13

'Zijn er veel mensen geweest?'

Robert Antoine van Dijk boog zich over zijn aantekeningen.

'Een oudere man en vier vrouwen. En dan heb ik nog een groot aantal telefoontjes gehad.'

'Is er iets bij… een melding waar we wat aan hebben?'

De jonge rechercheur maakte een misnoegd gebaartje. 'Er zijn in ons land blijkbaar heel veel blonde kinderen die aan het signalement voldoen.'

De Cock krabde zich achter in de nek. 'Valt er niets uit te putten?'

'Hoe bedoelt u?'

De Cock stond van zijn stoel op en liep naar de plattegrond van Amsterdam aan de muur achter zijn bureau. 'Waar is het kind allemaal gezien?'

Van Dijk kwam naast hem staan. 'Ik heb een paar meldingen uit Amsterdam-Oost. Daar liepen op het Zeeburgerpad twee jonge hippies met een blond kereltje op de arm.' Hij gleed met zijn vinger over de kaart. 'Dan heb ik een melding van een vrouw van middelbare leeftijd met een blond jochie in het winkelcentrum van Amsterdam-Noord… bij de snackbar. Verder een man met een huilend kindje in een rode Peugeot op het Mercatorplein. Dan een telefoontje van een vrouw over een verlaten kindje bij een bank in het Vondelpark en een…' De Cock onderbrak hem. 'Dat ligt allemaal nogal ver uit elkaar.'

Van Dijk knikte. 'Ik heb ook nog berichten uit Helmond, Zwolle, Alkmaar en Purmerend. Maar de meeste berichten komen toch uit de oude binnenstad.'

'Waar?'

De jonge rechercheur maakte met zijn wijsvinger een cirkeltje over de kaart. 'Hier… in de omgeving van de Herenmarkt, Haarlemmerstraat en Droogbak.'

'Wat zijn dat voor meldingen?'

Van Dijk raadpleegde zijn notities. 'Een hippie met een kindje bij de Haarlemmersluis. Een vieze man met een kind in een wasserette. Een vreemde jongeman met een blond kereltje bij een winkelier in de Binnen Brouwersstraat. Een man met…'

De Cock stak onderbrekend zijn hand op. 'Wat kocht hij?'

'Wie?'

'Die vreemde jongeman met het kind.'

Robert Antoine maakte een verschrikt gebaartje. 'Dat heb ik niet gevraagd,' zei hij wat bedremmeld. 'Ik kreeg zoveel telefoontjes.'

'Je hebt naam en adres?'

Van Dijk knikte wat timide. 'Van Beusekom, Binnen Brouwersstraat 104.'

'Melk… en beschuit.'

'Verder niets?'

Van Beusekom krabde wat aan het voorhoofd en keek peinzend naar het plafond. 'Een reep chocolade en jam… een pot aardbeienjam.'

'U sprak in uw telefoontje over een vreemde jongeman. Wat was er voor vreemds aan?'

De winkelier glimlachte breed. 'Ik ben echt wel wat gewend. Ik krijg de laatste jaren de meest gekke figuren in mijn zaak. Vroeger was dat niet zo. Toen had je een vaste klantenkring. Je kende iedereen. Tegenwoordig zie je van alles voor je toonbank.'

De Cock knikte gelaten. 'Maar deze jongeman was wel bijzonder vreemd?'

Van Beusekom maakte een vaag gebaartje. 'Met vreemd bedoelde ik eigenlijk de manier waarop hij met het kind omging. Zo onhandig, begrijpt u. Je kon echt zien, dat hij het helemaal niet gewend was.'

'Het omgaan met kinderen.'

'Precies. Toen hij zijn boodschappen van de toonbank wilde pakken, liet hij het kind bijna vallen. Ik heb ze toen maar in een plastic zak gedaan.'

'Hoe vaak is hij bij u in de zaak geweest?'

'Eén keer.'

'Enig idee waar hij thuishoort?'

Van Beusekom spreidde beide armen. 'Dat is moeilijk te zeggen.'

'In een kraakpand?'

De winkelier schudde het hoofd. 'Er zijn hier in de buurt bijna geen kraakpanden meer. Gelukkig niet. De meeste afbraakhuizen zijn dichtgemetseld. Probeer het eens in de Haarlemmerstraat. Er zijn daar van die oude panden waar ze kamertjes verhuren. Ik heb hem met het kind die kant uit zien gaan.'

De Cock knikte de winkelier dankbaar toe. 'Mocht de jongeman terugkomen…' Van Beusekom grinnikte. 'Ik heb uw telefoonnummer.'

Ze stapten vanuit de Binnen Brouwersstraat de Haarlemmerstraat in. Vledder keek zijn oude leermeester van terzijde aan. 'Weet jij welke panden de winkelier precies bedoelde?'

De Cock knikte. 'Ik ben er wel eens geweest. Voor een onderzoek. Onbeschrijfelijke toestanden. Je kan moeilijk van kamerverhuur spreken. Het zijn vieze gore hokken, vaak met wanden van hardboard. Er wonen vrij veel buitenlandse arbeiders.'

'Zou Bonny daar zijn ondergebracht?'

De Cock trok zijn schouders op. 'Mogelijk. We moeten wat proberen. De meeste meldingen concentreren zich in deze omgeving. Het kopen van melk, beschuit en jam kan op het onderhouden van een kind duiden. Of dat kind onze Bonny is…'

Hij maakte zijn zin niet af, bleef bij een gammele oude deur staan en drukte die open. In het portaal, los op de granieten vloer, lag een stapel post. De grijze man raapte de brieven op en bekeek de namen.

