‘Inwerpgleuf,’ verbeterde Thóra hen met een beleefd glimlachje. ‘In de stukken wordt het een inwerpgleuf genoemd.’ Ze wees op een uitdraai op het bureau voor haar en wendde zich tot het stel dat tegenover haar zat. Hun blikken werden nog norser en Thóra ging snel verder, voordat de man weer een nieuwe tirade begon. ‘Toen wettelijke bepaling No. 505/1997 inzake primaire postbestelling werd vervangen door wettelijke bepaling 805/2003 inzake uitgebreide postbestelling en zijn tenuitvoerlegging, werd Artikel 12 betreffende brievenbussen en inwerpgleuven herroepen.’
‘Zie je wel!’ riep de man, terwijl hij zich triomfantelijk omdraaide naar zijn vrouw. ‘Precies wat ik je zei. Ze kunnen dus niet zomaar stoppen met het bezorgen van onze post.’ Hij wendde zich weer tot Thóra, ging rechtop zitten en sloeg zijn armen over elkaar.
Thóra schraapte haar keel. ‘Zo eenvoudig is het helaas niet. De nieuwe regeling verwijst naar een bouwvoorschrift met betrekking tot inwerpgleuven en de plaatsing daarvan. Hierin staat dat inwerpgleuven zodanig geplaatst dienen te zijn dat de afstand van de grond tot de onderste rand van de inwerpgleuf tussen de duizend en twaalfhonderd millimeter bedraagt.’ Thóra stopte even om adem te halen, wat niet te lang mocht duren, anders zou de man haar weer in de rede vallen. ‘De Wet op de Postbezorging No. 12/2002 vermeldt vervolgens dat de posterijen het recht hebben post naar de afzender terug te sturen indien de inwerpgleuf niet overeenkomstig de voorschriften is aangebracht.’
Verder kwam ze niet, want de man had genoeg gehoord. ‘Gaat u me nu vertellen dat ik geen post meer bezorgd krijg en dat ik niet het recht heb om in beroep te gaan tegen al dat bureaucratische geneuzel?’ protesteerde hij, waarbij hij theatraal met zijn armen zwaaide alsof hij een aanval van onzichtbare bureaucraten probeerde af te slaan.
Thóra haalde haar schouders op. ‘U kunt altijd uw brievenbus nog wat hoger hangen.’
De man zond haar een vernietigende blik toe. ‘Ik had meer van u verwacht, vooral omdat u had toegezegd zich in de kwestie te verdiepen.’
Thóra had zin om de wettelijke bepalingen te pakken en ze naar het knalrode hoofd van de man te smijten, maar ze wist zich te verbijten. ‘Dat heb ik ook gedaan,’ zei ze rustig, met een geforceerd lachje.
Ze had verwacht dat het echtpaar zwaar onder de indruk zou zijn van haar encyclopedische kennis van de zaak en de vakkundige manier waarop ze de nummers van de wettelijke bepalingen kon opdreunen, maar ze had moeten beseffen dat ze net zo goed met haar hoofd tegen een stenen muur kon lopen. De agitatie in de stem van de man toen hij twee dagen geleden het advocatenkantoor belde, had een waarschuwing moeten zijn. Razendsnel pratend had hij juridisch advies gevraagd voor zichzelf en zijn vrouw, met betrekking tot hun geschil met zowel de postbode als het postbedrijf. Zij waren onlangs in een prefabhuis getrokken dat zij uit Amerika hadden laten komen en dat met alle toebehoren was geleverd — inclusief een voordeur met een ‘illegale’ brievenbus. Op een dag was zijn vrouw thuisgekomen en had een handgeschreven briefje op de deur aangetroffen waarin stond dat er geen post meer zou worden bezorgd omdat hun brievenbus te laag zat. Voortaan zouden zij hun post zelf bij het postkantoor moeten ophalen.
