7

Caféhouder Lowietje, wegens zijn geringe borstomvang in de rosse buurt meestal Smalle Lowietje genoemd, streek langs zijn morsig vest en stak De Cock hartelijk de hand toe. 'Ik heb u een paar dagen niet gezien,' kirde hij opgewekt.

De grijze speurder hees zich op een kruk. 'De dienst gaat voor het meisje.'

De caféhouder keek hem olijk aan. 'Ook voor de cognac?' Hij dook aalglad onder de tapkast, pakte de fles cognac Napoleon, die hij speciaal voor De Cock hield gereserveerd, en stak die omhoog. 'Hetzelfde recept?'

Zonder op antwoord te wachten, bedekte hij de bodem van twee diepbolle glazen, want Lowietje dronk er altijd eentje mee. Ze namen de glazen op, warmden de cognac in de hand, snoven en proefden met kleine teugjes. Het was een ceremonie, die zij bijna dagelijks opvoerden, ingetogen, ernstig, devoot, als gold het een religieuze gebeurtenis.

Hoewel Smalle Lowietje in zijn bewogen leven bijna alles had gedaan wat God en het Wetboek van Strafrecht hadden verboden, beschouwde de speurder hem als een vriend. En dat was wederkerig. Het feit dat De Cock uitdrukkelijk het recht vertegenwoordigde, deed daar geen afbreuk aan. Smalle Lowietje zette zijn glas neer.

'Ik hoorde, dat je twee hippies een kind hebt afgenomen. Zwarte Jossie en Schele Riek vertelden het mij. Ze zijn bij je aan de Kit geweest.'

De Cock schudde het hoofd. 'Ik heb het kind niet afgenomen. Ik vond een van de meisjes vermoord in dat oude kraakpand aan de Keizersstraat. Ik vond daar ook een jongetje, in een kast.'

De tengere caféhouder maakte afkeurende tutgeluidjes. 'Arm schaap. De vrouwen in de buurt spraken er schande van. Je weet hoe ze zijn. Ze wilden twee weken geleden al naar de Kit om het te vertellen.'

'Wat?'

De Smalle gebaarde met het hoofd. 'Van dat kind… en dat ze probeerden het te verkopen.'

De grijze rechercheur nipte aan zijn cognac. 'Hadden ze het maar gedaan.' Hij staarde voor zich uit. 'Misschien was het meisje dan nu nog in leven.'

'Waarom werd ze vermoord?'

De Cock grinnikte. Hij schoof zijn mouw op en keek op zijn horloge. 'Dat is een vraag, die mij al bijna vierentwintig uur bezighoudt.'

Lowietje boog zich iets naar hem toe. 'Zou het kind er iets mee te maken hebben?'

'Waarmee?'

'Met die moord.'

De Cock hield het hoofd wat schuin en keek de caféhouder onderzoekend aan. 'Hoezo?'

Smalle Lowietje antwoordde niet direct. Hij likte aan zijn lippen en blikte wat schichtig om zich heen. Hij stond bij de penoze niet graag als 'politieverklikker' te boek. 'Ze hebben het kereltje niet alleen aan vrouwen in de buurt aangeboden.' Hij sprak fluisterend. 'Er was hier in het café ook een man die interesse voor het kind had.'

'Wanneer?'

'Een dag of drie geleden.'

'Wat voor een man?'

De caféhouder haalde zijn smalle schouders op. 'Een gewone man. Ik bedoel… niets bijzonders. Hij was goed gekleed. Een keurig grijs kostuum… compleet met sjaal en hoed. Een hele nette verschijning, zo op het oog. Hij sprak ook een beetje deftig. Je weet wel… met zo'n aardappel in zijn strot.'

'Hoe oud schat je hem?'

'Een jaar of veertig… vijfenveertig. Hij was al een beetje grijs aan de slapen.'

'Waar kwam hij vandaan?'

'Weet ik veel. Ik heb het hem niet gevraagd.'

'Vroeg hij naar Bonny?'

Smalle Lowietje schudde het hoofd. 'Hij vroeg naar een jonge vrouw met een kindje.'

De grijze speurder grinnikte vrolijk. 'Een wat vage beschrijving, vind je niet?'

De caféhouder boog zich nog wat verder naar voren. Zijn miezerig muizengezichtje was vlakbij. 'Ik wist, dat hij zou komen,' sprak hij hees.

'Jij wist het?'

De Smalle knikte. 'Een paar dagen tevoren was een van die meiden hier geweest en had mij gevraagd of ik zo vriendelijk wilde zijn om een man, die naar een jonge vrouw met een kindje zou vragen, naar het oude kraakpand aan de Keizersstraat te sturen.'

De Cock verschoof iets op zijn kruk. 'De man werd dus verwacht.'

'Zeker. Ze hadden hem kennelijk gezegd dat hij naar dit café moest komen om te informeren.'

'En wat zou jij er voor krijgen?'

'Ik… waarvoor?'

De Cock maakte een nonchalant gebaartje. 'Voor je bemiddeling?'

De caféhouder schudde verontwaardigd het hoofd. 'Niets. Ik heb er ook verder niets mee te maken.'

'Het was dus een vriendendienst.'

