31

‘En ik moet dus geloven dat jullie dit puur toevallig hebben gevonden?’ vroeg Thórólfur. ‘Jullie waren stom toevallig gewapend met voorhamers in de kelder en dachten dat de ruimte er wel eens van zou kunnen opknappen als jullie een van de muren zouden weghalen?’

Thóra plukte een houtsplinter uit haar haar en zag tot haar opluchting dat het geen tand was, zoals ze even had gevreesd. ‘Nee,’ zei ze. ‘Ik dacht dat ik duidelijk was geweest. We wilden zeker weten dat we jullie niet voor niets zouden laten komen en geld van de belastingbetalers over de balk zouden gooien. De enige manier om erachter te komen wat er te vinden was, was door er een kijkje te nemen. Ik moet eerlijk toegeven dat ik dit ook niet had verwacht.’ Ze huiverde toen er twee rechercheurs voor haar langs liepen met een kruiwagen vol beenderen. Ze voerden een vieze brandlucht met zich mee.

Het hotel krioelde van de politieagenten van naburige korpsen en deskundigen uit Reykjavík. Thóra vermoedde dat de meesten geen geldige reden hadden om hier te zijn, maar dat ze gedreven werden door nieuwsgierigheid. Haar gezicht vertrok. ‘Zoals ik al zei verwachtte ik het skelet van een enkel kind aan te treffen, in plaats van beenderen tot aan het plafond.’

‘En u had niet door dat het dierenbotten waren?’ vroeg Thórólfur. ‘Was het misschien moeilijk te zien in het donker?’

‘De botten die ik als eerste zag waren niet afkomstig van een dier,’ zei Thóra vastbesloten. ‘Voordat de hele berg omviel, scheen het licht van de zaklantaarn op een klein wollen wantje. Er stak een bot uit, dus ik kan alleen maar aannemen dat daar ergens een kind moet liggen. Er kan alleen maar een hand in dat wantje hebben gezeten. Ik zag hem uit de berg botten steken voordat die instortte, dus hij zal waarschijnlijk pas gevonden worden als alle beenderen zijn weggehaald. Als ik u was zou ik de mannen opdragen uiterst voorzichtig te werk te gaan, want helemaal onderop ligt een…’ Ze kon de zin niet afmaken.

‘Misschien hebt u gemerkt dat dit een langzaam karwei is,’ zei Thórólfur, met een gebaar naar de mannen en vrouwen die om hen heen aan het werk waren. ‘Wij volgen alle procedures die van toepassing zijn op het onderzoek van een plaats delict, of we nu menselijke botten vinden of niet. We moeten vaststellen wat hier is gebeurd, want het is niet echt normaal om half verbrande karkassen op deze manier te begraven. Dus wees maar niet bang dat we bewijsmateriaal vernietigen. U kunt zich beter zorgen blijven maken om Jónas, want dit houdt absoluut geen verband met de kwestie van zijn schuld.’

‘Zelfs niet als ik u zou vertellen dat u onder al deze botten het skelet zult aantreffen van het onwettige kind van Magnús Baldvinsson, uit de Tweede Wereldoorlog?’

‘Ik zou niet weten wat dat voor verschil zou maken,’ zei Thórólfur onverschillig, hoewel het duidelijk te zien was dat zijn belangstelling was gewekt. ‘Of bedoelt u misschien dat hij zijn eigen kind heeft vermoord, vervolgens tientallen dieren heeft geslacht en hun botten boven op het lijk heeft gegooid?’ Hij lachte smalend. ‘En dat hij zestig jaar later is teruggekomen om verder te gaan waar hij ooit is opgehouden?’

‘Het is aan u om te kijken wat u uit dit alles kunt afleiden, maar het vaderschap zal aantoonbaar zijn, want er moet natuurlijk een dna-monster worden genomen van de stoffelijke resten van het kind. Hoewel we daarmee niet kunnen bewijzen wie haar heeft vermoord, zal de vaderschapstest zeker vragen opwerpen en ik denk niet dat daaruit zal blijken dat Magnús Baldvinsson een zuiver geweten heeft.’