‘Ik kan u alleen maar adviseren wat u zou kunnen doen,’ vervolgde Thóra. ‘Gerechtelijke stappen ondernemen tegen de posterijen, zoals u voorstelt, zal u alleen maar extra op kosten jagen. En ik zou u ook niet willen aanraden de verantwoordelijke ambtenaar van de bouwcommissie aan te klagen.’
‘Een nieuwe voordeur kost ook geld. Ik kan die gleuf niet hoger plaatsen — dat heb ik u al verteld.’ De man en de vrouw wisselden triomfantelijke blikken uit.
‘Een voordeur kost minder dan een rechtszaak, dat is een ding dat zeker is.’ Thóra reikte hen het laatste document aan van de stapel die zij had gemaakt voordat het echtpaar was binnengekomen. ‘Dit is een brief die ik namens u heb opgesteld.’ Ze staken er allebei hun hand naar uit, maar de man was het eerst. ‘Het postkantoor, of de postbode, heeft een procedurefout gemaakt. U had per aangetekende post een formele mededeling moeten ontvangen dat de hoogte van uw brievenbus niet aan de wettelijke bepalingen voldoet en vervolgens had u de tijd moeten krijgen hier iets aan te doen. Voor die deadline had men de postbezorging niet mogen stopzetten.’
‘Aangetekende post?’ zei de vrouw bits. ‘Hoe hadden we die brief moeten krijgen als ze hem niet bij ons mogen bezorgen?’ Bijzonder in haar nopjes met zichzelf keek ze haar man aan, maar ze kreeg niet de reactie die ze verwachtte en haar boze blik keerde weer terug.
‘O, doe me een lol en gedraag je niet zo betweterig,’ gromde hij. ‘Aangetekende post komt niet door de brievenbus — daar moet je voor tekenen.’ Hij wendde zich tot Thóra. ‘Ga door.’
‘Deze brief eist dat de posterijen de correcte procedure in acht nemen, u een aangetekend schrijven sturen waarin u wordt gevraagd de situatie aan te passen en daarvoor een redelijke termijn stellen. We vragen om twee maanden.’ Ze wees op de brief, die de man intussen had gelezen en aan zijn vrouw had gegeven. ‘Daarna kunnen we weinig meer doen, maar ik zou willen voorstellen dat u de brievenbus naar de juiste hoogte verplaatst. Als dat niet mogelijk is en u ervoor kiest deze deur te behouden, dan kunt u een losse brievenbus nemen. De opening daarin moet zich op dezelfde hoogte bevinden als in deuren. Als u daarvoor kiest, raad ik u aan een rolmaat te gebruiken wanneer u hem ophangt, om verdere meningsverschillen te voorkomen.’ Ze glimlachte flauwtjes.
De man zat met een boze blik naar haar te luisteren. Opeens verscheen er een valse grijns op zijn gezicht. ‘Oké, ik snap het. Wij sturen die brief, krijgen een aangetekende brief terug en hebben dan twee maanden waarin de postbode onze post, ongeacht de hoogte van de brievenbus, moet blijven bezorgen. Ja, toch?’ Thóra knikte. Met een zegevierende blik stond de man op. ‘Wie het laatst lacht, lacht het best. Ik ga die brief nu meteen op de bus doen en zodra ik een deadline heb gekregen, laat ik die inwerpgleuf tot vlak boven de drempel zakken. Wanneer de termijn is verstreken, hang ik een losse brievenbus op. Kom op, Gerda.’
Thóra liep met hen mee naar de deur, waar ze haar bedankten en afscheid namen, de man popelde om de brief te posten en aan de tweede fase van zijn oorlogje met de postbode te beginnen. Thóra liep hoofdschuddend terug naar haar bureau, verbijsterd over de menselijke natuur. Waar mensen zich allemaal niet druk om maakten… Ze hoopte dat postbodes goedbetaald kregen, maar twijfelde daar eerlijk gezegd aan.
