De man die zich heeft voorgesteld als Bruno Koopmans is in burger. Nadat hij Zijlstra en Graanoogst heeft uitgenodigd tegenover hem plaats te nemen, gaat hij zelf achter zijn bureau zitten.
Zijlstra kijkt om zich heen. De kamers op het hoofdbureau zijn aanzienlijk groter dan die op bureau De Pijp, constateert hij.
Koopmans’ collega, die bij het handen schudden alleen zijn achternaam noemde, Te Velde, is volledig geüniformeerd en heeft zelfs zijn jasje aangehouden. De bloemkoolinsignes op zijn schouders geven aan dat hij de rang van brigadier heeft.
Tot ergernis van Zijlstra blijft hij bij de deur staan, met zijn armen over elkaar.
‘Goed dat jullie naar ons toe gekomen zijn,’ zegt Koopmans.
‘Communicatie en korte lijnen zijn van het grootste belang bij een voortgaand onderzoek als het onze, en we stellen het zeer op prijs als onze collega’s daaraan willen bijdragen.’
Zijlstra bromt iets onverstaanbaars, maar Graanoogst haast zich te zeggen: ‘Natuurlijk. We begrijpen allemaal dat het bestrijden van de georganiseerde misdaad een brede aanpak vraagt.’
Koopmans knikt en kijkt in zijn aantekeningen.
‘Oké, even zien wat er tot nu toe boven water is gekomen… Het gaat dus om een moord, een bijlmoord zelfs. In een Wit-Russisch winkeltje. Daarbij is een van de eigenaren om het leven gekomen. En er zijn dus aanwijzingen van betrokkenheid door maffiose elementen.’
Zijlstra maakt een geringschattend gebaar.
‘Nou ja… Misschien. Er is een man in de winkel gezien die Russisch sprak en die vroeg of de zaak inderdaad Belarus ging heten en wat er zoal verkocht zou gaan worden. Dat lijkt mij niet noodzakelijkerwijs betrokkenheid door maffiose elementen.’ Bij het uitspreken van die laatste term beweegt hij zijn vingers bij wijze van aanhalingstekens aan weerszijden van zijn hoofd.
‘Dat lijkt misschien zo,’ reageert Koopmans scherp, ‘voor een leek. Maar iedereen die zich langere tijd met de Russische maffia heeft beziggehouden weet dat dit nou net hun handelwijze is. Bij vrijwel alle commerciële activiteiten van landgenoten sturen ze eerst een verkenner langs, om later terug te komen met een paar van hun zware jongens. Dan maken ze heel erg duidelijk dat ze een aandeel in de winst willen. Anders volgen er maatregelen. Harde maatregelen.’
Zijlstra kijkt hem recht aan.
‘Als leek weet ik misschien niet veel van de werkwijze van de Russische maffia. Maar als politieman hou ik terdege rekening met de mogelijkheid dat hier sprake was van een gewone Rus die gewoon geïnteresseerd was in een winkel die gewoon Wit-Russische artikelen gaat verkopen. Ik zou ook gaan kijken als ik in Moskou woonde en iemand begon daar een winkeltje met Nederlandse waar.’
‘Natuurlijk is dat denkbaar,’ geeft Koopmans toe, ‘maar de realiteit hier in Amsterdam is nu eenmaal dat de Russische maffia zeer aanwezig en zeer actief is. Ik hoef jullie niets te vertellen over de rol die ze bij de prostitutie in de binnenstad spelen, maar er zijn veel meer terreinen waarop die lui hun activiteiten aan het uitbreiden zijn. In de haven bijvoorbeeld.’
‘Dat is geheime informatie, dus dat hebben jullie formeel niet gehoord!’ waarschuwt de man bij de deur.
Koopmans heft bezwerend zijn handen. ‘Daarom treed ik ook niet in details. Toch wilde ik dit even genoemd hebben, omdat ik bij de informatie over het slachtoffer zie dat hij bij een importbedrijf in het havengebied werkte. Dan gaan bij ons meteen allerlei alarmbellen rinkelen.’
‘Dat begrijp ik,’ zegt Graanoogst nadenkend. ‘Maar dan ligt het toch niet voor de hand dat zo’n man vervolgens in zijn winkel in de stad wordt vermoord. Met een bijl nog wel.’
Een geamuseerd lachje speelt om de lippen van Koopmans.
