16

Deze keer was er heel wat meer voor nodig om haar tot bedaren te brengen dan een schouderklopje en ‘kom, kom’. Sterker nog, ik moest zien dat ze een groot glas pepermuntlikeur naar binnen werkte. Ik wist dat ze een of ander chemisch middel nodig had om haar te helpen ontspannen en zelfs te slapen, maar in haar medicijnkastje vond ik niets sterkers dan pijnstillers en drinken deed ze niet. Ten slotte vond ik in haar keukenkastje de fles likeur, en nadat ik had gecheckt of ik haar geen gootsteenontstopper zou toedienen, zorgde ik dat ze een glas achteroversloeg. Wat de smaak betreft had het trouwens evengoed gootsteenontstopper kunnen zijn. Ze huiverde en kokhalsde, maar dronk het leeg, al was het maar omdat ze te moe en te verdoofd was om tegen te sputteren.

Terwijl ze in haar stoel zonk, gooide ik wat van haar kleren in een boodschappentas en die zette ik bij de voordeur. Ze keek van de tas naar mij. ‘Wat doe je?’ vroeg ze. Het kwam er brabbelend uit, en ze klonk alsof ze niet in het antwoord geïnteresseerd was.

‘Je komt een paar dagen bij mij logeren, zus,’ zei ik.

‘Dat wil ik niet,’ zei ze.

‘Maakt niet uit,’ zei ik, ‘Je moet.’

Ze keek weer naar de tas met kleren bij de voordeur. ‘Waarom?’

Ik liep naar haar toe en hurkte naast haar neer. ‘Deborah. Hij weet wie je bent en waar je woont. Laten we het nou net iets ingewikkelder voor hem maken, oké?’

Ze huiverde weer, maar zei niets meer toen ik haar overeind hielp en met haar de deur uit liep. Een halfuur en nog een groot glas pepermuntlikeur later lag ze zachtjes in mijn bed te snurken. Ik liet een briefje voor haar achter met het verzoek me te bellen als ze wakker was, nam haar verrassingspakketje mee en ging naar mijn werk.

Ik verwachtte niet veel belangrijke aanwijzingen te krijgen als ik de vinger aan een laboratoriumonderzoek onderwierp, maar aangezien forensisch onderzoek mijn broodwinning is, vond ik het toch nodig om hem professioneel te onderzoeken. En omdat ik plichtsgetrouw ben, stopte ik onderweg ook nog even om donuts te halen. Toen ik bij mijn kantoortje op de tweede verdieping kwam, kwam Vince Masuoka me al tegemoet. Ik boog nederig en stak de zak omhoog. ‘Gegroet, o sensei,’ zei ik, ‘ik breng u geschenken.’

‘Gegroet, grapjas,’ zei hij. ‘Wel eens van tijd gehoord? Je zou zijn mysteriën eens moeten onderzoeken.’ Hij stak zijn pols in de lucht en wees naar zijn horloge. ‘Ik ben op weg naar de lunch en nu kom jij met mijn ontbijt aanzetten?’

‘Beter laat dan nooit,’ zei ik, maar hij schudde zijn hoofd.

‘Ach, zei hij. ‘Mijn mond heeft al geschakeld. Ik ga wat ropa vieja en platanos halen.’

‘Als je mijn gulle gaven versmaadt,’ zei ik, ‘dan geef ik je de vinger.’ Hij trok een wenkbrauw op en ik overhandigde hem Debs pakje. ‘Heb je een halfuurtje voor me voordat je gaat lunchen?’

Hij keek naar het doosje. ‘Ik geloof niet dat ik dat op een nuchtere maag wil openmaken, wel?’ zei hij.

‘Oké, donut?’

Het duurde langer dan een halfuur, maar tegen de tijd dat Vince vertrok om te lunchen, hadden we vastgesteld dat we van Kyles vinger niets wijzer zouden worden. De incisie was extreem schoon en professioneel, en met een heel scherp instrument uitgevoerd dat geen enkel spoor in de wond had achtergelaten. Onder de nagel hadden we niets aangetroffen behalve een vuiltje dat overal vandaan kon komen. Ik deed de ring af, maar we vonden geen draadjes, haartjes of stukjes textiel, en op de een of andere manier was Kyle er niet in geslaagd om een telefoonnummer of een adres in de ring te graveren. Kyles bloedgroep was AB positief.

Ik deed de vinger in de koelkast en stak de ring in mijn broekzak. Dat was bepaald geen standaardprocedure, maar ik wist bijna zeker dat Deborah hem wilde hebben als we Kyle zouden kunnen terugvinden. Het zag er nu naar uit dat we hem per koerier zouden terugkrijgen, elke keer een stukje. Ik ben uiteraard niet sentimenteel, maar dat leek me bepaald niet iets waar haar hart warm van werd.

Maar nu was ik wel heel moe, en aangezien Debs nog niet gebeld had, besloot ik dat het mijn goed recht was om naar huis te gaan en een uiltje te knappen. De middagregen begon te vallen toen ik in mijn auto stapte. Ik reed door relatief rustig verkeer LeJeune helemaal af en toen ik thuiskwam, was ik maar één keer uitgescholden, een nieuw record. Ik haastte me door de regen naar binnen en constateerde dat Deborah er niet was. Op een geeltje had ze gekrabbeld dat ze later wel zou bellen. Ik was opgelucht, want ik had er al tegenop gezien op mijn tweezitsbankje te moeten slapen. Ik kroop in mijn eigen bed en sliep zonder onderbreking tot iets over zessen ’s avonds.