‘U blijft dus bij uw theorie dat Magnús of Baldvin zowel Birna als Eiríkur heeft vermoord?’ vroeg Thórólfur.

Thóra plukte nog wat rommel uit haar haar. ‘Ik begon eigenlijk net te denken dat het Bergur wel eens geweest kan zijn, of zijn vrouw met een mannelijke handlanger,’ zei ze en ze legde hem vervolgens uit wat Matthew en zij eerder die dag hadden besproken met betrekking tot het geweer, de vossen en Eiríkurs mysterieuze rer-graffiti. ‘Matthew en ik hebben haar het hotel zien verlaten met een ober die hier werkt. Ze leken erg close,’ zei Thóra. ‘We dachten dat Rósa hem kan hebben verleid en hem vervolgens kan hebben overgehaald om Birna te vermoorden, als wraak voor de verhouding met haar man.’

Thórólfur trok zijn wenkbrauwen op. ‘U hebt Bergurs vrouw ontmoet,’ zei hij. ‘Komt zij u voor als een echte verleidster?’

‘Eerlijk gezegd niet, nee,’ moest Thóra bekennen, ‘maar liefde maakt blind, dus je kunt nooit weten.’

Thórólfur grinnikte boosaardig. ‘Is de naam van die ober toevallig Jökull Gudmundsson?’ vroeg hij.

‘Ja,’ zei Thóra. ‘Zijn achternaam herinner ik me niet, maar ik weet zeker dat zijn voornaam Jökull is. Wist u dat zij iets met elkaar hadden?’

‘Ze zijn broer en zus,’ zei hij. ‘Dat verklaart waarschijnlijk hoe “close” ze leken toen u ze zag.’

Thóra zei niets. Nu begreep ze Jökulls antipathie tegen Birna: zijn zwager had een verhouding met haar gehad. Het verklaarde ook zijn reactie op haar vraag over Steini. Zijn vader had het ongeluk veroorzaakt, dus was het logisch dat het voor hem net zo gevoelig lag om erover te praten als voor zijn zus. ‘Aha,’ zei ze ten slotte. ‘Dat verandert de zaak.’

‘Ja, hè?’ antwoordde Thórólfur. ‘Maar het kan geen kwaad u te vertellen dat we nog steeds onderzoek doen naar Bergurs eventuele betrokkenheid,’ voegde hij er welwillend aan toe, zonder overigens te laten doorschemeren of hij net als Jónas als verdachte gold. ‘Ik kan u ook vertellen dat zijn geweer wordt vergeleken met de kogel die in het kadaver van de vos is gevonden. In IJsland hebben we daar de faciliteiten niet voor, dus is hij naar het buitenland gestuurd. Helaas duurt het een paar dagen voordat we de resultaten kunnen verwachten, maar intussen hebben we nog wel het een en ander te doen.’ De politie-inspecteur groette haar en daalde af naar de kelder om te zien of er al vorderingen werden gemaakt.

Thóra liep naar Matthew, die net klaar was met het afleggen van zijn verklaring aan de politie. Dit had behoorlijk wat tijd in beslag genomen, omdat de agent erop had gestaan een tolk te gebruiken.

‘Denk je dat we straks Jónas gezelschap gaan houden in de gevangenis?’ grinnikte Matthew terwijl ze samen wegliepen. ‘Zoals ik er nu bij loop, zou ik daar bepaald niet uit de toon vallen,’ voegde hij eraan toe. Zijn kleren waren besmeurd met stof en aarde, want hij had nog geen tijd gehad zich te verkleden nadat al die botten bovenop hen waren gevallen.