De Smalle slikte. 'Zo… zo zou je het kunnen noemen.'

De Cock knikte begrijpend. Hij tastte in de binnenzak van zijn colbert en nam daaruit een van de close-ups die Van Wielingen van het slachtoffer had gemaakt. 'Die meid?'

Lowietje nam de foto over. 'Ja,' zei hij beslist,'zij was het. Zij vroeg het.' Hij keek naar de rechercheur op. 'Hebben ze haar vermoord?'

De Cock knikte. 'Colette Maesen.'

Smalle Lowietje schudde meewarig het hoofd. 'Ze hadden beter die andere kunnen pakken, die met het lange zwarte haar.'

De Cock keek de caféhouder aan. De opmerking verraste hem. 'Waarom?'

De tengere caféhouder gebaarde met het glas in de hand. 'Die andere deugt niet, geloof me. Een serpent. Hetzelfde type als wijlen mijn moeder. Als ze ons 's avonds naar bed bracht, dachten we "God, wat een engel" en als je haar nog geen twee minuten later tegen mijn vader te keer hoorde gaan, dan dacht je subiet, dat de duivel haar zelf had geschapen.'

De Cock lachte voluit. Hij pakte zijn glas en nam nog een slok van zijn cognac. 'Jij hebt de man dus naar de Keizersstraat gestuurd?'

'Ja.'

'Hoe laat was dat?'

De Smalle verviel in gepeins. 'Een uur of drie, vier in de middag.'

'Heb je voor die tijd nog met hem gesproken?'

'Vrijwel niet. Hij bestelde een glas port en vroeg of ik het kind wel eens had gezien. Ik zei "ja" want ik had die twee meiden wel eens in de buurt zien scharrelen. Het kind op hun rug. Ze waren er ook wel eens mee in mijn zaak geweest.'

De Cock plukte nadenkend aan het puntje van zijn neus. 'De man kwam dus perse voor het kind,' stelde hij nadrukkelijk. 'Ik bedoel, hij kwam niet voor de meid zelf. Je weet dat ze af en toe een klantje meenam.'

De tengere caféhouder schudde het hoofd. 'Voor het kind,' sprak hij overtuigend. Zijn vriendelijk muizengezichtje stond strak. 'Die indruk had ik. De man was er gewoon vol van. Hij haalde zijn portefeuille tevoorschijn en liet mij zelfs een foto zien.'

De Cock fronste zijn wenkbrauwen. 'Een foto?' vroeg hij. 'Van het kind?'

De caféhouder knikte bedaard. 'Van het kind,' herhaalde hij.

De Cock slikte van verbijstering. 'Schenk nog eens in,' hijgde hij geschrokken.

Smalle Lowietje gehoorzaamde met de welwillendheid van een kroegbaas.

Vledder luisterde gespannen naar het relaas van De Cock. Zijn ogen flonkerden en zijn jonge gezicht zag rood. 'Dat is de moordenaar,' riep hij uit. 'Die vent moet het gedaan hebben. Dat kan bijna niet anders. Ga maar na. Het klopt precies. Drie dagen geleden was hij bij Smalle Lowietje. De caféhouder stuurde hem naar de Keizersstraat… tussen drie en vier uur… vrijwel het tijdstip van de moord.'

De Cock knikte instemmend. 'Hij zou het inderdaad gedaan kunnen hebben.'

Vledder gebaarde heftig. 'We moeten de buurt in om getuigen te vinden. Er zullen beslist wel mensen zijn, die hem hebben gezien.'

'Waar?'

'In de Keizersstraat, in de omgeving van het oude kraakpand. Nu we een beschrijving van de man hebben, kunnen we het proberen.'

'En dan?'

'Wat bedoel je?'

De Cock maakte een hulpeloos gebaartje. 'Laten we aannemen, dat er inderdaad getuigen zijn, die de man daar die dag hebben gezien. Wat dan nog? Hoe wil je de man zelf vinden?' Hij grijnsde. 'Hoeveel net geklede mannen van tussen de veertig en vijfenveertig jaar zullen er in Nederland zijn?'

De jonge Vledder trok zijn schouders op. 'Maar er is een verbinding,' riep hij enthousiast. 'Ergens loopt een rode draad. We moeten die draad oppakken en nagaan. We komen dan vanzelf bij de man.'

De Cock stond op en begon door de recherchekamer te stappen. In de cadans van zijn tred lieten zijn gedachten zich gemakkelijker ordenen. 'Colette,' sprak hij traag, peinzend, 'liet de man naar het café van Smalle Lowietje komen. Het lokmiddel was het kind. Ik heb het Lowietje uitdrukkelijk gevraagd. Hij kwam niet voor haarzelf. De man kwam omdat hij wist dat Colette een blond kindje had.'

Vledder sloeg ineens de handen voor de mond. 'Ik… eh, ik heb je iets vergeten te zeggen,' stamelde hij onthutst. 'Over de sectie van vanmiddag.'

'Wat?'

'Een opmerking van dokter Rusteloos over het kind.'

De Cock keek hem niet-begrijpend aan. 'Wat is er met het kind?'

Vledder slikte. 'Het is niet van haar. Het kan niet van haar zijn. Colette Maesen heeft nooit gebaard.'

Загрузка...