Thóra pakte het dossier met de papieren van het perceel op Snaefellsnes. Tijdens het doorlezen kon ze er weinig uit opmaken; ze vond in elk geval niets wat wees op het eigenaardige ‘verborgen gebrek’ van Jónas. Het was een betrekkelijk simpele transactie geweest, afgezien van Jónas’ vele voorwaarden betreffende data, zoals het feit dat hij erop had gestaan de aktes op een zaterdag te tekenen. Thóra was ermee akkoord gegaan zonder vragen te stellen, uit angst daar een college over de stand van de hemellichamen mee uit te lokken. Ze wist dat zaterdag van oudsher bekendstond als een geluksdag. Verder hadden zich bij de verkoop geen bijzonderheden voorgedaan. De verkoop omvatte het land en alles wat zich daarop bevond, inclusief roerend goed. De verkopers waren een broer en zus van in de vijftig, Börkur Thórdarson en Elín Thórdardóttir. Zij waren opgetreden namens hun moeder, die het land lang geleden van haar eigen vader had geërfd. Ze hadden er veel geld aan verdiend en Thóra had destijds groen gezien van jaloezie.
Met een glimlach vroeg ze zich af hoe ze het gespook kon taxeren om het perceel tien procent in waarde te laten dalen, maar haar glimlach verdween toen ze zich probeerde voor te stellen hoe ze de aanwezigheid van geesten zou aanvoeren om de verkopende partij te overreden de schade te compenseren. Thóra had bij het afhandelen van de transactie voornamelijk met de broer te maken gehad, en de zuster had ze slechts één keer gezien, toen de aktes werden getekend. Hun moeder, die volgens Börkur heel oud en aan bed gekluisterd was, had ze nooit ontmoet, maar de zoon was naar haar mening nogal opdringerig en zelfingenomen. Zijn zuster, Elín, was daarentegen stil en teruggetrokken geweest. Ten tijde van de koop had Thóra de indruk gehad dat zij minder gemotiveerd was om het land te verkopen dan haar broer. Al met al betwijfelde zij of hij een eis voor schadevergoeding zonder meer zou pikken. Ze legde de papieren apart en deed een schietgebedje dat Jónas nog van gedachten zou veranderen. Zo niet, dan zou ze al haar overredingskracht nodig hebben om hem op andere gedachten te brengen.
Ze bekeek de andere zaken die op haar lagen te wachten, maar de paar die er waren binnengekomen waren niet bepaald opwindend. Ze had helaas niet al te veel werk. Met een afkeurend gebrom vervloekte ze haar eigen financiële stommiteit. Eind vorig jaar had ze aan een zaak gewerkt voor een rijke Duitser die haar uitstekend betaalde, en als ze ook maar een greintje gezond verstand had gehad, zou ze dat geld hebben gebruikt om een paar van haar schulden af te betalen. In plaats daarvan had ze het in een caravan en een suv gestoken. Ze wist niet wat haar had bezield. Erger nog, ze had zelfs een lening afgesloten om ze te kunnen betalen, zodat ze nu nog dieper in de schulden zat. Ze herinnerde zich vaag een soort visioen van hoe ze er in de zomerzon mee over het platteland zouden toeren, echt zo’n leuk modern gezinnetje op vakantie — een gescheiden moeder met haar twee kinderen, in haar geval een dochter van zes en een zoon van zestien die binnenkort zelf vader zou worden. Het kleinkind had nog geen plekje in deze zoete droom, omdat Thóra het waarschijnlijk maar één keer in de twee weken een weekend zou zien. Hopelijk was dat dan niet hetzelfde weekend dat haar eigen kinderen met hun vader doorbrachten. Interessant voor een sociologische studie, dacht ze: een weekendvader die zelf nog zo jong was dat hij om het weekend bij zijn eigen vader was.
Toen Thóra klaar was met het doornemen van haar werk, ging ze in een opwelling op internet op zoek naar informatie over het land op Snaefellsnes of de oude boerenhoeves die zich daarop bevonden. Ze googelde de namen van de boerderijen die voorkwamen op de koopaktes, Kirkjustétt en Kreppa, maar vond niets. Ze haalde haar schouders op en gaf het op. Ze besloot haar e-mail te checken en zag, enigszins verveeld, dat ze een bericht van Matthew had. Ze had de Duitser leren kennen toen ze onderzoek deed naar de zaak die haar uiteindelijk de caravan en de suv had opgeleverd, samen met de bijbehorende schulden. Eigenlijk had ze hem niet zomaar leren kennen, maar ‘intiem’ leren kennen, zoals haar grootmoeder zou zeggen — en nu wilde hij bij haar langskomen om hun ‘intieme’ kennismaking te hervatten. Matthew wilde weten wanneer hij het beste voor een korte vakantie naar IJsland kon komen. Thóra wilde niets liever dan dat hij zou komen, maar was zich er ook van bewust dat het beste moment zo rond 2020 zou zijn, wanneer haar dochter twintig werd. Ze wist niet of Matthew wel zo lang kon wachten. Ze besloot tot de volgende dag te wachten met antwoorden en sloot haar e-mail af.