Vledder blikte over zijn schouder mee. 'Bekenden?' vroeg hij.

De Cock schudde het hoofd. 'Ik zie er niets tussen.' Hij bukte zich, legde de brieven terug op de granieten vloer en liep de trap op. Vledder volgde.

Boven, aan een grauwe muur, stond achter een slordig gekwaste pijl Hier Melden. Ze liepen in de richting die de pijl aanwees en stuitten aan het einde van een lange gang op een gesloten deur. De Cock klopte en stapte tegelijk naar binnen. Aan een tafel, tot aan de rand bedekt met speelkaarten zat een al wat oudere vrouw. Een pas opgestoken sigaret bungelde aan haar dunne lippen. Met een kaart in haar hand keek ze wat verstoord op.

De Cock zwaaide haar toe. 'Dag… Tante Marie.'

Ze legde de kaart neer. 'Wat moet je?' vroeg ze scherp.

De Cock keek haar droef aan. 'Kan het niet wat vriendelijker?' vroeg hij treurig.

'Ik ben nooit zo blij als je komt.'

De Cock glimlachte. 'Ik ben altijd lief voor je geweest,' schertste hij. 'Ik dacht dat je de beste herinneringen aan mij bewaarde.'

Ze stond wat moeilijk van haar stoel op en snoof verachtelijk. 'Wat moet je?' herhaalde ze met haar handen in haar zij. 'Zoek je iemand?'

De grijze speurder maakte een vaag gebaartje. 'Een jongeman… met een kindje.'

'Jij ook al?'

De Cock onderdrukte zijn verrassing. Hij keek haar onderzoekend aan. 'Hoezo… jij ook al?'

Ze bewoog haar hoofd iets schuin. 'Vanmorgen was hier al een vrouw.'

'Hoe laat?'

'Half tien.'

'Wat voor een vrouw?'

Ze trok wat onwillig haar schouders op. 'Een net mens… een dame… om zo te zeggen.'

'Ze kwam bij jou, net als ik, en vroeg naar een jongeman met een kindje?'

'Ja.'

'En toen?'

'Toen heb ik haar naar boven gestuurd. Naar de zolder. Kamer negen.'

'En verder?'

Ze keek naar hem op. Een blik van onbegrip in haar oude ogen. 'Verder… verder niets. Ik heb haar niet meer teruggezien.'

Ze liepen de trap op. Tante Marie voorop. Een bos sleutels puilde uit de zak van haar jasschort met bloemetjes. Afgezakte kousen hingen in ruime plooien om haar magere benen. Haar grote brede voeten staken in flanellen pantoffels. De greep om de leuning was vast. Moeizaam, hijgend, trok ze zich omhoog.

Op het volgende portaal bleef ze staan. 'Het mens kan natuurlijk langs mijn deur zijn geglipt. Dat doen de anderen ook als ze geen geld hebben voor de huur.' De Cock knikte begrijpend en beduidde haar verder te gaan. Ze liep mokkend door. Midden op de trap bleef ze weer staan. 'Normaal neem ik geen kinderen in mijn huis,' zei ze verklarend. 'Maar dat joch zei, dat zijn vrouw het open en bloot met een ander hield… dat hij het niet langer kon aanzien… dat hij het kind had opgepakt en was weggegaan.'

De Cock keek langs haar heen omhoog. 'Hoe ver nog?'

'Twee trappen.' Ze strompelde verder. 'Als het kind lastig wordt, gaat hij er toch mooi met kind en al uit. Ik heb hier geen crèche.'

'Heb je vanmorgen de krant niet gelezen?'

Ze schudde haar hoofd. 'Ik leg liever een kaartje. Voor rottigheid heb ik geen krant nodig. Ik heb aan mijzelf genoeg.' Ze keek langs haar schouder naar beneden. 'Is er wat met het kind?'

De Cock antwoordde niet.

Toen ze de zolderverdieping hadden bereikt, slofte ze door een nauwe gang naar een deur met een metalen negen. Ze wachtte even tot haar ademhaling weer wat op peil was en klopte toen zacht, bescheiden. Er kwam geen reactie.

Ze klopte opnieuw en luisterde met haar oor tegen de deur. 'Zeker niet thuis,' zei ze half omdraaiend. Ze balde een kno-kerige hand tot een vuist en bonsde op het bovenpaneel. Toen het geluid was weggeëbd, bleef de stilte. Na een paar seconden vatte ze de kruk, deed de deur halfopen en keek naar binnen.

De Cock zag aan haar rug dat ze schrok. Hij legde een hand op haar schouder en trok haar zachtjes terug. Haar rimpelig gelaat zag asgrauw en haar ogen puilden haast uit de kassen. 'O God,' lispelde ze ontsteld. 'O grote God.'

De Cock duwde haar opzij en drukte de deur met zijn voet verder open. In het kamertje, op ruim een halve meter van een omgewoeld bed, lag Fred Doornekamp. Met grote opengesperde ogen staarde hij naar de zoldering. Om zijn lippen lag een verstarde grijns. Vreemd, verwrongen. Het was alsof hij het nog niet vatte, alsof hij luisterde naar een grap waarvan hij de pointe niet begreep.

Vledder keek over zijn brede schouder. 'Dood?'

De Cock knikte traag. 'Vermoord.'

Загрузка...