6

Vrijdagavond. Uitgaansavond in Miami. En geloof het of niet, ook uitgaansavond voor Dexter. Hoe vreemd het ook mag lijken, ik had iemand gevonden. He? Wat? De innerlijk morsdode Dexter ging uit met argeloze meisjes? Eenzijdige necrofiele seks? Ging mijn imitatie van het echte leven zover dat ik orgasmen fingeerde?

Rustig maar. Er kwam geen seks aan te pas. Na jarenlang beschamend gewriemel en zinloze pogingen om normaal te lijken had ik eindelijk de perfecte vriendin gevonden.

Rita was bijna net zo ernstig beschadigd als ik. Ze was veel te jong getrouwd en had tien jaar lang geknokt om er iets van te maken voor zichzelf en haar twee kinderen. Haar charmante levensgezel had een paar probleempjes. Eerst drank, toen heroine en ten slotte — geloof het of niet — crack. En hij sloeg haar, de bruut. Hij maakte het meubilair kapot, schreeuwde, gooide dingen naar haar en bedreigde haar. En hij verkrachtte haar ook. Besmette haar met diverse nare ziektes die crackgebruik met zich meebrengt. Dit gebeurde allemaal regelmatig en Rita verdroeg het, deed haar uiterste best en bleef hem zelfs trouw toen hij twee keer in de gevangenis zat. Toen, op een avond, wilde hij zich aan de kinderen vergrijpen en dat was het moment waarop Rita er genoeg van had.

Haar gezicht was al lang geheeld, natuurlijk. En gebroken armen en ribben zijn voor de artsen in Miami dagelijkse kost. Rita was weer heel aantrekkelijk en dat was precies wat het monster nodig had.

De scheiding was definitief, de bruut werd opgesloten, maar toen? Ah, de menselijke geest is vol mysteries. Om de een of andere reden besloot de lieve Rita dat het weer tijd was om uit te gaan. Ze was ervan overtuigd dat dat het juiste was, maar als gevolg van de talloze afranselingen van de man die ze had liefgehad, was ze absoluut niet geinteresseerd in seks. Alleen in een beetje mannelijk gezelschap, af en toe.

Ze was op zoek gegaan naar de juiste man, iemand die gevoelig en zachtaardig was en die bereid was te wachten. Wat natuurlijk niet eenvoudig was. Ze was op zoek naar een soort denkbeeldige man die het belangrijker vond dat hij iemand had om mee te praten of mee naar de bioscoop te gaan dan dat hij behoefte had aan seks, want daar was ze nog niet helemaal klaar voor.

Zei ik ‘denkbeeldige man’? Ja, dat zei ik. Want menselijke mannen zijn niet zo. De meeste vrouwen weten dat wel voordat ze twee kinderen hebben en aan hun eerste scheiding toe zijn. Maar arme Rita was gewoon veel te jong getrouwd en zodoende was deze waardevolle les aan haar voorbijgegaan. Dus als bijproduct van het herstel van haar afschuwelijke huwelijk, en in plaats van het besef dat alle mannen beesten waren, had Rita voor zichzelf het romantische beeld gecreeerd van de perfecte heer die geduldig zou wachten totdat zij zich heel langzaam, als een bloem, voor hem zou openen.

Ja, echt. Nou, misschien heeft zo’n man ooit bestaan in het Victoriaanse Engeland, waar ze op elke straathoek een bordeel hadden waar hij stoom kon afblazen tussen de demonstraties van zijn belangeloze liefde door, maar bij mijn weten niet in het Miami van de 21e eeuw.

Desondanks was ik in staat al dat soort dingen perfect te imiteren. En ik was daar ook toe bereid. Ik had geen interesse in een seksuele relatie. Wat ik wilde was een vermomming, dus was Rita de perfecte vrouw voor mij.

Ze was, zoals ik al zei, heel aantrekkelijk. Klein van stuk en met een slank, strak atletisch figuurtje, kort blond haar en blauwe ogen. Ze was een fitnessfanaat die al haar vrije uren besteedde aan joggen, fietsen en nog veel meer. Ons in het zweet werken was een van onze favoriete gezamenlijke bezigheden. We hadden al door de Everglades gefietst, veldlopen van vijf kilometer gedaan en zelfs samen met gewichten getraind.