Thóra zat nog maar net achter haar bureau, of Bragi, haar partner in de kleine advocatenpraktijk, stak zijn hoofd om het hoekje van de deur. Hij was een oudere man en gespecialiseerd in echtscheidingen; Thóra kon niet tegen dat soort zaken. Haar eigen scheiding was voor haar genoeg geweest. Bragi daarentegen was helemaal in zijn element bij de meest gecompliceerde geschillen en had de gave ruziënde stellen over te halen met elkaar te praten zonder elkaar te vermoorden.
‘En, hoe ging het met de brievenbus? Beschouw je het als een proefproces voor het Hooggerechtshof?’
Thóra glimlachte. ‘Nee, ze gaan er nog eens over nadenken, maar we moeten niet vergeten ze de rekening per koerier te laten bezorgen. Ik denk niet dat er de komende tijd veel post bij ze zal worden bezorgd.’
‘Ik hoop dat ze gaan scheiden,’ zei Bragi, handenwrijvend. ‘Dat zou een mooie strijd worden.’ Hij pakte een geeltje en gaf het aan Thóra. ‘Deze meneer belde terwijl die brievenbussers bij jou zaten. Hij vroeg of je hem wilde bellen zodra je tijd had.’
Thóra keek op het briefje en zuchtte toen ze de naam las: Jónas Júliússon. ‘O, fijn,’ zei ze, en ze keek naar Bragi. ‘Wat had hij?’
Iets meer dan een jaar eerder had Thóra een rijke zakenman van middelbare leeftijd geholpen een contract op te stellen voor zijn investering in een stuk land en een boerderij op het schiereiland Snaefellsnes. Jónas had buiten IJsland in korte tijd veel geld verdiend met het opkopen van half failliete radiostations, die hij nieuw leven inblies en vervolgens met enorme winsten verkocht. Thóra wist niet of hij altijd een beetje vreemd was geweest, of dat het hebben van geld hem excentriek had gemaakt. Op dit moment hield hij zich bezig met newagefilosofie en hij was van plan een reusachtig holistisch centrum annex spahotel te bouwen, waar mensen zouden betalen om hun fysieke en geestelijke kwalen te laten genezen met behulp van alternatieve therapieën. Toen Thóra aan hem dacht, schudde ze haar hoofd.
‘De een of andere verborgen constructiefout in het gebouw, voor zover ik het begrepen heb,’ antwoordde Bragi. ‘Hij is er niet blij mee.’ Hij lachte. ‘Je kunt hem beter bellen; hij wilde het er met mij niet over hebben. Hij beweert dat jouw Venus Kreeft als ascendant heeft en dat je daarom zo’n goede advocaat bent.’ Bragi haalde zijn schouders op. ‘Misschien is een gunstige sterrenkaart wel net zo’n goede aanbeveling als een rechtentitel. Wie zal het zeggen?’
‘Wat een mafkees,’ zei Thóra en pakte de telefoon.
Jónas had de aftrap voor hun professionele relatie gegeven door haar astrologische horoscoop op te laten maken, die gunstig bleek te zijn. Daarom had hij haar ingehuurd. Thóra vermoedde dat de grotere praktijken geweigerd hadden Jónas informatie te verstrekken over de exacte geboortetijd van hun juristen, zodat hij een kleinere had moeten benaderen; hoe was anders te verklaren dat een man die zo rijk was als hij ervoor koos in zee te gaan met een bedrijfje met slechts vier werknemers. Ze belde het nummer dat Bragi op het papiertje had gekrabbeld en trok een gezicht terwijl ze wachtte tot Jónas zou opnemen.
‘Hallo,’ zei een zachte mannenstem. ‘Met Jónas.’
‘Hallo, Jónas. Je spreekt met Thóra Gudmundsdóttir van Central Advocaten. Je had gevraagd of ik je terug wilde bellen.’
‘Ja, dat klopt. Bedankt voor het terugbellen.’ Hij zuchtte zwaar.
