22

Met het dekbed over zijn hoofd tast Zijlstra naar de wekker. Als hij het ding te pakken heeft en met zijn vingers het hamertje blokkeert, gaat het doordringende geluid echter nog steeds door. Pas dan beseft hij dat hij niet gewekt is door zijn wekker, maar door zijn mobiel.

Haastig gooit hij het dekbed van zich af, laat zijn benen uit bed glijden en zoekt tussen zijn kleren naar zijn mobiel. Omdat hij zijn broek en shirt voor het slapengaan naast zijn schoenen op de grond heeft gegooid, moet hij zich diep vooroverbuigen.

Zijn hoofd bonst en hij moppert hardop tegen zichzelf omdat hij zo dom is geweest gisteravond, na het bezoek aan zijn moeder, toch nog even bij zijn stamkroeg langs te gaan. Hij had zichzelf nog zo beloofd om vroeg in bed te liggen, maar daar was niets van gekomen.

Terwijl hij zijn mobiel uit zijn broekzak probeert te wurmen, kijkt hij op zijn wekker. Oei, halftien. Dat betekent dus dat hij gisteravond zijn wekker niet meer heeft gezet. Stom!

Eindelijk heeft hij zijn mobiel te pakken. Hij drukt op OPNEMEN en meldt zich.

‘Waar ben je?’ vraagt de stem van Graanoogst aan de andere kant van de lijn.

‘Ik schrik net wakker,’ bekent Zijlstra schor. ‘Sorry, man, ik ben totaal door de wekker heen geslapen.’

‘Je hebt dus niks geleerd van ons gesprek,’ constateert Graanoogst. ‘Schiet nou maar op, want we hebben bezoek.’

‘Ja, even snel douchen en wat eten, dan kom ik. Wie is het?’

‘Van den Brink.’

Zijlstra pijnigt zijn hersens. De naam komt hem wel bekend voor, maar hij is nog niet zo helder als hij zou willen zijn. ‘Wie zei je?’

‘Van den Brink. Hans van den Brink. Van Ruskolanda,’ verduidelijkt Graanoogst.

Ineens is Zijlstra klaarwakker. ‘Allemachtig! Wat heeft hij?’

‘Daar heeft hij nog niks over gezegd. Maar hij zit nu dus te wachten in Verhoor 1.’

‘Ik kom eraan! Tot zo.’ Dan bedenkt Zijlstra zich ineens: ‘Eh… Oscar, heb je Koopmans al op de hoogte gesteld?’

‘Nee, daar wilde ik even mee wachten totdat we weten wat Van den Brink precies wil.’

‘Help me herinneren dat ik je straks omhels!’ zegt Zijlstra opgetogen.

‘Liever niet,’ antwoordt Graanoogst droog. ‘Schiet maar op.’

‘Doe ik, tot zo.’

Zijlstra verbreekt de verbinding, kleedt zich snel uit, scheert zich onder de douche en trekt in een recordtempo zijn kleren aan. In de auto werkt hij een haastig gesmeerde boterham met pindakaas naar binnen, terwijl hij met volle mond scheldt op zijn medeweggebruikers, die hem verhinderen om op te schieten.


Als hij bij het bureau aankomt, heeft hij een vreselijk droge mond. Geërgerd houdt hij zichzelf hardop voor: ‘Drinken is ’s ochtends belangrijker dan eten!’

‘Loop je nu in jezelf te praten, Hendrick met cee-kaa?’ vraagt een bekende stem achter hem. ‘Leuk petje, trouwens.

Hij trekt zijn honkbalpetje van zijn hoofd, stopt het in zijn jaszak en draait zich snel om. ‘Hé, Ingrid van den Boogaert, wat ben jij laat!’

Ze houdt plagerig een tas omhoog. ‘Ik heb even wat boodschappen gedaan voor het bureau. En wat is jouw excuus?’

‘Belangrijke informatie vergaren over een zaak,’ zegt hij, terwijl hij snel voor haar uit naar binnen loopt. ‘Hoogst geheime informatie!’

Hij hoort haar nog lachen als hij met twee treden tegelijk naar boven stormt. In de gang ziet hij Leo voor zijn kamer staan. De wachtcommandant kijkt veelbetekenend op zijn horloge. Zijlstra gaat snel Verhoorkamer 1 in. Daar zitten Graanoogst en Van den Brink al aan weerszijden van de tafel, met drie dampende kopjes koffie voor zich.

Na een vluchtige begroeting gaat Zijlstra naast Graanoogst zitten. Hij werpt zijn collega een dankbare blik toe voordat hij een slok hete koffie neemt.

