Matthew klopte hard op de deur van Magnús’ hotelkamer. Bij Baldvin had niemand opengedaan en nu hoopten Thóra en Matthew dat hij bij zijn grootvader was. veritas stond buiten op zijn vaste plek, dus moesten ze nog ergens in de buurt zijn. Thóra stond net in haar handen te wrijven toen ze een geluid vanuit de kamer hoorden. De deur ging open en daar stond Magnús voor hen. Toen hij zag wie zijn bezoekers waren, verscheen er een norse uitdrukking op zijn gezicht, maar hij zag er te vermoeid uit om hen te kunnen intimideren. ‘Wat komen jullie hier doen?’ beet hij hen toe.
‘We waren eigenlijk op zoek naar Baldvin,’ zei Thóra beleefd. ‘Is hij hier?’
‘Wie wil dat weten?’ riep een andere stem vanuit de kamer.
‘Het zijn de advocaat en die Duitser,’ antwoordde Magnús, met zijn magere hand nog op de deurklink.
‘Laat maar binnen,’ zei Baldvin. ‘We hebben niets te verbergen.’
Magnús opende de deur nu helemaal.
‘Ga zitten,’ zei Baldvin, en hij gebaarde naar twee stoelen. Hij ging zelf op een derde stoel zitten, terwijl zijn grootvader het met het bed moest doen. ‘Wat kunnen wij voor jullie doen?’ vroeg hij, met zijn armen op de tafel rustend. Thóra keek als gebiologeerd naar zijn grote, sterke handen en dacht aan Thrösturs opmerking dat je veel kracht nodig had om te kanoën. Het zou Baldvin zeker geen moeite kosten, zelfs niet op ruwe zee.
‘Ik wilde alleen antwoord op een paar vragen,’ zei Thóra, die heen en weer schoof op haar stoel. ‘U weet waarschijnlijk dat ik juridische bijstand verleen aan Jónas, de hoteleigenaar. Hij zit momenteel in hechtenis, mijns inziens onterecht, voor de moorden die hier zijn gepleegd.’
‘Dat wisten we allemaal al,’ snauwde Magnús. ‘Als u hier bent om te proberen een van ons voor die moorden te laten opdraaien, dan bent u aan het verkeerde adres. Baldvin en ik hebben daar niets mee te maken. Over het algemeen arresteert de politie de juiste persoon, dametje. Misschien moest u dat maar eens leren accepteren, in plaats van ons steeds lastig te vallen.’
‘Kom, kom,’ zei Baldvin tegen zijn grootvader, met een verontschuldigend glimlachje naar Thóra. ‘We hebben allebei een beetje de pest in dat we niet naar huis kunnen. De politie heeft ons verzocht hier te blijven, omdat ze nog met ons willen praten. Ik kan niet beoordelen of die Jónas al dan niet schuldig is, maar net als mijn grootvader kan ik u wel met een gerust geweten vertellen dat wij er niets mee te maken hebben. Kom maar op met uw vragen, dan kunnen wij u misschien overtuigen.’
‘Wat kwam u hier zondagavond doen?’ vroeg Thóra op de man af. ‘Er is met uw wagen door de Hvalfjördur-tunnel gereden.’
Baldvin leunde naar achteren in zijn stoel en haalde zijn armen van tafel. ‘U windt er geen doekjes om,’ zei hij. ‘Ik ben hier niet naartoe gekomen om die arme man te vermoorden, als u dat soms bedoelt.’
‘Wat kwam u dan wel doen?’ wilde Thóra weten. ‘U hebt toch niet dat hele eind gereden omdat u uw grootvader even wilde zien?’
‘Nee,’ zei Baldvin. ‘Ik kan u alles uitleggen — ik heb besloten om alles eerlijk op te biechten. Ik mag dan niet trots zijn op wat ik hier kwam doen, maar ik zal niet proberen het te verbergen.’ Hij ging rechtop zitten. ‘Ik heb begrepen dat u de foto hebt gevonden en de politie heeft mij verteld dat u op de hoogte bent van Birna’s poging mij te chanteren om de prijsvraag voor het nieuwe busstationproject te winnen.’ Thóra knikte. ‘Die vrouw was buitengewoon hebberig,’ zei hij, en hij voegde er haastig aan toe: ‘Ik zeg niet dat iemand haar daarom maar moest vermoorden. Absoluut niet. Ze belde me; ze mailde me; kortom, ze liet me geen moment met rust. Ze deed hetzelfde bij mijn grootvader, die uiteindelijk zijn revalidatieprogramma afbrak om hiernaartoe te komen en te proberen haar op andere gedachten te brengen. Hij was er kapot van dat zijn verleden opeens een bedreiging voor mij bleek te zijn.’
‘Dat is heel triest,’ merkte Thóra sarcastisch op, ‘maar nu hebt u mij nog steeds niet verteld wat u hier zondag kwam doen.’
‘Ik was hier om in te breken in Birna’s kamer,’ gaf Baldvin ronduit toe. ‘Ik had gehoord dat de politie de kamer nog niet grondig had doorzocht en ik hoopte er de foto te vinden. Maar die lag er niet.’