En het beste van alles waren haar twee kinderen. Astor was acht en Cody was vijf en ze waren allebei veel te stil. Wat natuurlijk niet zo vreemd was. Kinderen van ouders die elkaar regelmatig naar het leven staan, hebben de neiging zich wat op de achtergrond te houden. Ieder kind dat in een oorlogsgebied opgroeit doet dat. Maar ze kunnen zich daar uiteindelijk overheen zetten… kijk maar naar mij. Ik had in mijn kindertijd talloze onbekende gruwelen moeten doorstaan maar desondanks was het me gelukt een oppassend burger te worden, een hoeksteen van de samenleving.

Misschien maakte dat deel uit van de merkwaardige genegenheid die ik voor Cody en Astor voelde. Want ik mocht die twee echt, hoewel ik daar zelf niets van begreep. Ik weet wat ik ben en ik begrijp veel dingen over mezelf. Maar een van de weinige karaktertrekken die me oprecht verbaast, is de genegenheid die ik jegens kinderen voel.

Ik vind kinderen leuk.

Ze zijn belangrijk voor me. Ze doen ertoe.

Ik begrijp dat niet echt. Normaliter zou het me geen zier kunnen schelen wanneer alle menselijke wezens opeens van de aardbodem verdwenen, mogelijk met uitzondering van mezelf en misschien Deborah. Andere mensen zijn minder belangrijk voor me dan mijn tuinmeubilair. Ik beschik niet, zoals psychiaters dat zo welbespraakt formuleren, over enig inlevingsgevoel jegens anderen. En dit besef bezwaart me niet in het minst.

Maar kinderen… met kinderen is het gewoon anders.

Ik ging nu bijna anderhalf jaar met Rita om en gedurende die tijd had ik Astor en Cody langzaam maar zeker voor me gewonnen. Ik was oke. Ik zou hun geen kwaad doen. Ik onthield wanneer ze jarig waren, wanneer ze hun rapport kregen en wanneer ze vakantie hadden. Ik mocht hun huis binnen komen en zou hun geen kwaad doen. Ze konden me vertrouwen.

Ironisch maar waar.

Ik: de enige man die ze konden vertrouwen. Rita dacht dat het deel uitmaakte van mijn lange, ongehaaste hofmakerij jegens haar. Dat ik haar wilde laten zien dat de kinderen me mochten om een stap dichter bij haar te komen. Maar de werkelijkheid was dat de kinderen meer voor me betekenden dan zij. Het was misschien al te laat, maar ik wilde gewoon niet dat ze later net zo zouden worden als ik.

Op deze vrijdagavond deed Astor de deur voor me open. Ze had een groot T-shirt aan met de woorden rug rats erop, dat tot over haar knieen reikte. Ze had twee staartjes in haar rode haar en ze had nagenoeg geen uitdrukking op haar kleine, verstilde gezichtje.

‘Hallo, Dexter,’ zei ze op haar veel te stille manier. Voor haar waren twee woorden een lang gesprek.

‘Goedenavond, beeldschone jongedame,’ zei ik met mijn best mogelijke Lord Mountbatten-stem. ‘Mag ik vaststellen dat u er vanavond oogverblindend uitziet?’

‘Mij best,’ zei ze terwijl ze de deur voor me openhield. ‘Hij is er,’ riep ze achterom naar de schemerige woonkamer.

Ik liep langs haar heen. Cody stond niet ver achter haar, in de gang, alsof hij haar rugdekking bood, voor het geval dat nodig was. ‘Cody,’ zei ik, en ik gaf hem een rol Necco Wafers. Hij pakte hem aan zonder me uit het oog te verliezen en liet zijn hand langs zijn zij zakken zonder naar het snoepgoed te kijken. Hij zou dat pas doen als ik weg was en dan zou hij het snoep met zijn zusje delen.

‘Dexter?’ riep Rita vanuit de slaapkamer.

‘Ik ben hier,’ zei ik. ‘Kun je je kinderen niet eens wat manieren bijbrengen?’

‘Nee, dat kan ze niet,’ zei Cody zacht.

