8

De winkel Belarus is afgezet met rood-wit plastic lint. Over het slot op de deur zit een verzegeling.

Een paar voorbijgangers kijken nieuwsgierig toe als de twee rechercheurs hun politieauto op de stoep parkeren, onder het lint door kruipen en de verzegeling verbreken.

‘We moeten niet vergeten die deur straks weer netjes af te plakken als we weggaan,’ waarschuwt Graanoogst. ‘Anders krijgen we weer gelazer, net als vorige maand bij het Van der Helstplein.’

Zijlstra bromt iets onverstaanbaars terug. Hij voelt zich een stuk minder duf dan toen hij die ochtend op het bureau aankwam, maar nog altijd verre van fris. Ook weet hij maar al te goed dat hij er de schuld van was dat ze destijds van Leo een uitbrander hadden gekregen vanwege het niet in orde maken van de verzegeling op de plek van de moord aan het Van der Helstplein.

Nadenkend kijkt hij om zich heen en krabt onder zijn petje. De plek waar het lijk heeft gelegen is gemarkeerd met pinnetjes. Er ligt nog een opgedroogde plas bloed. De bijl is weg, constateert Zijlstra: meegenomen naar het bureau voor nader onderzoek.

Graanoogst vergelijkt het interieur van de winkel met de foto’s die de technische recherche heeft gemaakt toen het lichaam van Anatoli Davidenko er nog lag. Zo te zien is er niets veranderd of weggehaald.

Samen lopen ze door naar achteren, waar het grootste deel van het toekomstige interieur van de winkel ligt opgeslagen. Een van de lange zijwanden is volgebouwd met schappen. En op de middelste, grootste plank staat de stevige doos waarover de technische recherche hen die morgen heeft gebeld.

Even kijken de twee mannen elkaar vragend aan.

Zijlstra tilt de zware doos van de plank en zet die met zichtbare inspanning op een tafel, die is afgedekt met een laken vol verfvlekken.

Zwijgend kijkt hij toe hoe Graanoogst de dikke kartonnen bovenflappen van de doos openvouwt.

‘Allemachtig,’ zegt Graanoogst.

Hij haalt een fraai versierde bijl uit de doos. Het ding ziet er precies zo uit als de bijl die ze de dag tevoren in het hoofd van Anatoli Davidenko hadden aangetroffen.

Voorzichtig legt hij de bijl op de tafel.

Dan tast hij weer in de doos en haalt er een identieke bijl uit. En nog een. Hij legt ze naast elkaar.

Zijlstra knikt. ‘Irina Davidenko zei al dat ze vier van die bijlen hadden. Antieke strijdbijlen uit Wit-Rusland die ze als versiering wilde gebruiken in de winkel.’

‘Ze zijn heel wat van plan met hun versiering,’ merkt Graanoogst op en weer grijpt hij in de doos. ‘Want er zit nog veel meer in.’

Even later liggen er ook zes korte, sierlijk bewerkte zwaarden op de tafel, plus drie in grootte variërende sets van elk acht messen.

‘Dat is een heel arsenaal,’ zegt Zijlstra. ‘Moeten ze daar geen vergunning voor hebben?’

‘Op zich wel, als je dit allemaal ziet als wapens,’ antwoordt Graanoogst. ‘Maar als je zulk antiek wapentuig louter gebruikt als wanddecoratie, dan denk ik niet dat je daar moeilijkheden mee krijgt. Zeker niet als je zo verstandig bent om er allerlei gebruiksvoorwerpen omheen te hangen.’

‘Best mooi.’ Graanoogst knikt bewonderend.

‘Yep.’

Zorgvuldig leggen ze de wapens terug in de doos.

Zijlstra strijkt peinzend over zijn kin.

‘Weet je wat ik raar vind?’

‘Nou?’

‘Wij halen die bijlen en messen hier achter in de winkel uit deze doos. Maar Anatoli Davidenko is dus met een van deze bijlen doodgeslagen.’

‘Ja.’ Graanoogst slaat zijn armen over elkaar en wacht wat er komen gaat. Uit ervaring weet hij dat het verstandig is om zijn partner hardop te laten denken en dat proces niet te verstoren; zo komt Zijlstra meestal tot de beste ideeën.

‘Dat betekent dus,’ vervolgt Zijlstra, ‘dat de moordenaar — wie dat ook mag zijn — eerst zo’n bijl uit deze doos heeft gehaald, om er daarna Davidenko mee het hoofd in te slaan. En dat is merkwaardig.’