‘Mijn collega Bragi had het over een verborgen constructiefout in het gebouw. Waar gaat het precies om?’ vroeg zij, intussen naar Bragi kijkend, die knikte.
‘Het is verschrikkelijk, geloof me. Er mankeert iets aan het perceel en ik weet zeker dat de verkopers er vanaf hebben geweten, maar mij niets hebben verteld. Ik denk dat het al mijn plannen torpedeert.’
‘En wat mankeert er precies aan?’ vroeg Thóra, verbaasd. Het perceel was onderzocht door bevoegde experts en zij had hun rapport zelf gelezen. De oppervlakte was precies wat de verkopers hadden opgegeven, alle rechten die in de verkoopomschrijving stonden vermeld klopten, en de twee boerderijen die bij het land hoorden waren zo oud dat een complete renovatie de enige optie was.
‘Het gaat om een van de oude boerderijen op het terrein waar ik het hotel heb laten bouwen, Kirkjustétt, weet je nog?’
‘Ja, ik weet het nog,’ antwoordde Thóra, en ze voegde eraan toe: ‘Je weet dat in het geval van onroerend goed een bouwkundig defect de waarde dient te beïnvloeden met ten minste tien procent van het aankoopbedrag teneinde recht te kunnen doen gelden op compensatie. Zoiets kan ik me niet voorstellen bij zo’n oud gebouw, ook al is het nog zo groot. Daar komt bij dat een verborgen gebrek ook echt verborgen moet zijn. In het rapport van de taxateurs stond duidelijk vermeld dat de gebouwen volledig gerenoveerd moesten worden.’
‘Dit gebrek maakt de boerderij volstrekt onbruikbaar voor mijn doeleinden,’ zei Jónas resoluut. ‘En er bestaat geen twijfel over dat het “verborgen” is — de taxateurs hadden het nooit kunnen opmerken.’
‘Wat is het dan voor gebrek?’ vroeg Thóra, die nu toch echt nieuwsgierig begon te worden. Ze dacht dat er midden in het huis misschien een heetwaterbron was aangetroffen, zoals een aantal jaren geleden in Hveragerdi scheen te zijn gebeurd, maar er stond haar niets van bij dat er in dit gebied sprake was van enige geothermische activiteit.
‘Ik weet dat je niet veel moet hebben van spirituele zaken,’ zei Jónas kalm. ‘Je zult verbaasd zijn wanneer ik je vertel wat hier aan de hand is, maar ik verzoek je dringend te geloven wat ik zeg.’ Hij zweeg even en gooide er toen uit: ‘Het spookt er.’
Thóra deed haar ogen dicht. Het spookte er. Oké. ‘Ja, ja,’ zei ze, terwijl ze met haar wijsvinger een ronddraaiende beweging voor haar slaap maakte om Bragi duidelijk te maken dat Jónas’
‘gebrek’ volslagen nonsens was. Bragi kwam dichterbij staan, in de hoop mee te kunnen luisteren.
‘Ik wist wel dat je sceptisch zou reageren,’ mopperde Jónas. ‘Maar het is echt waar en het is algemeen bekend onder de plaatselijke bevolking. De verkopers wisten ervan, maar hielden hun mond erover. Dat noem ik frauduleus, vooral omdat ze wisten wat mijn plannen waren met de boerderij en het land. Ik heb hier te maken met buitengewoon gevoelige mensen, zowel de gasten als de staf. Ze vinden het vreselijk.’
Thóra viel hem in de rede. ‘Kun je me misschien vertellen wat dat “spoken” inhoudt?’
‘Er hangt gewoon een afschuwelijke atmosfeer in het huis. En verder raken er dingen kwijt en worden er midden in de nacht vreemde geluiden gehoord en hebben mensen een kind uit het niets zien verschijnen.’