Hij maakte een grapje. Ik staarde hem aan. En wat nu? Zou hij vandaag gaan zingen? Tapdansen op het tuinpad? Het congres van de Democraten toespreken?

Rita kwam de woonkamer in terwijl ze een grote oorring vastmaakte. Voor haar doen was ze nogal provocatief gekleed in een praktisch gewichtloos lichtblauw zijden jurkje dat tot halverwege haar dijbenen viel, en daaronder natuurlijk haar allerbeste New Balance-loopschoenen. Ik had nog nooit een vrouw ontmoet, of zelfs maar horen praten over een vrouw, die voor een avondje uit echt sportschoenen aantrok. Een verfrissend wezen, die Rita.

‘He, knappe man,’ zei ze. ‘Ik moet even met de oppas praten en dan kunnen we gaan.’ Ze liep de keuken in en ik hoorde haar instructies geven aan het buurmeisje dat altijd op de kinderen paste. Hoe laat ze naar bed moesten. Huiswerk. Wat ze wel en niet op tv mochten zien. Het nummer van haar mobiele telefoon. Alarmnummers. Wat ze moest doen in geval van onverhoopte vergiftiging of afgehouwen ledematen.

Cody en Astor staarden me aan.

‘Gaan jullie naar de film?’ vroeg Astor aan mij.

Ik knikte. ‘Als we er een kunnen vinden waarbij we niet hoeven over te geven.’

‘Gatver,’ zei Astor. Ze trok een vies gezichtje en ik voelde een warme tevredenheid omdat ik weer een piepklein stapje dichter bij haar was gekomen.

‘Geven jullie over tijdens films?’ vroeg Cody.

‘Cody,’ zei Astor.

‘Nou?’ drong hij aan.

‘Nee,’ zei ik, ‘maar ik zou het soms wel willen.’

‘Kom op, we gaan,’ zei Rita, die de kamer binnen kwam en zich vooroverboog om beide kinderen een kusje op de wang te geven. ‘Naar Alice luisteren, he. Om negen uur naar bed.’

‘Kom je terug?’ vroeg Cody.

‘Cody! Natuurlijk kom ik terug,’ zei Rita.

‘Ik bedoel Dexter,’ zei Cody.

‘Dan slaap jij al,’ zei ik. ‘Maar ik zal naar je zwaaien, oke?’

‘Dan slaap ik nog niet,’ zei hij grimmig.

‘Oke, dan kom ik bij je langs en gaan we een potje kaarten,’ zei ik.

‘Echt?’

‘Zeker weten. Poker, zonder inzetlimiet. De winnaar krijgt alles.’

‘Dexter!’ riep Rita, maar ze glimlachte erbij. ‘Dan slaap jij allang, Cody. Nou, welterusten, kinderen. Wees lief voor Alice.’ En ze nam me bij de arm en stuurde me de deur uit. ‘Ongelooflijk,’ fluisterde ze. ‘Die twee eten uit je hand.’

De film was niet bijzonder. Ik hoefde er niet van over te geven maar ik was hem alweer vergeten tegen de tijd dat we voor een cafeetje op South Beach stopten voor een afzakkertje. Dat was Rita’s idee. Hoewel ze het grootste deel van haar leven in Miami had gewoond, dacht ze nog steeds dat South Beach over glamour beschikte. Misschien kwam het door al die rolschaatsers. Of misschien dacht ze dat een tent die zo vol zat met slechtgemanierde mensen wel glamour moest hebben.

Hoe dan ook, we wachtten twintig minuten op een tafeltje en daarna nog eens twintig minuten tot iemand ons kwam bedienen. Het maakte me niet uit. Ik vermaakte me kostelijk met het kijken naar al die goed uitziende idioten die elkaar kwamen bekijken. Een kijkfestijn zonder weerga.

Naderhand wandelden we over Ocean Boulevard en praatten we over onbenulligheden, een kunst die ik tot in de puntjes beheers. Het was een heerlijke avond. Er was een randje geknaagd van de volle maan van een paar avonden geleden, toen ik me met dominee Donovan had vermaakt.