Thóra nam hem van boven tot onder op en lachte. ‘Hoelang is het geleden dat je voor het laatst zo vies bent geweest?’ vroeg ze, en ze plukte iets van zijn trui wat eruitzag als een botsplinter.

‘Eeuwen,’ antwoordde hij. ‘Bij de bank hakken we niet vaak muren om en ik ben nog nooit zo’n grote berg botten tegengekomen in de kelder.’

Thóra rilde. Ze had hem verteld over de relatie tussen Rósa en Jökull — bepaald niet de Bonnie en Clyde die zij in gedachten hadden gehad. ‘Weet je,’ zei ze, ‘ik wil wedden dat degene die dat rotsblok met inscriptie hier heeft neergezet, heel goed wist wat eronder lag. Het moet als een soort grafsteen bedoeld zijn. Een geheim gedenkteken.’

‘Wat waarschijnlijk betekent dat het kind geen natuurlijke dood is gestorven. Waarom moest het anders in het geheim?’ zei Matthew, toen ze bij Thóra’s kamer aankwamen. ‘Bovendien zou iemand die bij zijn volle verstand is een dood kind nooit op zo’n plek neerleggen als hij niet iets te verbergen had.’

‘Ik denk dat Magnús die grafsteen heeft geplaatst,’ antwoordde ze, terwijl ze de deur opendeed. Ze liep regelrecht naar de telefoon op het nachtkastje. ‘Ik ga Elín bellen om te vragen of zij er iets van weet. Misschien kunnen zij en haar broer zich herinneren wanneer het rotsblok daar is neergelegd en door wie.’

‘Denk je dat ze met je zal willen praten?’ vroeg hij.

‘Ik kan me niet voorstellen dat ze deze keer de hoorn op de haak smijt,’ zei zij. ‘Niet wanneer ik haar vertel dat er een skelet van een kind is gevonden op het land waar haar grootvader en zijn broer hebben gewoond, en dat al decennialang familiebezit is.’ Ze zocht Elíns nummer op. ‘En ik leid haar om de tuin door de hoteltelefoon te gebruiken, voor het geval ze toevallig mijn mobiele nummer zou herkennen.’ Ze draaide zich weer om naar de telefoon. ‘Hallo, je spreekt met Thóra Gudmundsdóttir,’ zei ze toen er werd opgenomen.

‘Wat wil je?’ beet Elín haar toe. Thóra kon horen dat ze in een auto zat.

‘Om te beginnen wilde ik je laten weten dat er zojuist een enorme berg beenderen is aangetroffen op de hoeve.’

‘En wat heb ik daarmee te maken?’ riep Elín uit. ‘Steeds weer hetzelfde liedje. Sinds Jónas dat land heeft gekocht, schijnen er in de omgeving enorme hoeveelheden lichamen te worden gevonden. Ik hoorde op de radio dat hij vanmorgen in hechtenis is genomen.’

‘Ja, dat klopt,’ zei Thóra, terwijl ze haar ergernis trachtte te verbijten over het feit dat de pers zich al in Jónas’ zaak had vastgebeten. ‘Alleen hebben deze botten niets met hem te maken, aangezien ze er waarschijnlijk al lagen, lang voordat hij de grond kocht. Als ik het me goed herinner, heeft jouw familie de gebouwen die er nu staan gebouwd en altijd in bezit gehouden. Dat klopt toch? Ik ben bang dat dit wel eens veel slechter voor jou en je broer zou kunnen uitpakken dan voor Jónas. De meeste botten zijn van dieren, maar naar alle waarschijnlijkheid zit er ook het skelet van een kind bij.’

‘Wat?’ riep Elín met schrille stem. ‘Een skelet van een kind?’ Ze klonk oprecht geschokt en in verwarring. ‘Van welk kind?’