‘En donderdag?’ vroeg Thóra. ‘Toen hebben u en uw grootvader de seance direct na aanvang verlaten en zijn niet meer teruggegaan. Wat is er toen gebeurd?’
Baldvin glimlachte en gebaarde naar zijn grootvader. ‘Grootvader was niet in orde. Hij voelde zich niet lekker en daarom zijn we weggegaan. Die seance interesseerde ons trouwens toch niet bijzonder en we waren alleen maar gegaan omdat we hoopten dat Birna er zou zijn.’
‘Kan iemand dat bevestigen?’ vroeg Thóra.
‘Jazeker,’ antwoordde Baldvin opgewekt. ‘Ik heb grootvader naar zijn kamer gebracht en een arts gebeld. Ik kreeg het telefoonnummer van een collega van hem die dienst had en die is toen gekomen. Ik geloof dat hij hier om een uur of negen was en tegen tienen weer wegging.’
Thóra begreep meteen dat dit hen allebei uitsloot als verdachte — in elk geval voor de moord op Birna. De naam van de arts hoefde ze niet te vragen; dat mocht Thórólfur allemaal uitzoeken. ‘Juist, ja,’ zei ze, met een blik op Matthew. ‘Nou, volgens mij was dat het wel.’ Ze stond op. ‘Hoewel, ik heb nog één ding. Ik moet u eigenlijk vertellen, Magnús,’ zei ze, ‘dat hier binnenkort het skelet van een kind zal worden gevonden. Ik denk dat dit kind, de kleine Kristín, uw dochter was, die u hebt verwekt bij Gudný Bjarnadóttir.’
‘Wat?’ vroeg de oude man met schorre stem. ‘Mijn dochter?’
‘Ja, de dochter over wie Gudný u heeft geschreven,’ zei Thóra, op goed geluk. ‘Ik denk dat Grímur, Bjarni’s broer, die op de naburige boerderij woonde, het kind heeft vermoord om ervoor te zorgen dat hij en niet u de bezittingen van zijn broer zou erven.’
‘Ik? Erven?’ echode Magnús, met een asgrauw gezicht. Het viel Thóra op dat hij het bestaan van een brief niet ontkende.
‘In feite,’ viel ze hem in de rede, ‘denk ik dat u uw recht op de nalatenschap hebt verspeeld door de kwestie te laten voor wat hij was. U wist van het bestaan van het kind en u had de erfenis destijds moeten opeisen. Er zijn nog veel meer dingen die u had moeten doen. Zo had u bijvoorbeeld navraag kunnen doen naar wat er met het kind is gebeurd, of haar als uw kind kunnen erkennen.’ Ze liep naar de deur, op de voet gevolgd door Matthew. ‘Als u uw plicht had gedaan, had er nu misschien geen klein skelet in de kelder gelegen.’
‘Maar…’ zei de oude man en zijn stem stierf weg. Baldvin zei niets en zat alleen maar met een ondoorgrondelijke blik naar zijn grootvader te kijken. ‘Hoe kunt u dat zeggen?’ wist Magnús eruit te krijgen.
In de deuropening draaide Thóra zich om. ‘Omdat Grímur, als hij had beseft dat Kristín een vader had die van haar bestaan wist, niet in staat was geweest haar zomaar te laten verdwijnen.’ Ze keek de beide mannen glimlachend aan. ‘Goedendag. Prettig met u kennis te hebben gemaakt.’ Ze heten hun gastheren als versteend achter.
‘Dan hebben we nu alleen Bergur nog,’ verzuchtte Thóra, zodra ze buiten stonden. ‘En eigenlijk is hij de minst waarschijnlijke verdachte van allemaal. Ik zie hem niet in een kano stappen als dat niet absoluut noodzakelijk zou zijn, laat staan dat hij spelden in iemands voetzolen zou steken.’
‘Het leven zit vol verrassingen,’ zei Matthew, en hij legde een hand op haar schouder. ‘Wie zou bijvoorbeeld hebben gedacht dat ik zou vallen voor een vrouw die vieze gympies draagt?’
Thóra keek naar haar voeten en grijnsde. Haar gympen zagen er nogal smoezelig uit vergeleken bij Matthews keurig gepoetste schoenen. ‘Misschien wel dezelfde persoon die zich kon voorstellen dat ik zou vallen voor een man met een schoensmeerfetisj.’
Thóra liep te ijsberen en probeerde vergeefs haar denkprocessen op gang te brengen. Zij en Matthew waren teruggegaan naar haar kamer, waar ze inspiratie hoopte op te doen. Ze beende heen en weer langs het bed, terwijl Matthew op zijn gemak een biertje zat te drinken in de leunstoel bij het raam. ‘Het moet Bergur zijn. Hij is de enige die we nog overhebben,’ zei hij, terwijl hij zijn glas neerzette. ‘Tenzij het Jónas is.’
Thóra zuchtte. ‘Als dat zo is, hebben we het goed verknald.’ Ze woelde met haar handen door haar haren en begon weer te lopen. ‘Is er echt geen andere mogelijkheid?’
