11

Smalle Lowietje trok zijn vriendelijk muizensmoeltje in een olijke plooi. 'De vrouwen zijn er vol van. Het gonst in de buurt van de geruchten.'

'Waarover?'

'Dat kind.' De smalle caféhouder leunde voorover op de bar. 'Ze zeggen dat het van een Italiaanse gastarbeider is, die het had willen meenemen naar zijn familie in Italië. De Hollandse moeder zou het toen in radeloosheid aan een paar hippies hebben meegegeven.'

'Onzin.'

Lowietje gebaarde heftig. 'Het wordt in de buurt verteld,' reageerde hij wat verontwaardigd.

De Cock nipte met een nors gezicht aan zijn cognac. 'Sensatie, alleen maar sensatie.'

De Smalle trok zijn schouders op. 'Het kan toch?' riep hij verongelijkt. 'Je leest het wel eens in de krant.'

De Cock zette zijn glas neer. 'Alles kan,' zei hij geprikkeld.

De caféhouder keek hem schuins, onderzoekend aan. 'Is er wat?' vroeg hij bezorgd. 'Wat ben je narrig.'

De Cock wreef over zijn gezicht. 'Ze hebben het kind gestolen,' zei hij bruut, onverschillig. 'In het Westerpark. Ik had het zolang bij de zusters ondergebracht. Vanmiddag liet een van hen hem in het park spelen en plotseling was het weg.'

De kleine frettenoogjes van Lowietje werden groot. 'Dat heeft die vent gedaan,' riep hij plotseling. 'Subiet, die vent. Samen met een vrouw.'

De grijze speurder keek verrast naar de caféhouder op. 'Welke vent? Welke vrouw?'

Lowietje gebaarde heftig. 'Die vent, van wie ik je vertelde… met dat grijs aan de slapen. Vanmiddag was hij hier weer. Met een vrouw.'

'In het café?'

Smalle Lowietje schudde het hoofd. 'Niet in het café. In de buurt.'

'Heb jij hem gezien?'

'Ik niet… Ouwe Kareltje.'

De Cock kneep zijn ogen halfdicht. 'Kent Ouwe Kareltje hem?' vroeg hij achterdochtig.

De smalle caféhouder knikte. 'Ouwe Kareltje was hier, die dag, toen die man kwam en om het kind vroeg. Hij zat daar, verderop, aan de bar. Zijn vaste stekkie. Toen die man betaalde en wilde opstappen, zei Kareltje nog dat-ie er wel eens eentje had kunnen weggeven.' Lowietje glimlachte vertederd. 'Je weet hoe Ouwe Kareltje is… altijd tuk op een gratis borreltje.'

'En toen?'

De tengere man klapte met een vlakke hand op de houten bar. 'Hij legde hier een geeltje neer.'

'Die man?'

'Ja, ouwe Kareltje drinkt er nog van.'

De Cock wreef grijnzend langs zijn nek. 'Zo'n gezicht vergeet Kareltje nooit.'

Smalle Lowietje lachte hartelijk. 'Daarom, toen Ouwe Kareltje mij vanmiddag vertelde dat hij die man in de Lange Niezel had zien lopen, geloofde ik hem direct.'

'Met een vrouw?'

'Dat zei Kareltje… een dame.'

'Heeft hij hen nog aangesproken?'

De caféhouder schudde het hoofd. 'Dat denk ik niet. Hij heeft er niets van gezegd.'

De Cock dronk zijn glas leeg en liet zich van zijn kruk glijden.' Als je Kareltje ziet… stuur hem even naar de Kit.' Lowietje trok een bedenkelijk gezicht. 'Als hij wil. Kareltje is niet zo erg op de Kit gesteld.'

De Cock knikte met een knipoog. 'Hij wel,' sprak hij overtuigend. 'Zeg hem maar, dat ik graag zag dat we goede vrienden bleven.'

Vledder legde een reeks foto's voor De Cock neer. 'Van Wielingen is gisterenavond direct voor ons aan het werk gegaan,' legde hij uit. 'Ik vind ze wel goed. Het was een eenvoudig toestel, moet je bedenken. Hij heeft ze wel mooi uitvergroot.'