‘Dat weten we nog niet,’ zei Thóra. ‘De politie zal binnenkort met je komen praten, dus ik kan je beter niet te veel vertellen. Ik wilde je alleen één ding vragen.’ Ze wachtte even, maar Elín zei niets, dus ging ze verder: ‘Achter het huis, aan de oostkant, staat een groot rotsblok waarin een vers is gegraveerd dat volgens mij uit een volksverhaal komt. Iemand moet het daar hebben neergezet, want het is niet het werk van de natuur. Kun jij me er misschien iets over vertellen, of weet je wie het er heeft neergezet?’

‘Het rotsblok?’ zei Elín, stomverbaasd. ‘Wat heeft dat met de hele zaak te maken?’

‘Misschien niets,’ zei Thóra, niet geheel naar waarheid. ‘Ik wil alleen graag weten wat het is, zodat ik het kan uitsluiten als bewijsmateriaal.’ Ze hoopte maar dat Elín haar zou geloven.

‘Ik kan je verzekeren dat het niets met dit alles te maken heeft,’ zei Elín. ‘Dat rotsblok is daar lang geleden neergezet door mijn moeder. Het was een soort huwelijkscadeau aan zichzelf, althans dat heeft ze mij altijd verteld. Vraag me niet waarom — ze heeft het nooit uitgelegd — maar je kunt er rustig van uitgaan dat het niets te maken heeft met een dood kind.’

Thóra stond ervan te kijken dat het Málfrídur, Grímurs dochter, was geweest die het rotsblok daar had geplaatst, en toen vervolgde ze: ‘Nog één ding. Wat kwamen jij en je broer, Börkur, hier zondagavond doen? Ik heb een uitdraai van de politie waarop de voertuigen vermeld staan die die dag door de tunnel zijn gekomen en jullie staan er allebei op.’

‘Wij kwamen naar jou toe,’ antwoordde Elín geërgerd. ‘Weet je dat niet meer? Jij zou ons die maandag komen opzoeken. Wij besloten de ochtenddrukte voor te zijn en al de avond ervoor naar Stykkishólmur te rijden. Je denkt toch zeker niet dat Börkur en ik iets met die moordzaak te maken hebben?’

Thóra begon aan een halfslachtige uitleg. ‘Het is gewoon een van de punten die ik wil kunnen afstrepen,’ legde ze uit.

‘Nou, dan kun je deze ook afstrepen: Börkur is donderdag ook niet naar het westen gereden om iemand te vermoorden,’ zei Elín bits.

Thóra zei niets, want ze wilde niet laten blijken dat ze geen idee had gehad dat Börkur die dag ook op pad was geweest. Kennelijk verkeerde Elín in de veronderstelling dat Thóra voor elke dag zo’n lijst met auto’s had. ‘Wat kwam hij dan doen?’ informeerde ze voorzichtig.

‘Hij zal niet blij zijn dat ik je dit heb verteld,’ antwoordde de andere vrouw. ‘Het heeft me moeite genoeg gekost het uit hem te krijgen.’ Ze werd onderbroken door het harde geluid van een claxon, en toen kwam ze scheldend weer aan de lijn. ‘Stomme ouwe klootzak! Waarom pakken ze die lui hun rijbewijs niet af voordat ze seniel achter het stuur kruipen?’ zei ze boos, en ze vervolgde: ‘Ik vertel je dit alleen om van je af te zijn en nog meer ongefundeerde aantijgingen tegen ons te voorkomen.’

‘Het kan me geen bal schelen waarom je me dit vertelt,’ kaatste Thóra terug. ‘Dus, wat heeft hij gedaan?’

‘Hij ging bij een makelaar langs die interesse had in de resterende agrarische percelen, met de bedoeling ze van de hand te doen,’ zei Elín. ‘Hij weet dat ik wil wachten en hij heeft het buiten mij om gedaan. Als je het wilt controleren, de makelaar kan het bevestigen.’

