Het lichaam ligt klaar zoals ik het graag heb. De armen en benen zijn vastgezet en de mond is dichtgeplakt met tape, dus het zal stil blijven in mijn werkruimte en er zal geen tegenstand worden geboden. En mijn handen, met in een ervan het mes, zijn zo vredig en vast, dat ik er zeker van ben dat dit een heel goede gaat worden, een heel bevredigende…’
‘ Behalve dat het geen mes is maar een of andere…’
‘ Behalve dat het mijn hand niet is. Zelfs hoewel het mijn hand is die met deze hand beweegt, is het niet de mijne die het mes vasthoudt. En de kamer is eigenlijk nogal klein, zo smal, wat niet zo gek is want… Want wat?’
‘ En nu zweef ik boven de brandschone werktafel met dat uitdagende lichaam erop en voel ik opeens een koele wind die dwars door me heen blaast. Het is dat ik mijn tanden niet voel, anders zou ik er zeker mee klapperen. En mijn hand, in volmaakte eenheid met die andere hand, gaat omhoog en daalt dan langzaam voor de perfecte snede…
En natuurlijk werd ik wakker in mijn eigen huis. Hoe het kan weet ik niet, maar ik stond bij de voordeur, spiernaakt. Van slaapwandelen had ik eerder gehoord, maar slaapstrippen? Belachelijk. Ik strompelde terug naar bed. Het beddengoed lag in een hoop op de grond. De airconditioner had de temperatuur teruggebracht tot amper vijftien graden. Op het moment, de vorige avond, had dat een goed idee geleken, want ik was een beetje van slag geweest na wat er met Rita was gebeurd. Bespottelijk, als het echt was gebeurd. Dexter de Don Juan, de kusjesdief. Daarom had ik toen ik thuiskwam een lange, hete douche genomen en de thermostaat zo laag mogelijk gezet voordat ik in bed kroop. Ik pretendeer niet dat ik begrijp waarom, maar op mijn meer duistere momenten vind ik kou reinigend. Niet zozeer verfrissend, maar gewoon noodzakelijk.
En koud was het zeker. Veel te koud voor koffie en de start van een nieuwe dag terwijl de laatste flarden van de droom nog door mijn hoofd spookten.
Ik herinner me mijn dromen vrijwel nooit en als ik me ze wel herinner, hecht ik er geen belang aan. Dus was het heel vreemd dat deze me wel was bijgebleven.
… Ik zweef boven de brandschone werktafel… Mijn hand, in volmaakte eenheid met die andere hand, gaat omhoog en daalt dan langzaam voor de perfecte snede…
Ik had boeken over dromen gelezen. Misschien omdat ik er zelf nooit een zal zijn, interesseren mensen me mateloos. Dus kende ik alle symbolen: zweven is een vorm van vliegen en dat duidt op seks. En het mes…
Jawohl, Herr Doktor. Het mes ist eine Mutter, ja?
Zeur niet, Dexter.
Het was gewoon een stomme droom die niks te betekenen had. De telefoon begon te rinkelen en ik zat bijna tegen het plafond van schrik.
‘Zin in een ontbijt bij Wolfie’s?’ vroeg Deborah. ‘Ik trakteer.’ ‘Het is zaterdag,’ zei ik. ‘Dan zit het daar stampvol.’
‘Ik ga vooruit om een tafeltje te regelen,’ zei ze. ‘Ik zie je daar.’ Wolfie’s Deli op Miami Beach was een begrip in Miami. En omdat de Morgans vrijwel hun hele leven in Miami hadden gewoond, waren ze met bijzondere gelegenheden altijd daar gaan eten. Waarom Deborah dacht dat het vandaag een bijzondere gelegenheid was, was me een raadsel, maar ik was ervan overtuigd dat ik dat straks te horen zou krijgen. Dus nam ik een douche, trok mijn beste zaterdagse vrijetijdskleding aan en reed naar de Beach. Er was weinig verkeer op de nieuwe, verbeterde MacArthur Freeway en algauw werkte ik me beleefd met de ellebogen door de jetset in Wolfie’s.
Deborah had woord gehouden en een tafeltje in de hoek veroverd. Ze maakte een praatje met een oudere serveerster die zelfs ik herkende. ‘Rose, mijn liefste,’ zei ik en ik boog me naar voren om haar op haar gerimpelde wang te zoenen. ‘Mijn wilde Ierse Rose.’
