6

De verbijstering op het gezicht trok langzaam weg. Op de vale wangen van de jongeman kwam weer wat kleur. Hij schoof de mouw van zijn jack iets omhoog en bekeek zijn gekwetste pols. 'U hebt verrekt harde handen,' zei hij wrijvend.

De Cock keek hem enige tijd aan. 'Ik vind het nooit prettig,' zei hij zoet grijnzend, 'als iemand met een open dolkmes voor mij staat. Ik kan er niet tegen. Het bezorgt mij altijd een wat kriebelig gevoel.'

De man schoof de mouw van zijn jack terug en harkte met zijn vingers door het lange haar. 'Ik had niet het plan u iets te doen.'

De Cock glimlachte beminnelijk. 'U neemt het mij hopelijk niet kwalijk,' sprak hij met een licht sarcasme. 'U begrijpt, in mijn beroep… ik neem niet graag risico's.' Hij wees naar de opengekerfde matras op de vloer. 'Wat zocht u?'

De jongeman klemde zijn lippen op elkaar en schudde het hoofd. 'Dat gaat u niets aan.'

De Cock plukte aan het puntje van zijn brede neus. 'Dat is geen antwoord op mijn vraag. Wat mij al of niet aangaat bepaal ik zelf wel. Dus nogmaals, wat zocht u?'

De jongeman schudde halsstarrig het hoofd. 'Dat zeg ik u niet. Ik ben niet tot antwoorden verplicht. Ik ben jurist. Ik ken mijn rechten.'

De Cock knikte traag, maakte een hulpeloos gebaartje. 'Dan weet u ook welke rechten een simpele rechercheur heeft.' Hij liep op hem toe en legde een grove hand op zijn schouder. 'Frederik Doornekamp,' sprak hij plechtig, 'ik arresteer u voor de moord op Colette Maesen.'

In het verhoorkamertje van de recherche hing een benauwde sfeer. Fred Doornekamp sprong op en zwaaide heftig. Het lange blonde haar hing warrig voor zijn verhitte gezicht. 'Het is dwaas,' brulde hij, 'volkomen dwaas. Ik heb Colette Maesen niet vermoord. Dat u mij hier vasthoudt is vrijheidsberoving, pure vrijheidsberoving. Uw arrestatie berust nergens op, mist elke wettelijke basis.'

De Cock boog zich met een ruk naar voren. 'Colette Maesen had iets in haar bezit,' zei hij scherp, 'dat u graag wilde hebben, zo graag, dat u er wel een moord voor over had. Toen ze er niet vrijwillig afstand van deed, sloeg u haar de hersens in en zocht. Maar in het kamertje was het niet te vinden. Later, na haar dood, bedacht u, dat ze het wel eens in de oude matras kon hebben verstopt. Daarom kwam u terug, vanmiddag, en zocht tussen de kapok.'

Fred Doornekamp schudde vertwijfeld het blonde hoofd. 'Een theorie.' Hij snikte. Zijn blauwe ogen vulden zich met tranen. 'Een zinloze theorie. Zo was het niet. Echt, zo was het niet.'

De man viel terug in zijn stoel en schudde het hoofd. 'Ik heb Colette niet vermoord.'

De Cock keek hem aan en grijnsde. 'Ik heb nog nooit een moordenaar ontmoet, die gelijk bij zijn eerste verhoor bekende.'

Fred Doornekamp sprong opnieuw op, fel, verbeten. 'Ik ben geen moordenaar.'

De Cock keek hem onbewogen aan. 'Wat zocht u in de matras?' vroeg hij gelaten.

Fred Doornekamp antwoordde niet. Hij sloeg beide handen voor zijn gezicht. 'Het is helemaal niet belangrijk. Het heeft met haar dood niets te maken.'

Het gezicht van De Cock was een koel strak masker. 'Wat zocht u?' herhaalde hij onverstoord.

De jongeman zuchtte. Het leek alsof de aanval van de oude rechercheur zijn krachten had ondermijnd. Hij boog iets voorover en nam zijn handen van het gezicht. 'Heroïne,' zei hij zacht. 'Colette handelde in heroïne. Er moest nog ergens een voorraadje zijn.'

'Hoe wist u dat?'

'Ik had het haar zelf gebracht. Vijftig gram. Een dag voor haar dood.'

'U gebruikt heroïne?'

Fred Doornekamp schudde langzaam het hoofd. 'Ik heb wel eens een handeltje.'

'Hoe lang kende u Colette?'

'Net zolang als ik Marianne ken. Ik ontmoette beiden op de Dam bij het monument.'

'Zomaar?'

'U bedoelt?'

'Het was een toevallige ontmoeting?'

'Ja. Ik zat wat te zonnen en toen kwamen ze bij mij zitten.'

'En het kind?'

'Dat zag ik voor het eerst in de Keizersstraat. Ze hadden mij uitgenodigd.'

