gebouw binnenlaat. We weten wat ze van plan zijn. Zolang Joesjtsjenko nog niet op het podium staat, hebben we niets te vrezen. We blijven bij hen in de buurt, klaar om in te grijpen.’


Evgueni Tsjervanienko was slechts half overtuigd. ‘Ik zou geruster zijn wanneer we die schoften nu meteen zouden uitschakelen,’ gromde hij.

‘Ze hebben nog niets gedaan,’ bracht Malko daartegenin. ‘Als we hen op heterdaad betrappen, kunnen we hen aan het praten krijgen en erachter komen wie hen heeft gestuurd.’

‘Goed,’ verzuchtte de Oekraïner, ‘dan doen we het zo. Maar bid tot God dat er niets gebeurt.’

‘Ik hou de jongen met het rode T-shirt in de gaten,’ stelde Malko voor. ‘Hij zal dadelijk wel naar beneden gaan om voor zijn vrienden open te doen.’

Samen met Irina mengde hij zich onder de drukke menigte onder aan de trap. Tien minuten later zag hij de blonde jongen met het rode T-shirt naar beneden komen, waarna hij de gang op de begane grond in liep. Malko ging niet meteen achter hem aan, maar vijf minuten later schoot zijn hartslag omhoog: de jongen in het rode T-shirt kwam terug, gevolgd door vier grote mannen die allemaal oranje sjerpen, mutsen en badges droegen! Ze zagen eruit als moordenaars, met harde gezichten. Malko zag dat ze achter elkaar de trap op liepen en zich onder de andere bezoekers mengden. De blonde jongen volgde als laatste. Zodra ze waren verdwenen, ging Malko naar het kantoor van Tsjervanienko. ‘Ze zijn er,’ zei hij.


De opwinding steeg met de minuut. De eerste resultaten verschenen op de twee televisieschermen die aan beide kanten van het podium hingen.

Om kwart voor één had kandidaat Joesjtsjenko een voorsprong met 62,16 procent van de stemmen, tegen 33,35 procent voor zijn tegenstander Ianukovitsj.

De menigte schreeuwde het uit. Mensen zwaaiden met champagneflessen, anderen met sjerpen en mutsen. En ze schreeuwden: ‘Joesjtsjenko, tak!’. Het was een gekkenhuis. Alleen de held van de dag ontbrak nog. Malko stond links van het podium, door de menigte tegen Irina aan gedrukt, en hij observeerde twee van de moordenaars, die niet ver bij hem vandaan door de menigte liepen. Zij applaudisseerden ook telkens. Irina boog zich naar hem toe: ‘Zulke resultaten zijn onmogelijk!’

De schermen gingen uit en drie personen met maskers van Vladimir Poetin, Leonid Koetsjma en Viktor Ianukovitsj voerden op het podium een sketch op waar iedereen om bulderde van het lachen. Malko keek zenuwachtig op zijn Breitling: vijf voor een. Viktor Joesjtsjenko zou niet lang meer op zich laten wachten. De sfeer werd steeds geladener.

Toen zag hij de grote gedaante van Evgueni Tsjervanienko door de massa zijn kant op komen. ‘Ik kom net bij de nieuwe president vandaan,’ zei het hoofd Beveiliging. ‘Hij wil dat die lui worden opgepakt, zodat zijn rede niet door incidenten wordt verstoord. Vergeet niet dat er televisiecamera’s uit de hele wereld aanwezig zijn. Ik moet doen wat hij zegt. Mijn mannen zijn gewaarschuwd. Ik zal me zelf met die verrader bezighouden…’

Hij verdween de menigte weer in. Enkele minuten later zag Malko een half dozijn bewakers ter grootte van flinke klerenkasten opduiken. Binnen een oogwenk hadden ze de twee mannen vlak bij Malko omsingeld. Er volgde een korte strubbeling en toen werden ze meegevoerd, vrijwel zonder dat ze de grond nog raakten. Alleen de mensen vlak om hen heen hadden iets abnormaals opgemerkt.

Malko zag een korte schermutseling aan de andere kant van het podium, waarna alles weer normaal was.

Op dat moment klom Alexander Vitsjenko, de campagneleider van Viktor Joesjtsjenko, op het podium, pakte de microfoon en zei: ‘We hebben gewonnen!’

Het juichen was oorverdovend, hij kon zich nauwelijks verstaanbaar maken. ‘De president is opgehouden. Heb geduld.’ Malko trok Irina aan haar arm. ‘We gaan beneden kijken hoe het daar gaat.’


Het bloed zat op de muur van het kantoor van Evgueni Tsjervanienko. Dat van de blonde jongen met het rode T-shirt. Toen Malko de ruimte binnenkwam, tilde het hoofd Beveiliging hem net met zijn linkerhand van de grond om met zijn rechtervuist datgene wat nog over was van het gezicht van de ‘verrader’ te verpletteren. Als een voorhamer. Van zijn neus was niets over, zijn wenkbrauwen waren weggescheurd en zijn lippen opengebarsten. Het bloed stroomde langs zijn nek en over zijn T-shirt. De blonde jongen gaf geen enkel teken van leven meer.