Thóra bedankte haar en hing op. ‘De moeder van Börkur en Elín heeft die steen daar laten plaatsen,’ zei ze tegen Matthew. ‘Het zijn heel eigenaardige mensen, wat niet zo vreemd is als je naar de medische geschiedenis van hun familie kijkt — de ouders van hun moeder hadden allebei psychische problemen — maar de moorden hebben ze hoogstwaarschijnlijk niet gepleegd. Ze had in elk geval goede verklaringen voor het feit dat ze hier waren.’

Thóra stond op en pakte de tassen met Jón Árnasons verzamelde volksverhalen. ‘Als ik dat vers kan vinden, staat er misschien wel verdere uitleg in de begeleidende tekst. Misschien komen we er zo achter waarom hun moeder dat vers in het rotsblok heeft laten beitelen en waarom ze het vervolgens daar heeft neergezet.’ Ze zette de tassen op tafel. ‘Ik moet niet vergeten die boeken terug te brengen wanneer we weer naar Reykjavík gaan,’ zei ze. ‘Met alle boetes die ik betaal kunnen ze thuis al een hele nieuwe vleugel aan de bibliotheek bouwen. Ik heb geen zin om dat voor het hele land te gaan doen.’

‘Die ga je toch zeker niet allemaal lezen?’ vroeg Matthew, terwijl hij zag hoe Thóra het ene na het andere loodzware boek tevoorschijn haalde. ‘Ik denk dat ik intussen even ga douchen.’

‘Ik heb het zo opgezocht,’ zei Thóra. Ze sloeg de inhoudsopgave van Deel 1 open en zocht naar ‘vondelingen’. ‘Hier heb ik het al!’ riep ze opgewonden en ze keek op van het boek. ‘Hier heb ik een verhaal met de titel “Ook Ik Had Moeten Huwen”. Dat moet het zijn.’ Snel las Thóra het korte verhaal door en legde het opengeslagen boek toen in haar schoot.

‘Wat is er?’ vroeg Matthew. ‘Ik weet niet of dat goed of juist slecht nieuws betekent.’

‘Ik ook niet,’ zei Thóra. ‘Het is het verhaal van een moeder die haar pasgeboren baby buiten achterliet om te sterven. Enkele jaren later kreeg ze nog een dochtertje, dat ze wel grootbracht. Toen het meisje de huwbare leeftijd bereikte, vroeg een jongeman om haar hand en verloofden zij zich. Op het hoogtepunt van de huwelijksplechtigheid werd er op het raam gebonkt en hoorden de gasten dit vers zingen: “Een hoeve was ook voor mij bestemd, ook ik had moeten huwen, net als gij”.’ Ze keek Matthew aan. ‘Het was de geest van het dode meisje die tot haar zuster sprak.’

‘Dus het vers verwijst naar het feit dat de zuster datgene krijgt wat eigenlijk ten deel had moeten vallen aan het kind dat is achtergelaten om te sterven?’ vroeg Matthew.

‘Ja, blijkbaar,’ zei Thóra. ‘Denk je dat Gudný nog een kind heeft gekregen?’ Terwijl ze het zei, schudde ze haar hoofd. ‘Nee, dat denk ik niet.’

‘Maar wie heeft datgene gekregen wat eigenlijk het kind toekwam?’ vroeg Matthew. ‘Ik neem aan dat het kind haar moeders erfgename was?’

Thóra blies haar wangen op en liet de lucht vervolgens langzaam ontsnappen. ‘Het hangt ervan af wanneer Gudný precies aan tbc is bezweken. Als het kind eerder is gestorven, heeft ze natuurlijk niet van haar moeder kunnen erven. Als het kind pas na Gudný’s dood is overleden, verandert dat de zaak. Gudný’s vader stierf als eerste. Aangezien hij weduwnaar was en zij zijn enig kind, was Gudný automatisch zijn enige erfgename en zou het kind bij de dood van haar moeder al haar bezittingen hebben geërfd.’

