12

De grauwe, meest bemoste grafstenen, vormden voor de dans een opmerkelijk decor. Monumenten van dood in een bijna magische kring. Gevangen in de ban van haar bewegingen bleef De Cock bij de ligusters staan. Het geheel, de entourage, fascineerde hem. Het vreemde was, dat haar aanwezigheid niet stoorde. Haar wilde dans rond de graven was geen dissonant, geen schrijnende tegenstelling tussen leven en dood, maar een akkoord.

Na een paar minuten draaide De Cock zich om en liep naar het grindpad. Hij dacht plotseling terug aan die avond, drie dagen geleden, toen hij haar voor het eerst ontmoette. 'Een graf voor Colette,' had ze gezegd, 'daar gaat het om.' Hij schoof zijn hoedje wat naar achteren en wreef met een grove hand over zijn gezicht. Colette Maesen had haar graf gekregen, maar de raadsels rond haar dood waren niet opgelost. Waarom moest het meisje sterven? Het leek zo onredelijk, zo zinloos. Waarom zei eenieder, dat Colette Maesen een kind had, terwijl toch duidelijk was vastgesteld dat ze nooit had gebaard? Van wie was het kind? Waar had ze het vandaan? Waarom had de man met het grijs aan de slapen er belangstelling voor? En bovenal… waar was het nu?

Vledder kwam hijgend achter hem aan. Zijn voetstappen knarsten in het grint. 'Die griet is gek,' riep hij achterom wijzend. 'Geloof me… knotsgek. We moeten daar wat aan doen.'

De Cock keek hem van terzijde wat kil aan. 'Wat?' vroeg hij onbewogen.

De jonge rechercheur schudde vertwijfeld het hoofd. 'Dat kan je toch niet toestaan,' riep hij verontwaardigd. 'Dat mag niet. We moeten de mensen van de begraafplaats waarschuwen. Je kunt toch niet iemand ongehinderd tussen de graven laten dansen?'

'Waarom niet?'

Vledder slikte. 'Je krijgt last met de mensen, die hier hun dierbare doden…'

De Cock wuifde het weg. 'Ze wordt wel moe.'

'En dan?'

De grijze speurder glimlachte. 'Dan gaat ze met haar tamboerijntje terug naar het Leger des Heils. Ik heb gisteren nog met majoor Bosschaert gesproken. Ze zei dat Marianne zich uitstekend gedraagt.'

Vledder snoof. 'Ze hoort thuis in een inrichting,' zei hij cru.

De Cock bleef ineens midden op het grindpad staan. 'Thuis,' zei hij nadenkend. 'Waar hoort ze thuis?' Hij keek fronsend naar Vledder op. 'Wat weten we van haar? Vrijwel niets.'

De jonge rechercheur trok wat nonchalant zijn schouders op. 'Marianne van Buuren,' zei hij achteloos, 'een hippie uit Eindhoven.'

De Cock knikte traag voor zich uit. 'Ze was nogal mollig toen ze klein was en haar vader noemde haar Bolletje Beer.'

Vledder maakte een grimas. 'En dat is erg belangrijk,' zei hij grijnzend.

De duidelijke spot scheen de grijze speurder te ontgaan. Hij liep langzaam verder. 'Mogelijk,' mompelde hij wat afwezig, 'heel goed mogelijk.'

Aan het einde van het grindpad stapte Vledder het kantoor van de begraafplaats binnen en noteerde de ligging, de klasse en het nummer van het graf van Colette. Toen hij terugkwam keek De Cock hem onderzoekend aan. 'Heb je het gezegd?'

'Wat?'

'Dat ze danste?'

Vledder schudde zwijgend het hoofd. Hij nam de sleuteltjes uit zijn zak en opende de portieren van de politiewagen. Ze stapten in en reden terug naar de binnenstad. Het begon zachtjes te regenen. De Cock keek naar de druppels op de voorruit.

'We hadden haar wel mee kunnen nemen.'

'Wie?'

'Marianne. Het is nog een heel eind… op blote voeten.'

Vledder schakelde de ruitenwissers in. 'Je maakt je nogal zorgen.'

De Cock reageerde niet. Toen Vledder in het begin van de Warmoesstraat in een wachtende file geraakte, stapte hij zonder iets te zeggen uit en wandelde naar het bureau.

Brigadier Bijkerk kwam vanachter de balie naar hem toe.

'Er wacht al meer dan een halfuur een man op je. Er zijn ook een paar vrouwen geweest.'

'Naar aanleiding van het krantenbericht?'

Bijkerk knikte. 'Ik heb ze naar boven gestuurd. Ik geloof dat Van Dijk hen te woord heeft gestaan. Die man wilde perse op jou wachten.'

'Waarom?'