‘Dat lijkt me niet, we zijn door de mannen heen. De enigen die nog over zijn, zijn Bergur en Jónas.’
‘Jammer dat de moordenaar geen vrouw kan zijn,’ zei Thóra. ‘Ik zag Rósa en Jökull al helemaal voor me als een soort Bonnie en Clyde. Hoewel dat al een stuk minder werd toen bleek dat ze broer en zus zijn.’ Opeens bleef ze staan en keek Matthew aan. ‘Heb jij wel eens gehoord van een criminele broer en zus?’
Hij schudde zijn hoofd. ‘Nee, nog nooit. Alleen broers. De Kray-tweeling bijvoorbeeld. Maar nooit een broer en een zus.’
‘Is het absoluut uitgesloten dat Rósa Birna na de verkrachting is tegengekomen en haar toen heeft vermoord?’ vroeg Thóra zich hardop af. ‘Nee, dat slaat ook nergens op,’ vervolgde ze.
Er werd op de deur geklopt. Aangezien ze verwachtte dat het een van de kinderen was, keek Thóra enigszins verbaasd op toen Stefanía voor de deur stond.
‘Hallo,’ zei de sekstherapeute, met een nerveus glimlachje. ‘Ik wilde je iets geven. Ik hoopte eigenlijk dat je uit jezelf naar me toe zou komen, maar blijkbaar gaat dat niet gebeuren.’ Ze wipte van de ene voet op de andere en hield haar handen op haar rug, zodat Thóra zich afvroeg wat ze daar verborgen hield. ‘Ik kan jullie helpen,’ zei Stefanía, nog steeds glimlachend.
Thóra voelde een knoop in haar maag. Dat mens kwam haar en Matthew toch geen adviezen geven over veilige seks? Ze slikte het speeksel door dat zich opeens in haar mond verzamelde. Ze kon zich achter taalproblemen verschuilen, of zeggen dat het een misverstand was, maar dat zou niet meevallen. ‘Dat is heel aardig van je,’ was het enige wat ze kon uitbrengen. Ze bleef in de deuropening staan, bang dat Stefanía binnen zou komen en een verhaal tegen Matthew zou afsteken over aids.
‘Hoe dan ook,’ zei Stefanía. ‘Ik zie dat jullie druk bezig zijn, dus laat ik dit maar gewoon hier achter.’ Ze overhandigde Thóra een kleine doos en vervolgde: ‘Je kunt me altijd bellen. Ik heb mijn visitekaartje in de doos gestopt. Het apparaat spreekt voor zichzelf — het is een dildo, maar een heel nieuw type. Na herhaalde bewegingen spuit er gel uit. Het maakt het allemaal veel… realistischer. Hij is nog maar net op de markt.’ Ze straalde van trots.
Thóra stond naar de doos te staren. ‘O. Gel. Ja, ja,’ zei ze, gegeneerd. Opeens kreeg ze een ingeving. Ze drukte Stefanía de doos in handen en rende de kamer weer in. ‘Wacht even,’ zei ze tegen de sekstherapeute, die haar met open mond stond na te kijken. Ze kwam terug met de doos die ze bij de receptie had geleend toen ze spullen uit de kelder ging halen. ‘Is dit hetzelfde apparaat?’ vroeg ze, wijzend op de woorden ‘aloë vera actie’.
Stefanía gaapte Thóra aan en twijfelde duidelijk aan haar gezonde verstand. ‘Eh, nee,’ zei ze en ze zag hoe Thóra’s enthousiasme plaatsmaakte voor teleurstelling. ‘Dit is een ouder model. Die van jou is nieuwer.’ Ze keek Thóra argwanend aan. ‘Het type dat je daar hebt is uitverkocht. Ze waren enorm populair. De allerlaatste is onlangs gestolen,’ voegde ze eraan toe. ‘Vorige week is er ingebroken en ik heb net mijn voorraad geïnventariseerd om te kijken wat er weg is. Ik was eigenlijk van plan jullie die laatste te geven.’ Nog steeds lichtelijk in verwarring keek ze Thóra aan. ‘Het model dat ik je net heb gegeven is net zo goed, hoor. Het enige verschil is dat het glijmiddel geen aloë vera bevat.’
‘Ingebroken?’ riep Thóra uit. ‘Wanneer?’
‘Vorige week,’ zei Stefanía. ‘Even denken, dinsdag ben ik op vakantie gegaan en toen stond alles nog op zijn gewone plek, maar toen ik vrijdag terugkwam, zag ik dat het slot was geforceerd. De moord op Birna was natuurlijk belangrijker en bovendien dacht ik eerst dat er niets weg was. Dat zag ik zo-even pas, toen ik dit speeltje voor jullie ging zoeken.’
Thóra draaide zich met de doos in haar handen om naar de kamer. ‘Raad eens?’ zei ze. ‘Rósa staat weer op de lijst. Sterker nog, ze staat helemaal bovenaan.’
Matthew keek haar verbaasd aan. Hij begreep niet waar haar opwinding vandaan kwam. ‘Hoe dat zo?’ vroeg hij.
