Een kwartiertje later staan Graanoogst en Zijlstra in de snijzaal.
Aan een kant van de kale ruimte zijn de metalen deuren van koelcellen, die er als een lange rij diepvrieskasten uitzien. In het midden hangen boven alle snijtafels microfoons, waar de lijkschouwers hun bevindingen kunnen inspreken.
Zijlstra komt hier nu al een paar jaar regelmatig, maar hij voelt zich nog altijd ongemakkelijk in de betegelde zaal met de steriele metalen tafels en de pijnlijk schone vloer, waarin om de paar meter een afvoerputje zit.
Achter in de snijzaal zijn twee assistenten in witte jassen bezig met een menselijk lichaam op een brancard. Een van de tl-balken aan het plafond knippert en zoemt zachtjes.
Bertels staat naast de tafel waarop Anatoli Davidenko ligt. De onderste helft van het lijk wordt aan het oog onttrokken door een laken.
‘Zoals gezegd, is de doodsoorzaak in dit geval nogal duidelijk: een bijlslag in het hoofd.’ Bertels wijst. ‘De schedel is verbrijzeld en de hersenen zijn zwaar beschadigd. Waarschijnlijk is het slachtoffer direct overleden.’
‘Zo’n klap overleeft niemand,’ beaamt Graanoogst. ‘Voor alle zekerheid: het is niet zo dat de man al dood was voordat zijn hoofd gespleten werd?’
‘En dat dit allemaal alleen is gedaan om een andere doodsoorzaak te verbloemen?’ vult Bertels begrijpend aan. ‘Nee, dat is uitgesloten. Gezien het bloed leefde deze man hoogstwaarschijnlijk nog toen die bijl hem raakte. Ik heb geen onregelmatigheden aangetroffen.’
‘Alles was verder dus normaal met meneer Davidenko?’ vraagt Zijlstra.
Bertels knikt. ‘Ja, alleen zijn lever was enigszins vergroot, wat waarschijnlijk duidt op geregelde inname van alcohol. Maar niet alarmerend.’
‘En is er iets te zeggen over de manier waarop de klap is uitgedeeld?’ informeert Graanoogst. ‘Of de moordenaar links- of rechtshandig is, bijvoorbeeld.’
‘Daar heb ik ook naar gekeken,’ antwoordt Bertels peinzend. ‘Maar eerlijk gezegd is daar weinig over te zeggen. Als de intreewond een bepaalde hoek vertoont, kun je daar conclusies aan verbinden. Maar in dit geval is de bijl niet duidelijk van links of van rechts gekomen. Eerder recht van voren de schedel in, vlak boven het voorhoofd.’
‘Zijn er sporen van een worsteling?’ vraagt Zijlstra.
‘Helemaal niks.’ Bertels maakt een spijtig gebaar. ‘Geen blauwe plekken, geen schrammen, bulten of krassen. Zelfs geen handletsel, wat erop zou kunnen wijzen dat het slachtoffer de bijl heeft geprobeerd af te weren.’
Alle drie kijken ze even zwijgend naar het lichaam van Anatoli Davidenko.
‘Dan weten we dus alleen dat deze man gedood is door een enkele klap met een bijl, zonder voorafgaande worsteling of vechtpartij,’ concludeert Graanoogst.
‘Dat klopt,’ bevestigt Bertels terwijl hij het laken nu helemaal over het lijk heen slaat. ‘Meer kan ik er ook niet van maken.’
‘In ieder geval bedankt,’ zegt Zijlstra. ‘Tot binnenkort maar weer.’
‘Ongetwijfeld,’ antwoordt de lijkschouwer.
Zijlstra huivert onwillekeurig. Hij haalt zijn petje uit zijn jaszak, houdt het met een hand tegen zijn achterhoofd en trekt de klep over zijn ogen.