‘En als dat het geval is, moet er iemand van de dood van het kind hebben geprofiteerd,’ zei Matthew, ‘en al Gudný’s bezittingen hebben geërfd die anders naar het kind zouden zijn gegaan. Wie kan dat in dit geval zijn geweest?’

‘De naaste familie van de moeder,’ zei Thóra. ‘Grímur, Gudný’s oom en de oudoom van het kind.’ Ze sloeg het boek dicht. ‘Lára, Sóldís’ grootmoeder, zei dat hij geldproblemen had, dus hij kan haar hebben vermoord om te voorkomen dat ze de volwassen leeftijd zou bereiken. Zodra het meisje zou trouwen of zelf een kind kreeg, zou Grímur zijn rechten op de erfenis kwijt zijn.’

‘Dat is wel ongelooflijk harteloos,’ zei Matthew. ‘Maar hij was niet degene die dat rotsblok daar heeft neergezet. Zijn dochter, Málfrídur, de moeder van Elín en Börkur, moet hebben geweten van het lichaam dat eronder lag. Het kan geen toeval zijn dat zij een steen met die inscriptie juist op die plek heeft neergezet.’

‘Málfrídur,’ zei Thóra peinzend. ‘Toen haar eigen vader jaren later in Reykjavík overleed, heeft Málfrídur geërfd wat eigenlijk aan het kind toebehoorde. Als er tenminste echt een kind is, en als het dat van Gudný is.’

‘Als, als en nog eens áls,’ zei Matthew, ‘maar ik moet toegeven dat het heel plausibel klinkt. Kan zij de moord hebben gepleegd, in plaats van haar vader, Grímur?’

‘Lijkt me niet. Tijdens de oorlog was ze nog maar een klein meisje. Toen Lára hier na de oorlog terugkwam, was Gudný’s kind al van de aardbodem verdwenen. We kunnen er redelijkerwijs van uitgaan dat Gudný’s dochter, Kristín, de Kristín is wiens naam boven in die deurpost staat gekrast. Als dat zo is, lijkt het me waarschijnlijk dat het Málfrídur is geweest die de woorden papa heeft kristín vermoord. ik haat papa daar heeft achtergelaten. Het was per slot van rekening in hun huis. Misschien is ze er zelf achter gekomen, of is ze getuige geweest van de moord, of misschien heeft hij het haar zelfs verteld.’

‘Nog even en je hebt die oude zaak opgelost,’ zei Matthew, terwijl hij naar de badkamer liep om het vuil van zijn handen te wassen. Boven het geluid van stromend water uit riep hij: ‘Jammer dat Jónas er niets aan heeft. Ik neem aan dat dit niet de reden is waarom Birna en Eiríkur zijn vermoord?’

‘Nou, dat weet ik niet,’ riep Thóra terug. ‘Misschien is Birna erachter gekomen en was het de aanleiding dat iemand haar dood wilde — iemand die niet wilde dat de waarheid aan het licht zou komen. Ze was tussen al die oude rommel aan het zoeken, zoals we weten van die foto van Magnús. Misschien heeft ze iets gevonden wat haar op een idee heeft gebracht.’

Matthew verscheen in de deuropening terwijl hij zijn handen afdroogde. ‘Maar wie wilde haar om die reden dood hebben? Elín en Börkur?’

‘Hoogstonwaarschijnlijk,’ zei Thóra. ‘Als zij het geheim zo graag hadden willen bewaren, zouden ze die bezittingen nooit hebben verkocht.’

‘Misschien waren ze er niet van op de hoogte,’ zei Matthew, terwijl hij de handdoek teruglegde in de badkamer. ‘Misschien heeft Birna het ze verteld en heeft ze geprobeerd ze ermee te chanteren. Het lijkt erop dat ze Magnús en Baldvin ook al probeerde te chanteren, dus we weten dat ze ertoe in staat was.’