‘Birna is niet vermoord door een man, maar door een vrouw. De verkrachting is in scène gezet om de politie op een dwaalspoor te brengen.’ Thóra zette de doos op de grond. ‘Wie zou zoiets doen?’ Ze beantwoordde haar eigen vraag. ‘Een vrouw natuurlijk. Een vrouw die niet van de aloë vera wist.’
Matthew zat nog steeds verbaasd te kijken. ‘Ik geloof dat je me dit toch nog iets duidelijker zult moeten uitleggen,’ stelde hij voor, terwijl hij een slok bier nam.
Thóra pakte de map met politiedocumenten en gaf hem aan Matthew. Ze wees hem op een gefotokopieerde afbeelding van een dildo in een metalen bakje. ‘Die is op het strand gevonden, samen met een hele berg andere rommel, zodat hij de politie waarschijnlijk niet eens is opgevallen.’ Thóra gebaarde naar de doos die ze had geleend. ‘Het is hetzelfde model als daarin heeft gezeten, mocht je je misschien afvragen hoe het komt dat ik opeens zo deskundig ben op het gebied van seksspeeltjes.’
Matthew keek naar de doos en grijnsde. ‘Oké,’ zei hij, en hij keek haar weer aan, ‘maar ik snap nog steeds niet wat dit allemaal met elkaar te maken heeft.’
‘Volgens de beschrijving op de doos spuit dat ding aloë vera-gel,’ zei ze, blozend. ‘Vraag me niet waarom.’ Ze wees weer op de foto. ‘Het is heel goed mogelijk dat in Birna’s vagina het sperma van twee verschillende mannen is aangetroffen, maar dat was in beide gevallen niet afkomstig van een verkrachting.’
‘Maar hoe kun je dat nou weten?’ vroeg Matthew. ‘Ook al hebben twee mannen toegegeven met haar naar bed te zijn geweest, wil dat nog niet zeggen dat het met wederzijds goedvinden is gebeurd.’
‘Ik denk dat de moordenaar het op een verkrachting heeft willen laten lijken,’ antwoordde ze, ‘met behulp van dat seksspeeltje. Het is de enige plausibele verklaring voor de aanwezigheid van de aloë vera. Een vrouw die zojuist op één dag met twee mannen seks heeft gehad, gaat niet in haar eentje over het strand lopen dwalen met een apparaatje zoals dit.’ Ze wees weer op de foto. ‘En waarom wilde iemand het op een verkrachting laten lijken? Om de politie om de tuin te leiden. Dat kan dus alleen betekenen dat de moordenaar een vrouw was. Vrouwen verkrachten geen andere vrouwen, dus door het op een verkrachting te laten lijken, heeft de moordenaar geprobeerd de aandacht van zichzelf af te leiden.’
‘Goed,’ zei Matthew, ‘daar zit wat in, maar er zijn genoeg andere vrouwen die haar kunnen hebben vermoord. Het hoeft niet per se Rósa te zijn geweest.’
‘Dat is waar,’ zei Thóra, ‘maar het moet een vrouw met een goed motief zijn geweest en dat had Rósa wel degelijk.’
‘Inderdaad,’ zei Matthew en hij zweeg vervolgens. Hij keek verbaasd op toen opeens Stefanía binnenkwam.
Ze keek hen glimlachend aan en gaf de doos die ze nog steeds in haar handen hield aan Matthew. In alle opwinding was Thóra de sekstherapeute helemaal vergeten.
‘Hier, dit voor jou. Mag jij hebben. Echt waar, helpt heel veel mannen zoals jij,’ zei ze in gebroken Engels tegen Matthew. Toen draaide ze zich om en liep de deur uit.
Matthew zat bewegingloos op zijn stoel, met het bierglas in zijn ene hand en het seksspeeltje in de andere. Hij zat er zonder een woord te zeggen naar te kijken, maar zodra de deur achter Stefanía was dichtgevallen, keek hij Thóra aan. ‘Je hebt dat mens toch hopelijk niet verteld dat ik homo ben?’
‘Welnee, ben je gek?’ antwoordde Thóra onschuldig. ‘Dat zou ik toch nooit doen. Kom, laten we Thórólfur gaan zoeken. Misschien is hij er nog niet helemaal uit.’
‘Tenzij dat gekke mens haar kinky speeltjes aan Jan en alleman loopt uit te delen,’ zei Matthew. Hij zette de doos neer en stond op.
Bij de receptie vertelde Vigdís hen dat Thórólfur en een andere politieman met Thröstur waren meegegaan om de kano te zoeken en weg te halen. Thóra veronderstelde dat ze de boot zouden laten onderzoeken voor het geval Thröstur er niet in was geslaagd alle sporen te verwijderen, maar als ze afging op wat Thröstur had gezegd, koesterde ze daar niet al te veel hoop op.
Terwijl zij en Matthew bij Vigdís stonden en probeerden te besluiten of ze op Thórólfur zouden wachten of contact op zouden nemen met een andere politieman, zag ze opeens de geblesseerde effectenmakelaar aan komen hinken. Hij trok met enige moeite een koffer achter zich aan. ‘Ik ga hem even helpen,’ zei ze tegen Matthew en ze haastte zich naar Teitur. ‘Hé, laat mij dat even doen,’ riep ze en prompt werd ze beloond met een glimlach.