‘Dexter,’ zei ze op raspende toon en met een zwaar Iers accent, ‘hou op met dat gezoen. Je lijkt wel een faigelah.’
‘Faigelah? Is dat Iers voor verloofde?’ vroeg ik terwijl ik ging zitten. ‘Feh,’ zei ze, waarna ze hoofdschuddend terugliep naar de keuken. ‘Volgens mij vindt ze me leuk,’ zei ik tegen Deborah.
‘Dat is dan tenminste iemand die je leuk vindt,’ zei Deb. ‘Hoe was je uitje van gisteravond?’
‘Erg leuk,’ zei ik. ‘Moet je ook eens proberen.’
‘Feh,’ zei Deborah.
‘Je kunt niet elke avond in je ondergoed op de Tamiami Trail gaan staan, Deb. Ook jij hebt behoefte aan een leven.’
‘Ik heb behoefte aan overplaatsing,’ zei ze bits. ‘Naar Moordzaken.
Daarna ga ik wel eens over een leven nadenken.’
‘Ik begrijp het,’ zei ik. ‘Het is beter voor de kinderen wanneer mama bij Moordzaken werkt.’
‘Dexter, in godsnaam,’ zei ze.
‘Dat is een heel natuurlijke gedachte, Deborah. Neees en nichtjes.
Meer kleine Morgans. Waarom niet?’
Ze slaakte een diepe zucht, wat haar geheime manier was om haar zelfbeheersing terug te vinden. ‘Mama is dood, Dexter,’ zei ze. ‘Ik sta in contact met haar,’ zei ik. ‘Ontvang berichten van haar.’ ‘Nou, stem dan maar gauw af op een andere zender. Wat weet je van celkristallisatie?’
Ik knipperde met mijn ogen. ‘Wauw,’ zei ik. ‘Je hebt de concurrentie in het wereldkampioenschap Van Onderwerp Veranderen ineens verachter je gelaten.’
‘Ik meen het,’ zei ze.
‘Dan sta ik echt met een mond vol tanden, Deb. Wat bedoel je met celkristallisatie?’
‘Door kou,’ zei ze. ‘Cellen die gekristalliseerd zijn door kou.’ Een reusachtig licht gloeide op in mijn hersenen. ‘Natuurlijk,’ mompelde ik, ‘prachtig.’ Ergens diep binnen in me vielen de dingen op hun plaats. Kou… Pure, brandschone kou, en het gekoelde mes glijdt bijna knisperend door het vlees. Antiseptisch schone kou. De bloedstroom vertraagt, zo helemaal goed en zo absoluut noodzakelijk. Kou. ‘Waarom heb ik daar niet…’ begon ik, maar ik viel stil toen ik Deborahs gezichtsuitdrukking zag.
‘Wat?’ wilde Deb weten. ‘Hoezo natuurlijk?’
Ik schudde mijn hoofd. ‘Vertel me eerst waarom je het wilt weten.’ Ze bleef me enige tijd onderzoekend aanstaren en slaakte weer een zucht. ‘Ik denk dat je dat wel weet,’ zei ze ten slotte. ‘Er is weer een moord gepleegd.’
‘Dat weet ik,’ zei ik. ‘Ik ben er gisteravond langsgereden.’ ‘Ik hoorde dat je meer hebt gedaan dan alleen langsrijden.’ Ik haalde mijn schouders op. Het was zo’n kleine familie, de politie van Metro-Dade.
‘En wat bedoel je met “natuurlijk”?’
‘Niks,’ zei ik, licht geirriteerd. ‘Het weefsel van het lijk zag er gewoon iets anders uit. Alsof het was blootgesteld aan kou…’ Ik stak mijn handen op. ‘Dat is alles, oke? Hoe koud?’
‘Als in een koelhuis voor vlees,’ zei ze. ‘Waarom zou hij dat hebben gedaan?’
Omdat het zo prachtig is, dacht ik. ‘Omdat het de bloedstroom vertraagt,’ zei ik.
Ze nam me aandachtig op. ‘Is dat belangrijk?’
Ik haalde diep en misschien licht trillend adem. Ik kon het haar niet uitleggen en als ik dat probeerde, zou ze me waarschijnlijk arresteren. ‘Het is essentieel,’ zei ik, en om de een of andere reden voelde ik iets van gene. ‘Waarom?’
