10

'Er zat geen heroïne in de matras. Ze hebben de kapok helemaal nageplozen.' Robert Antoine maakte een droef gebaartje. 'Ze hebben op het lab ook niets anders kunnen vinden.'

'Was de injectienaald… de spuit al onderzocht?'

Van Dijk knikte. 'Volgens doctorandus Eskes was zijn rapport al met de portefeuille onderweg.'

'En?

'Er was inderdaad heroïne mee gespoten.'

De Cock zocht tussen zijn aantekeningen. 'De indirecte methode. Colette spoot niet rechtstreeks in de aderen. Ze gebruikte haar rechterbovenbeen.'

'Dat betekent?'

De Cock schoof zijn onderlip vooruit. 'Het maakt weinig verschil. Het duurt alleen wat langer voor het gif werkt. De meeste verslaafden nemen daar geen genoegen mee. Ze willen een direct resultaat.' Hij schoof zijn aantekeningen opzij. 'En hoe was het met Fred Doornekamp?'

Robert Antoine schudde het hoofd. 'Hij komt bij ons helemaal niet voor. De jongens van de opiumploeg kenden hem niet. Ook in de registers van de herkenningsdienst was niets over hem te vinden. Ik heb nog met Den Haag gebeld, ook negatief.'

De Cock grinnikte vreugdeloos. 'Een nette jongen… een blanco strafregister.'

Van Dijk grijnsde. 'Zo beginnen ze allemaal, met een blanco strafregister.' Het klonk cynisch. Hij stond van zijn stoel op. 'Kan ik verder nog iets voor u doen?'

De Cock knikte traag voor zich uit. 'Probeer toch wat informaties over die Doornekamp te krijgen. Hij schijnt rechten te hebben gestudeerd.'

Toen Robert Antoine was vertrokken, stapte Vledder naderbij. Hij stak zijn kin vooruit en sloeg zijn armen over elkaar. Zijn houding was wat hautain, zelfbewust, uitdagend. De Cock keek vanuit zijn stoel omhoog en bezag hem met verwondering.

'Is er wat?' vroeg hij fronsend.

De jonge rechercheur bleef voor hem staan. 'Waar zijn we mee bezig?'

De Cock keek hem verbaasd aart. 'De… de moord op Colette Maesen.'

Vledder grijnsde breed. 'Heel goed,' zei hij met een duidelijk sarcasme. 'En waarom gingen we naar Klaas Karsemeijer?'

De Cock glimlachte, deed gewillig aan het spelletje mee. 'Om in het verleden van Colette te graven.'

Vledder knikte nadrukkelijk. 'Juist, om de man te vinden die Colette op de dag van haar dood bezocht. Herinner je je? De veertiger met het grijs aan de slapen.'

De Cock gebaarde naar de stoel naast zijn bureau. 'Ga zitten,' zei hij kalm. 'Als ik steeds naar je omhoog moet kijken, krijg ik pijn in mijn nek.'

De jonge rechercheur nam met tegenzin plaats. 'Je hebt over die man niet gesproken,' sprak hij beschuldigend. 'Noch tegen Pauline, noch tegen die kunstschilder. Je hebt zelfs met geen woord over hem gerept. Geen enkele vraag in die richting gesteld. Ik heb je ook over dat kind niet gehoord.'

De oude rechercheur reageerde niet direct. Op zijn brede gezicht verscheen een smartelijke trek. Hij keek Vledder aan. Secondelang. Aandachtig. Hij was erg op zijn jonge collega gesteld en wilde hem niet kwetsen.

'Als jij,' begon hij voorzichtig, 'vanmorgen in de Sint Jacobsstraat niet zo onder de indruk was geweest van de, de welgeschapen Pauline… misschien had je het gesprek dan beter gevolgd en overdacht. Misschien had je dan geen ongemotiveerde beschuldigingen geuit.' Hij pauzeerde even en glimlachte breed. 'Misschien was je dan wél tot een belangrijke conclusie gekomen.'

Het gezicht van Vledder toonde verwarring. Hij kende de toon van zijn oude mentor en wist dat hij zich had vergaloppeerd. 'Conclusie?' vroeg hij onzeker.

De Cock knikte, maar nog voor hij kon antwoorden, rinkelde op zijn bureau de telefoon. De grijze speurder nam de hoorn op en luisterde. De gemoedelijke uitdrukking op zijn gezicht veranderde. De trekken verhardden. 'Ik kom,' zei hij kort en legde de hoorn neer.

