16

De ogen van De Cock vernauwden. 'Marianne,' riep hij verbaasd. 'Marianne was nog bij Fred Doornekamp?'

Van Dijk trok gelaten zijn schouders op. 'Ik heb Marianne nooit gezien. Maar als de beschrijving klopt, was het Marianne.'

'Ze gingen samen weg?'

'Dat zei de barkeeper. Ze hadden ook samen in het café gezeten, achterin aan een tafeltje.'

'Kwamen ze samen binnen?'

'Nee. Het meisje was er al.'

'Er is geen vergissing mogelijk?'

'Waarover?'

'Over Fred.'

Robert Antoine schudde beslist het hoofd. 'De barkeeper van De Blauwe Druif wist direct wie ik bedoelde. Fred Doornekamp kwam vaker in de zaak. Hij kende hem ook van voornaam.'

'En Marianne?'

Van Dijk glimlachte. 'De barkeeper had haar nooit eerder gezien. Hij heeft zelfs overwogen haar uit de zaak te verwijderen.'

'Waarom?'

Robert Antoine maakte een komisch gebaartje. 'Hij dacht dat ze een gelegenheidsvrouwtje was, op jacht naar klanten.' De Cock staarde voor zich uit. Een moment leek hij besluiteloos. Toen klapte hij met de vlakke hand op zijn bureau. Het was alsof hij voor zich een besluit had genomen. Ineens was hij vol actie. Hij stond op en wees met gestrekte arm naar Robert Antoine.

'Jij bent vanmiddag bij de sectie,' zei hij gebiedend. 'Laat dokter Rusteloos het stuk gaspijp zien, dat we op de zolderkamer hebben gevonden. Hij kan het vergelijken met de hoofdwonden. Maar doe eerst de herkenning. Vraag aan de buurman of hij samen met de vader wil komen. Het lijkt mij het beste dat je de moeder thuis laat.' Hij pauzeerde even. 'En ga nog eens in op die affaires van Fred Doornekamp met vrouwen.'

Van Dijk knikte begrijpend. 'Als dokter Rusteloos klaar is, wat doe ik na de sectie?'

'Ga naar de commissaris en vraag of hij contact wil opnemen met de officier van justitie. Als die het lijk vrijgeeft, kun je de ouders helpen bij het regelen van de begrafenis.'

'En verder?'

De Cock slenterde naar de kapstok. 'Verder wacht je tot wij terug zijn.' Hij greep zijn oude regenjas en hoed en wenkte Vledder. De jonge rechercheur keek hem verbaasd aan.

'Waar gaan we heen?'

De Cock grijnsde breed. 'Naar de E-35.'

'De Rijksweg naar Zwolle?'

De Cock knikte. 'Heel goed.' Met zijn oude hoedje achter op het hoofd, de regenjas verfrommeld onder zijn arm geklemd, liep hij naar de deur. 'Afslag Horst.' Vledder dribbelde achter hem aan. 'Wat moeten we daar doen?'

De Cock draaide zich half om. 'Kijken,' zei hij strak. 'Kijken waar op twaalf mei van dit jaar een ernstig ongeval gebeurde.'

Ze reden door het vale licht van de vroege morgen. Er was bijna geen verkeer. De moede dagstroom was nog niet op gang gekomen. Vanuit de Watergraafsmeer schoven ze door Diemen de ruimte tegemoet.

Vledder zat achter het stuur van de oude Volkswagen. Op zijn jonge gezicht lag een ontevreden trek. Hij begreep niet wat De Cock wilde, wat hem dreef in de richting van Zwolle te rijden. Zoals zo vaak bij een onderzoek, had hij het ellendige gevoel in feite buiten de zaak te staan… er niet werkelijk bij te horen. Dat ergerde hem. Steeds vol belangstelling en interesse luisterde de oude speurder naar zijn opmerkingen en theorieën, prees ze, maar om onduidelijke reden verliep het altijd anders. En dat ergerde hem het meest.

Van opzij keek hij naar De Cock, die rustig, ontspannen naast hem zat, diep onderuitgezakt, de kraag van zijn regenjas omhoog, het oude vilten hoedje diep op de ogen. Ineens overspoelde hem het warme gevoel, dat hij van de oude man hield, hem bewonderde. En dat om veel meer reden, dan zijn ongewone speurzin.