‘Mij persoonlijk verbaast dat helemaal niet. Het is onze ervaring dat de Russische maffia bij afrekeningen rücksichtslos en zeer gewelddadig kan optreden. Soms bijna theatraal, alleen maar om een punt te maken. Het kan best zijn dat deze moord onderdeel is van iets veel groters, waarbij ze een duidelijke boodschap hebben willen afgeven aan de mensen met wie deze…’ Hij controleert zijn aantekeningen. ‘…Davidenko misschien samenwerkte.’
‘We zijn zojuist bij zijn bedrijf geweest,’ meldt Graanoogst. ‘En daar bleek dat Davidenko de belangrijkste contactman was bij het zoeken van nieuwe leveranciers in Rusland, Wit-Rusland en Oekraïne.’
Koopmans’ ogen flitsen over zijn goudomrande bril naar zijn collega bij de deur. Hij maakt een snelle aantekening.
‘Dat is interessant. Zeer interessant zelfs. Dit zou wel eens belangrijk kunnen zijn voor ons onderzoek. Ik zie hier dat het importbedrijf in kwestie Ruskolanda heet. Daar zullen we eens heel voorzichtig meer informatie over natrekken.’
Hij richt zich tot Te Velde. ‘Ik zei toch al, Nico, dat hier wel eens sprake zou kunnen zijn van iets groots!’
Dan knikt hij naar zijn bezoekers, om aan te geven dat het onderhoud wat hem betreft is afgelopen.
Als Koopmans opstaat, volgen Zijlstra en Graanoogst zijn voorbeeld.
‘Heren,’ zegt Koopmans, ‘ik waardeer dit zeer, zoals gezegd. Volgens mij zijn jullie op iets belangrijks gestuit. Ik reken erop dat jullie ons op de hoogte houden van alle ontwikkelingen in deze zaak.’
‘Kunnen we daar andersom ook op rekenen?’ vraagt Zijlstra. Koopmans haalt diep adem en houdt zijn handen afwerend op schouderhoogte.
‘Geloof me, ik wil niets liever, maar ik durf niets te beloven. We hebben het hier over vele honderden manuren onderzoek, allemaal voor rekening van de belastingbetaler. Daar mogen we geen onverantwoorde risico’s mee nemen. Als er ook maar iets uitlekt, is alles voor niets geweest, dat zullen jullie begrijpen. Dus moeten we uiterst voorzichtig zijn met het verspreiden van informatie. Sorry.’
Zijlstra haalt zijn schouders op.
‘En met onverantwoorde risico’s nemen bedoelen jullie dan: collega’s op de hoogte houden,’ zegt hij droog. ‘Mag ik jullie er even aan herinneren dat wij met een moordonderzoek bezig zijn?’
Koopmans trekt een spijtig gezicht.
‘Zelfs niet voor een moordonderzoek. Dat zijn nu eenmaal de regels waar wij mee te maken hebben. Want dit is groot, mannen, echt.’
Zijlstra draait zich zonder te groeten om en doet geen moeite zijn ongeduld te verbergen als hij even moet wachten tot Te Velde de deur voor hem opendoet.
Graanoogst loopt achter hem aan, maar bij de deur draait hij zich om.
‘Jullie beiden ook bedankt voor alle openheid. Daar zullen we in het vervolg van ons onderzoek zeker ons voordeel mee doen.’
De twee mannen in de kamer kijken elkaar enigszins onzeker aan, want in de stem van Graanoogst is geen enkele ironie te herkennen.
‘Wat een eikels!’ barst Zijlstra los als ze met hun auto de parkeergarage van het hoofdbureau uit rijden.
‘Ik had er gif op kunnen innemen dat het zo zou gaan! Zodra het hoofdbureau iets van ons wil, is het altijd eenrichtingsverkeer. Het zal ze worst wezen of wij die moordzaak oplossen, ze denken alleen aan hun eigen succes.’
‘En niet aan het jouwe,’ voegt Graanoogst daar grijnzend aan toe.
Zijlstra kijkt hem ongelovig aan.
‘O, jij vindt dit nog leuk ook?’
Graanoogst maakt een keelgeluid.
‘Alles is veel voor wie niet veel verwacht. Ik wist van tevoren dat die jongens ons niks wijzer zouden maken dan zijzelf nodig vinden. Maar dit is toch een uiterst nuttig bezoek geweest.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Simpel,’ zegt Graanoogst. ‘Stel dat Davidenko inderdaad vermoord is door de Russische maffia —’
‘Begin jij nou ook al?’ onderbreekt Zijlstra hem geïrriteerd.
