35

Zondag, 18 juni 2006

De limonade uit de minibar was duur, maar wat Thóra betreft was het elke cent waard. Ze zette het blikje neer en trok de dikke witte badjas dichter om zich heen. Ze liep naar het raam van haar kamer, trok de gordijnen een heel klein stukje open en keek uit over het Austurvöllurplein. Er waren niet veel mensen op de been en de paar die er wel rondliepen waren zo te zien de laatste achterblijvers van de festiviteiten van de vorige avond. Thóra glimlachte. Ze liet het gordijn terugvallen en liep terug naar het bed, waar Matthew lag te slapen. Nu ze eindelijk iemand had ontmoet die niet gescheiden, geen alcoholist en geen sportfanaat was en ook niet aan grootheidswaanzin leed, moest zij natuurlijk weer de pech hebben dat hij een buitenlander was die waarschijnlijk nooit in IJsland zou willen wonen.

Misschien was dat wel precies waarom ze hem zo leuk vond.

Opeens hoorde ze ergens in de kamer een vaag gerinkel en spitste haar oren om vast te stellen waar haar mobieltje lag. Eindelijk vond ze het in haar tas. Ze nam snel op. ‘Hallo,’ fluisterde ze, en ze liep met de telefoon naar de badkamer om Matthew niet wakker te maken.

‘Mam,’ gilde Gylfi, ‘Sigga gaat dood!’

Thóra sloot haar ogen en bracht haar hand naar haar voorhoofd. Ze had Sóley achtergelaten bij Gylfi en Sigga — voornamelijk om met Matthew alleen te kunnen zijn op zijn laatste avond in IJsland. Binnenkort zouden die twee samen een baby hebben, dus moesten ze toch in staat zijn een nachtje op een zesjarige te passen, en tot dusver had niets erop gewezen dat Sigga al zou gaan bevallen.

‘Gylfi, lieverd,’ zei ze, ‘ze gaat niet dood. De baby komt eraan.’ Op de achtergrond hoorde ze Sigga kreunen. ‘Heeft ze veel pijn?’

‘Ze gaat dood, mam,’ zei haar zoon. ‘Echt waar. Hoor zelf maar.’ Het gekreun werd luider en hield toen plotseling op. ‘Het komt en gaat,’ voegde hij eraan toe.

‘Ze heeft weeën, lieverd,’ zei Thóra, kalmer dan ze zich in werkelijkheid voelde. ‘Ik kom eraan. Kleed je aan en je zusje ook. Als Sigga zich in staat voelt zich aan te kleden, zou dat mooi zijn, maar anders kan ze zo ook mee.’ Thóra opende de badkamerdeur en liep de slaapkamer weer in. ‘Heeft Sigga haar moeder al gebeld? Is ze al onderweg?’ vroeg ze, terwijl ze haar kleren aantrok.

‘Nee,’ zei Gylfi resoluut. ‘Sigga wil dat ik haar bel, maar dat doe ik niet, hoor. Het is een verschrikkelijk mens.’

Thóra kon hem geen ongelijk geven, maar drong er toch op aan dat hij zou bellen, aangezien Sigga’s ouders hun dochter ongetwijfeld wilden bijstaan. Voor Sigga’s vader en moeder zou het de bekende druppel zijn als Gylfi hen niet tijdig op de hoogte bracht.

‘Ik kom er in elk geval zo aan,’ zei ze. ‘Zorg dat jullie klaarstaan. Als zij Sigga willen komen oppikken, dan kunnen ze dat doen. Jij moet zelf weten of je met hen wilt meerijden of met mij en Sóley.’ Ze hing op en ritste haar rok dicht. Hoewel het eigenlijk niets voor haar was, had ze zich extra mooi aangekleed voor de gelegenheid — compleet met hoge hakken. Ze had willen vieren dat er een eind aan de zaak was gekomen en van haar laatste avond met Matthew willen genieten. Ze keek naar haar panty, die over de tv hing. Ze grimaste, maar besloot toen dat ze hem toch maar liever aantrok dan haar griezelig witte benen te moeten laten zien.