‘Misschien,’ zei Thóra, ‘maar ik heb zo’n gevoel dat ze het niet wist. Uit haar agenda kun je opmaken dat ze wel vermoedde dat er iets vreemds aan de hand was in het huis, maar uit niets blijkt dat ze op het goede spoor zat.’ Ze pakte de agenda erbij en bladerde er langzaam doorheen. ‘Weet jij nog waar die aanbouw was gesitueerd op de tekeningen aan de muren op Kreppa?’ vroeg ze. ‘Hoorde het terrein met het rotsblok en het luik daar ook bij?’

Matthew probeerde zich de tekening voor de geest te halen. ‘Volgens mij wel,’ zei hij. ‘Waarom vraag je dat?’

‘Zou Birna vermoord kunnen zijn om het bouwproject tegen te houden?’ speculeerde Thóra. ‘Zodra de bouwwerkzaamheden begonnen, zou het verborgen gedeelte van de kelder zijn blootgelegd. Misschien was het een preventieve actie. Laten we niet vergeten dat er op verschillende plekken in het veld gaten zijn gegraven. Misschien heeft iemand geprobeerd om vóór het begin van de werkzaamheden het luik en de stoffelijke resten van het kind te vinden en heeft hij, toen dat niet lukte, in zijn wanhoop zijn toevlucht gezocht tot de moord op Birna.’

‘En dat brengt ons weer terug bij de vraag wie het zo graag geheim wilde houden,’ zei Matthew. ‘Het laatste wat Elín en Börkur zouden willen, is dat de waarheid aan het licht komt. Niemand wil onnodig de aandacht vestigen op het feit dat zijn grootvader een kindermoordenaar was, maar het lijkt me niet normaal aan het moorden te slaan om het verborgen te houden.’

‘Maar als ze niet wilden dat het uitkwam, zouden ze nooit dat land hebben verkocht,’ bracht Thóra hem in herinnering. ‘En ik ben het met je eens: het is wat extreem om iemand te vermoorden om een schandaal te voorkomen.’ Ze sloot haar ogen. ‘Ik zie iets over het hoofd. Het is iets heel voor de hand liggends, maar ik zie het gewoon niet.’ Ze pakte het politiedossier en bladerde het door. ‘Ik weet niet eens waar ik naar op zoek ben,’ verzuchtte ze.

Matthew liep naar het nachtkastje en pakte de lijst met auto’s die door de Hvalfjördur-tunnel waren gereden. ‘Wat als de moordenaar er niet rechtstreeks bij betrokken is? Wat als het iemand is die de familie wil beschermen?’

Thóra keek op van het dossier en keek hem scheef aan. ‘Wie bedoel je?’

Matthew gaf haar de lijst en wees haar op een van de kentekennummers. ‘Toen jij vanmorgen weg was, heb ik Sóldís naar Steini’s volledige naam gevraagd. Aangezien hij kan autorijden, leek het me goed om te controleren of hij op de lijst stond en dat was inderdaad het geval.’ Hij wees haar op de aantekening die vermeldde dat er vanuit de richting van Reykjavík een auto door de tunnel was gekomen waarvan de eigenaar Thorsteinn Kjartansson was. ‘Je weet dat hij zei dat hij Sóldís geen lift kon geven omdat hij niet naar Reykjavík ging,’ zei Matthew, ‘maar hij is wel gegaan en nu blijkt dat hij een uur vóór de moord op Birna is teruggereden via de tunnel.’

‘Wat, denk je dat hij haar heeft vermoord om te voorkomen dat Berta gekwetst zou worden door het schandaal?’ vroeg Thóra. ‘Dat slaat nergens op. En hij is gehandicapt. Denk je dat hij daartoe in staat is geweest?’