De Cock pauzeerde even en bekeek de jongeman aandachtig. De laatste reeks rustig gestelde vragen had hem duidelijk gekalmeerd. De blauwe ogen stonden helder. De lange slanke handen lagen ontspannen op het tafeltje. 'U heeft uw rechtenstudie voltooid?'

Fred Doornekamp keek hem aan en knikte. 'Ruim twee jaar geleden.'

'Waarom doet u er niets mee?'

Er kwam weer reactie. De handen op het tafeltje bewogen. 'Ik prefereer het leven van een hippie.'

De Cock schoof zijn dikke onderlip vooruit. 'De gemeenschap heeft veel geld in uw studie geïnvesteerd,' zei hij scherp. 'Het is niet meer dan billijk, dat u een tegenprestatie levert.'

Fred Doornekamp reageerde heftig. 'Wat moet ik doen?' riep hij met een zweem van wanhoop. 'Mijzelf tegen een hoog salaris verkopen aan directeuren van grote ondernemingen om hen te wijzen hoe ze het best de wet kunnen ontduiken? Moet ik dat doen?'

Een vage glimlach speelde om de lippen van De Cock. 'U zou juridische bijstand kunnen verlenen aan mensen die ten onrechte van moord worden beschuldigd.'

Fred Doornekamp keek naar hem op. In zijn ogen lag een onderzoekende blik. 'U… eh, u probeert mij iets te zeggen?' vroeg hij aarzelend.

De grijze speurder keek hem strak aan. 'Ik geloof niet dat u in heroïne handelt en ik geloof niet dat u naar heroïne zocht.'

'Waar zocht ik dan naar?'

De Cock maakte een mismoedig gebaartje. 'Als ik dat wist, heer Doornekamp, dan wist ik mogelijk ook wie Colette Maesen vermoordde.' Hij stond langzaam van zijn stoel op. 'U kunt dit bureau verlaten.'

De man keek hem verrast aan. 'Ik kan gaan,' riep hij verbaasd.' Ik ben vrij?'

De Cock knikte traag. Hij hield de deur van het verhoorkamertje uitnodigend open. De man kwam overeind. Toen hij hem in de deuropening passeerde, vatte de Cock hem plotseling bij het jack vast en trok hem naar zich toe. Zijn gezicht was dichtbij. 'Als u,' siste hij van tussen zijn tanden, 'op welke manier dan ook, verantwoordelijk bent voor de dood van Colette Maesen… dan zal ik u weten te vinden.' Hij pauzeerde even voor het effect. 'Met… maar desnoods ook zonder… gerechtelijke middelen.'

De man slikte. Zijn adamsappel wipte op en neer. 'Dat,' zei hij hees, 'is een bedreiging.'

De Cock grijnsde breed. 'Inderdaad, heer Doornekamp,' sprak hij liefjes,'dat is het.'

Robert Antoine van Dijk, een van de jongere rechercheurs, liep op de grijze speurder toe en keek hem vragend aan. 'Wat moet ik?'

De Cock wreef met duim en wijsvinger in de ooghoeken. Het verhoor van Fred Doornekamp had hem wat afgemat. 'Een matras,' sprak hij loom, 'een stukgesneden matras. Je vindt het in dat smalle kraakpand aan de Keizersstraat op de eerste verdieping. Neem een wagentje en breng het naar het laboratorium aan het hoofdbureau. Ik zal er doctorandus Eskes over bellen.' Hij keek naar de jongeman op, monsterde het fraaie donkerblauwe kostuum dat hij droeg en schudde het hoofd. 'Wat ben je weer mooi,' zei hij bewonderend.

Robert Antoine van Dijk, om zijn modieuze kledij in het Amsterdamse korps veel geplaagd en geprezen, reageerde niet. 'Een matras?' vroeg hij ontwijkend.

De Cock bekeek hem nog eens aandachtig. 'Ik zou maar een stofjas aandoen,' zei hij bezorgd. 'Het is een oud vies ding. Er heeft drie dagen een lijk op gelegen en de kapok puilt eruit.'

De jonge rechercheur trok een bedenkelijk gezicht. 'Is dat van die moord op het hippiemeisje?'

De Cock knikte. 'Inderdaad.'

'Heeft u al aanwijzingen?'

'Nee… weinig?'

'Mag ik weer… eh?'

De Cock schoof zijn onderlip vooruit en knikte. 'Je mag weer meedraaien.' Hij glimlachte. 'Als je toch op het hoofdbureau bent, ga dan gelijk even door naar inspecteur Everhardt van de opiumploeg en vraag of hij ene Fred Doornekamp kent. Hij zou in heroïne handelen.'

Robert Antoine van Dijk maakte vlijtig aantekeningen. 'Verder nog iets?'

De Cock blikte vanuit zijn stoel omhoog. 'Robert, heb je kinderen?'

