9

Getweeën komen Zijlstra en Graanoogst het bureau aan de Ferdinand Bolstraat binnen. Als ze de trap op willen lopen naar hun eigen afdeling, valt Zijlstra’s blik op een aantrekkelijke jonge vrouw bij een van de koffieautomaten. Ze heeft een blonde paardenstaart en draagt een dienstblouse zonder rangaanduiding.

‘Ga jij maar vast, ik kom zo,’ zegt Zijlstra tegen Graanoogst terwijl hij zijn petje in zijn jaszak propt.

Zijn stevig gebouwde collega kijkt hem even verbaasd aan, maar ziet dan het onderwerp van Hendricks belangstelling bij de koffieautomaat. Hij grinnikt onwillekeurig. ‘Komt in orde, ik moet toch nog wat papierwerk doen.’

‘Hallo,’ zegt Zijlstra terwijl hij geroutineerd een paar knoppen op het apparaat indrukt. ‘Heb je de cappuccino al geprobeerd? Die is helemaal niet slecht. Voor automatenkoffie dan, natuurlijk.’

De jonge vrouw glimlacht. ‘Nee, ik drink m’n koffie altijd zwart. Al schijnt dat helemaal niet goed voor je te zijn.’

‘Als je daar rekening mee zou moeten houden, kun je alleen nog maar van die cafeïnevrije troep drinken,’ zegt Zijlstra met z’n charmantste blik. ‘En waar drink je dan nog koffie voor? Sorry, ik heb me nog niet voorgesteld: mijn naam is Hendrick Zijlstra, recherche, Ik drink m’n koffie ook zwart.’

Ze schudt zijn uitgestoken hand. ‘Hallo, Ingrid van den Boogaert, ik ben invalkracht aan de balie.’ Er verschijnt een rimpeltje tussen haar ogen. ‘Zei je nou Hendrik? Zoals in “brave Hendrik”?’

Inmiddels staat Zijlstra vlak bij haar. ‘Nee, zo braaf ben ik niet. En er zit een heel verhaal achter mijn naam.’

‘O ja? Vertel?’

Zijn ogen houden de hare vast. ‘Eigenlijk heet ik Henk. Maar toen ik nog op school zat, was ik nogal klein van stuk. Klasgenoten noemden me daarom vaak Henkie. Dat vonden mijn ouders maar niks, en ikzelf ook niet. Dus ben ik eens wat gaan navlooien in onze familiestamboom, en daaruit bleek dat diverse van mijn voorvaderen Hendrick heetten. Met cee-kaa.

Sindsdien noem ik me dus Hendrick. Met cee-kaa.’

Ingrid kijkt hem geamuseerd aan.

‘Grappig, Hendrick met cee-kaa. Dat hoor je niet vaak.’

Weer toont Zijlstra zijn charmante blik. ‘O, ik zou je er best wat meer over willen vertellen, hoor, maar hier bij de koffieautomaat vind ik het niet zo gezellig. We kunnen wel een keer wat afspreken, als je dat leuk vindt?’

Haar mondhoeken zakken en ze antwoordt gemaakt sip. ‘Dat lijkt me inderdaad erg leuk, maar ik denk niet dat mijn man het ermee eens zal zijn.’

‘Je man?’ Hij schrikt en kijkt naar haar handen. Hij had toch wel goed gezien dat haar vingers ringloos waren? ‘Sorry, dat wist ik niet.’

‘Kon je ook niet weten,’ zegt ze laconiek en ze volgt zijn blik. ‘Want ik had het je niet verteld. En ik draag nooit een ring, daar heb ik een hekel aan.’

‘O.’ Even weet Zijlstra niet wat hij moet zeggen. Dan maakt hij een spijtig gebaar.

‘Ik moet weer door naar boven. Ze kunnen niks zonder mij, dat begrijp je.’

‘Het zal best. In ieder geval vond ik het aangenaam om even met je te koffieleuten, Hendrick met cee-kaa.’

Hij is al bijna bij de trap, maar draait zich nog even om.

‘Vond ik ook, Ingrid, moeten we vaker doen.’

Dan neemt hij de trap met twee treden tegelijk naar boven.