Ze stond op, ruimde haar bureau een beetje op en zuchtte. Ze vroeg zich af of haar grootste probleem was dat ze verlangde naar een beter leven, zonder schulden en zich op ongelegen momenten aandienende kleinkinderen, maar ze besefte dat het veel simpeler lag. Ze voelde zich gedeprimeerd door het feit dat ze bij het weggaan weer langs Bella moest lopen. Bella, de secretaresse uit de hel, die zij en Bragi op slinkse wijze in de maag gesplitst hadden gekregen als onderdeel van de huurovereenkomst toen zij hier hun praktijk waren begonnen. Thóra zette zich schrap.
‘Ik ga ervandoor,’ zei ze, terwijl ze haastig langs de receptie liep. Ze vroeg zich vluchtig af of het misschien mogelijk zou zijn de balie te verhogen, zodat de onaantrekkelijke jonge vrouw die erachter zat wat minder zichtbaar zou zijn, waarop ze zich onmiddellijk schuldig voelde en de secretaresse een weinig overtuigende glimlach schonk. ‘Tot morgen!’
Bella trok een borstelige wenkbrauw op en keek met half dichtgeknepen ogen naar Thóra op. Vervolgens zette ze haar chagrijnige blik nog kracht bij met een norse frons. ‘Ben jij er nou nog? Goh.’
‘Goh? Hoe bedoel je, goh?’ antwoordde Thóra niet-begrijpend. ‘Waar zou ik anders moeten zijn? Je hebt me na de lunch zien binnenkomen en daarna niet meer weg zien gaan. Het is niet mijn gewoonte om uit het raam te springen.’
‘Jammer,’ meende Thóra Bella te horen mompelen, hoewel ze het niet zeker wist. Op veel luidere toon zei het meisje: ‘Je ex heeft ergens over gebeld, maar ik heb gezegd dat je er niet was. Hij wilde geen boodschap achterlaten.’
Thóra was blij toe, want Hannes’ telefoontjes vormden zelden een bron van vreugde. Ze wilde Bella echter niet de kans geven zich te verkneukelen over de negatieve aspecten van haar leven. Aangezien ze zich al lang had neergelegd bij het feit dat het geen enkele zin had met dit wezen in discussie te gaan, glimlachte ze dus nogmaals naar Bella en pakte haar jas uit de garderobe. Ze stond op het punt te ontsnappen en al met haar hand op de deurklink, toen het meisje haar keel schraapte om aan te geven dat er nog iets was.
‘O, ja, en het leasebedrijf heeft gebeld. Je loopt een termijn achter met je afbetaling van de caravan.’
Thóra draaide zich niet eens meer om, maar liep kalmpjes de gang in en trok de deur achter zich dicht. Op dat moment had ze graag de massage geaccepteerd die Jónas haar in het vooruitzicht had gesteld, met of zonder hete stenen.
Birna keek om zich heen en haalde diep adem. Ze tuurde door de fijne nevel die boven het water hing en zag een paar zeemeeuwen omlaag duiken in de strijd om een lekker hapje. Geen van beide vogels trok aan het langste eind en met een woest vleugelgeklapper stegen ze weer op. Toen verdwenen ze in de dichtere mistbank die iets verderop boven het water hing. Het was eb en de rotsen waren bedekt met nat zeewier. Dit was een ongewoon strand: geen zand, alleen rotsblokken in alle soorten en maten, met een oppervlak dat was gladgeschuurd door miljoenen getijdenwisselingen. Het strand had ook een unieke ligging: een kleine inham omringd door hoge, zuilvormige basaltklippen, die door de Schepper speciaal leken te zijn ontworpen als torenflats voor zeevogels. Elke richel was bezet, met een dienovereenkomstig lawaaivolume. Birna liep naar de plek waar de klippen overgingen in weer een andere inham. Het getijde stroomde binnen door een stenen boog en de inham werd volledig omsloten door rotsen. Hij was uitsluitend zichtbaar door de smalle opening tussen de hoge rotswanden, maar het gekrijs van de vogels die erboven vlogen, weerklonk over het hele strand.