De ontevreden trek gleed van zijn gezicht. Hij verminderde wat snelheid en draaide het geluid van de mobilofoon terug. 'Wat… eh, wat voor een ernstig ongeval?' vroeg hij vriendelijk.

De oude speurder drukte zich wat omhoog. 'Een ongeval met een auto.'

'Wat heeft dat met onze zaak te maken?'

De Cock maakte een nonchalant gebaartje. 'Alles… hoop ik.' Hij schoof zijn oude hoedje naar de nek en blikte schuin omhoog. 'Ben je al wat meer over onze Marianne te weten gekomen? Ik bedoel, weet je al waar ze vandaan komt?'

Vledder schudde droef het hoofd. 'Nu Eindhoven negatief is, weet ik feitelijk niet goed waar ik moet zoeken. Ik heb het al in Den Haag bij het centraal bevolkingsregister geprobeerd. Maar daar wist men ook niets.' Hij zweeg even, staarde nadenkend voor zich uit. 'Dat auto-ongeval… er gebeuren zo'n twintig, dertig ernstige auto-ongevallen per dag.'

De Cock glimlachte. 'Je wilt zeggen… waarom juist de E-35, afslag Horst?'

'Precies.'

De Cock draaide zich naar hem toe. 'Begin mei van dit jaar stonden Marianne van Buuren en Colette Maesen met Bonny bij het klaverblad Hoevelaken te liften. We komen straks aan die plek voorbij.'

Vledder knikte gehaast.

'Ze kregen een lift naar Amsterdam.'

'Ja. Pieter de Vries, een vriendelijke chauffeur, terugkomend van een rit naar Hannover nam vandaar het drietal mee. Op weg naar Amsterdam ontspon zich een gesprek. Tijdens dat gesprek vertelde Marianne dat ze getuige was geweest van een ongeval. Ze had, zo zei ze, de avond tevoren een ongeval gezien met drie doden.' Hij zuchtte even. 'Op zich erg genoeg, maar voor ons onderzoek niet meer dan een losse opmerking.'

Vledder keek hem scherp, onderzoekend aan. 'Ben je daarop doorgegaan?' vroeg hij verbaasd.

De Cock knikte bedaard. 'Toen ene Marianne van Buuren in Eindhoven niet bekend bleek, vroeg ik mij af of het ongeval geen leidraad zou kunnen zijn. Begrijp je… als het ongeval in Eindhoven had plaatsgevonden, dan was ze daar toch geweest. Had het plaatsgevonden in Breda, dan zouden we daar verder moeten zoeken.'

De jonge rechercheur fronste zijn wenkbrauwen. 'Wist je een datum?'

De Cock schudde het hoofd. 'Aanvankelijk niet. Maar dat vormde geen probleem. Ik belde de transportonderneming waar Pieter de Vries werkte en vroeg wanneer hij in mei van een rit uit Hannover was teruggekeerd. Dat bleek de dertiende.'

Vledder glimlachte. 'Het ongeval moest dus op twaalf mei hebben plaatsgevonden.'

De Cock beet op zijn onderlip en knikte. 'Er was op die twaalfde mei maar één ongeval met drie doden… op de E-35, bij de afslag Horst.'

Ze zwegen, reden het Klaverblad Hoevelaken op. Vledder nam gas terug. De Cock keek om zich heen. Een strik van wegenlinten, bedacht hij. Het beeld van de linten drong zich sterk aan hem op. In zijn jeugd droegen de meisjes ze in het haar. Grote, mooi gestrikte linten. Knappe Liesje droeg er één, het buurmeisje met wie hij op zijn dertiende al wat houterig vrijde.

Vledder dreef de zoete beelden uit zijn herinnering weg.

'Wanneer wist je het?' vroeg hij.

'Wat?'

'Van dat ongeval… bij afslag Horst.'

De grijze speurder wreef zich achter in de nek. 'Gisteren,' zei hij loom. 'Gistermorgen heb ik gebeld.' De jonge rechercheur grinnikte. 'En waarom moeten we nu hals-over-kop…?' Hij maakte zijn vraag niet af, keek verwachtingsvol opzij.

De uitdrukking op het gezicht van De Cock veranderde. 'Vannacht,' sprak hij ernstig, 'besefte ik plotseling hoe belangrijk dat ongeval is.'

