Albert Cornelis Baantjer De Cock en de dode harlekijn

1

Er zullen aan een belangrijke moordzaak zelden zo weinig rapporten en processen-verbaal zijn gewiid als aan de zaak die onder nummer PJ 9786/117 staat geregistreerd en waarvan de stukken liggen geborgen op een stoffige zolder van het oude Paleis van Justitie aan de Prinsengracht te Amsterdam. Het gehele dossier van de moorden — een kleine grijze map met lange groene linten — bevat slechts twee summiere rapporten, twee verslagen van een lijkschouwing door de patholoog-anatoom dr. Rusteloos uit Den Haag en een kort briefje, geschreven in een keurig vloeiend handschrift. Dat is alles.

Voor eenieder die het wereldje van de justitie kent en weet hoe uitgebreid gedocumenteerd het Openbaar Ministerie in het algemeen hier in Nederland misdaden behandelt, is het haast onbegrijpelijk dat met deze paar simpele bescheiden de zaak 'ambtelijk' werd afgedaan.

Het is absoluut onmogelijk om uit het dossier het geheel te reconstrueren. Daarvoor zijn de gegevens eenvoudig te schaars. Men krijgt bij het lezen van de stukken de stellige overtuiging dat de rechercheur die destijds de zaak behandelde, met opzet onvolledig is geweest, met opzet bepaalde facetten van de zaak heeft verzwegen.

De aanwijzingen die het dossier wel bevat, krijgen daardoor iets pikants, iets geheimzinnigs waardoor het geheel komt te zweven in een waas van mystiek.

Wat na het dichtslaan van de map blijft, is een vreemd leeg, haast irriterend gevoel van onvoldaanheid. Het is alsof een diner na een smaakprikkelende hors d'oeuvre niet wordt voortgezet, de hoofdschotel niet wordt opgediend. Misschien geeft dit beeld de gevoelens niet voldoende weer. Misschien ook is 'moord' voor een dergelijke vergelijking een te ernstige zaak. Hoe dan ook, de prikkelende onvoldaanheid is er. Het komt door het dossier. Het vormt door zijn onvolkomenheid een uitdaging. Bijvoorbeeld dat briefje:

Geachte rechercheur De Cock,

Ik heb het ernstige voornemen om een man te doden. De naam van het slachtoffer kan ik u om begrijpelijke redenen nog niet onthullen, evenmin de plaats en het tijdstip van de moord. Dat alles staat overigens al vast. Er zijn alleen een paar onbetekenende details, die ik graag — vooraf — met u wil bespreken. Schikt het u om acht uur precies, woensdagavond?

Hoogachtend, Pierre Brassel.

Een haast lachwekkend briefje. Maar de korte inhoud prikkelt de nieuwsgierigheid. Het is alleen zo storend dat die nieuwsgierigheid door de overige stukken uit het dossier niet wordt bevredigd. Men stuit op lacunes, gapingen in het verhaal. Er blijven vragen over het hoe en waarom. Moorden worden niet om niets gepleegd. Ergens op de bodem van het denken van de moordenaar ligt een motief. De vraag is: welk? Zoals gezegd, het dossier geeft het antwoord niet.

Met de map met groene linten onder mijn arm ben ik naar mijn beste vriend rechercheur De Cock gestapt. Uiteindelijk was het vreemde briefje aan hem gericht en ik had het stellige vermoeden dat hij het mysterie van het onvolledige dossier wel kon oplossen.

De Cock ontving mij allerhartelijkst. Ik kan niet anders zeggen. Maar toen ik hem de grijze map liet zien, betrok zijn gezicht. Hij weigerde botweg over de zaak te praten. Hij zei dat hij absoluut niet meer wist dan dat wat het dossier bevatte. Het was een van zijn slechtst vertelde leugens. En dat zei ik hem ook. De Cock lachte.

Ik knoopte de linten los en liet hem de papieren zien. De Cock keek ernaar, zijn hand aan de kin. Het leek alsof een reeks herinneringsbeelden bij hem opdoemden. Laat de zaak toch rusten, zei hij. Maar ik bleef aandringen. Uiteindelijk, na mijn stellige belofte er met niemand over te praten, onthulde hij mij aarzelend de ware toedracht, het waarom van de onvolledigheid. Hij tikte met een dikke vinger op het briefje in het dossier. Daar begon het mee, zei hij. Het werd op een woensdagmorgen door een ongeziene hand in de brievenbus van het aloude politiebureau aan de Amsterdamse Warmoesstraat geworpen.

Загрузка...