‘Matthew,’ zei Thóra, en ze stootte hem zachtjes aan, ‘ik moet weg. Sigga heeft weeën.’

Matthew, die op zijn buik lag, tilde zijn hoofd van het kussen en knipperde slaperig met zijn ogen. ‘Wat?’

‘Ik moet naar het ziekenhuis,’ zei ze nogmaals. ‘Sigga gilt moord en brand, dus het zal wel niet lang meer duren. Ik bel je wel om te laten weten hoe het gaat.’

Thóra reed sneller naar huis dan normaal. Toen ze haar straat in draaide, glimlachte ze bij de herinnering aan hoe Gylfi en Sigga hun onwetendheid hadden verraden toen ze het over de bevalling hadden gehad. Sigga had al een paar keer de wens uitgesproken om onder water te bevallen, of staande, in de vrije natuur, of in stilte, net als de vrouw van Tom Cruise, afhankelijk van wat ze die dag op internet had gelezen. Al die idyllische bevallingen vonden plaats zonder enige vorm van pijnbestrijding, maar Thóra had zo het idee dat daar wel verandering in zou komen wanneer het meisje met de werkelijkheid werd geconfronteerd. Na de eerste bijeenkomst van een cursus voor aanstaande ouders hadden ze allebei geweigerd nog een keer te gaan. Sigga had de verloskundige geshockeerd door te informeren of ze in de verloskamer wel mtv hadden.

‘Ik ben thuis!’ riep Thóra toen ze binnenkwam, maar ze slaagde er niet in boven Sigga’s gejammer uit te komen. Ze zou vast niet welkom zijn in een verloskamer van de scientology.

‘Er is iets niet in orde,’ riep Gylfi zodra hij zijn moeder zag. ‘Volgens mij probeert de baby er van opzij uit te komen.’

‘Nee, hoor,’ zei Thóra. ‘Helaas moet ik je mededelen dat het zo nu eenmaal gaat.’ Ze liep naar Sigga, die met haar hoofd in haar handen in de eetkamer zat.

‘Het komt natuurlijk omdat ze van die smalle heupen heeft,’ zei Gylfi bezorgd. ‘Iedereen zegt dat de bevalling dan extra moeilijk is.’

‘Het zijn niet de heupen die in dit proces het knelpunt vormen, lieve schat. Dat begint pas een stukje lager.’ Ze boog zich over Sigga heen. ‘Goed in- en uitademen, Sigga,’ zei ze. ‘Oké, laten we maar gauw naar de auto gaan. Zijn de vliezen al gebroken?’

Sigga staarde Thóra niet-begrijpend aan. ‘Vliezen?’

‘Kom op,’ zei Thóra, en ze sloeg monter haar handen ineen, ‘daar kom je zo wel achter.’ Ze hielp Sigga het huis uit, terwijl Gylfi zich vooruit haastte om het portier voor ze open te houden.

Sóley had geen idee wat er gaande was en liep er slaapdronken achteraan. ‘Als ze je een ruggenprik aanbieden, Sigga, dan zeg je gewoon ja. Dat is tegenwoordig helemaal in,’ zei Thóra, terwijl ze Sigga hielp om op de achterbank van de suv te gaan liggen. Eigenlijk had ze al besloten de wagen samen met de caravan te verkopen om haar schulden te kunnen aflossen, maar de suv was veel groter dan haar oude karretje en ruim genoeg voor het hele gezin.

Thóra ging achter het stuur zitten en startte de motor. Net toen ze achteruit de oprit af wilde rijden, gaf Sigga een gil en trapte ze keihard op de rem. Gylfi en Thóra keken over hun schouder. Ze zuchtte. Ze zou iets van de prijs af moeten halen, nu de achterbank doorweekt was met vruchtwater.