‘Het, eh… ik weet het niet. Ik denk dat hij iets met bloed heeft, Deb.
Maar dat is alleen maar een gevoel… ik weet het niet zeker, want er is geen bewijs, zoals je weet.’
Ze bleef me aanstaren. Ik probeerde iets te bedenken wat ik kon zeggen, maar het lukte me niet. Dexter, de gladde, makkelijke mooiprater, zat met een droge mond vol tanden.
‘Shit,’ zei ze ten slotte. ‘Dat is alles? Kou vertraagt de bloedstroom en dat is essentieel? Kom op, Dexter, wat heb ik daar verdomme aan?’ ‘Ik doe geen wonderen voordat ik koffie heb gehad, Deborah,’ zei ik, in een heroische poging me te herstellen. ‘Ik stel alleen maar iets vast.’ ‘Shit,’ zei ze weer. Rose kwam onze koffie brengen. Deborah nam een slokje. ‘Ik kreeg gisteravond een uitnodiging voor de driedaagse briefing,’ zei ze.
Ik klapte in mijn handen. ‘Geweldig. Ze hebben je geaccepteerd.
Waar heb je mij dan nog voor nodig?’ Het politiekorps van Metro-Dade voerde het beleid dat ongeveer drie dagen ofwel 72 uur na een moord het hele onderzoeksteam bijeenkwam. De leidinggevende rechercheur en haar team namen de informatie dan door met de patholoog-anatoom en soms was er ook iemand van het Openbaar Ministerie bij. Als Deborah was uitgenodigd, zat ze in het onderzoeksteam.
Ze keek me boos aan. ‘Ik ben niet goed in politieke spelletjes, Dexter.
Ik voel gewoon dat LaGuerta me uit het team wil werken, maar ik kan er niets aan doen.’
‘Is ze nog steeds op zoek naar haar mysterieuze getuige?’ Deborah knikte.
‘Echt? Zelfs na de moord van gisteravond?’
‘Ze zegt dat die dat juist bewijst. Omdat de sneden in het nieuwe lijk wel compleet waren.’
‘Maar ze zijn anders,’ wierp ik tegen.
Ze haalde haar schouders op.
‘En heb je dat tegen haar gezegd?’
Deb wendde haar blik af. ‘Ik heb gezegd dat ze haar tijd verspilde met het zoeken naar de getuige, omdat het overduidelijk is dat de dader niet bij zijn werk gestoord werd, maar dat hij gewoon niet tevreden was.’ ‘Oef,’ zei ik. ‘Je weet echt niets van politieke spelletjes.’
‘Wel godverdomme, Dexter,’ zei ze. Twee oudere dames aan het tafeltje naast ons keken naar haar. Ze merkte het niet. ‘Wat jij me hebt gezegd, kwam zinnig over. Het is nuttige informatie, maar zij negeert me. De situatie is trouwens nog erger.’
‘Wat kan er erger zijn dan genegeerd te worden?’ vroeg ik. Ze begon te blozen. ‘Ik heb een paar agenten in uniform betrapt die om me stonden te lachen. Er gaat een grapje en het gaat over mij.’ Ze beet op haar lip en wendde haar blik af. ‘Ze noemen me Einstein,’ zei ze. ‘Ik begrijp je niet.’
‘Als mijn tieten hersens waren, zou ik Einstein zijn,’ zei ze verbitterd.Ik schraapte mijn keel om te voorkomen dat ik in de lach schoot. ‘Dat is wat ze over mij tegen de anderen heeft gezegd,’ vervolgde ze. ‘Dat is nou precies het soort etiket dat aan je blijft kleven en dan krijg je geen promotie meer omdat ze denken dat je met zo’n bijnaam geen respect meer kunt afdwingen. Godverdomme, Dexter,’ zei ze weer, ‘ze ruineert mijn carriere.’
Ik voelde een licht gole beschermende warmte door me heen gaan.
‘Ze is niet goed snik.’
‘Moet ik dat tegen haar zeggen, Dex? Is dat politiek handig?’ Ons eten werd gebracht. Rose kwakte de borden voor ons neer alsof ze door een corrupte rechter was veroordeeld om twee kindermoordenaars te bedienen. Ik schonk haar mijn breedste glimlach, waarna ze in zichzelf mompelend wegslofte.
