5

De volgende ochtend staat Graanoogst net met Victor en Irina Davidenko in Vergaderkamer 1, als Zijlstra binnenkomt met holle ogen en een grote mok koffie in zijn hand.

‘Sorry dat ik zo laat ben,’ verontschuldigt hij zich, terwijl hij zijn petje op een stoel gooit. ‘Ik werd onderweg opgehouden.’ De Davidenko’s verzekeren hem dat ze het niet erg vinden, maar Graanoogst kijkt zijn collega hoofdschuddend aan. Het is weer hetzelfde liedje: Zijlstra heeft weer eens een halve nacht doorgehaald met een vrouw. Hoe durft zo’n jongen op het bureau te komen met zo’n gekreukt overhemd en een duidelijk niet helemaal schone spijkerbroek? En natuurlijk met dat eeuwige petje.

Nadat iedereen aan tafel heeft plaatsgenomen en de koffie is ingeschonken, pakt Graanoogst zijn schrijfblok. Hij kijkt zijn bezoekers aan en stelt voor: ‘Zullen we maar meteen beginnen? We willen graag wat algemene gegevens van u, als achtergrond voor deze zaak. Als we een zo compleet mogelijk beeld hebben, kan dat een houvast geven voor het verdere onderzoek.’

Victor Davidenko knikt.

Het is hem en zijn vrouw aan te zien dat ze die nacht niet veel slaap hebben gekregen. Maar ze zijn niet meer zo intens verdrietig en emotioneel van hun stuk als de dag ervoor.

‘U bent dus bezig hier een winkel te openen aan het Cornelis Troostplein,’ vervolgt Graanoogst. ‘Is dat uw hoofdberoep, of hebt u misschien nog meer winkels?’

‘Nee, dit is onze eerste winkel, daar willen wij specialiteiten uit Belarus gaan verkopen,’ antwoordt Davidenko. ‘Ik werk al drie jaar bij een verzekeringsbedrijf. En Anatoli werkt bij Ruskolanda, een importbedrijf in het havengebied dat veel zaken doet met Rusland, Oekraïne en Wit-Rusland.’ Hij tikt met zijn vingers op het tafelblad. ‘Ai, met die mensen moet ik natuurlijk ook nog contact opnemen.’

‘Mag ik vragen wat Wit-Russische specialiteiten zijn?’ vraagt Graanoogst. ‘Daar kan ik me namelijk niks bij voorstellen.’

Irina Davidenko veert op.

‘Ha, dan moet u na onze opening beslist maar eens komen!’ zegt ze met een verrassend enthousiasme. ‘En proeven natuurlijk! Ons brood is veel lekkerder dan wat je hier koopt. En we hebben heerlijke salades van kool, bieten of rijst. En natuurlijk baklazjany en draniki.’

‘Dat zijn aubergineschijven en aardappelkoekjes,’ helpt haar man als hij het onbegrip op de gezichten van de twee rechercheurs ziet.

‘En heerlijke vissoep,’ gaat zijn vrouw enthousiast verder. ‘En natuurlijk smetana, dat kun je hier niet eens krijgen.’

‘Wat is dat dan?’ vraagt Zijlstra, die zich na het horen van het woord vissoep ineens niet meer zo lekker voelt.

‘Daar bestaat in het Nederlands geen woord voor,’ legt Victor Davidenko uit. ‘Het lijkt op crème fraîche, maar dan romiger. Erg lekker.’

‘En onze mayonaise is ook veel lekkerder dan die van jullie.’ Irina’s ogen stralen. ‘Veel minder vet ook. Wat yoghurt en kruiden erbij, en je kunt er heerlijke sauzen mee maken. En wat dacht u van onze heerlijke vleesgerechten met blauwe pruimen?’

Dat wordt Zijlstra te veel. Hij excuseert zich en verlaat gehaast de vergaderkamer, richting toilet.

‘Klinkt goed.’ Graanoogst kijkt zijn collega afkeurend na. ‘En wanneer gaat de zaak open?’

