2

Met de zaklantaarn in de hand onderzocht De Cock elke vierkante centimeter van de vloer van het kamertje. Hij vond een smerige oude injectienaald, korsten verschimmeld brood, afgebrande lucifers en sigarettenpeuken. Op ongeveer een meter boven het hoofd van de dode zaten bloedspatten op de wand. Ze bedekten de I en de F van een slordig neergekwaste spreuk: THIS IS THE FIRST DAY OF THE REST OF YOUR LIFE. De Cock grijnsde met een scheve mond. Het was een bekende hippiespreuk: dit is de eerste dag van de rest van je leven. Hij had de spreuk gevonden op de wanden en muren van vrijwel alle kraakpanden die hij in de loop der jaren ambtshalve had bezocht. Hij richtte zijn lantaarn op het gezicht van de dode. Ineens overspoelde hem een golf van medelijden. Ze was jong nog, niet ouder dan vijfentwintig jaar. Het inbleke gezicht had lieve trekken. De dood deed daar geen afbreuk aan. Hij trok de vodden wat verder van haar af. Tot zijn verbazing bemerkte hij dat haar handen gevouwen waren op haar borst, devoot, als was zij in gebed. Buiten de afschuwelijke wond aan het hoofd, bood het geheel een vredige aanblik. De Cock sloot even de ogen, dwong zichzelf tot koele observatie. Ze was linkshandig, constateerde hij. De linker wijs- en middelvinger waren geel van de nicotine.

Hij deed enige passen terug en bezag de situatie van een afstand. Het raam, de spreuk, de bloedspatten, het matras. Ze had kennelijk rechtop gezeten, toen de dodelijke slagen haar troffen. Daarna was ze schuin naar rechts weggezakt. Hij bekeek haar kleren, aandachtig, met een scherp oog voor het detail. Ze waren oud, vervuild, maar heel. Niet getornd of gescheurd. Er was geen sprake van een worsteling. De beide armen, tot de schouders zichtbaar, waren gaaf. Geen sporen van uiterlijk geweld. Ook de hals vertoonde geen schrammen of verkleuringen. De oude speurder wreef zich achter in de nek. Het was een vreemde moord. Waarom was dit meisje neergeslagen? Wat was het motief? Hij klemde zijn lippen op elkaar. Wat wist Marianne, die zo nadrukkelijk om een graf vroeg? Was zij hierbij betrokken?

Hij besloot haar straks eens duchtig aan de tand te voelen. Buiten knarsten de remmen van een auto, gevolgd door het dichtslaan van een portier. Even later klonk het kraken van de gammele trap. De Cock deed de deur van het kamertje open en scheen in het gezicht van de baardige politiefotograaf. Van Wielingen duwde zijn hand weg en scheen met zijn eigen lantaarn door het kamertje. Het ovaal danste langs de wanden, bleef rusten op de matras met het bleke gezicht.

De fotograaf grinnikte onbeschaamd. 'Je had charmant gezelschap, zie ik. Een lieflijk onderonsje met de dood.' Het klonk cynisch, spottend.

De Cock keek hem aan. 'De dood,' zei hij bestraffend, 'is niet voor onderonsjes.'

Van Wielingen lachte. 'Ben je nooit op een spiritistische seance geweest? Daar vliegen de geesten om je oren.' Hij zette zijn zware tas met een plof op de houten vloer en zocht naar zijn flits en Hasselblad. 'Heb je veel plaatjes nodig?'

De Cock maakte een triest gebaartje. 'Een vies kaal hok. Wat valt hier te fotograferen? Een paar overzichtfoto's. Neem ook een paar duidelijke close-ups van het gezicht. Misschien heb ik ze nodig. Ik weet nog niet precies wie zij is.' Hij krabde zich nadenkend in de nek. 'Maak ook een plaatje van het geveltje buiten. Als ze het pandje de volgende week slopen, heb ik niets meer.'

Van Wielingen knikte begrijpend.

Er stopte een tweede wagen. De Cock liep naar het raam en keek naar buiten. Hij zag dokter Den Koninghe uitstappen. De altijd wat excentrieke lijkschouwer kwam hijgend het gammele trappetje op. De rechercheur liep hem op het portaaltje tegemoet. 'Goedenavond dokter,' riep hij hartelijk.