Vledder keek hem niet-begrijpend aan. Hij gebaarde wat ongeduldig. 'Hoezo… belangrijk?'

De Cock schoof zijn dikke onderlip vooruit. 'Er waren twee dingen,' zei hij kalm. 'Twee dingen uit ons onderzoek, die er plotseling uitsprongen. Dat was in de eerste plaats de arm van Fred Doornekamp. En dan…'

Vledder onderbrak hem heftig. 'Je bedoelt het nummer op zijn linkeronderarm?'

'Ja, dat nummer.'

Vledder grijnsde wat verlegen. 'Een-twee-vijf-zeven-drie. Wat is daarmee?'

De Cock nam zijn notitieboekje uit de binnenzak van zijn colbert en schreef op de kaft met grote cijfers 1 2 5 7 3. Hij gaf Vledder het boekje in de hand. 'Als je nu eens,' stelde hij, 'na de twee en na de vijf een streepje zet. Wat krijg je dan?'

Vledder gluurde naar de cijfers. Plotseling werden zijn ogen groot. 'Een datum,' stamelde hij onthutst. 'Twaalf mei '73… de datum van het ongeval.' Hij keek blij opzij. In zijn ogen glansde bewondering. 'Fantastisch,' riep hij luid. 'Het was dus geen telefoonnummer, maar de datum van het ongeval bij Horst.' Hij zweeg een tijdje, staarde voor zich uit op de weg. 'Maar waarom? Waarom deed Fred Doornekamp dat?'

De Cock glimlachte fijntjes. 'Omdat hij het ongeval niet had gezien. Hij was geen getuige geweest… wist niet op welke datum het gebeurde.'

Vledder blikte naar hem op. Een ogenblik vergat hij te sturen. De Volkswagen schoof gevaarlijk naar de vluchtstrook. 'Marianne,' zei hij hees. 'Hij kreeg de datum op de avond voor zijn dood van Marianne en schreef het op zijn arm.'

Ze reden zwijgend verder. De Cock zakte weer onderuit. Vledder overdacht de nieuwe ontwikkelingen. Toen aan de weg een bord verscheen met Afslag Horst, tikte hij zijn grijze collega op de schouder en wees ernaar. De Cock drukte zich wat omhoog.

Aan het einde van de afrit remde Vledder af en stopte de wagen aan de kant. Ze stapten wat stijfjes uit en keken om zich heen. Rechts beneden lag een boerderij. Een bleek zonnetje spiegelde in een rijtje geboende melkbussen aan de weg. Links liep een viaduct naar een smoezelig strand. Tot ver reikte het water van het Veluwemeer. 'Moet het hier zijn?'

De Cock antwoordde niet. Hij slenterde van de wagen weg en liep het viaduct op. Ongeveer halverwege bleef hij staan en keek over de leuning. Er was al wat meer verkeer. Het raasde onder hem door. Vledder kwam naast hem staan. 'Weet je hoe het ongeval gebeurde?'

'Niet precies. Ik ken geen details. De wagen moet hier van de weg zijn geraakt en tegen het viaduct geramd. Ik denk dat de bestuurder afslag Horst miste, dit bemerkte, en toen de macht over het stuur verloor. Dat is meer gebeurd. Vooral bij hoge snelheden.' Hij draaide zich half om. 'Verderop, in Ermelo, is een post van de rijkspolitie. Er moet een proces-verbaal van het ongeval zijn opgemaakt. Vraag of je dat ter inzage kunt krijgen. Het interesseert mij vooral wie er bij het ongeval waren betrokken.'

'Ga je niet mee?'

De Cock schudde het hoofd. 'Ga maar alleen. Ik blijf zolang hier.'