Birna bleef staan. De mist was opeens dichter geworden, zodat haar zicht tot hooguit enkele meters beperkt bleef. Ze ademde nogmaals diep in, ditmaal door haar neus en ze genoot van de geur van de zee. Als het kon, zou ze hier in de openlucht slapen, omhuld door nevel. Ze had absoluut geen zin om terug te gaan naar het hotel. Zo zou ze zich nu niet moeten voelen. Ze was dol geweest op dat gebouw en elke keer wanneer ze het zag had ze gegloeid van trots, zelfs toen het nog in aanbouw was en niet meer dan een schaduw van wat het zou worden. Zelfs het gat dat voor de fundering was gegraven, had ze prachtig gevonden. Op de een of andere manier had de plek van het hotel vanaf de allereerste keer dat ze die had gezien tot haar verbeelding gesproken. Het land keek uit op de open zee aan de zuidkust van Snaefellsnes. In dat opzicht leek het op de meeste andere boerenbedrijven in de streek, hoewel het iets afgelegener lag; de boerenhoeve zelf kwam pas in zicht wanneer je er bijna vlak voor stond. Hij was gebouwd op een grasrijk stuk grond in een ruw lavaveld dat bijna tot de waterkant reikte. Het indrukwekkende landschap inspireerde haar. Hetzelfde gold voor het oude huis. Zij had opdracht gekregen een reusachtige aanbouw te ontwerpen, die het grote huis niet mocht overweldigen of ondersneeuwen. Dit had haar heel wat hoofdbrekens gekost — grandeur, dat was een eitje, bescheidenheid daarentegen was vaak de grootste uitdaging.
De emoties die het project bij haar had losgemaakt, waren geheel nieuw voor haar. Hoezeer ze ook van architectuur hield, toch hadden de andere gebouwen die zij had ontworpen haar een heel ander gevoel bezorgd, maar ze wist precies hoe dat kwam. Dit hotel was verreweg haar meest succesvolle project. Vanaf het moment dat ze in haar werkkamer in Reykjavík aan haar eerste schets was begonnen, had ze geweten dat ze op de juiste weg was. Het gebouw was zoveel beter dan al haar eerdere werk. Ze besefte dat ze eindelijk naam zou gaan maken. Ze zou een veelgevraagd architect worden.
Ze had zich vaak afgevraagd waarom dit project haar zo onmiddellijk had gefascineerd en waarom het eindresultaat zo’n succes was gebleken. Het oude huis en het land hadden niets bijzonders gehad, hoewel het huis, voor zo’n oud gebouw, ongewoon mooi was. Ook was het uitzonderlijk goed onderhouden, als je in aanmerking nam dat er al zo’n halve eeuw niemand meer had gewoond. Ze kwam er al snel achter dat iemand het huis in de loop der jaren had onderhouden, misschien met de bedoeling het ooit als vakantiehuis te gaan gebruiken of om de stad even te kunnen ontvluchten, maar die plannen waren kennelijk nooit verwezenlijkt. Binnen in het gebouw wees niets erop dat de eenentwintigste eeuw al was begonnen. Alles was bedekt met een dikke laag stof, maar de muizenvallen die her en der verspreid stonden, toonden aan dat iemand ervoor had gezorgd dat het interieur en meubilair geen onnodige schade zouden oplopen. De eerste keer dat Birna binnen was geweest, had ze het moeilijk gevonden om naar de piepkleine skeletjes in een aantal van de vallen te kijken, maar verder had het huis grote indruk op haar gemaakt, zowel vanbinnen als vanbuiten.
Birna keek op haar horloge. Wat mankeerde die man? Was die stomme seance soms uitgelopen? De boodschap was duidelijk genoeg geweest. Ze pakte haar mobieltje en scrollde door de sms’jes. Ja hoor, zo simpel als wat: ‘Kom @ grot @ 9 vanavond.’ Wat een onzin allemaal. Voordat ze haar telefoon weer in haar zak stak, controleerde ze nog even of ze hier echt geen ontvangst had. Dat was wel een van de vervelendste dingen van deze streek, dacht ze, slechte mobiele ontvangst.