‘Fijn dat collega Zijlstra er ook is,’ zegt Graanoogst. ‘Dan kunnen we beginnen.’ Hij knikt naar de man tegenover hem. ‘Welkom, meneer Van den Brink. Vertelt u eens waaraan we uw bezoek te danken hebben.’

Van den Brink schraapt zijn keel. ‘Het leek me beter u niet vanuit het bedrijf op te bellen, maar even zelf te komen. Ze denken bij Ruskolanda dat ik nu naar de havendienst ben om wat te regelen met een zending.’ Hij glimlacht samenzweerderig. ‘Er is wat nieuwe informatie waarvan ik denk dat u die zou moeten weten.’

‘Oké.’ Graanoogst knikt hem bemoedigend toe.

‘Er zijn namelijk ontwikkelingen rond Ruskolanda,’ vertelt Van den Brink. ‘Gisteren heeft Sjoekov mij en een paar anderen van zijn directe medewerkers ervan op de hoogte gesteld dat het bedrijf waarschijnlijk verkocht zal worden.’

‘Dat is raar,’ zegt Zijlstra vanachter zijn koffiekopje. ‘Jullie draaien net zo goed en hebben zelfs uitbreidingsplannen. Of heeft Sjoekov geld nodig?’

‘Niet dat ik weet,’ antwoordt de man met het kaalgeschoren hoofd. ‘Al zit natuurlijk wel zijn hele familiekapitaal in de zaak.’ ‘En nu is er ineens sprake van dat het bedrijf verkocht zal worden,’ vervolgt Graanoogst. ‘Heeft Sjoekov ook gezegd aan wie?’

‘Nee, dat niet. Maar hij zei wel dat het een aanbod was dat hij niet kon weigeren.’

De twee rechercheurs kijken elkaar even aan.

Dan vraagt Graanoogst: ‘Is er nog meer dat u ons kunt vertellen over die verkoop?’

Van den Brink schudt zijn hoofd. ‘Nee, het is allemaal nog vrij vers. Ik weet niet eens of mijn baan wel veilig is. Misschien neemt de nieuwe eigenaar wel allemaal nieuwe mensen mee.’ Hij kijkt somber naar zijn koffiekopje. ‘Zonde, hoor.’

Graanoogst staat op. ‘Meneer Van den Brink, in ieder geval hartelijk bedankt voor deze informatie. Wij zullen deze nieuwe ontwikkeling doorspelen naar een van onze collega’s, die zich specialiseert in importbedrijven.’ Hij schudt de man de hand. ‘Als we nog vragen hebben, weten we u te vinden. En als er nieuwe ontwikkelingen zijn, zouden we het erg prettig vinden als u ons op de hoogte houdt.’

Van den Brink geeft Zijlstra een hand en vertrekt.

Zodra de kale man de deur achter zich heeft dichtgedaan, zegt Zijlstra tegen zijn collega: ‘Dit ga je toch niet doorspelen naar Koopmans? Hier zou wel eens een motief kunnen liggen.’ Graanoogst heft zijn handen ter hoogte van zijn hoofd en antwoordt op besliste toon: ‘Kom op, Hendrick, je weet best dat we dit niet onder ons kunnen houden. Het heeft er alle schijn van dat de Russische maffia erbij betrokken is: dit hoort bij Koopmans en zijn team.’

‘Maar het zou toch kunnen dat Davidenko juist uit de weg geruimd is omdat hij bijvoorbeeld dwarslag bij die verkoop?’ probeert Zijlstra nog.

‘Zou kunnen,’ geeft Graanoogst toe en hij loopt langs hem heen naar de deur. ‘Maar zelfs dan moet dit door naar het hoofdbureau.’ Hij blijft even staan in de deuropening. ‘Ik meld het aan Leo en bel dan meteen Koopmans op.’

Zodra hij alleen is in de verhoorkamer, bladert Zijlstra met een nijdig gezicht door zijn notitieboekje. Er is geen enkele aanwijzing over waar ze mee verder kunnen. Hij pakt zijn mobiel en zet een tekst op zijn Facebook-pagina: ‘Je hebt van die dagen waarop je zou willen dat je heel ander werk gekozen had.’

Als Graanoogst terugkomt, staat Zijlstra op en kondigt aan: ‘Ik wil nog een keer naar het appartement van het slachtoffer. Volgens mij zien we iets over het hoofd. En dat zou best eens iets kunnen zijn wat helemaal niks te maken heeft met de Russische maffia.’

Zijn collega kijkt hem sceptisch aan, maar protesteert niet.

Загрузка...