Bijkerk trok zijn schouders op. 'Dat weet ik niet. Hij wilde je wel eens zien, zei hij.'

De Cock krabde zich grijnzend in de nek. 'Verder nog berichten over het kind?'

De wachtcommandant schudde het hoofd. 'Een paar onduidelijke telefoontjes van mensen die ergens een blond kereltje hadden gezien. Ik heb ze maar naar Van Dijk doorverbonden.'

De Cock wuifde. 'Bedankt. En stuur die man naar boven.'

Hij was kort, breed, met een buik die over zijn broekriem puilde. Zijn gezicht was rond en vlezig. Dun stroblond haar lag in een perfecte scheiding op zijn hoofd. Hij schoof zijn stoel wat bij en ging uitgebreid zitten. Zijn helgroene ogen blikten vrolijk boven wat rossige wangen. 'U bent meneer De Cock?'

De grijze speurder knikte. 'Met ceeooceekaa,' reageerde hij haast automatisch.

De man lachte uitbundig. Zijn omvangrijke buik deinde mee. 'Ze zei, dat u dat zeggen zou.'

'Wie?'

'Mijn vrouw. Ze kent u. U hebt haar eens geholpen, jaren geleden, bij een akkefietje met haar eerste man. Ze lag toen in een scheiding. Mijn vrouw… ze praat nog vaak over u. Een fijne man, zegt ze altijd, meneer De Cock.' Hij glimlachte. 'Ze zei: ga naar hem toe. Misschien kan je wat terugdoen.'

'Terugdoen?'

Hij glimlachte opnieuw. 'Helpen, begrijpt u, bij uw onderzoek.'

De Cock keek hem peilend aan. 'U… eh, u wilt mij helpen?'

De man knikte heftig. 'Ik las het vanmorgen in de krant. Van dat kind, dat weg is. Direct toen ik vanmorgen het ochtendblad opsloeg en de foto zag, zei ik tegen mijn vrouw: dat smoeltje ken ik.'

'Waarvan?'

Hij verschoof iets op zijn stoel, boog zich naar voren en legde beide armen huiselijk op het bureau. Eerst nu zag De Cock hoe dik zijn polsen waren, hoe pezig de handen. De man kneep peinzend een oog half dicht. 'Het is nu ongeveer een maand of drie geleden,' begon hij. 'Ik ben vrachtwagenchauffeur, op de lange afstand… Parijs, Wenen, Praag. Meestal rijd ik alleen. Soms met z'n tweeën. Normaal neem ik nooit lifters mee. Zeker in het buitenland niet. Het brengt vaak ellende. Bovendien weetje nooit…'

De Cock onderbrak zijn woordenstroom. 'U nam lifters mee?' vroeg hij.

De man knikte. 'Zoals ik al zei… een maand of drie geleden. Ik was even naar Hannover geweest en sukkelde lekker op mijn gemak op huis aan. Kort voor het klaverblad bij Hoevelaken zag ik er twee staan, aan de rand van de vluchtstrook. Ze staken hun hand op. Ik begrijp nu nog niet, waarom ik ben gestopt. Misschien omdat het meisjes waren, misschien ook omdat ze een kindje bij zich hadden.'

De Cock fronste zijn wenkbrauwen. 'U… u gaf ze een lift?' De man keek hem verbaasd aan. 'Ik… ja, ik gaf ze een lift. Wist u dat?'

De Cock schonk hem een matte glimlach. 'Ik wist dat iemand twee hippies met een kind een lift gaf naar Amsterdam. Meer niet. Ik wist niet dat u het was.' Hij plukte aan zijn neus. 'Hoe laat kwam u langs Hoevelaken?'

'Vroeg nog. Ik schat een uur of zeven.'

De Cock tastte in zijn binnenzak, nam daaruit een foto van Colette en legde die voor de man neer. 'Was zij een van hen?'

De man keek en knikte. 'Die andere was iets groter en had lang zwart haar.'

'En het kindje dat ze bij zich hadden, was het kindje van de foto in de krant?'

De man knikte opnieuw. 'Precies. Het kan niet missen. Ik zie het smoeltje nog zo voor me.' Hij nam de foto van Colette Maesen in de hand en bezag hem aandachtig. 'Ze staat er raar op.'

'Genomen na haar dood.'

Over het ronde gezicht van de man gleed verwarring. 'Dood?'

De Cock knikte. 'Vermoord,' zei hij achteloos.

De man slikte. Zijn handen bewogen en zijn mondhoeken trilden. 'Vermoord?' herhaalde hij hijgend.

'Drie dagen geleden.'

'Daar heb ik niets mee te maken.'

De rechercheur keek de chauffeur verrast aan. 'Wie beweert dat?'