Ze besloot terug te wandelen naar de grot. Misschien was hij daar. Hoewel de grot zich vóór aan het strand bevond, was het zicht zo slecht dat ze hem gemakkelijk over het hoofd had kunnen zien. Bovendien overstemde het gekrijs van de vogels alle andere geluiden, zodat ze hem mogelijk niet had horen aankomen. Terwijl ze liep keek ze goed waar ze haar voeten neerzette, want je kon gemakkelijk uitglijden op de stenen. Ze knerpten onder het gewicht van haar voeten. Hopelijk was hij inmiddels op andere gedachten gekomen. Ze had genoeg energie in deze hele kwestie gestoken. Niet dat ze werkelijk verwachtte dat hij van gedachten was veranderd, want hij was er absoluut tegen geweest. Maar mocht het toch het geval zijn, dan had ze dat aan zichzelf te danken. Ze had zich gewonnen gegeven en was met hem naar bed gegaan. Ze hoopte dat het ergens goed voor was geweest, want ze had er weinig plezier aan beleefd. Het was belangrijk om verschillende projecten achter de hand te hebben wanneer de concurrentie zich aandiende. Ook al had ze de buit zo goed als binnen, ze wilde zeker zijn van haar zaak, dus had ze het maar op de koop toe genomen. Wat maakte één vlugge wip ook uit, als ze de concurrentie ermee voor kon blijven? Ze zou in de hele stad en, belangrijker nog, bij al haar collega’s, het gesprek van de dag zijn. Bij die gedachte glimlachte Birna onwillekeurig.
Een ongewoon luid gekrijs vanaf het klif haalde haar uit haar overpeinzingen. Het leek wel alsof alle vogels in de lucht het gelijktijdig uitschreeuwden. Misschien wilden zij de wereld achter die mist aan hun bestaan herinneren. Birna zuchtte. Het begon koud te worden en ze trok haar anorak wat dichter om zich heen. Wat was dit trouwens voor zomer? Ze bereikte de grot, maar zag niemand. Voor alle zekerheid riep ze hardop zijn naam, maar er kwam geen antwoord. Tien minuten. Ze gaf hem nog tien minuten en dan ging ze weg. Dit was gewoon ongelooflijk lomp. De woede die ze voelde opborrelen verwarmde haar enigszins. Hoe durfde hij haar zo te laten wachten? Dit was wel even iets anders dan te laat zijn voor een afspraak in een café in Reykjavík. Daar kon ze nog wat in tijdschriften bladeren om de tijd te doden, maar hier was niets te doen. En hoe mooi de omgeving ook was, op dit moment viel er niets anders te zien dan mist.
Vijf minuten. Ze gaf hem niet meer dan vijf minuten. Ze wilde terug en bovendien moest ze verschrikkelijk nodig plassen. Opeens kwam er een eigenaardige gedachte bij haar op, die niets te maken had met het strand of het feit dat ze gedwongen was hier in de ijskoude mist te wachten. Het stemde haar opeens verdrietig dat ze niet meer had geleerd over de geologie van deze omgeving en andere delen van Snaefellsnes. Hoe was bijvoorbeeld Kirkjufell gevormd, de berg die haar zo fascineerde? Hij stond helemaal alleen in zee aan de noordkant van het schiereiland en ze wist voldoende van geologie om te weten dat hij niet vulkanisch was. Ze wilde dat ze beter had opgelet tijdens de lessen op school. Zodra ze thuiskwam zou ze het opzoeken, zoals ze zich de allereerste keer dat ze de berg had gezien al had voorgenomen.
Birna schrok op toen het geluid van de vogels weer toenam, schorre kreten van hoog op het klif waar ze tegenaan stond geleund. Ze huiverde en werd, niet voor de eerste keer, bevangen door een gevoel van onbehagen. Er was iets met deze plek. Niet alleen de voor de hand liggende dingen, zoals de rare snuiters die in het hotel werkten en zich de geestelijke assistenten van de gasten noemden. En de gasten zelf. Mafkezen, stuk voor stuk, maar niet zo erg als het personeel. Nee, er was hier iets heel anders mis. Iets wat langzaam maar zeker sterker was geworden, iets wat al bij haar eerste bezoek de kop op had gestoken en haar kippenvel op haar bovenarmen had bezorgd bij het zien van de muizenskeletjes. Inmiddels was het veranderd in een hardnekkig gevoel van onbehagen dat Birna niet echt thuis kon brengen. Het was niet die onzin over geesten die haar angst aanjoeg — ze was er vrij zeker van dat het hotelpersoneel die verhalen zelf verzon, hoewel Joost mocht weten waarom.
Ze rilde opnieuw, met opzet nu, in een poging het van zich af te schudden en zichzelf te vermannen. In wat voor idioot melodrama was ze terechtgekomen? Birna, die bij haar vrienden bekendstond als iemand die zo stevig met beide benen op de grond stond dat ze bijna saai was? Er was hier werk aan de winkel. Jónas wilde meer. Er bestond een grote markt voor hotels voor idioten, iets wat Birna beslist niet verbaasde. Wat haar wel verbaasde was hoeveel geld die idioten leken te hebben. Jónas stelde de accommodatie bepaald niet gratis tot hun beschikking; om nog maar niet te spreken over de ‘spirituele begeleiding’ door zijn medewerkers.