Ik nam een hap en probeerde me weer op Deborahs probleem te concentreren. Ik moest er op die manier aan denken, als aan Deborahs probleem. Niet ‘die buitengewoon fascinerende moorden’, of ‘die oogstrelende modus operandi’ of ‘de aanpak zo overeenkomstig aan hoe ik het zelf ooit nog eens zou willen doen’. Ik moest proberen erbuiten te blijven, ook al werd er nog zo hard aan me getrokken. Zelfs door die droom van de afgelopen nacht, met die koude lucht. Puur toeval natuurlijk, maar desondanks verontrustend.
Want deze moordenaar had de kern geraakt van wat mijn eigen moorden inhielden. In de manier waarop hij werkte, uiteraard, niet in de keuze van zijn slachtoffers. Hij moest tegengehouden worden. Daar bestond geen enkele twijfel over. Die arme hoeren.
Toch… die behoefte aan kou… Het zou heel interessant zijn om dat eens uit te proberen. In een aangename, donkere, smalle ruimte… Smal? Waar kwam dat nu weer vandaan?
Natuurlijk, uit mijn droom. Wat wilde zeggen dat mijn onderbewustzijn wilde dat ik dat dacht, nietwaar? En smal voelde op de een of andere manier aan als juist. Koud en smal…
‘Een koelwagen,’ zei ik hardop.
Ik deed mijn ogen open. Deborah zat te worstelen met een mondvol roerei voordat ze iets kon zeggen. ‘Wat?’
‘O, het is maar een idee. Ik heb helaas niets om het te onderbouwen.
Maar het zou logisch zijn, nietwaar?’
‘Wat zou logisch zijn?’ vroeg ze.
Ik keek naar mijn bord, fronste mijn wenkbrauwen en probeerde me voor te stellen hoe het in elkaar zat. ‘Hij wil een koude omgeving, om de bloedstroom te vertragen en omdat het eh… schoner is.’
‘Als jij dat zegt.’
‘Ja, dat zeg ik. En het moet een smalle ruimte zijn…’
‘Waarom moet dat? Smal? Waar komt dat verdomme nu weer van daan?’
Ik deed alsof ik haar laatste vraag niet had gehoord. ‘Een koelwagen voldoet aan al die eisen en is bovendien mobiel, wat het voor hem een stuk gemakkelijker maakt om naderhand de vuilniszakken te dumpen.’ Deborah nam een hap van haar bagel en kauwde enige tijd terwijl ze nadacht. ‘Dus,’ zei ze uiteindelijk, en ze slikte, ‘het kan zijn dat de moordenaar over zo’n wagen kan beschikken? Of dat hij er zelf een heeft?’ ‘Hm, wie weet? Behalve dat de moord van gisteravond de eerste is waarbij sporen van kou zijn aangetroffen.’
Deborah knikte. ‘Dus hij is op pad gegaan en heeft een koelwagen gekocht.’
‘Dat denk ik niet. Hij is nog aan het experimenteren. Het was een plotselinge ingeving om kou te proberen, vermoed ik.’
Ze knikte weer. ‘Maar het zou natuurlijk veel te mooi zijn wanneer hij voor zijn werk of zoiets in zo’n soort wagen reed, he?’
Ik schonk haar mijn vrolijke haaienglimlach. ‘Ah, je bent vanochtend heel scherp, Deb. Nee, ik denk dat onze vriend veel te slim is om zich op die manier te verraden.’
Deborah nam een slokje koffie, zette haar kopje neer en leunde achterover. ‘Dus we zijn op zoek naar een gestolen koelwagen,’ zei ze tenslotte.
‘Dat denk ik, ja,’ zei ik. ‘Maar hoeveel van die dingen kunnen er in de afgelopen achtenveertig uur gestolen zijn?’
‘In Miami?’ Ze snoof. ‘Iemand steelt er een, het gerucht lekt uit dat ze het stelen waard zijn en opeens moet elke verdomde derderangs gangster, marielito, cracksnuiver en straatschoffie er ook een stelen, al was het alleen maar om zich niet te laten kennen.’
‘Laten we dan hopen dat het nog niet is uitgelekt,’ zei ik. Deborah slikte het laatste hapje van haar bagel door. ‘Ik zal het nagaan,’ zei ze.