‘Over vijf weken.’ Davidenko denkt even na. ‘Nee, vier.’ Zijn gezicht wordt somber. ‘Al weet ik niet of we daar nu nog mee door moeten gaan, zonder Tolja.’

Zijn vrouw geeft hem een bemoedigend kneepje in zijn hand. ‘Hoe bedoelt u?’ vraagt Graanoogst. ‘Is het zakelijk onmogelijk zonder uw broer?’

Davidenko schudt zijn hoofd. ‘Nee, dat niet. We hebben al ons spaargeld in die winkel gestopt. Wij tweeën, maar ook Tolja. Dit wilden we samen doen, omdat het iets te maken heeft met ons, met het land waar we geboren en opgegroeid zijn. Alsof we ons eigen stukje Belarus maken in Amsterdam. Daar hadden Tolja en ik het al jaren over, sinds we uit ons land zijn weggegaan.’

‘Waarom bent u eigenlijk uit uw land weggegaan?’ vervolgt Graanoogst het vraaggesprek terwijl hij net doet alsof hij niet merkt dat de wat opgefriste Zijlstra weer terugkomt en naast hem gaat zitten.

Er glijdt een wrange glimlach over de lippen van Victor Davidenko. ‘Wat moet ik zeggen: we waren jong en we wilden weg. De politiek in ons land, de mensenrechten, de slechte economie, dat waren allemaal redenen om weg te gaan uit Belarus. Daar zouden we nooit de kansen hebben gehad om ons te ontwikkelen zoals we die hier wel hebben.’

‘Ikbegrijp het.’ Graanoogst kijkt naar zijn collega. ‘Had jij nog vragen voor meneer en mevrouw Davidenko, Zijlstra?’

‘Nee, niet echt,’ antwoordt Zijlstra vlak. ‘Of ja, toch nog één. Hebt u wel eens te maken gehad met de Russische maffia?’

‘De Russische maffia?’ echoot Davidenko en hij kijkt verbaasd naar zijn vrouw. ‘Eh, nee. Waarom zouden we?’

‘Omdat u een winkel opent en omdat u uit Wit-Rusland komt,’ probeert Zijlstra. ‘Een van onze collega’s dacht dat u daarom misschien afgeperst of gechanteerd zou kunnen worden.’

‘Nee.’

Het antwoord van Davidenko klinkt beslist, maar zijn vrouw aarzelt.

‘Er is wel een keer een Russische man bij ons langs geweest in de winkel, toen de jongens — Vic en Tolja — achterin bezig waren met het schuren van een deur. Hij wilde weten of onze winkel inderdaad Belarus ging heten. Dat hadden we toen al op het raam geschilderd. En wat we zouden gaan verkopen.’

‘Noemde hij zijn naam?’ vroeg Graanoogst scherp.

Ze schudt haar hoofd.

‘Sprak hij Nederlands of Russisch?’ dringt Graanoogst aan.

‘Russisch.’

Zijlstra gaat rechtop zitten. ‘O, dus jullie hebben dezelfde moedertaal, begrijp ik.’

Davidenko schudt zijn hoofd. ‘Nee, wij spreken Belarus. Maar in mijn land leert iedereen op school ook Russisch.’

‘Sorry, dat wist ik niet.’ Zijlstra kleurt licht en gaat tegen de leuning van zijn stoel zitten.

‘Dat was het?’ vraagt Graanoogst hem niet zonder sarcasme.

‘Of had je nog meer vragen?’

Als antwoord heft Zijlstra zijn hand.

Graanoogst kijkt de Davidenko’s aan.

‘Dan wil ik u bedanken voor uw informatie. Als we meer weten of willen weten, nemen we weer contact met u op. En natuurlijk zullen we nog wel toegang moeten hebben tot de plaats van de misdaad, zoals u zult begrijpen.’

‘Vanzelfsprekend,’ zegt Davidenko en hij staat op. ‘Als wij iets meer weten hoort u dat ook direct.’

Zijlstra glimlacht extra vriendelijk als hij het tweetal de hand drukt, maar hij blijft in de vergaderkamer achter, terwijl Graanoogst hen naar de uitgang begeleidt.

Загрузка...