‘Dank je,’ zei hij opgelucht, terwijl hij de koffer aan Thóra overdroeg. ‘Ik ben nog niet voor de volle honderd procent hersteld, maar ik moet toch echt naar huis.’
‘Komt iemand je ophalen?’ vroeg ze. Ze dacht niet dat hij in zijn toestand kon rijden.
‘Ja, mijn broer,’ pufte Teitur. ‘Mijn auto laat ik later wel door iemand ophalen. Heb jij toevallig een auto nodig om naar de stad te gaan?’
Thóra lachte. ‘Nee, zeker niet,’ antwoordde ze, terwijl ze aan de suv dacht en hoe ze die weer naar de stad terug moest zien te krijgen. Eén ding stond vast: Gylfi mocht niet meer rijden.
Teitur verstapte zich en zijn gezicht vertrok van pijn. ‘Die ellendige merrie,’ zei hij. ‘Ik denk niet dat je mij ooit nog op een paard zult zien.’
‘Je mag blij zijn dat het nog zo goed is afgelopen,’ zei Thóra. ‘Ik begrijp alleen niet waarom de manege waar je dat paard hebt gehuurd je geen veiliger dier heeft meegegeven. Bij wie ben je eigenlijk geweest?’
‘O, bij die boerderij even ten noorden van hier — Tunga, heet hij geloof ik — maar zij konden er niets aan doen,’ zei Teitur. ‘Die vrouw was er helemaal overstuur van. Geen goede manier om een nieuw bedrijfje te beginnen.’
‘Tunga?’ vroeg Thóra. ‘Heb je daar een paard gehuurd? Was het toevallig een wilde hengst?’
Teitur begon te lachen. ‘Nee, zo stom ben ik nu ook weer niet. Het was een doodgewoon paard. Ik heb gewoon domme pech gehad. Ik bedoel, hoe groot is nou de kans dat je een dode vos tegenkomt? Dat paard was nog steeds in paniek toen ik allang op de grond lag.’
Thóra bleef stokstijf staan. ‘Was dat hier in de buurt? Lag die dode vos langs het pad naar de oude boerderij?’
Teitur knikte. ‘Inderdaad. Ik had geen idee dat paarden daar zo bang voor waren.’
‘Heb je het aan die mensen van de stallen verteld?’ Het kostte Thóra moeite om haar kalmte te bewaren.
‘Ja, natuurlijk,’ zei Teitur, het verbaasde hem dat Thóra zoveel interesse toonde. ‘Ik moest natuurlijk terug om ze te vertellen dat hun paard de benen had genomen.’
‘En toen heb je ze verteld wat er was gebeurd en ook wáár?’ vroeg Thóra. ‘Heb je ze van de vos verteld en hoe het paard daarop reageerde?’
‘Ja,’ zei Teitur. ‘Die vrouw was helemaal in shock natuurlijk, omdat het paard weg was en ook omdat ik gewond was.’
‘Die vrouw,’ zei Thóra. ‘Heette die soms Rósa?’ Teitur knikte. ‘Was er iemand bij haar die het verhaal over de vos ook kan hebben gehoord?’ vroeg ze. ‘Haar man misschien?’
‘Nee,’ antwoordde Teitur. ‘Ze was alleen thuis. Ik weet natuurlijk niet of ze het hem later heeft verteld, maar ik neem aan van wel.’ Hij keek haar onderzoekend aan. ‘Waarom vraag je dat?’
‘Zomaar,’ zei Thóra ontwijkend. ‘Nou, ik wens je een goede reis naar huis en een voorspoedig herstel,’ voegde ze eraan toe en ze zette de koffer voor de balie neer.
‘Dat zal wel lukken,’ zei Teitur. Hij stak zijn hand in zijn binnenzak om zijn portefeuille te pakken. Even dacht Thóra dat hij haar een fooitje wilde geven voor haar hulp, maar hij overhandigde haar een visitekaartje. ‘Als je ooit niet meer weet wat je met je geld moet doen, moet je me maar bellen,’ zei hij lachend. ‘Mijn cliënten maken aardige winsten op hun investeringen.’
Thóra pakte het kaartje aan, las het beleefd en stak het in haar zak. Voordat zij genoeg geld bij elkaar zou hebben geschraapt om iets te investeren, moest er toch eerst wel een enorme ommezwaai in haar leven plaatsvinden. ‘Bedankt,’ zei ze. ‘Je weet maar nooit.’
‘Er is één ding dat ik niet begrijp,’ zei Matthew. ‘We weten niet of Rósa op de avond van de seance hiernaartoe is gekomen. En hoe passen Jónas’ mobieltje en de kano in dit hele verhaal?’
Thóra zag de voordeur opengaan en hoopte dat het eindelijk Thórólfur was die terugkwam. Hij was het niet. Er kwam een jong stel met een koffer binnen: nieuwe gasten, op weg naar de receptie. Ze wendde zich tot Matthew. ‘Misschien heeft Jökull het mobieltje voor haar gepikt en het sms’je verzonden.’