Sóley zat met haar benen te zwaaien. Veel meer had ze in de wachtruimte niet te doen. Thóra constateerde weer hoe lief ze toch was, aangezien ze al bijna drie uur in het kleine kamertje zaten te wachten. De aanwezigheid van Sigga’s vader, die amper een woord zei en Thóra alleen maar een indrukwekkende verscheidenheid aan geringschattende blikken toewierp, maakte het er niet veel beter op. Thóra was dus blij toen haar telefoon ging en de beklemmende stilte werd doorbroken. Ze nam op en liep even de gang op om te praten.

‘Hallo Thóra, je spreekt met Lára, de grootmoeder van Sóldís, op Snaefellsnes,’ zei de vriendelijke stem van de oude dame. ‘Ik hoop niet dat dit een ongelegen moment is.’

‘Nee, helemaal niet,’ antwoordde Thóra. ‘Ik ben blij iets van je te horen. Ik wilde je zelf al bellen, omdat ik je niet meer heb kunnen spreken voordat ik wegging.’ Er waren vijf dagen verstreken sinds de arrestatie van Berta en Steini en Thóra had het druk gehad met het afwerken van de losse eindjes en het wegwerken van het achterstallige werk dat zich op kantoor had opgehoopt. Gelukkig had Jónas besloten geen juridische stappen tegen Elín en Börkur te ondernemen, toen eenmaal was gebleken dat Berta al die tijd de ‘geest’ was geweest. ‘Je weet natuurlijk dat ze Kristín hebben gevonden.’

‘Ja, daarom bel ik je eigenlijk,’ zei Lára. ‘Ik bel je in feite om twee dingen. Ik heb geregeld dat ze naast haar moeder wordt begraven en ik hoopte dat je naar de begrafenisplechtigheid wilde komen. Het is tenslotte dankzij jou dat ze is gevonden. Ik denk niet dat haar familie en masse zal komen opdraven en ik vind het toch belangrijk dat niet alleen ik en de dominee erbij zijn.’

‘Ik zou het als een grote eer beschouwen,’ zei Thóra van harte.

‘Mooi zo,’ zei Lára. ‘Zodra er een datum vaststaat laat ik het je weten.’ Ze schraapte zachtjes haar keel. ‘En dan is er nog iets. De politieman die de zaak heeft behandeld is bij me geweest.’

‘Thórólfur?’ zei Thóra, verbaasd. ‘Wat kwam hij doen?’

‘Hij kwam me een brief brengen, of liever gezegd een kopie van een brief,’ antwoordde Lára. ‘Een brief die er zestig jaar over heeft gedaan om mij te bereiken. Hij is afkomstig van Gudný.’

‘Waar hebben ze die gevonden?’ vroeg Thóra. Ze was stomverbaasd. ‘In de kolenkelder?’

‘Hij zat in Kristíns jaszak,’ zei Lára. Even dacht Thóra dat ze in snikken zou uitbarsten, maar toen ze verderging klonk haar stem krachtig en vast. ‘Het meeste van wat erin staat gaat alleen mij aan, maar er is één ding dat ik graag met jou wil delen.’

‘Natuurlijk,’ zei Thóra. ‘Ik denk haast wel dat het veel zal verklaren.’

‘Toen Gudný haar brief schreef, wist ze al dat ze ging sterven. Ze besefte dat het haar laatste kans was om haar verhaal te vertellen. Ze begint met zich te verontschuldigen voor het feit dat ze mij in eerdere brieven nooit de waarheid heeft verteld. Ze zegt dat ze zich daar niet toe in staat voelde omdat ze bang was dat ik haar zou komen opzoeken en dat zij of haar vader mij dan zou besmetten. Ik was een nieuw leven begonnen in Reykjavík en ze wilde mij niet lastigvallen met haar eigen problemen.’