Vledder keek hem gespannen aan. 'Wat is er?'

De Cock stond op. De mond was een strakke lijn. Zijn gelaat zag bleek. 'Bonny is weg.'


De kleine zuster Angelica zag met een betraand gezicht naar hem op. 'Ik kon er niets aan doen,' snikte ze hoofdschuddend. 'Echt niet.'

De Cock ging naast haar zitten en legde beschermend zijn arm om haar schouders. 'Natuurlijk kon je er niets aan doen. Niemand neemt je ook iets kwalijk.'

Ze kalmeerde. Het snikken bedaarde. 'Ze hebben hem gestolen.'

'Wie?'

'Dat weet ik niet.' Ze veegde met de rug van haar hand langs haar ogen. 'Het was vanmiddag mooi weer. Een zonnetje. Ik dacht, ik neem Bonny mee uit. Ik ga met hem wandelen. Het kind had wat buitenlucht nodig. Ik heb er in de regel niet zoveel tijd voor. Maar vanmiddag kon het wel even.' Ze gebaarde voor zich uit. 'Hier in de binnenstad heb je niets, geen groen… alleen auto's en stank. Daarom nam ik bus twaalf naar het Nassauplein en ging het Westerpark binnen. Ongeveer in het midden van het park is een soort speelweide. Er wandelden oude mannen en veel moeders met kinderen, kleutertjes. Ik ging op een bank zitten en liet Bonny spelen.'

'Hoe laat was dat?'

'Een uur of twee, half drie.'

'En toen?'

Zuster Angelica slikte. 'Ik hield hem natuurlijk in het oog. Zo goed mogelijk. Er kwam een vrouw bij mij op de bank zitten. Ze was een jaar of dertig, schat ik. Ze had een baby bij zich in een kinderwagen. De vrouw begon tegen mij te praten, over haarzelf, haar man, de baby… en dat ze vroeger katholiek was geweest.' Zuster Angelica verschikte iets aan haar habijt. 'De vrouw was bijzonder openhartig. Ze had behoefte aan een gesprek. Ik voelde dat en wilde haar niet teleurstellen. Er is zoveel eenzaamheid. Ik ben uiteindelijk in een soort preek terechtgekomen, of eigenlijk was het meer een…' Ze stokte en begon weer te snikken. 'Ineens was hij weg. Helemaal weg. Niet meer bij die andere kindertjes op het gras. Ik riep en begon te zoeken, vroeg aan alle moeders, maar niemand had Bonny gezien. Ik ben in paniek het hele park doorgerend.'

Ze toverde een zakdoekje tevoorschijn en bette haar gezicht. 'Ze hebben hem meegenomen. Het kan niet anders. Alleen kan hij nooit zo ver weg zijn gekomen.' Ze keek naar hem op. 'Begrijpt u? Hij loopt nog maar een paar pasjes.'

De Cock plukte nadenkend aan zijn neus. 'Hoe lang hebt u zitten praten?'

Ze trok haar schouders op. 'Dat is moeilijk te zeggen. Een halfuur… drie kwartier. De vrouw was nogal praterig.'

De Cock knikte voor zich uit. 'Heeft u een hippie in de buurt gezien… een meisje in een veelkleurige rok en lang zwart haar?'

Zuster Angelica schudde droef het hoofd. 'Het is mij niet opgevallen.'

De Cock drong aan. 'In de bus misschien. Iemand moet u zijn gevolgd.'

Ze schudde opnieuw het hoofd. 'Bus twaalf zat vol,' zei ze triest. 'Er was niet eens plaats. Iemand stond voor mij op en ik nam Bonny op mijn schoot. Er kan best zo'n meisje ergens hebben gezeten… gestaan. Ik heb er niet op gelet.'

De Cock kwam overeind. 'Maakt u zich verder maar geen zorgen,' sprak hij bemoedigend.' We vinden Bonny terug. Ik beloof het.' Hij klopte haar op de schouder en liep langzaam van haar weg. Bij de deur keek hij nog even naar haar om en glimlachte. Onderwijl vroeg hij zich angstig af of hij zijn belofte ooit zou kunnen waarmaken.

'Wat doen we nu?'

De Cock bromde. Diepe rimpels lagen op zijn voorhoofd.

'Het is stom dat we niet onmiddellijk een foto van het kind hebben laten maken. Dan hadden we nu veel gemakkelijker gewerkt.'