Toen de jonge rechercheur met de Volkswagen was vertrokken, bleef De Cock in gepeins verzonken bij de leuning van het viaduct staan. De zon kwam hoger. De kilte van de morgen verdween. Het verkeer onder hem op de weg kwam goed op gang. Het werd intensiever, stroomde van beide kanten. De Cock vroeg zich af hoe het was geweest… drie maanden geleden… toen kort voor middernacht het ongeval gebeurde. Waar had Marianne gestaan? Hier, op dezelfde plek, waar hij nu stond? Hij blikte om zich heen. Vanwaar kwam ze dan… zo laat? En waar ging ze heen? Hij kende Ermelo. Het was een uitgestrekt dorp met een voor het merendeel streng calvinistische bevolking. Het bezat veel landelijk schoon. Maar hippies waren er niet. Wel fraaie campings, zomerhuizen en caravans. Nu, in de zomer, was het er druk, verbleven er in het dorp meer toeristen, dan het inwoners telde. Maar half mei was het seizoen nauwelijks op gang. Wat had Marianne hier te zoeken? Wat deed ze hier? Hoe kwam ze hier terecht? Mijmerend liep hij van het viaduct weg en slenterde de dwarsweg op. Van het erf van de boerderij kwam een man op een fiets. Een witte emmer bungelde aan het stuur. Achter hem dartelde een hond: een vaal beest van een ondefinieerbaar ras. De man zag dat de hond hem na kwam. Hij stopte, steunde met een klomp op de weg. De hond liep kwispelstaartend op hem toe. De man schudde beslist het hoofd en strekte zijn arm naar achteren. 'Terug,' riep hij bevelend, 'Bobo terug.' De hond droop langzaam af, verdrietig, de ruige kop omlaag. De man keek de hond nog even na, stampte toen op de pedalen en reed weg.

Als aan de grond genageld bleef De Cock staan. Het was alsof plotseling iemand hem met een lange naald in zijn hersenen prikte.

'Bobo,' stamelde hij,'Bobo.'

Het duurde even voor hij zijn benen weer kon bewegen. In een wat komische draf rende hij zwaaiend achter de fietser aan.

De vrouw zette de emaille ketel terug op het petroleumstel en ging wat achteraf zitten. De handen in haar schoot. Boer Hemminga schoof een kom dampende koffie naar zich toe, schepte driemaal in de open suikerpot en roerde met aandacht. 'Marianne kwam hier vaak.' Hij knikte in de richting van De Cock. 'Ze zat dan daar, waar u nu zit. In diezelfde stoel. Ze bleef vaak uren bij ons plakken. Vooral 's avonds.' Hij schudde zijn hoofd heen en weer. 'Zonder veel te zeggen. Ze zei eigenlijk nooit veel. Je kon alleen aan haar zien dat ze zich hier prettig voelde. Geborgen. Daarom stuurden mijn vrouw en ik haar nooit weg. Zelfs niet als het laat werd.'

'En het kind?'

'Dat had ze altijd bij haar. Een lief jochie… een echt vriendelijk ventje.' Hij wees op de hond, die zacht brommend aan zijn voeten lag. 'Bobo is een rakker en een kwaaie voor vreemden. Als hij los is, jaagt hij ze allen het erf af. Maar dat kind kon alles met hem doen. Kostelijk. Soms lagen ze samen in de hondenmand te slapen.' Hij glimlachte. 'Werkelijk een bijzonder kereltje.' In zijn stem trilde vertedering. 'Ik heb zelf vier kinderen. Ze zijn al een paar jaar het huis uit… gestudeerd… hadden geen trek in het boerenbedrijf.' Hij klemde zijn handen om de kom en nam een slok koffie. 'Zo lief en volgzaam als die kleine zijn de mijnen nooit geweest. Ik zei wel eens tegen Marianne: "Laat hem maar hier, dan maak ik een flinke boer van hem.'"

De grijze speurder wreef over zijn kin en keek de man voor hem onderzoekend aan. 'Ging ze daarop in?'

Boer Hemminga schudde heftig het hoofd. 'Welnee, geen kijk op. Marianne wilde er niets van horen. Als ik erover begon, dan stapte ze meteen op… alsof ik het echt meende… alsof ze bang was, dat ik het kind werkelijk van haar zou afnemen.'

'Daar had ze angst voor?'

'Ja, beslist. Dat kereltje was haar alles. Daar leefde ze voor. Je zou van zo'n jonge meid toch wat anders verwachten.'

'Hoe bedoelt u?'

Boer Hemminga gebaarde voor zich uit. 'Dat ze wat meer haakte naar plezier. Een jonge knappe levendige meid. Avond aan avond zat ze bij ons. Mijn vrouw en ik zijn tenslotte al mensen op leeftijd.' De Cock knikte begrijpend.

'Als ze opstapte… waar ging ze dan heen? Woonde ze hier in de buurt?'