De lijkschouwer liep hem brommend voorbij. 'Waar is het?' vroeg hij nors.

De Cock scheen naar de dode op de matras. De oude dokter stapte door het kamertje en knielde bij haar neer. Hij bekeek het lichaam aandachtig. Al na een paar seconden keek hij schuin omhoog. 'Zij is dood,' stelde hij laconiek.

De Cock glimlachte. 'Dat had ik al begrepen,' zei hij fijntjes. Hij hurkte naast de dokter. 'Kunt u nog iets zeggen over de oorzaak van de dood, het tijdstip van overlijden?'

Dokter Den Koninghe gebaarde naar de gapende wond aan het hoofd. 'Die klap lijkt mij beslist dodelijk. Dokter Rusteloos zal je dat morgen bij de sectie zeker bevestigen.' Hij verschoof iets aan zijn metalen brilletje. 'En het tijdstip van overlijden?' Hij tilde de schouder van de dode iets op en keek naar de lijkvlekken laag in de nek. 'Ik schat zo,' zei hij met enige aarzeling, 'dat ze twee a drie dagen geleden is gestorven.'

'Bedankt.'

Ze kwamen beiden overeind. De kleine dokter bleef voor de grijze speurder staan en blikte omhoog. 'Heb ik u al goedenavond gewenst?'

De Cock trok een droef gezicht en schudde het hoofd. 'Nog niet, dokter.'

De oude lijkschouwer maakte een grimas. 'Bij deze dan, bij deze.' Met een olijke trek op zijn gezicht liep hij het kamertje uit.

Van Wielingen lachte luid. Zijn schrille lacht kaatste schaterend tegen de kale wanden. Hij verdraaide wat aan de lens, richtte zijn Hasselblad op de dode en schoot zijn eerste plaatje. Het felle blitslicht maakte De Cock een paar seconden blind.

Rechercheur Vledder kwam het kamertje binnen. In zijn kielzog stapte de man van de Dactyloscopische Dienst. Frans Kreuger schudde De Cock hartelijk de hand. 'Heb je weer een lijk? Soms denk ik dat je er in grossiert.' Hij keek met een vies gezicht het kamertje rond. 'Wat een troep. Wat moet ik in dat oude krot zoeken?'

De Cock keek hem vol onbegrip aan. 'Vingertjes,' zei hij simpel.

Kreuger spreidde beide armen in een hulpeloos gebaar.

'Oké, oké,' zei hij wat kriegel. 'Maar al hadden ze hier de koningin vermoord…'

De Cock trok zijn brede schouders op. 'Jij moet het weten,' zei hij berustend. 'Jij bent deskundig. Als jij denkt dat hier geen vingertjes te vinden zijn…'

Hij maakte zijn zin niet af, draaide zich langzaam om. In de deuropening stonden twee geüniformeerde broeders van de Geneeskundige Dienst. Ze hielden een brancard rechtop in hun midden. De oudste broeder wees naar de dode vrouw op de matras. 'Kan ze al mee?'

De Cock stak afwerend een hand omhoog. 'Nog even… als de fotograaf klaar is.'

Van Wielingen keek op. 'Van mij mag ze weg,' zei hij onverschillig. 'Ik heb hier alles gehad!' Hij wuifde naar de matras. 'Die paar close-ups van haar maak ik morgen wel in het sectielokaal.'

De broeders schoven de brancard naast de matras en tilden de dode vrouw in het canvas. Ze spreidden een laken over haar uit, sjorden de riemen vast en droegen haar wiegend weg. Het peuterig portaaltje en de smalle trap vormden voor hen geen beletsel. Zonder enige moeite manoeuvreerden ze de brancard naar beneden.

Na luttele seconden hoorde De Cock buiten de deuren van de ambulancewagen dichtklappen. Het geluid trof hem. Opnieuw viel zijn blik op de spreuk aan de wand; this is the first day of the rest of your life. Hij schudde het grijze hoofd en klemde zijn lippen op elkaar. Voor Colette niet, bedacht hij bitter. Voor haar geen rest en nooit meer een first day.

Van Wielingen hing zijn tas aan zijn schouder en zwaaide tot afscheid. 'Je hebt ze morgenochtend, behalve de close-ups dan. Die komen een paar uur later.'