'Ja. Een meid van twee en een jongen van vier.'

'Hoe oud was dat joch van jou toen hij begon te praten?'

Robert Antoine frommelde aan de randen van zijn colbert en glimlachte wat verlegen. 'Twee jaar… ongeveer. Toen hij anderhalf was, zei hij al een paar woordjes, mammie, pappie, oma… dag.'

'En nu?'

Een glans van vertedering gleed over zijn gezicht. 'Hij kletst me de oren van het hoofd. Als ik thuiskom heeft hij altijd een hele hoop te vertellen.'

'Ook van vroeger?'

De jonge rechercheur keek hem niet-begrijpend aan. 'Vroeger?'

De Cock knikte. 'Vertelt hij wel eens iets over vroeger, over gebeurtenissen, die plaatsvonden in de tijd dat hij nog niet kon spreken?'

'Uit zijn herinneringen?'

"Precies, Robert. Herinneringen uit een tijd dat hij al wel kon zien, waarnemen, maar nog niet in staat was zijn ge-dachten en gevoelens te formuleren, in woorden uit te drukken.'

'Waarom wil je dat weten?'

De Cock kauwde op zijn onderlip. 'Je kent de zaak… het vermoorde meisje… het kind?'

'Ik heb het gelezen.'

De Cock gebaarde in zijn richting. 'Stel,' zei hij nadenkend, 'dat het kind, Bonny, niet in de kast was op het moment dat Colette Maesen werd vermoord, dan is hij een getuige, begrijp je, als hij ons later kon zeggen wat hij toen zag.'

De jonge rechercheur trok weifelend zijn schouders op. 'Ik weet niet,' zei hij onzeker, 'of het wel kan, of een kind het later zal kunnen vertellen. Ik heb er bij mijn eigen jongen nooit zo op gelet.' Hij schudde het hoofd. 'Ik denk ook niet…'

De Cock wuifde het weg.

'Als ze bij de opiumploeg niets van Fred Doornekamp weten, loop dan nog even door naar de herkenningsdienst.'

Robert Antoine knikte traag. Langzaam slofte hij de recherchekamer uit. In zijn helblauwe ogen lag een peinzende blik.


Zuster Angelica tilde het ventje omhoog en toonde het met trots. 'Kijk eens,' riep ze enthousiast. 'Hoe ziet hij eruit?' De Cock lachte. 'Prachtig.'

Ze verschoof iets aan het truitje van het kind. 'We hebben voor Bonny een nieuw pakje gevonden, nieuwe sokken en schoentjes.'

De Cock knikte bewonderend. 'Het is al een volmaakte heer,' grapte hij.

Zuster Angelica streek langs het wangetje van het kind. 'Hij is alleen nog zo bleek, zo witjes,' zei ze bezorgd. 'Het kind heeft blijkbaar maandenlang geen buitenlucht gezien. We zullen flink met hem gaan wandelen.' Ze wipte het ventje op de arm. 'Hij moet een grote kerel worden.'

De Cock bekeek het jochie aandachtig, bezag het blonde haar, de grote blauwe ogen, het wat bolle gezichtje en zocht naar een gelijkenis. 'Zijn de ouders van Colette geweest?'

Zuster Angelica knikte. 'Ze willen het kind wel hebben. Ook de zuster en zwager van Colette hadden wel belangstelling. Ze hebben zelf geen kinderen. Het wordt uiteraard een zaak voor de voogdijraad.' Ze veranderde van toon. 'Maar voorlopig blijft Bonny bij ons.'

De Cock plukte aan het puntje van zijn neus. 'Zuster Angelica,' zei hij aarzelend, 'u… eh, u trekt regelmatig met Bonny op?'

'Ik verzorg hem, ja.'

'U praat met hem?'

Ze lachte. 'Een wat eenzijdige conversatie. Bonny zegt nog niet veel.'

De Cock knikte begrijpend. 'Zuster Angelica,' ging hij voorzichtig verder, 'zou u iets voor mij willen doen… ongedwongen, beslist niet geforceerd, praten met Bonny over vroeger? Misschien zegt hij iets. Een enkel woord kan voor mij al belangrijk zijn.'

Ze trok een bedenkelijk gezicht. 'Het zou voor Bonny beter zijn als hij het verleden zo gauw mogelijk vergat.'

De Cock knikte. Over zijn breed gezicht gleed een glimlach. Hij boog zich wat naar voren en streek met een grove knuist onhandig over het blonde hoofdje van het kind. 'U hebt gelijk, zuster,' zei hij mat. 'Vergeet het maar. Het is misschien ook niet zo belangrijk.' Hij liep van haar weg en zette zijn oude hoedje op. Wat schoorvoetend kwam hij een paar passen terug.

'Bonny…,' sprak hij weifelend, 'hij had vroeger een koalabeertje.'

Загрузка...