De Cock knikte instemmend. 'Waar is de rest?'

'Die heb ik al naar de zusters gebracht.'

De rechercheur spreidde de foto's van Bonny over zijn bureau uit. Opnieuw zocht hij naar gelijkenissen. Er waren trekken in het gezichtje die hem vertrouwd voorkwamen. Hij had het vage onbestemde gevoel, dat hij het gezichtje meer had gezien… ergens, langgeleden. Hij krabde op het hoofd, bepeinsde, dat het toch niet zo langgeleden kon zijn geweest. Gezichtjes van kinderen veranderen snel.

Een klein mannetje stapte, zonder te kloppen, parmantig de recherchekamer binnen. Hij stevende met korte pasjes recht op het bureau van De Cock af, trok de pijpen van zijn pantalon iets op en ging uitgebreid zitten. 'Ik moest hier komen… zei Lowietje.'

De grijze speurder keek op zijn horloge. 'Kwart over negen. Je bent vroeg.'

Ouwe Kareltje snoof. 'Ik ken je,' zei hij wat nukkig. 'Mijn zaakjes met jou handel ik het liefst zo gauw mogelijk af. Ik weet dan tenminste waar ik aan toe ben.' Hij klopte op zijn borst. 'Dat geeft rust van binnen.'

De Cock trok een onnozel gezicht. 'Ik… eh, ik heb niets tegen je. Trouwens, ze zeiden in de buurt dat Ouwe Kareltje niets meer deed.'

Het mannetje keek hem aan. In zijn kleine oogjes glansde ongeloof. 'Zeiden ze dat?'

De Cock knikte overtuigend. 'Ze zeiden… Ouwe Kareltje is uit de handel gestapt, met een zak vol berouw.'

Het mannetje bewoog het hoofd opzij. 'Smoesjes… koop ik niets voor. Zeg mij liever waarvoor ik moest komen.'

De Cock trok zijn gezicht in een ernstige plooi. 'Ik wilde met je praten over die man en vrouw, die je gistermiddag hebt gezien.'

Ouwe Kareltje trok onwillig zijn schouders. 'Ik zie zoveel mannen en vrouwen,' reageerde hij nukkig.

De Cock boog zich iets naar hem toe. 'Die man van het geeltje.'

'O… die.' De Cock knikte. 'Hoe laat was het?'

'Twee uur, half drie. Ik stond op het bruggetje van de Achterburgwal. Ze kwamen uit de Korte Niezel en gingen naar de Stormsteeg.'

'Heeft die man je gezien… herkend?'

Ouwe Kareltje schudde nadenkend het hoofd. 'Ik dacht het niet. Zie je, ze hadden mot, geloof ik.'

'Ruzie, die man en vrouw?'

Ouwe Kareltje gebaarde wat triest voor zich uit. 'Het komt voor, weet je. Ook in die kringen. Volgens mij had hij flink de pest in. Hij trok zo venijnig aan de riem.'

'Riem?'

Ouwe Kareltje knikte. 'Ze hadden een hond bij zich. Een grote hond.' Hij wees met zijn hand van de grond. 'Zo'n kalf… weet je… een soort Prins Bernard, maar dan in het zwart.'

De Cock glimlachte. 'Sint Bernard, bedoel je.'

Ouwe Kareltje knikte instemmend. 'Dat zei ik… met van die logge poten.'

De Cock wreef zich nadenkend achter in de nek. 'Je kan je niet vergissen?'

Ouwe Kareltje schudde het gerimpelde hoofd. 'Ik ben niet gek,' riep hij verontwaardigd. 'Ik heb ze goed gezien. Ze gingen op de brug pal aan mij voorbij.' Hij zweeg, schoof onrustig op zijn stoel heen en weer. 'Heeft u verder nog iets? Ik moet nog…'

De Cock knikte hem vriendelijk toe. 'Je kunt gaan. Bedankt voor je komst.'

Ouwe Kareltje kwam haastig van zijn stoel en verliet duidelijk opgelucht de recherchekamer.

De Cock keek hem na. Daarna deed hij de foto's van Bonny terug in de enveloppe en schoof ze in zijn la. 'Een hond,' mompelde hij ongelovig.