De man nam zijn machtige armen van het bureau. Hij zag bleek. Alle kleur was uit zijn gezicht getrokken. 'Ik wil er ook niets mee te maken hebben,' zei hij wat beverig. Hij schudde het hoofd. 'Helemaal niet. Ik kwam voor het kind… niet voor moord.'

De Cock glimlachte beminnelijk. 'Dat begrijp ik. Maakt u zich geen zorgen. Ik wil ook alleen maar iets over het kind weten.' Hij knikte hem geruststellend toe. 'U bent meneer… eh?'

'De Vries, Pieter de Vries.'

De Cock nam het fotootje van Colette Maesen terug en borg het weg. 'U bracht de meisjes en het kind van Hoevelaken naar Amsterdam.'

'Ja.'

'Waar hebt u ze afgezet?'

'De Ruijterkade… bij de pont, achter het Centraal Station.'

'Hebben ze nog iets gezegd?'

'Hoe bedoelt u?'

De Cock gebaarde. 'Er zal toch wel een gesprek zijn geweest?'

De man knikte wat afwezig. 'We hebben het over het verkeer gehad. Het gevaar op de weg en zo. Die met het lange zwarte haar zei, dat ze de avond tevoren een ongeluk had gezien met drie doden. Daar was ze nogal vol van.' Hij kauwde peinzend op zijn onderlip. 'En clan hebben we het over het kind gehad.' Er kwam weer wat kleur op zijn wangen. 'Ik maakte me een beetje kwaad op die meiden. Het kind had bijna niets aan. Helemaal bloot van onderen. Het was nogal koud die dag. Een beetje guur. En ze hadden kennelijk al een tijdje aan de weg gestaan. Het kind had hele blauwe pootjes. Het rilde gewoon. Ik heb zelf een paar koters. Het ging me een beetje aan het hart. Ik zei: "Als je met alle geweld langs de weg wil, waarom breng je het kind dan niet ergens onder?" Nietwaar? Een kind heeft rust nodig, warmte, bescherming. Toen ik daar over doorging, werd ze giftig en zei: "Ze moesten jou ergens onderbrengen.'" 'Wie zei dat?'

Hij gebaarde met een opgestoken duim. 'Die zwarte. Die andere… die van die foto… die zei niet veel. Die zat maar wat voor zich uit te staren. Het leek net alsof ze in de lorum was, bezopen.'

'En dat was ze niet?'

De man lachte. 'Ik heb niet aan haar geroken.' De Cock glimlachte. 'Al met al had u geen aangenaam gezelschap opgedaan.'

De man trok zijn wat mollige schouders op. 'Och,' zei hij vergoelijkend, 'toch wel. Ik had, eerlijk gezegd, medelijden met ze. Ik heb expres wat langzaam gereden. Ziet u, het was lekker warm in mijn cabine. Ik dacht: zolang ze bij mij zijn, hebben ze het in ieder geval niet koud.' Hij glimlachte voor zich uit, tastte in zijn herinnering. 'Met die zwarte, die met het lange haar, heb ik het bijna de hele rit aan de stok gehad. Over allerlei dingen. Ik zei: "Ze moesten meisjes, zoals jij, verbieden om een kind te krijgen.'"

Hij wreef over zijn bol gezicht en lachte. 'Nou, toen had ik het gedaan. Ze zei, dat ze niet langer in de wagen wenste te blijven, dat ze eruit wilde… dat ik onmiddellijk aan de kant van de weg moest stoppen.' Hij verschoof op zijn stoel en schudde het hoofd. 'Dat heb ik natuurlijk niet gedaan. Ik liet haar kletsen. Ik ben gewoon doorgereden.'

Hij zweeg even, keek naar de nagels van zijn vingers. 'Wij mensen oordelen zo gauw. Je weet immers nooit hoe zo'n meisje in de knoei is gekomen. Ik had er ook een beetje spijt van, dat ik zo tegen haar tekeer was gegaan. Toen we in Amsterdam waren, nam ik een tientje uit mijn portefeuille. Ik zei: "Hier, koop een warm broekje voor het kind.'"

'En toen?'

De man maakte een triest gebaartje. 'Het was helemaal verkeerd. Ze werd wild, begon te schreeuwen, schold me uit voor alles wat mooi en lelijk was. "Ik heb jouw tientje niet nodig," zei ze. "Ik heb kleertjes genoeg voor het kind.'"

Hij keek naar de grijze speurder op. Zijn ogen waren groot. 'Toen bukte ze zich, rukte haar rugzak open en haalde er een stel kleertjes uit… mooie kinderkleertjes, dure hemdjes, broekjes, truitjes, van alles.'

De Cock reageerde verbaasd. 'Waarom liet ze het kind dan halfnaakt?'

De man knikte traag, instemmend. 'Precies meneer… waarom?'

Загрузка...