‘Waarschijnlijk bedoelde ze de tuberculose,’ zei Thóra. ‘Ik kan me niet voorstellen dat ze het kind als een probleem zag.’

‘Nee,’ antwoordde Lára. ‘Ze hield meer van haar dochter dan van het leven zelf. Ze noemt haar “een lichtje in de duisternis”. Ze zegt dat het meisje een schatje is, en heel lief ondanks haar ongewone opvoeding, afgesneden van iedereen behalve haar moeder en grootvader. Ik kan niet ontkennen dat Gudný zich heel erg leek te schamen voor het feit dat ze een buitenechtelijk kind had gekregen, maar dat deed niets af aan haar liefde voor Kristín.’

‘Kinderen kunnen zich ongelooflijk goed aanpassen,’ zei Thóra, die aan haar eigen kleinkind dacht dat op dit moment bezig was aan zijn of haar leven te beginnen, mogelijk door er zijwaarts uit te komen.

‘Absoluut,’ zei Lára. ‘Kristín had geluk met zo’n liefhebbende moeder en had niemand anders nodig.’ Lára aarzelde even, waarschijnlijk omdat ze in de brief naar iets specifieks zocht. ‘Gudný zegt heel duidelijk dat Magnús Baldvinsson de vader is,’ zei ze uiteindelijk. ‘Ze waren slechts één keer intiem met elkaar geweest, toen hij een keer bij haar vader langskwam om iets te regelen voor de nazipartij. Zij raakte zwanger. Ze zegt dat ze nooit met een andere man heeft geslapen, daarvoor niet en ook niet erna, en ze merkt spottend op dat er nu ook wel geen mannen meer in haar leven zullen komen.’

‘Zegt ze ook of hij van het bestaan van het kind wist?’ vroeg Thóra. Zelfs als dat zo was, zou hij moeilijk nog aanspraak kunnen maken op haar nalatenschap.

‘Ze zegt dat hij, toen hij naar Reykjavík ging om te studeren, nog niet van haar toestand op de hoogte was, maar dat ze hem na de geboorte van Kristín een brief heeft gestuurd. Ze heeft nooit meer iets van hem gehoord.’ Lára zuchtte. ‘Uit haar brief blijkt wel dat ze zich heel erg gekwetst voelde, vooral namens haar dochter. Als ze ooit al van hem had gehouden, dan maakte dat wel een eind aan de liefde, en dat begrijp ik heel goed.’

‘Ja, er zijn dingen die je nooit meer goed kunt maken in een relatie,’ zei Thóra, ‘en weigeren je eigen kind te erkennen is een van de ergste.’

‘Gudný schreef mij deze brief om mij te vragen voor haar dochter te zorgen,’ zei Lára. ‘Haar vader was al dood en zij en haar dochter woonden bij haar oom Grímur. Gudný zegt dat ze hem niet vertrouwt, dat hij geestelijk in de war is. Ze zegt dat hij met zoveel haat naar haar en haar dochtertje kijkt dat ze er bang van wordt en dat ze haar kind beslist niet onder zijn hoede wil achterlaten. Ze vraagt me zelfs om uit te zoeken of iemand misschien iets voor zijn dochter, Málfrídur, kan doen, omdat ze zich ook over haar zorgen maakt, ook al is zij ouder en beter in staat om voor zichzelf te zorgen.’

‘Kijk eens aan,’ zei Thóra. ‘Denk je dat hij wist dat Gudný wilde dat jij de voogdij over Kristín zou krijgen?’ vroeg Thóra. ‘Als Kristín bij hem wegging, zou hij samen met haar zijn hele bezit kwijtraken.’