‘Hé, Hendrick,’ roept Esterik als hij Zijlstra langs zijn kamer ziet lopen. Hij wacht even tot Zijlstra met een vragende blik zijn hoofd om de hoek van de deur steekt en vraagt dan: ‘Zijn jullie al iets meer te weten gekomen over mogelijke connecties met de Russische maffia?’

Zijlstra haalt een keer diep adem voordat hij antwoordt.

‘Nog niet echt, maar ik zal straks eens op hun website kijken om te zien of dat Belarus-winkeltje op hun lijstje van courante afpersingen staat.’

‘Hè hè, wat geestig weer,’ zegt de wachtcommandant geïrriteerd. ‘Kun je nou nooit eens serieus doen? Dit is een ernstige zaak.’

‘Elke moord is een ernstige zaak,’ kaatst Zijlstra terug en hij gaat de kamer in. Hij trekt een stoel bij het bureau van Esterik naar zich toe en gaat erop zitten, met zijn knieën aan weerszijden van de rugleuning.

‘We zijn nog maar net bezig, Leo. Ik heb net de rapporten van de TR en van de lijkschouwer binnen. We hebben nog nauwelijks de kans gehad om iemand te ondervragen.’

‘Ja, maar dit is een belangrijke mogelijkheid.’ Esterik draait aan zijn snorpunt. ‘De Russische maffia wordt een steeds groter probleem hier in Amsterdam. En ik vind dat je daar je ogen niet voor kunt sluiten. Zeker ook omdat het hoofdbureau met een grootschalig onderzoek bezig is: daar zou je bij kunnen — en móéten, volgens mij — aansluiten.’

‘Ik zal eraan denken,’ belooft Zijlstra.

‘Heb je er al naar gevraagd bij de familie?’ wil Esterik weten. ‘Ja. En de schoonzus van het slachtoffer vertelde inderdaad dat er een Russisch sprekende man bij de winkel is komen informeren —’

‘Aha!’ onderbreekt de wachtcommandant hem triomfantelijk. ‘…maar verder wist ze ons weinig te vertellen,’ gaat Zijlstra onverstoord verder. ‘Alleen dat die man wilde weten of er inderdaad een winkel met Wit-Russische specialiteiten geopend zou worden.’

‘Dat zou dus zomaar iemand van de Russische maffia geweest kunnen zijn!’ suggereert Esterik.

‘Dat zou zomaar kunnen,’ beaamt Zijlstra kalm. ‘Maar het kan natuurlijk ook zomaar zijn dat het gewoon een Russisch sprekende man was die geïnteresseerd was in een Wit-Russisch winkeltje.’

‘Dat kan, dat kan.’ Esterik fronst ongeduldig zijn blonde wenkbrauwen. ‘Neem nou voor de zekerheid maar contact op met het hoofdbureau. Ik heb het al gecheckt: dat onderzoek staat onder leiding van hoofdinspecteur Koopmans, maar je kunt natuurlijk met ieder lid van zijn team overleggen.’

Zijlstra haalt weer diep adem en staat op.

‘Oké, dat had ik Ter Schegget ook al beloofd. Die kwam ineens met de Russische maffia op de proppen. Zeker door jou?’

Esterik plant zijn ellebogen op zijn bureau en zet zijn vingertoppen tegen elkaar. ‘Dat heet overleg, Hendrick, wen er maar aan. Wij zijn als politie een team. Dat is de enige manier om de misdaad aan te pakken. Niet in je eentje. Wat jij of je oom daar ook van mogen denken.’

‘Mijn oom heeft hier niks mee te maken,’ reageert Zijlstra fel. ‘Het gaat er alleen om dat ik me niet graag laat voorkauwen hoe ik mijn onderzoek moet uitvoeren.’

‘Mijn onderzoek?’ Esterik kijkt hem spottend aan. ‘Volgens mij zit jij samen met Graanoogst op deze zaak. En natuurlijk zijn wij daar als afdeling ook volop bij betrokken.’

Zijlstra staat al bij de deur.

‘Had je verder nog iets, Leo?’

‘Nee, hoor. Succes met je onderzoek,’ zegt Esterik opgeruimd. En als Hendrick om de hoek verdwenen is, roept hij hem na: ‘Doe die jongens op het hoofdbureau de groeten van me!’

Загрузка...