‘En?’ vroeg Thóra. Dat was niets bijzonders. In haar eigen huishouden raakte er voortdurend van alles kwijt, vooral autosleutels, er waren dag en nacht geluiden en er doken aan de lopende band kinderen op uit het niets.
‘Er is hier geen kind, Thóra. In de wijde omgeving niet.’ Hij zweeg even. ‘Dat kind is niet van deze wereld. Ik heb haar achter me zien staan toen ik in de spiegel keek en ik kan je niet vertellen hoe… níét levend ze is.’
Thóra voelde een rilling over haar rug lopen. Hoe ongeloofwaardig het haar ook leek, de toon van Jónas’ stem liet er geen twijfel over bestaan dat hij het zelf geloofde en ervan overtuigd was dat hij iets bovennatuurlijks had gezien. ‘Wat wil je dat ik doe?’ vroeg ze. ‘Wil je dat ik het met de verkopende partij bespreek en korting probeer te krijgen? Want daar gaat het immers om? Eén ding kan ik je wel vertellen — ik kan geen geesten voor je uitdrijven, of de atmosfeer in het huis verbeteren.’
‘Kom dit weekend langs,’ zei Jónas opeens. ‘Ik wil je het een en ander laten zien van wat hier gevonden is en horen wat jij ervan vindt. De beste suite in het hotel is vrij en je zou je meteen eens kunnen laten verwennen. Een massage met hete stenen, wat je maar wilt. Je kunt je weer eens helemaal opladen en ik betaal je er natuurlijk goed voor.’
Dat opladen kon Thóra wel gebruiken, maar ze vond wel dat hij zichzelf tegensprak door haar ontspanning te beloven en in één adem te beweren dat het er spookte. Haar leven bewoog zich op dit moment in steeds kleiner wordende cirkels, voornamelijk rond haar nog ongeboren kleinkind dat haar zoon nog vóór zijn zestiende had verwekt en haar gespannen verhouding met haar ex-echtgenoot, die volhield dat het kind was verwekt omdat Thóra een slechte moeder was. Wat hem betreft speelden de hormonen van hun zoon nauwelijks een rol; het was allemaal haar schuld. Deze mening werd gedeeld door de ouders van het aanstaande moedertje, dat nog maar vijftien was. Thóra zuchtte. Er waren heel wat stenen voor nodig om al haar zorgen weg te masseren.
‘Wat wil je me laten zien? Kun je het niet gewoon naar mijn kantoor sturen?’
Jónas lachte kil. ‘Nee, dat zal niet gaan. Het zijn dozen vol oude boeken, tekeningen, portretten en allerlei andere rommel.’
‘En waarom denk je dat die oude spullen iets te maken hebben met het zogenaamde “verborgen gebrek” in het huis?’ vroeg ze sceptisch. ‘En waarom bekijk je het niet gewoon zelf?’
‘Dat kan ik niet. Ik heb het geprobeerd, maar ik word er helemaal akelig van. Ik blijf er het liefst bij uit de buurt. Jij bent veel nuchterder; jij kunt er waarschijnlijk naar kijken zonder er iets bij te voelen.’
Hier kon Thóra niets tegen inbrengen. Geesten, monsters en elfen hadden haar nooit veel gedaan. De echte wereld bezorgde haar al voldoende problemen zonder dat zij zich over de grenzen van de fantasie waagde. ‘Laat me er even over nadenken, Jónas. Het enige wat ik kan beloven is dat ik mijn best zal doen om iets te regelen zodat ik kan komen. Ik bel je morgenmiddag. Is dat goed?’
‘O, ja. Bel gerust. Ik ben hier de hele dag.’ Jónas aarzelde even en zei toen: ‘Je vroeg me waarom ik denk dat die oude spullen er iets mee te maken hebben.’
‘Ja?’ zei Thóra.
Opnieuw bleef het even stil. ‘Ik heb een foto gevonden in een van de dozen.’
‘En?’
‘Het is een foto van het meisje dat ik in de spiegel heb gezien.’