‘Ik weet het niet,’ zei Lára. ‘Daar schrijft ze niets over, alleen dat ze niet weet wanneer de brief mij zal bereiken omdat ze er niet op vertrouwt dat Grímur hem voor haar zal posten. Ze zegt dat ze hem aan haar dochtertje zal geven in de hoop dat zij kans zal zien hem aan iemand door te spelen. Ze zegt dat ze het met Kristín over mij heeft gehad en haar heeft verteld hoe aardig ik ben en dat ze me misschien binnenkort een keer kan ontmoeten. Verder zegt ze nog dat ze zeker weet dat het meisje goed op de brief zal passen, al is ze nog zo klein. Ze is gewetensvol en gehoorzaam.’

‘Ze is er in elk geval in geslaagd de brief geheim te houden,’ zei Thóra.

‘Ja,’ zei een zwakke stem aan de andere kant van de lijn. Thóra kon horen dat de oude vrouw huilde. ‘We hebben het er nog wel over na de begrafenis,’ zei Lára door haar tranen heen. ‘Ik denk dat ik nu maar ga ophangen.’

‘Goed,’ zei Thóra. ‘Ik zal er zijn. Je kunt op me rekenen.’ Ze nam afscheid en hing op.

Tijdens het telefoongesprek had ze lopen ijsberen door de korte gang, zonder veel aandacht te besteden aan wat er om haar heen gebeurde. Opeens besefte ze dat achter de meeste deuren in de gang vrouwen bezig waren kinderen ter wereld te brengen. De kreten uit Verloskamer C kwamen haar bekend voor en ze spitste haar oren, in de hoop een baby te horen huilen. Ze kon echter geen huilgeluiden onderscheiden en bovendien was het onwaarschijnlijk dat de kleine longetjes het konden opnemen tegen de geluiden die de moeder voortbracht. Tussen het gejammer door herkende Thóra een hele zin: ‘Ze hebben me nooit verteld dat het zoveel pijn zou doen!’ In gedachten was Thóra het geheel met Sigga eens en ze glimlachte. Blijkbaar stond de baby op het punt geboren te worden.

Ze luisterde aan de deur en een paar kreunen en kreten later hoorde ze het klaaglijke gehuil van een baby. Haar ogen vulden zich met tranen en ze stapte bij de deur vandaan. Ze hoopte dat het feit dat ze Gylfi niet had gehoord, niet wilde zeggen dat hij was flauwgevallen, maar opeens hoorde ze hem zeggen: ‘Getver, haal dat vreselijke ding weg!’

Thóra was even uit het veld geslagen, maar Sigga’s moeder zei op bitse toon: ‘Doe niet zo mal, jongen! Ze laat je alleen maar de placenta en de helm zien. Sommige mensen drogen die om lampenkappen van te maken.’ Thóra kon alleen maar hopen dat ze dit jaar tussen haar kerstcadeautjes geen onaangename verrassing zou tegenkomen.

Toen ging de deur open en kwam Gylfi naar buiten. Met een stralend gezicht omhelsde hij zijn moeder. ‘Het was behoorlijk ranzig, maar ik ben papa! Het is een jongen.’

Thóra kuste hem uitgebreid op allebei zijn wangen. ‘O, Gylfi!’ zei ze tussen de kussen door. ‘Gefeliciteerd, lieve knul van me. Is het een schatje?’

‘Hij zit helemaal onder, je weet wel, van dat witte spul,’ antwoordde Gylfi met een rilling. ‘En de navelstreng is een beetje…’ In plaats van zijn zin af te maken, opende hij de deur van de verloskamer. ‘Kijk zelf maar,’ zei hij, terwijl hij naar binnen ging.

Thóra wilde zich niet opdringen en gluurde alleen heel even om een hoekje. Ze ving een vage glimp op van Sigga’s moeder en de verloskundige aan de andere kant van het bed, maar verder had ze alleen maar aandacht voor de baby in de armen van de jonge moeder.

Als in trance liep ze de kamer in. Ze was oma. Waar ze tot haar eigen verbazing na het zien van haar kleinzoon het allermeest naar verlangde, was zo snel mogelijk terug te gaan naar Matthew.

Загрузка...