‘Dat is nog geen verklaring voor de kano,’ zei Matthew. ‘Ze moet hiernaartoe zijn gekomen, anders zou het geen zin hebben gehad de kano te gebruiken.’
‘Misschien was ze ook wel hier,’ zei Thóra. ‘Ze hoeft niet bij de seance te zijn geweest.’
Matthew keek weifelend. ‘De enige reden om de kano te gebruiken was volgens mij om in staat te zijn ongemerkt de seance te verlaten en weer vóór de pauze terug te zijn. Misschien is er nog wel een andere verklaring, maar die zie ik dan niet.’
Thóra stond op. ‘Ik ga maar eens een praatje met Vigdís maken.’ Ze liep naar de balie en wachtte tot de receptioniste het jonge stel had geholpen, dat uiteindelijk vrolijk wegliep met hun sleutel.
‘Vigdís,’ zei Thóra, ‘ken jij Jökulls zuster van gezicht?’
Vigdís trok een vel papier uit de printer die voor haar op het bureau stond en pakte een perforator. ‘Je bedoelt Rosie, of hoe ze ook mag heten? Ja, die ken ik,’ antwoordde ze, terwijl ze gaatjes in het papier maakte. ‘Hoezo? Ben je naar haar op zoek?’
‘Rósa heet ze,’ verbeterde Thóra haar. ‘Nee, ik zoek haar niet. Ik vroeg me alleen af of jij misschien nog weet of zij afgelopen donderdag naar de seance is geweest.’
‘Nee,’ zei Vigdís resoluut. ‘Zij was er niet.’ Ze opende een ordner en borg het vel papier erin op. Toen bleef ze plotseling doodstil zitten en keek naar Thóra op. ‘O, wacht eens even, ja. Ze was hier toch.’
‘O ja?’ Thóra probeerde haar opwinding niet te laten blijken.
‘Ja, ik herinner me dat ik een beetje medelijden met haar had. Ze had bloemen meegebracht voor die man die van haar paard was gevallen — Teitur, die daarnet is vertrokken.’ Thóra knikte. ‘Ze moest helemaal over de oprit komen lopen, omdat er een gat in de weg zat en de bloemen waren een beetje verwaaid.’
‘Weet je zeker dat dat donderdagavond was?’ drong Thóra aan.
‘Absoluut,’ antwoordde Vigdís. ‘Ik weet nog dat ik geen tijd had om met haar te praten omdat ik het zo druk had met het ontvangen van de mensen die voor de seance kwamen. Ik nam de bloemen van haar aan en beloofde dat ik ze zou bezorgen. Toen bedankte zij me en vroeg of ze even naar de keuken mocht lopen om iets tegen haar broer te zeggen.’
‘Heb je haar zien weggaan?’ vroeg Thóra.
‘Nee, ik dacht ’t niet,’ antwoordde Vigdís. ‘Ik wilde zelf ook naar de seance en heb een briefje op de balie neergelegd om de mensen te vragen even daar naar binnen te komen als ze me ergens voor nodig hadden. Ik had de draadloze telefoon bij me, voor het geval er werd gebeld.’
‘Weet je of zij iets met Eiríkur te maken had, met de auralezer?’ vroeg Thóra.
Vigdís schudde langzaam haar hoofd. ‘Nee,’ antwoordde ze, ‘niet dat ik weet. Eiríkur is nog bij mij langsgekomen voordat hij naar Jónas ging om hem om salarisverhoging te vragen. Hij wilde wat informatie over de plaatselijke landeigenaars. Hij had het telefoonnummer nodig van die broer en zus, Elín en hoe-heet-hij-ook-weer…’
‘Börkur,’ zei Thóra. ‘Waarom wilde hij ze spreken?’
‘Geen idee. Ik dacht dat het iets te maken had met die geesten. Hij was helemaal gefascineerd door al die toestanden. Ik had hun telefoonnummers natuurlijk niet, maar ik had wel het nummer van Berta, het meisje dat de oude boerderij leegruimt, dus stelde ik voor dat hij haar zou bellen om hun nummer te vragen.’ Ze klapte de ordner dicht en zette hem weer op zijn plek. ‘Eiríkur probeerde haar hier vanaf de receptie te bellen, maar ze nam niet op, dus gaf ik hem het nummer van een andere landeigenaar, het enige dat ik had behalve dat van Berta.’
‘En wiens nummer was dat?’ vroeg Thóra.
‘Dat was het nummer van Rósa,’ antwoordde Vigdís. Ze pakte een A4’tje van een stapeltje op het bureau en gaf het aan Thóra. ‘Dit is reclame voor de stallen die ik op verzoek van Jökull heb opgehangen. Haar naam en telefoonnummer staan erop.’ Ze pakte het velletje weer terug. ‘Nadat die man van dat paard was gevallen, heb ik het maar weggehaald. Ik wilde niet dat nog meer gasten hun benen zouden breken.’ Opeens leek het tot Vigdís door te dringen dat ze Thóra’s volle aandacht had. ‘Ik heb het ook aan de politie verteld, omdat het gebeurde vlak voordat Eiríkur in die stallen is vermoord.’