En toen we na ons standaard avondje uit terugreden naar Rita’s huis in South Miami en over een kruising in een van de minder vriendelijke delen van Coconut Grove reden, werd mijn aandacht getrokken door rode knipperende lichten in een zijstraat. Een plaats delict, al afgezet met gele tape en een paar patrouillewagens in een slordig groepje ernaast.

Hij heeft weer toegeslagen, dacht ik en voordat ik wist wat ik daar precies mee bedoelde, was ik de straat naar de plaats delict in gereden.

‘Waar gaan we naartoe?’ vroeg Rita, wat een redelijke vraag was.

‘Eh…,’ zei ik. ‘Ik moet even gaan kijken of ze me daar nodig hebben.’

‘Heb je geen pieper?’

Ik wierp haar mijn beste vrijdagavondglimlach toe. ‘Ja, maar ze weten niet altijd dat ze me nodig hebben,’ zei ik.

Ik zou er waarschijnlijk toch langs zijn gereden, al was het alleen maar om met Rita te pronken. Het belangrijkste van het dragen van een vermomming was namelijk dat die ook werd gezien. Maar in werkelijkheid was het dat onweerstaanbare, fluisterende stemmetje in mijn oor dat ervoor zorgde dat ik er hoe dan ook naartoe gereden zou zijn. Hij had weer toegeslagen. En ik moest zien waartoe hij in staat was. Ik liet Rita in de auto wachten en haastte me naar de plaats delict om te kijken.

Hij was weer flink bezig geweest, de schavuit. Dezelfde berg keurig ingepakte lichaamsdelen. Angel Batista stond eroverheen gebogen in bijna dezelfde houding waarin ik hem op de vorige plaats delict had gezien.

‘Hijo de puta,’ zei hij toen ik bij hem aankwam.

‘Ik niet, geloof me,’ zei ik.

‘Iedereen loopt te klagen dat ze op vrijdagavond moeten werken,’ zei Angel, ‘en jij komt met je verloofde aanzetten. Maar er is weer niks voor je te doen.’

‘Dezelfde man, hetzelfde patroon?’

‘Ja,’ zei hij en hij schoof het plastic weg met zijn pen. ‘Weer kurkdroog,’ zei hij. ‘Helemaal geen bloed.’

De opmerking veroorzaakte een licht gevoel in mijn hoofd. Ik boog me voorover om te kijken. Opnieuw waren de ledematen verbazingwekkend schoon en droog. Ze hadden een bijna lichtblauwe tint en leken speciaal bewaard te zijn om op dit moment in de tijd getoond te worden. Prachtig gewoon.

‘Een paar kleine verschillen in de sneden deze keer,’ zei Angel. ‘Op vier plaatsen.’ Hij wees. ‘Hier. Heel ruw, bijna emotioneel. Daar, een stuk minder. En daar en daar, ertussenin. Zie je?’

‘Heel mooi,’ zei ik.

‘En moet je dit zien,’ zei hij en hij duwde met de punt van zijn pen een bloedeloze homp vlees opzij. Daaronder zat iets wits. Het vlees was heel zorgvuldig weggesneden, in de lengterichting, tot er een schoon stuk bot te zien was.

‘Waarom zou hij dat hebben gedaan?’ vroeg Angel zacht.

Ik haalde diep adem. ‘Hij experimenteert,’ zei ik. ‘Hij zoekt naar een nieuwe aanpak.’ En ik staarde naar het keurig afgesneden droge stuk vlees totdat ik me bewust werd dat Angel me aandachtig zat op te nemen.

‘Als een kind dat met zijn eten speelt,’ beschreef ik het aan Rita toen ik weer in de auto zat.

‘Mijn god,’ zei Rita. ‘Dit is verschrikkelijk.’

‘Ik geloof dat “gruwelijk” het juiste woord is,’ zei ik.

‘Hoe kun je daar grapjes over maken, Dexter?’

Ik schonk haar een geruststellende glimlach. ‘Je raakt er min of meer aan gewend in mijn werk,’ zei ik. ‘We maken allemaal grapjes om onze afschuw te camoufleren.’

‘Nou, goeie god, ik hoop dat ze die gek snel pakken.’

Ik dacht aan de keurig afgesneden lichaamsdelen, de variatie in de sneden en de wonderschone totale afwezigheid van bloed. ‘Maar niet te snel,’ zei ik.