Vledder kwam bij hem staan. 'Zouden zij Bonny gisteren hebben meegenomen?'

De Cock keek naar hem op. 'Hoe wisten zij dat wij het kind bij de zusters Augustinessen hadden ondergebracht?' Hij schudde het hoofd. 'Het lijkt er niet op. Bovendien liepen ze de verkeerde kant op. Als je mij vraagt, waren ze op weg naar de Keizersstraat.'

Vledder grinnikte. 'Wat is daar te zoeken? Het pand is leeg.'

Met een verschrikte beweging kwam De Cock overeind en stapte naar de kapstok. Verwonderd liep Vledder hem na.

'Waar ga je heen?'

De Cock sloeg met de vlakke hand tegen zijn voorhoofd. 'De begrafenis van Colette… tien uur.'

Vledder stuurde de politie-Volkswagen behendig door het drukke Amsterdamse stadsverkeer. De oude motor bonkte en de uitlaat knalde luide protesten.

De Cock zat naast hem, onderuitgezakt, ontspannen. 'Ouwe Kareltje,' begon hij plotseling, 'is een goede bekende van mij. Hij is goed in gezichten. Vroeger leurde hij in de buurt met nep-ringen… glanzend goud, platina, schitterende stenen. Verpakt in een smartelijk verhaal werden ze aan hebzuchtige onnozelen duur verkocht. Kareltje moest altijd onthouden wie hij al eens had beetgehad.' Hij glimlachte. 'Begrijp je… uit lijfsbehoud.'

'Doet hij echt niets meer?'

De Cock grinnikte. 'Een enkel ringetje, als het toevallig zo uitkomt. Er zijn altijd wel mensen die er gewoon om vragen om bedrogen te worden.'

De jonge rechercheur keek op zijn horloge. 'We zijn te laat,' zei hij bezorgd. 'Het is al ruim kwart over tien.' Hij blikte opzij. 'Zullen we teruggaan naar de Warmoesstraat? Voor wij op Zorgvlied zijn, is de plechtigheid afgelopen.'

De Cock schudde het hoofd. 'Ik wil er toch even kijken. Het gebeurt nog wel eens, dat ze achter zijn op het schema.' Ze reden de poort van de begraafplaats binnen en stopten bij het kantoor.

Vledder stapte haastig uit. Al na een paar seconden was hij terug. 'Ze zijn al naar de groeve,' hijgde hij.

In een kalm wandeltempo stapten de rechercheurs langs de grindpaden. Toen ze halverwege waren, kwam hen in de verte een groepje mensen tegemoet. De Cock herkende familieleden van Colette en trok Vledder mee naar een zijpad. Hij had geen zin in een hernieuwde confrontatie met vragen die hij toch niet kon beantwoorden.

Via een kleine omweg bereikten ze de groeve. Bij hun nadering keken ze tegen de brede rug van een grote man. De Cock hield Vledder tegen.

'Klaas Karsemeijer,' sprak hij fluisterend. 'Laat hem alleen. Misschien is hij wel de enige die ooit echt van Colette heeft gehouden.'

Geruime tijd bleef de zware man bij de open groeve staan. Toen slofte hij langzaam weg. Het hoofd diep gebogen. De Cock keek om zich heen. Er waren rondom vele versgedolven graven met kransen, linten en bloemen op omgewoelde aarde. Het was intens stil. Benauwend. Soms klonk het tjilpen van een mus.

Vledder keek hem van terzijde aan. 'Had je nog iemand verwacht?'

Zijn collega antwoordde niet. Zijn scherpe gehoor had een bijzonder geluid opgevangen, verderop, achter een dichte haag van bonte ligusters. Het was het zachte, bijna ijle rinkelen van belletjes. Voorzichtig ging hij op het geluid af. De jonge Vledder liep hem na.

Plotseling bleef De Cock staan. Voor hem, tussen de grafzerken, danste een meisje. Ze droeg een witte open blouse en een veelkleurige rok, die tot haar enkels reikte. Het lange zwarte haar golfde bij de bewegingen van haar lichaam. Als in trance danste ze voort. Zwevend gleden haar blote voeten door het gras.

Загрузка...