‘Ik heb het gevoel dat we steeds meer dingen horen waaruit blijkt dat hij minder gehandicapt is dan wij dachten,’ zei Matthew. ‘Als je naar de andere lijst kijkt, met auto’s die van hier naar Reykjavík door de tunnel zijn gereden, zul je zien dat Berta’s auto hier ongeveer op hetzelfde moment is weggereden. Misschien wilde Steini ervoor zorgen dat ze niet als verdachte in aanmerking zou komen en heeft hij de moord daarom tijdens haar afwezigheid gepleegd. Het zou zinloos zijn Birna en Eiríkur te vermoorden en Berta met nog meer problemen op te zadelen dan hij juist probeerde te voorkomen.’

Thóra fronste haar wenkbrauwen. ‘Zelfs als hij minder gehandicapt is dan wij tot nu toe dachten, zie ik hem op de een of andere manier nog niet met geweld iemand in een stal met een wild paard opsluiten.’

‘En als Eiríkur nu eens niet helemaal bij bewustzijn is geweest?’ zei Matthew. ‘Misschien was hij in de war van de slaapmiddelen — verward genoeg om te doen wat Steini zei. Misschien heeft Steini Eiríkur wel in Bergur en Rósa’s stallen vermoord als wraak voor het feit dat haar vader zijn ongeluk heeft veroorzaakt. Misschien is hij ervan uitgegaan dat Bergur of zijn vrouw verdacht werden van de moord op Birna. Het kan best zijn dat hij het niet alleen deed om Berta te beschermen.’

Thóra knikte, diep in gedachten verzonken. ‘En de verkrachting dan?’ vroeg ze. ‘Dan moet Steini Birna dus hebben verkracht en zij had geen slaappillen geslikt.’ Ze sloeg het lijkschouwingsrapport open. ‘De theorie is dat ze van achteren is aangevallen en met een steen op haar hoofd is geslagen.’ Ze las verder. ‘Jij weet zeker ook niet toevallig wat A. barbadensis Mill, A. vulgaris Lam is?’ vroeg ze, toen ze de aantekeningen over de in Birna’s vagina aangetroffen substantie tegenkwam.

‘Eh, eigenlijk niet, nee,’ glimlachte Matthew spijtig. ‘“Vulgaris” betekent volgens mij “gewoon”, maar daar hebben we niet veel aan. Kun je het niet op internet vinden?’

‘Ja, vast wel,’ zei Thóra. ‘Ik heb er alleen nog geen tijd voor gehad. Misschien vraag ik Gylfi wel om het voor me op te zoeken. Het zal hem goeddoen om eens aan iets anders te denken, na de schrik van het vinden van die botten.’ Ze belde Gylfi’s kamer en vroeg hem het voor haar op te zoeken op de gastencomputer bij de receptie. ‘Hij zegt dat hij het zó zal doen,’ zei Thóra, terwijl ze ophing. Ze keek Matthew aan en glimlachte. ‘Wanneer kinderen eenmaal een jaar of twaalf zijn, kunnen ze dingen niet meer doen zodra het ze wordt gevraagd. Ze gaan het altijd stráks doen. Volgens mijn vader was ik precies hetzelfde en zei mijn opa exact hetzelfde over hem. Misschien is het iets genetisch.’

‘Zullen we met Steini gaan praten, of eerst met Berta?’ vroeg Matthew. ‘Misschien kan zij ons iets vertellen wat mijn theorie bevestigt. Ze mag dan zijn vriendin zijn, maar ik denk toch niet dat ze hem onder deze omstandigheden in bescherming zal blijven nemen.’

‘Daar zou je wel eens gelijk in kunnen hebben,’ zei Thóra, en ze stond op. ‘Laten we dat maar doen. Jij hebt een muur voor me afgebroken. Ik kan op z’n minst iets terugdoen door jouw idiote theorie ook uit te zoeken.’

‘Je zou ook een andere manier kunnen verzinnen om iets terug te doen,’ zei Matthew grijnzend.

Thóra reageerde niet. Ze stond met het boek met volksverhalen opengeslagen in haar handen. ‘Wacht eens even,’ zei ze opgewonden. ‘Wat hebben we hier?’

Загрузка...