Vledder keek hem verwonderd aan. 'Waarom stom? We konden toch niet vermoeden dat het kind gestolen zou worden?'

De Cock sloeg met zijn vuist op zijn bureau. Het verdwijnen van het kind kwelde hem, bezorgde hem een gevoel van onbehagen, schuld. 'Dit had niet mogen gebeuren!' riep hij bitter. 'Ik had eraan moeten denken. Bonny had beter bewaakt moeten worden, van het begin af. Niet heroïne, maar het kind vormt de inzet van de hele affaire. Colette Maesen werd omwille van het kind vermoord.'

Vledder spreidde beide armen. 'Maar waarom?' riep hij theatraal. 'Wie heeft er zoveel belang bij het kind, dat hij er een moord voor over heeft?' Hij schudde vertwijfeld het hoofd. 'Waar moet je ermee naar toe? Je kunt met een kind toch nergens heen? Je kunt het ook niet eeuwig verbergen. Op een keer zal je ermee tevoorschijn moeten komen.'

De Cock wreef langs zijn nek. 'Maar dat kan maanden, en misschien wel jaren duren. Het is zaak Bonny zo snel mogelijk te vinden. Dat is in het belang van het kind en van ons. Heb je al een telex weg?'

Vledder knikte. 'Landelijk en aan alle grensposten. Ik heb ook Interpol ingelicht.'

De Cock staarde voor zich uit. 'Maak een vriendelijk berichtje voor de pers. Ik bedoel, geen woord over de achtergronden van Bonny. Dat lijkt mij niet gewenst. Gewoon: kind in het Westerpark verdwenen… een zo duidelijk mogelijk signalement, en dan… eenieder, die inlichtingen kan verschaffen… enzovoort.' Hij keek naar de grote klok van de recherchekamer. Het was bijna vijf uur. 'Voor de avondeditie is het al te laat,' mompelde hij hardop. 'En voor oproepen via radio en teevee krijg ik nooit toestemming, althans nu nog niet. De zaak is nog te vers.'

Vledder ging achter zijn bureau zitten en maakte aantekeningen. Er werd geklopt. Op het 'binnen' van de jonge rechercheur stapte zuster Angelica de recherchekamer binnen. Achter haar, lief, wat bedeesd, liep een andere zuster.

De Cock had haar nooit eerder ontmoet. Hij stond op om hen te begroeten.

Zuster Angelica zag nog bleek. 'Dat is zuster Maria,' beduidde ze. 'Ik heb haar even meegenomen. We zijn bij ons allen erg verdrietig over het verdwijnen van Bonny. We praten over niets anders. Ik heb vanmiddag wel zo uitdrukkelijk gezegd dat Bonny is gestolen, maar dat weet ik natuurlijk niet. Er kan ook een ongeluk zijn gebeurd. Er is water vlak bij het Westerpark, de Haarlemmertrekvaart. Misschien is hij er wel ingelopen. Het is zo gemakkelijk om te zeggen, het kind is gestolen, anderen te beschuldigen.'

De Cock glimlachte haar toe. 'Je moet je niet kwellen,' zei hij vriendelijk.

Ze drong duidelijk opkomende tranen weg. 'We willen alles doen om u te helpen Bonny terug te vinden.' Ze wees schuin opzij. 'Zuster Maria heeft een foto van Bonny genomen… gisteren bij het feestje van zuster Francisca. Met flitslicht. Hij zit nog in het toestel. We hopen dat hij goed gelukt is.'

Zuster Maria overhandigde De Cock een eenvoudige camera. 'Er zitten er nog een paar op,' legde ze uit. 'Drie, geloof ik. Maar dat geeft niet.'

De Cock gaf de camera aan Vledder door. 'Ik ben er erg blij mee,' zei hij hartelijk. 'We zullen de film onmiddellijk laten ontwikkelen en afdrukken.'

De beide zusters stonden op en liepen de kamer uit. Zuster Angelica aarzelde. Nog voor ze bij de deur was, draaide ze zich om en deed enkele passen terug. 'U… eh, u hebt mij laatst gevraagd om met Bonny te praten, over dingen van vroeger.'

'Ja?'

Ze blikte over haar schouder wat schuchter in de richting van zuster Maria. 'Bonny… eh, Bonny heeft heel vaak hetzelfde woord gezegd.'

De Cock fronste zijn stoppelige wenkbrauwen. 'Wat voor een woord?'

Ze boog zich iets naar hem toe. 'Bobo.'

Загрузка...