‘Kun jij een beetje je ogen op de weg houden?’ kaatst Graanoogst terug. ‘En mag ik even uitpraten?’
‘Je doet je best maar.’
‘Oké. Zoals gezegd: stel dat de Russische maffia Davidenko inderdaad vermoord heeft. Dan heb je grote kans dat wij met ons rechercheonderzoek op een dood spoor komen. Die jongens zijn verdomd professioneel; de kans dat we een van hun mensen te pakken krijgen is minimaal.’
Tot zover kan Zijlstra het met hem eens zijn, al moet hij zich inspannen om zijn mond te houden. Hij knikt nukkig.
‘Nou, als dat zo is, heb je kans dat zo’n groot regionaal onderzoek meer boven water kan krijgen dan wij. En ook als Koopmans en zijn team niks kunnen bewijzen, hebben ze toch wat extra belastend materiaal, terwijl wij hebben gedaan wat nodig was: alle mogelijke sporen natrekken en samenwerken binnen het korps. Daar kunnen Leo en Ter Schegget moeilijk wat op aan te merken hebben.’
Zijlstra trekt een misprijzend gezicht.
‘Jij vindt dat wij ons dan voldoende hebben ingedekt? Dat meen je toch niet?’
Graanoogst steekt waarschuwend zijn vinger op.
‘Let wel, dat is dus alleen in het geval dat er voor ons eigenlijk niks te winnen is, omdat de zaak “te groot” voor ons is, om met Koopmans te spreken.’
‘En ook als het niet zo is dat de Russische maffia hier achter zit, kunnen ze ons niks maken,’ begrijpt Zijlstra. ‘Want dan hebben we in ieder geval gedaan wat de korpsleiding van ons verlangde.’
‘Precies,’ beaamt zijn oudere collega. ‘Terwijl we dan onze handen helemaal vrij hebben om ons eigen onderzoek uit te voeren. Want niemand kan zeggen dat we niet bereid zijn geweest om samen te werken en informatie te delen.’
‘Nooit geweten dat jij zo tactisch dacht,’ zegt Zijlstra, niet zonder bewondering.
‘Zulke manoeuvres zijn eerder strategisch dan tactisch,’ antwoordt Graanoogst grijnzend. ‘En zo moet je wel opereren binnen een grote organisatie als de politie, waar zo veel verschillende belangen spelen. Altijd uitkijken dat je niet onnodig vijanden maakt of je superieuren tegen je in het harnas jaagt, want dat kan je op den duur opbreken.’
Zijlstra rijdt een tijdje zwijgend door.
‘Denk jij echt dat de Russische maffia iets met deze moord te maken heeft?’ vraagt hij plotseling.
‘Ik weet het niet.’ Nadenkend masseert Graanoogst zijn neus tussen duim en wijsvinger. ‘We hebben nog geen aanwijzingen dat het zo is, maar ook niet dat het niet zo is. En ik ben het eerlijk gezegd wel eens met Koopmans dat het voor de hand ligt dat Davidenko in beeld geweest moet zijn bij de Russische maffia. Alleen al vanwege zijn importcontacten. Het kan best zijn dat ze gebruik hebben willen maken van de mogelijkheden die dat zaakje en zijn eigen import boden. En dat Davidenko weigerde, of tegenwerkte.’
‘Misschien. Het is mogelijk dat ze een voorbeeld hebben willen stellen. Maar aan wie dan?’ Zijlstra kijkt even opzij naar zijn collega. ‘En ik vind het ook niet ondenkbaar dat die Van den Brink of Sjoekov er iets mee te maken hebben. Of zelfs allebei.’
‘Inderdaad. Hoe dan ook, we moeten nu eerst rapporteren bij Leo, dan hebben we dat ook gehad. En daarna?’
‘Rapporteer jij maar,’ zegt Zijlstra. ‘Dan bel ik zo eerst Davidenko’s broer, om te vragen of hij wel eens heeft gemerkt dat zijn broer problemen had op zijn werk. En wat ze van plan waren met de import voor hun winkel.’
‘Je hebt gewoon geen zin om Leo te gaan vertellen dat we zijn opdracht hebben uitgevoerd en naar het hoofdbureau zijn geweest,’ constateert Graanoogst geamuseerd.
‘Precies? Zo raar is dat toch niet?’
‘Nee hoor, helemaal niet.’