De Cock wuifde.

Ook Frans Kreuger borg zijn potten en kwasten op. 'Het is gewoon hopeloos,' verzuchtte hij somber. 'Het kleeft van de vettigheid.' Hij wees met een droef gezicht naar de smoezelige deurstijlen. 'Ik vraag mij af hoe lang het geleden is, dat hier voor het laatst een sopdoek overheen kwam.'

De Cock grinnikte. Hij kende de meer dan propere echtgenote van Kreuger. 'Je moet je vrouw hier maar eens langs sturen,' zei hij gekscherend.

De dactyloscoop schudde triest het hoofd. 'Ik houd het goede mens maar zoveel mogelijk buiten mijn werk. Weet ze veel? Ze denkt dat het voor iedereen alle dagen zondag is.' Hij duimde over zijn schouder. 'Als ik haar vertel dat er mensen in dit soort krotten leven, gelooft ze me toch niet.' Hij schudde de grijze speurder tot afscheid de hand. 'Morgen kom ik nog wel even terug, als het licht is. Dan loop ik alles nog even na.'

De Cock knikte instemmend. 'Maak, als je wilt, ook een dactyloscopisch signalementje van het slachtoffer. Je weet het nooit. Misschien heb ik het nodig.'

Frans Kreuger maakte een begrijpend gebaartje. 'Oké, als Van Wielingen morgen naar het sectielokaal gaat voor de close-ups, loop ik even met hem mee. Hoe laat komt dokter Rusteloos?'

De Cock trok zijn schouders op. 'Dat weet ik niet. Ik heb nog geen contact met hem gehad. Maar dat zal wel in de middag worden.'

Kreuger pakte zijn notitieboek en maakte een paar aantekeningen. 'Als ik haar signalementje heb, trek ik het nog even na. Misschien komt ze bij ons voor.'

De Cock knikte traag, nadenkend. 'Je hebt kans, dat ze wel eens voor de Opiumwet is gepakt. Hou me in ieder geval op de hoogte.'

Toen Frans Kreuger was vertrokken, keek de speurder nog eens het kamertje rond. Hij trachtte zich voor te stellen hoe het was geweest, dat moment, toen de moordenaar toesloeg. Het lukte niet best. Het beeld kreeg geen contouren. Het kale kamertje bood te weinig steunpunten voor zijn fantasie. Hij keek opzij naar de jonge Vledder. 'Heb je Marianne weggebracht?'

'Ja.'

'Zei ze nog wat onderweg?'

'Niets bijzonders. Ze vroeg of jij er wel eens een vriendinnetje op na hield.'

'Ik?'

'Ja.'

De Cock streek met zijn hand langs zijn breed gezicht. 'Ze wilde zeker weten hoe gevoelig ik was.'

'Mogelijk. Ik heb haar gezegd, dat jij de keurigste huisvader was die ik kende.'

'Dank je.'

Vledder lachte. 'Ze is me anders wel een juffie. Je had haar moeten horen hoe ze tekeer ging tegen de brigadier, toen die haar in de wachtkamer zette. Ze schreeuwde alle arrestanten wakker.'

De grijze man schoof zijn onderlip naar voren. 'Ze zal toch met duidelijke verklaringen moeten komen,' zei hij scherp. 'Ze is tot nu onze enige getuige en ze…' Ineens stokte hij. Ergens was een gerucht, zacht, nauwelijks waarneembaar. Hij vatte Vledder bij de arm en deed zijn zaklantaarn uit.

De jonge rechercheur hijgde. 'Wat is er?' vroeg hij gedempt.

'Daar is iemand.'

'Waar?'

'Hier… ergens.'

Ze zwegen. Het donker van het kamertje omhulde hen. Ineens was het geluid er weer. Het kwam van rechts. Voorzichtig, balancerend op de ballen van zijn voeten, schoof De Cock in de richting van het geluid. Hij floepte zijn zaklantaarn weer aan. Voor hem was een kastdeur. Met een snelle beweging trok hij de deur open en scheen naar binnen. Laag, op de bodem van de kast, in een oude kartonnen doos met vodden, lag een kind. Het zwaaide met beide armpjes in de lucht, murmelde geluidjes en knipperde tegen het licht van de zaklantaarn.

Загрузка...