‘En weet je ook of Eiríkur Rósa nog heeft gebeld?’ vroeg Thóra ongeduldig.
‘Geen idee,’ zei Vigdís. ‘Ik heb allebei de nummers opgeschreven en aan hem gegeven.’ Ze leunde over de balie en wees. ‘Hij heeft met die telefoon daar staan bellen. Ik geloof dat het de enige keer is dat hij ooit is gebruikt, omdat hij op zo’n idiote plek staat.’ Ze richtte zich weer op. ‘Hij heeft daar een hele tijd staan praten, dus kennelijk heeft hij iemand aan de lijn gehad.’ Ze krabbelde iets op een geeltje en gaf het aan Thóra. ‘Hier heb je de nummers, voor als je Rósa en Berta ernaar wilt vragen.’
De telefoon stond helemaal naar achteren geschoven boven op een kast, onder een reusachtige opgezette elandkop die veel te laag aan de muur hing. Thóra pakte de telefoon, maar moest goed uitkijken dat ze zich geen oog uitstak aan een punt van het gewei. Ze drukte de toets in voor het ‘laatst gebelde nummer’. Het eerste nummer kwam niet overeen met een van de nummers op het briefje, maar het eerstvolgende was Rósa’s thuisnummer, gevolgd door Berta’s mobiele nummer. Thóra veronderstelde dat het eerste nummer het laatste was gedraaid en niets met Eiríkur te maken had. Hij had eerst geprobeerd Berta te bellen, maar toen die niet had opgenomen, had hij Rósa gebeld.
De puzzelstukjes begonnen op hun plek te vallen.
Thóra liet zich wat dieper in haar stoel zakken. ‘Zie je nu wel, het klopt allemaal,’ zei ze triomfantelijk.
‘Wordt het niet eens tijd dat we Thórólfur gaan zoeken?’ stelde Matthew voor. Hij keek op zijn horloge. ‘Ik begin het idee te krijgen dat hij misschien is vertrokken. Het duurt nu wel heel erg lang.’
‘Hij zal wel vertraging hebben door de mist,’ zei Thóra, en ze keek door de glazen deuren naar buiten. Buiten was het zicht heel erg slecht. Ze schrok op toen opeens de kelderdeur openvloog. ‘Wat krijgen we nou?’ zei ze. ‘Zijn ze nu nog steeds beneden?’ Blijkbaar gebeurde er iets belangwekkends in de kelder. De laatste dierlijke botten waren kennelijk al verwijderd, want een aantal mannen kwam met lege handen naar boven. Ze haastten zich zonder hen aan te kijken langs Thóra en Matthew en keerden even later weer net zo snel terug, maar ditmaal beladen met allerlei spullen: camera’s, stofzuigers en spades.
‘Ik denk dat het kinderskelet is blootgelegd,’ zei Matthew. ‘Ze maken zich opeens veel drukker dan om die dierenbotten.’
‘Jakkes,’ zei Thóra huiverend. ‘Ik kan me gewoon niet voorstellen hoe iemand een kind zoiets kan aandoen. Haar zomaar op te sluiten in een kolenkelder en haar achter te laten om te sterven. En dat alleen maar om een erfenis.’
‘Grímur was geestelijk niet in orde, dus wat hij heeft gedaan valt ook echt niet te begrijpen,’ zei Matthew, terwijl hij een man met een groot booglicht in de kelder zag afdalen.
Thórólfur liet zich zwaar neervallen in de stoel tegenover hen. Voor zo’n grote man was hij hen verbluffend geruisloos genaderd. ‘Zo,’ zei hij, ‘ik heb begrepen dat jullie mij wilden spreken.’ Hij wees met zijn duim in de richting van de kelder. ‘Ik heb niet veel tijd — eigenlijk moet ik meteen weer naar beneden. Wat is er aan de hand?’
Thóra overhandigde hem de ordner met de onderzoeksresultaten. ‘Ik denk dat ik weet wie zowel Birna als Eiríkur heeft vermoord,’ zei ze. ‘We hebben wel meer dan een paar minuten nodig om alles uit te leggen, maar ik denk dat u het de moeite waard zult vinden.’
Thórólfur schraapte zijn keel. ‘Daar zou ik maar niet zo zeker van zijn,’ zei hij, achteroverleunend in zijn stoel. ‘Brand maar los. Geen omslachtige verhalen, alleen de belangrijkste punten graag.’
Toen Thóra Thórólfur alles had verteld over Rósa, de vos, de aloë vera-gel, Eiríkurs telefoontje en al het andere dat ze hadden ontdekt, keek ze hem verwachtingsvol aan. ‘Ik weet zeker dat Rósa de moordenaar is en mogelijk is haar broer medeplichtig. Jullie kunnen daar een officieel onderzoek naar instellen, maar ik niet.’
Thórólfur staarde haar peinzend aan. Hij had geduldig geluisterd en geen vragen gesteld. ‘Ik kan u vertellen dat ik haar gesproken heb over dat telefoontje van Eiríkur,’ zei hij. ‘Ze zei dat hij belde om te informeren hoe hij een paard kon huren, of dat op de boerderij kon of ergens anders.’
