‘Hoe gaat het met het onderzoek?’
Zijlstra zit in gedachten verzonken achter zijn bureau. Hij schrikt op en kijkt achterom. Bij de deur staat Latifa.
‘Goedemorgen, collega Ringeling,’ zegt hij terwijl hij wat rechter op gaat zitten. ‘Het gaat, dank je.’
‘Morgen, Hendrick.’ Latifa loopt naar hem toe en bekijkt hem van onder tot boven. ‘Laat geworden gisteren, zo te zien?’
Zijlstra grijnst. ‘Kun je wel zeggen. Ik ben naar die nieuwe tent geweest op de Westerstraat, Toinktoink of zoiets. Hartstikke leuk. Ga een keer mee!’
‘Met jou, zeker? En de volgende morgen als een dweil op het bureau komen.’ Ze klinkt sarcastisch, maar ze glimlacht toch geamuseerd. ‘Ter Schegget ziet me aankomen. O, en over Ter Schegget gesproken: hij wil jou en Oscar zien voor jullie weggaan. Wij hebben al overleg gehad tijdens jullie onderhoud met die getuigen.’
‘Oké, we gaan zo wel bij hem langs. Hoe was hij?’
Latifa haalt haar schouders op en schudt haar donkere haar naar achteren. ‘Beetje kortaf, zoals altijd. Hij heeft Carla en mij de zaak gegeven van die ramkraken.’
Zijlstra kijkt haar recht in de ogen.
‘Heb ik iets over gehoord, ja. Flappentappers en dure winkels die ze met een bulldozer rammen, zo zat dat toch?’
‘Klopt. Steeds dezelfde werkwijze: rijdend materieel wordt gestolen van een bouwterrein, Daarmee voeren ze de ramkraak uit en verdwijnen spoorloos.’
‘Aanwijzingen?’
Latifa schudt haar hoofd. ‘En jullie?’
‘Nee, nog niks eigenlijk. Een man met een bijl in zijn hoofd, en zijn familie is erg treurig. Verder hebben we nog niemand gesproken.’
Op dat moment komt Oscar binnen. Hij steekt zijn hand op. ‘Morgen, Latifa.’
Kortaf zegt hij tegen Zijlstra: ‘Kom, we gaan.’
‘Ter Schegget wil ons eerst spreken,’ antwoordt Hendrick.
Met een gehaast knikje draait Graanoogst zich om en is alweer de gang op.
‘Wat heeft-ie?’ wil Latifa weten.
‘Weet niet.’ Zijlstra trekt met een grimas zijn schouders op. ‘Slecht geslapen, of hij is erg aan koffie toe.’
Hij duwt zichzelf uit zijn stoel omhoog en pakt zijn mok. ‘Dat laatste is overigens zo’n slecht idee nog niet.’
Met hun koffiemok in de hand lopen Oscar en Hendrick het kantoor van Ter Schegget binnen.
De inspecteur bekijkt hen over zijn bril en gebaart dat ze de deur achter zich dicht moeten doen.
‘Heren,’ begint hij, terwijl de twee rechercheurs tegenover hem plaatsnemen aan zijn bureau, ‘jullie collega’s en ik hebben de maandagmorgenbriefing al gedaan. Hoe staat het met die moordzaak van jullie?’
‘We hebben met de directe familie van het slachtoffer gesproken,’ rapporteert Graanoogst. ‘Broer en schoonzus. De winkel waarin het slachtoffer is gevonden, was van hun drieën.’
‘Zijn er aanwijzingen? Is er een motief?’
‘Nog niet duidelijk,’ antwoordt Graanoogst. ‘De broer heeft zaterdag lang met het slachtoffer gewerkt, maar is eerder weggegaan. Verder zijn er geen aanknopingspunten. O ja, er is wel een Russische man bij hen langs geweest. Die mensen van de winkel zijn zelf Wit-Russisch.’
De inspecteur knikt bedachtzaam.
‘Dat is interessant, ja. Ik had het al even over deze zaak met Leo, en die noemde de Russische maffia als mogelijke link.’
Het kost Zijlstra moeite om zijn mond te houden. Oscar ziet dat en zegt snel: ‘Die mogelijkheid zullen wij ook zeker onderzoeken, chef.’
Toch kan Hendrick het niet laten om een duit in het zakje te doen.
‘Al is er natuurlijk een groot verschil tussen Russen en Wit-Russen.’
Ter Schegget zet zijn halve brilletje af en slaat zijn armen over elkaar.
‘Fijn, dat je die wijsheid even met me wilt delen, Zijlstra. Kun je me misschien ook al vertellen wie de dader is? Of ben je aan het echte politiewerk nog niet toe gekomen? Zo te zien heb je het afgelopen halve etmaal iets anders aan je hoofd gehad.’
Oscar kijkt zijn partner waarschuwend aan.
Zijlstra bijt op zijn onderlip en zwijgt. Al sinds hij bij bureau De Pijp is komen werken, heeft hij een ongemakkelijke verhouding met zijn directe superieur. Ter Schegget heeft zijn carrière door hard werken afgedwongen, en hij vindt dat Hendrick voordeel heeft van het feit dat zijn oom een beroemdheid is in de Amsterdamse politiewereld.
‘Wat zijn we weer spraakzaam,’ sneert Ter Schegget.
Nadrukkelijk richt hij zich dan tot Oscar.
‘Hou me op de hoogte van de verdere ontwikkelingen. En neem vooral ook contact op met het hoofdbureau, want van daaruit wordt een groot lopend onderzoek naar de Russische maffia gecoördineerd.’
Graanoogst knikt en staat op. ‘Doen we, chef.’
‘Laat de deur maar open,’ zegt de inspecteur en hij buigt zich weer over zijn papieren.
Op de gang, buiten gehoorsafstand, draait Oscar zich om naar zijn partner.
‘Ben je gek geworden? Zoek je soms ruzie met die man?’
Korzelig haalt Zijlstra zijn schouders op.
‘Hij met mij. Ik zweer het je, Oscar, bij iedere gelegenheid moet die vent me echt hebben.’
‘Flauwekul,’ vindt Graanoogst. Hij pakt zijn opschrijfboekje.
‘Gaan we nu eerst naar die winkel?’
‘Nee, naar Bertels. Dan hebben we dat maar vast gehad.’