Evgueni gaf hem nog een laatste klap met zijn enorme vuist, die dwars door zijn hoofd heen leek te gaan, en draaide zich toen naar Malko om. ‘Die schoft heeft bekend. Hij heeft er twintigduizend hrivna voor gekregen.’

Hij liet de blonde jongen los, die als een slappe lappenpop op de grond viel.

Irina was lijkbleek en mompelde: ‘Bolsjemoi.’

‘U vermoordt hem nog,’ zei Malko. ‘Laat hem met rust.’

‘Tak,’ gromde Evgueni Tsjervanienko, en hij gaf het lichaam op de grond een laatste, enorme trap. De jongen kreunde zelfs niet meer.

De Oekraïner deed een stap naar Malko en klemde hem in zijn krachtige armen. Hij drukte hem uit alle macht tegen zich aan en Malko voelde zijn ribben kraken. ‘U hebt de president gered!’ zei de ander, met door emoties verstikte stem. Malko zag portefeuilles, geld en vier korte dolken op de tafel liggen, waarvan de heften met elastiek waren omwikkeld. Wapens van beroepsmoordenaars. Evgueni Tsjervanienko pakte er een in zijn ene hand en een vel papier in zijn andere. Daarna sneed hij het papier moeiteloos in tweeën. Het lemmet was vlijmscherp.

‘Ze hadden er allemaal een,’ zei hij somber. ‘Kom mee.’ Malko volgde hem naar de kamer ernaast. De vier mannen lagen met samengebonden enkels plat op hun buik op de grond, hun polsen op hun rug gebonden. Evgueni Tsjervanienko liep naar een van hen en gaf een harde trap tegen zijn hoofd. ‘Dit is de leider. Hij heet Bulakh.’

‘Wie zijn ze?’

‘Voormalige berkut, nu werkloos. Ze zijn gerekruteerd door een man van wie ze alleen zijn voornaam kenden, en die zal wel vals zijn geweest: Vlad. Ze weten niet of hij een Rus of een Oekraïner is. Hij had ieder honderdduizend hrivna beloofd wanneer ze Joesjtsjenko zouden vermoorden.’

‘Maar daarna zouden ze vast en zeker worden opgepakt.’

‘Natuurlijk, maar wanneer Joesjtsjenko er niet meer was, zouden ze over een paar maanden stilletjes worden vrijgelaten.’

Ze liepen terug naar het kantoor. Irina zat neergehurkt bij de blonde jongen en veegde het bloed uit zijn gezicht. Evgueni Tsjervanienko zei: ‘Maak je handen niet vuil aan dat uitschot en kom mee de overwinning vieren. Wanneer de president het me niet had verboden, had ik alle botten in zijn lichaam gebroken.’

Hij was al een flink eind op weg… Triomfantelijk haalde de Oekraïner een fles Franse champagne uit een koelkast, Taittinger Comtes de Champagne Blanc de Blancs, en zwaaide ermee onder Malko’s neus. ‘Die had ik voor het einde van de avond bewaard, maar laten we hem nu maar alvast opdrinken.’ De kurk schoot van de fles en ook al hadden ze alleen kartonnen bekertjes, de belletjes prikkelden net zo fijn.

‘Op de vrijheid!’ riep Evgueni Tsjervanienko. ‘Op het nieuwe Oekraïne. Moge God Viktor Joesjtsjenko beschermen.’


Nikolai Zabotine verbrak met een opgetogen gevoel de verbinding. Hij was zojuist gebeld door een van zijn agenten in de oranje menigte in het hoofdkwartier van Viktor Joesjtsjenko en wat hij te horen had gekregen, had in één klap al zijn bezorgdheid doen verdwijnen. Alles was precies gegaan zoals hij had verwacht.

Hij stond op, haalde een fles Stolychnaja uit de kleine koelkast en schonk een glas in, dat hij in één keer leegdronk.

De alcohol gaf een goed, warm gevoel. Daarna sloot hij zijn kantoor af en liep naar het parkeerterrein. Achter het stuur van een zware, grijze BMW met Oekraïense nummerborden reed hij in de richting van de wijk Podol. Daar stopte hij op de Naberezhno-Khresjatikskaya-kade, tegenover het restaurant l’Amour, het duurste van Kiev, vanwege de zogenaamd Franse specialiteiten. Hij doofde zijn koplampen en deed de radio aan. Kalm wachtte hij af.

Auto’s reden toeterend over de kade, met wapperende oranje vlaggen uit alle ramen. Heel Kiev vierde de overwinning van Viktor Joesjtsjenko.

Nikolai Zabotine glimlachte in het duister en herhaalde een buitenlands spreekwoord dat hij tijdens de talencursussen van de KGB had geleerd: wie het laatst lacht, lacht het best.

Загрузка...