Thóra fronste. ‘Waarom?’
Hij haalde zijn schouders op. ‘Geen idee. Ik vond het een beetje vreemd, maar uw verhaal over die bloemen en dat ding met gel is bijzonder interessant.’ Hij stond op en geeuwde. ‘Ik hoopte eigenlijk er voor vandaag een punt achter te kunnen zetten, maar dan ga ik eerst nog maar eens bij die twee langs.’ Hij wierp een blik op de kelderdeur. ‘Die ontdekking beneden heeft daar al tientallen jaren liggen wachten. Dan kan een halfuurtje er ook nog wel bij.’
Thóra kon haar genoegen niet verbergen. Thórólfur leek haar verhaal hoe dan ook serieus te nemen. ‘Bedankt, Thórólfur. Zou u me misschien op de hoogte willen houden?’ Ze stond op.
Thórólfur wenkte een politieagent om met hem mee naar buiten te gaan. Hij keek Thóra aan. ‘Dat hebt u mij niet horen zeggen.’ Hij vertrok zonder afscheid te nemen.
Thóra zat aardappelen en vis door elkaar te prakken voor haar dochter, die goed in de gaten hield of de boter wel gelijkmatig door het mengsel werd verdeeld. De chef-kok had zich vast niet voorgesteld dat zijn prachtig gepresenteerde maaltijd op deze manier zou eindigen. Er zaten niet veel gasten in het restaurant en de bediening was snel en efficiënt.
‘Ik weet eigenlijk niet of ik dit wel moet eten,’ zei Sigga, die naar een berg schaaldieren zat te kijken. ‘Ik dacht dat ik pasta had besteld.’ Gylfi, die wel pasta had, keek naar haar bord en zat duidelijk te overwegen of hij nu moest aanbieden zijn bord te ruilen met dat van de moeder van zijn ongeboren kind. Uiteindelijk bood hij aan zijn maaltijd met haar te delen en gingen de schaaldieren naar Matthew, als extra hoofdgerecht naast de grote steak waaraan hij al was begonnen.
Thóra zette het bord vissige puree voor haar dochter neer, die er meteen op aanviel. Ze reikte hongerig naar haar eigen bord. Ze was het zat om zich steeds maar af te vragen wie wat had gedaan en waarom. Ze mocht van geluk spreken dat ze de effectenmakelaar nog net had getroffen voordat hij wegging. Hij had meer aan de zoektocht naar de moordenaar bijgedragen dan alles wat ze de afgelopen dagen zelf hadden gedaan.
Ze legde haar mes en vork neer. ‘Hoe is hij eigenlijk weer teruggekomen naar de stallen nadat hij van zijn paard was gevallen?’ zei ze, verbluft.
‘Wie?’ vroeg Matthew, terwijl hij een lege schelp neerlegde.
‘Teitur. Hij was gewond en kon niet rijden, en hij kan toch ook niet hebben gelopen,’ zei ze. ‘Dus moet iemand hem een lift hebben gegeven.’
‘Ja,’ zei Matthew. ‘Nou én?’
Sigga en Gylfi luisterden zonder er iets van te begrijpen. Sóley toonde geen belangstelling; zij zat de hoeveelheid cola in haar glas met die van Gylfi te vergelijken.
‘Als iemand hem een lift heeft gegeven, of hem heeft geholpen, is die persoon ook op de hoogte van de reactie van het paard op de dode vos en van de plek waar de vos lag.’ Ze pakte haar mobieltje en haalde Teiturs visitekaartje uit haar zak.
‘Hallo. Je spreekt met Thóra, de advocaat in het hotel. Neem me niet kwalijk dat ik je stoor, maar ik zat me af te vragen met wie je naar de stallen bent teruggereden nadat je van je paard was gevallen.’
‘O, hallo,’ antwoordde Teitur. ‘Ik hoopte al dat je wilde gaan beleggen. De markt is op dit moment heel gunstig.’
‘Nee, nu even niet, dank je,’ zei Thóra. ‘Ik wilde het liever nog even over je ongeluk hebben.’
‘Oké,’ zei Teitur, lichtelijk teleurgesteld. ‘Het was dat meisje. Ik dacht dat ik je dat al had verteld. Zij heeft mijn leven gered door me weg te trekken voordat het paard korte metten met me maakte. Dat beest was helemaal door het dolle.’
‘En welk meisje was dat?’ vroeg Thóra kalm. ‘Heb je gevraagd hoe ze heette?’
‘Dat wel,’ zei hij, ‘alleen weet ik het niet meer. Ze was daar toevallig. Ze liep met dozen te sjouwen naar dat oude huis aan het einde van het pad. Ik heb me vaak afgevraagd wat er was gebeurd als die dode vos iets verder weg had gelegen, uit het zicht. Zij was zo vriendelijk me eerst naar de stallen te rijden en daarna naar het hotel.’
‘Heette ze soms Berta?’ vroeg Thóra, schijnbaar kalm, terwijl inwendig alles in beroering was.
‘Ja,’ zei Teitur vrolijk. ‘Zo heette ze. Berta.’