‘Uh-huh.’ Graanoogst ziet dat zijn collega op stoom komt. Dat valt hem niets tegen, na het stroeve begin van die ochtend.

Zijlstra begint heen en weer te lopen.

‘Want dat houdt in dat de moordenaar geweten moet hebben dat die bijlen in deze doos zaten. Als hij die bijl tenminste zelf heeft gepakt.’

Hij zwijgt en denkt even na.

‘Je zou zeggen dat Davidenko dat gezien moet hebben. Maar dan heeft hij er dus niets tegen gedaan. Hij heeft zich zelfs niet verweerd toen die figuur met de zware bijl op hem af kwam.’

‘Misschien heeft Davidenko dat niet in de gaten gehad,’ suggereert Graanoogst.

Een denkrimpel verschijnt op het voorhoofd van Zijlstra.

‘Dat lijkt me sterk. Je weet dat hij recht van voren door die bijl is getroffen, dus hij moet hem hebben zien aankomen.’ Hij pakt de foto’s.

‘Kijk maar hoe hij ligt: met zijn voeten naar deze ruimte, achter de winkel. Als je ervan uitgaat dat hij door de klap achterover is geslagen, moet hij dus hierheen gekeken hebben.’

Graanoogst knikt. Tot nog toe valt er tegen Zijlstra’s logica weinig in te brengen.

‘Maar stel nu eens, dat die bijl niet meer in de doos zat. Dat hij bijvoorbeeld in de winkel lag, omdat ze al hadden uitgeprobeerd hoe het stond als zo’n ding aan de muur hing.’

‘Mogelijk,’ geeft Zijlstra toe. ‘Dat zullen we aan Victor Davidenko moeten vragen. Mocht het zo zijn, dan ligt de zaak natuurlijk totaal anders. Dan kan iedereen die de winkel binnenkwam de bijl hebben opgepakt en hebben toegeslagen.’

Hij pakt zijn mobiel en zijn opschrijfboekje, en toetst het nummer in van de broer van het slachtoffer.

‘Hallo?’ klinkt een bekende stem aan de andere kant van de lijn.

‘Meneer Davidenko?’

‘Ja.’

‘Met Zijlstra, recherche Amsterdam. We hebben vanochtend met elkaar gesproken.’

‘Dat weet ik, ja.’

‘Ik heb een vraag voor u, als het nu even schikt.’

‘Ga uw gang, ik ben vandaag niet op m’n werk.’

‘We zijn hier nu in uw winkel en we vragen ons iets af. Achter in de zaak hebben we een doos gevonden met bijlen die identiek zijn aan het moordwapen.’

‘Dat klopt, die hebben we daar opgeslagen om ze na het verven in de winkel op te hangen.’

‘Oké. Maar hoe komt het dat er drie van die bijlen in de doos zitten, terwijl uw broer met de vierde is doodgeslagen?’

Even is het stil. Dan zegt Davidenko: ‘Ik begrijp uw vraag. Dat had ik u meteen moeten zeggen: die ochtend hebben we een van de bijlen uit de doos gehaald, om samen met Irina te kijken wat voor plek we die het best zouden kunnen geven. Het zijn antieke strijdbijlen uit Belarus, moet u weten.’

‘Dat weet ik, ja.’

‘Nou ja, en toen hebben we dus een paar plekken uitgeprobeerd. Totdat duidelijk was dat Irina zou gaan doen wat ze toch al die tijd al in haar hoofd had: de bijlen aan de muur achter de kassa hangen. Samen met onze zwaarden, trouwens.’

‘Goed, dat is dan duidelijk. Sorry, dat we u hiermee hebben lastiggevallen, maar we moesten het gewoon even weten.’

‘Nee, nee, ík ben degene die sorry moet zeggen. Want ik had u hier eerder van op de hoogte moeten brengen. Maar ik heb er echt niet aan gedacht, terwijl ik had moeten inzien dat het belangrijk was. Het spijt me.’

‘Geen punt, bedankt in ieder geval,’ rondt Zijlstra het telefoontje af. ‘We spreken elkaar nog.’

‘Prima, tot dan.’

Zijlstra verbreekt de verbinding, stopt zijn mobiel weg en kijkt naar de doos. ‘Ik ga dat ding niet terugzetten op die plank, hoor. Veel te zwaar. Ik voel m’n rug nu al.’

‘Dan doe je het niet,’ zegt Graanoogst laconiek. ‘Laat maar lekker hier; die doos staat niemand in de weg op deze tafel. En de TR is hier toch al klaar.’

Загрузка...