Birna probeerde te glimlachen bij de gedachte aan het gedrag van Eiríkur, de auradeskundige van het hotel, toen zij hier een week eerder was gearriveerd. Hij had haar bovenarm gegrepen en haar ingefluisterd dat haar aura zwart was. Ze moest uitkijken. De dood zat achter haar aan. Ze fronste bij de herinnering aan zijn slechte adem.
Er waren vijf minuten verstreken. Dit zou ze hem flink inpeperen. Ze had kunnen werken: er was zoveel te doen en haar tijd was kostbaar. Als ze het sms’je niet had gekregen, had ze deze tijd kunnen besteden aan de plannen voor het nieuwe gebouw, en misschien had ze inmiddels zelfs wel tot een afronding kunnen komen. Het gebouw moest geheel vrij komen te staan, op enige afstand van het hoofdgebouw. Om de een of andere reden was het haar nog steeds niet gelukt om tot een keuze voor de exacte locatie te komen. De plek die ze aanvankelijk had uitgekozen, had iets wat haar niet beviel. Nee, dat was het eigenlijk niet precies: er was iets aan de plek wat haar dwarszat, iets wat niet helemaal klopte, hoewel ze geen idee had wat het was. Misschien was het allemaal onzin; ze was doodmoe, na anderhalf jaar lang aan één stuk door te hebben gewerkt. Jónas wilde niet alleen een architect met het juiste sterrenbeeld, maar ook eentje die volledig in het project opging en hij had dan ook zonder een woord van protest geregeld dat zij hier kon verblijven. Ze had verschillende werknemers van het hotel gevraagd of zij iets vreemds zagen aan het stuk land, maar zonder resultaat. De meesten hadden de vraag beantwoord met een voor de hand liggende wedervraag: ‘Waarom kies je geen andere plek als je deze niet ziet zitten? Er is hier land genoeg.’ Maar ze begrepen haar niet. Zij wisten het een en ander van het belang van de stand van de sterren. Maar Birna wist waar gebouwen moesten staan. Dit was de plek; elke andere plek was uitgesloten.
Het vogelgekrijs nam weer in volume toe, maar Birna was te diep in gedachten verzonken om er acht op te slaan. Ze baande zich voorzichtig een weg tussen de rotsen door naar het grindpad aan het begin van het strand. Opeens bleef ze stokstijf staan luisteren. Ze hoorde geknerp op de kiezels achter haar. Ze wilde zich omdraaien, klaar om de woede te ventileren die ze had opgekropt sinds ze hier was aangekomen.
Birna slaagde er niet in zich helemaal om te draaien. Zelfs boven het lawaai van de vogels op het klif uit hoorde ze de steen door de stille lucht in de richting van haar hoofd suizen en ving er nog net een glimp van op toen hij keihard haar voorhoofd raakte. Verder zag ze niets meer in dit leven, maar ze voelde nog heel veel. In een vage en droomachtige toestand voelde ze hoe ze over een ruwe ondergrond werd gesleept. Ze voelde het kippenvel dat de koude mist op haar naakte huid veroorzaakte toen haar kleren werden uitgetrokken en ze voelde zich misselijk worden van de metalige smaak van bloed in haar mond. Toen haar sokken werden uitgetrokken voelde ze een vreselijke pijn in haar voetzolen. Wat gebeurde er? Het leek allemaal zo onwerkelijk. In haar oren klonk een stem die ze heel goed kende, maar gezien wat er gebeurde kon dat onmogelijk kloppen. Birna probeerde iets te zeggen, maar kon de woorden niet uitspreken. Er kwam een vreemd gekreun uit haar keel, maar ze had helemaal niet gekreund. Wat vreemd was dit allemaal.
Voordat alles zwart werd, kwam de gedachte bij haar op dat ze nooit zou kunnen lezen over de oorsprong van de Kirkjufell. Vreemd genoeg was dat het pijnlijkst van alles.
Hetzelfde stel zeemeeuwen dat Birna in zee had zien duiken voor voedsel, stond nu iets verder langs het strand te wachten en keek door de mist naar wat er met haar gebeurde. Geduldig wachtten zij tot de rust zou weerkeren. Het strand en de zee zorgen voor hun vrienden. Niemand hoeft hier van honger om te komen.