Boer Hemminga trok zijn brede schouders op. 'Marianne was niet uit onze contreien. Ze hoorde hier niet. Ik denk dat ze ergens uit een grote stad kwam… weggelopen van huis. Ze was daar nogal vaag over.'

De Cock boog zich iets naar voren. 'Maar waar woonde ze hier? Waar sliep ze? Ze moest toch ergens een onderkomen hebben?'

Boer Hemminga dronk bedaard zijn kom leeg. 'Ik heb het haar nooit gevraagd. Op een goede dag kwam ze hier om melk. Het was begin maart en pittig koud. Ze had een emmertje bij zich en droeg het kind op de arm. Ik dacht eerst dat ze een zigeunerin was. Die zie je hier ook wel eens een enkele keer op het erf. Maar mijn vrouw zei: "Nee, dat is ze niet. Ze is geen zigeunerin. Het kindje is te blond.'"

'En toen?'

'Ik maakte een praatje met haar, deed wat melk in haar emmertje en gaf haar een paar eitjes. Daar vroeg ze om. De dag daarop kwam ze weer… met het kind en het emmertje.' Hij zweeg even en staarde naar zijn lege kom. 'Er staan hier in de buurt veel zomerhuisjes. Echt mooie huisjes, compleet, met alles erop en eraan. Ze zijn van mensen uit de stad. Meest voor de vakantie. In de winter en in het vroege voorjaar worden ze bijna niet gebruikt. Ik denk dat Marianne met haar kind in een van die huisjes woonde.'

'Met toestemming?'

Boer Hemminga wreef met de rug van zijn hand langs zijn neus en lachte fijntjes. 'Ze was niet het type om ergens toestemming voor te vragen.'

'Heeft u wel eens een jonge vrouw of een jonge man in haar gezelschap gezien?'

Boer Hemminga schudde het hoofd. 'Ze kwam altijd alleen met het kind.'

De Cock tastte in de binnenzak van zijn colbert en nam daaruit het fotootje dat zuster Maria van Bonny had gemaakt.

Boer Hemminga nam het fotootje over en bekeek het aandachtig. Hij knikte traag voor zich uit. 'Dat kind,' zei hij wat afwezig. 'Inderdaad.'

'U kunt zich niet vergissen?'

Over het verweerde gezicht van boer Hemminga gleed een pijnlijke trek. 'Kindergezichtjes veranderen snel,' zei hij bedachtzaam. 'Marianne is dag aan dag met het kind bij ons gekomen. Twee maanden lang. Maar ze is nu alweer drie maanden weg.'

'Heeft ze afscheid genomen?'

Boer Hemminga boog het hoofd, streek met zijn handen over zijn knieën. 'Nee,' zei hij triest. 'Afscheid heeft ze niet genomen.' Zijn stem trilde een beetje. 'Ze was plotseling weg. Dat heeft ons wel wat pijn gedaan. We zijn goed voor haar geweest… die twee maanden… voor haar en haar kind. Niet om iets. Ik zeg altijd: "Doe wel en zie niet om." Mijn vrouw en ik hebben geen dankbaarheid verwacht. Maar ze had ons toch wel kunnen zeggen, dat ze ging.' Hij keek naar de grijze speurder op. In zijn bruine ogen blonk een traan. 'Nietwaar, meneer?'

De Cock kauwde op zijn onderlip en knikte. 'Dat had ze,' zei hij somber. Hij tastte met zijn blik de gelaatstrekken van de boer af. Het frappeerde hem, dat het meisje ook bij deze wat stugge man gevoelens van liefde en vertedering had opgewekt.

Mevrouw Hemminga, die tot nu toe had gezwegen, kwam wat geagiteerd van haar stoel omhoog. Ze liep naar het petroleumstel en nam de ketel op. Er lag iets wreveligs in haar houding.

'Ik geloof niet,' zei ze scherp, 'dat ze een beste was.' Haar stem klonk hard. 'Ze had een kind en wist niet van wie. Of je nu van de stad komt of van het platteland… dat heeft geen pas.' Ze gebaarde met de ketel in haar hand. 'En als je mij vraagt, heeft ze ook wat met dat ongeluk te maken.'

De Cock keek haar verbaasd aan. 'Welk ongeluk?'

Ze wees naar buiten. 'Daar bij het viaduct. Diezelfde nacht is ze verdwenen.'

Загрузка...