‘Wat zei je?’ vroeg ze.

‘Ik zei dat ik niet verwacht dat ze hem al te snel zullen pakken. De dader is heel slim en de rechercheur die de leiding over het onderzoek heeft, is meer geinteresseerd in politieke spelletjes dan in het oplossen van moorden.’

Ze keek me aan om te zien of ik een grapje maakte. Daarna keek ze enige tijd zwijgend voor zich uit terwijl we over de us1 naar het zuiden reden. Ze zei niets totdat we South Miami binnen reden. ‘Ik zal nooit kunnen wennen aan… Ik weet niet hoe ik het moet zeggen,’ zei ze ten slotte. ‘De onderkant van het leven? De dingen zoals ze echt zijn? Zoals jij ze ziet?’

Daar overviel ze me mee. Ik had de stilte gebruikt om na te denken over de hoop keurig ingepakte lichaamsdelen die ik net had gezien. Mijn gedachten vlogen als hongerige gieren rond boven de schoongemaakte, droge, afgehakte stukken vlees alsof ze er een hap uit wilden nemen. Rita’s opmerking kwam zo onverwacht, dat ik compleet sprakeloos was. ‘Wat bedoel je?’ kon ik ten slotte uitbrengen.

Ze fronste haar wenkbrauwen. ‘Dat… dat weet ik niet precies. We gaan er allemaal van uit dat de dingen… zich op een bepaalde manier manifesteren. Dat ze zijn zoals we denken dat ze horen te zijn. En dat zijn ze nooit, want ze zijn altijd… Wat zal ik zeggen? Donkerder? Echter? Menselijker? Neem dit geval. Ik denk dan: natuurlijk wil die rechercheur de moordenaar pakken, want daar zijn rechercheurs toch voor? Het zou nooit in me opgekomen zijn dat politiek iets met moord te maken zou kunnen hebben.’

‘Politiek heeft met vrijwel alles te maken,’ zei ik terwijl ik haar straat in draaide en vaart minderde toen we haar nette, onopvallende huis naderden.

‘Maar jij…’ zei Rita, die niet in de gaten scheen te hebben waar we waren en wat ik had gezegd, ‘… jij gaat veel verder. De meeste mensen zouden er nooit op die manier over nadenken.’

‘Zo diepzinnig ben ik ook weer niet, Rita,’ zei ik terwijl ik de auto parkeerde.

‘Het lijkt wel alsof alles twee gedaanten heeft, het beeld dat we er zelf aan geven en dat wat het werkelijk is. En jij weet dat, en daarom is het een spel voor jou.’

Ik had geen idee wat ze probeerde te zeggen. Ik moet bekennen dat ik ook niet erg mijn best deed om haar te begrijpen en dat, terwijl ze aan het woord was, mijn gedachten weer waren afgedwaald naar de nieuwste moord: de schoongemaakte hompen vlees, de variaties in de sneden, de totale afwezigheid van bloed…

‘Dexter…’ zei Rita, en ze legde haar hand op mijn arm.

Ik kuste haar.

Ik weet niet wie van ons beiden het meest verbaasd was. Het was zeker niet iets wat ik van plan was geweest. En haar parfum was het ook niet. Maar ik drukte mijn lippen op de hare en kuste haar.

Ze duwde me weg.

‘Nee,’ zei ze. ‘Ik… niet doen, Dexter.’

‘Oke,’ zei ik, zelf diep geschokt door wat ik had gedaan.

‘Ik geloof niet dat ik dit wil… Ik ben er nog niet klaar voor… Verdomme, Dexter.’ Ze klikte haar riem los, opende het portier en rende naar haar huis.

Hemeltje, dacht ik. Wat heb ik nu gedaan?

En ik wist dat ik me dat moest afvragen, dat ik teleurgesteld in mezelf moest zijn omdat ik mijn vermomming, waar ik anderhalf jaar hard aan had gewerkt, zonet om zeep had geholpen.

Maar het enige waaraan ik kon denken was het keurige stapeltje lichaamsdelen.

Geen bloed.

Helemaal geen bloed.

Загрузка...