Natuurlijk had zelfs de machtige machine die mijn lichaam is enig onderhoud nodig, en toen ik rechtop in bed ging zitten had ik grote behoefte aan olie verversen. Die lange nacht zonder veel slaap, het gemiste ontbijt, de spanning en onzekerheid te moeten bedenken wat ik anders tegen Deborah kon zeggen dan ‘kom, kom’, dat alles had zijn tol geëist. Ik voelde me alsof iemand mijn kamer was binnengedrongen en mijn hoofd had gevuld met zand van het strand, zelfs inclusief de kroonkurken en sigarettenpeuken.

Voor deze incidentele toestand bestaat maar één oplossing, en dat is bewegen. Maar net toen ik bedacht dat een paar kilometer hardlopen precies was wat ik nodig had, realiseerde ik me dat ik mijn loopschoenen kwijt was. Ze stonden niet op hun gewone plaats bij de voordeur en ze lagen ook niet in mijn auto. We waren wel in Miami, dus het kon heel goed zijn dat er ingebroken was en dat ze gestolen waren, het waren tenslotte echte New Balances. Maar het was nog het waarschijnlijkst dat ik ze gewoon bij Rita had laten staan. Als ik iets besluit, dan doe ik het ook. Ik kuierde naar mijn auto en reed naar Rita.

Het regende al lang niet meer — dit duurt zelden langer dan een uur — en de straten waren alweer vol met de gebruikelijke opgewekte moordlustige menigte. Mensen zoals ik. De kastanjebruine Taurus dook op Sunset achter me op en bleef de hele weg bij me. Prettig te zien dat Doakes weer aan het werk was, ik had me al een beetje in de steek gelaten gevoeld. Toen ik aanklopte, parkeerde hij als vanouds aan de overkant van de weg. Hij had net zijn motor afgezet toen Rita opendeed. ‘Nou,’ zei ze. ‘Wat een verrassing!’ Ze hief haar gezicht op voor een kus.

Ik gaf haar die, zelfs met een beetje extra zwier om Doakes te vermaken. ‘Dit is niet eenvoudig om te zeggen, maar ik kom mijn hardloopschoenen halen.’

Rita glimlachte. ‘Ik heb de mijne net aangetrokken. Zin om samen te gaan zweten?’ Ze hield de deur voor me open.

‘Dat is de beste uitnodiging die ik vandaag heb gekregen,’ zei ik.

Ik vond mijn schoenen in de garage naast de wasmachine, samen met een korte broek en een mouwloos sweatshirt, frisgewassen en wel. Ik ging naar de badkamer en kleedde me om, en liet mijn werkgoed netjes opgevouwen op de wc-bril achter. Binnen een paar minuten rende ik naast Rita over straat. Ik zwaaide toen we langs brigadier Doakes kwamen. We liepen de straat uit, sloegen tweemaal rechts af en renden toen langs het nabijgelegen park. Deze route hadden we vaker genomen, we hadden zelfs uitgerekend dat hij net iets minder dan vijf kilometer was en we waren gewend aan elkaars tempo. En zo stonden we een halfuur later weer voor de voordeur van Rita’s huis, bezweet en klaar voor de uitdagingen van een volgende avond in het leven op de Planeet Aarde.

‘Als je het niet erg vindt spring ik eerst onder de douche,’ zei ze. ‘Dan kan ik alvast aan het eten beginnen terwijl jij je opfrist.’

‘Natuurlijk,’ zei ik. ‘Ik blijf hier wel zitten stinken.’

Rita glimlachte. ‘Ik haal een biertje voor je,’ zei ze. Daar kwam ze even later mee terug, ging weer naar binnen en deed de deur dicht. Ik ging op een traptree zitten en nipte van mijn bier. De afgelopen dagen waren als in een roes voorbijgegaan; mijn hele leven was zó op zijn kop komen te staan dat ik feitelijk van dit moment van vredige overpeinzing genoot, terwijl ik daar rustig mijn biertje zat te drinken en ergens anders in de stad Chutsky reserveonderdelen verloor. Om mij heen bruiste het leven, met zijn slachtpartijen, wurgmoorden en amputaties, maar in Dexters Domein was het Miller-Tijd. Ik maakte een proostend gebaar in de richting van brigadier Doakes.

Ergens in het huis hoorde ik tumult. Er werd geschreeuwd, een beetje gekrijst zelfs, alsof Rita de Beatles in de badkamer had ontdekt. De voordeur schoot open en Rita vloog me in een wurggreep om de hals. Ik liet mijn bier vallen en hapte naar adem. ‘Wat? Wat heb ik gedaan?’ vroeg ik. Ik zag Cody en Astor in de deuropening staan. ‘Het spijt me verschrikkelijk en ik zal het nooit meer doen,’ voegde ik eraan toe, maar Rita bleef knijpen.

‘O, Dexter,’ zei ze, en nu huilde ze. Astor lachte naar me en vouwde haar handjes onder haar kin samen. Cody staarde me alleen maar aan en knikte een beetje. ‘O, Dexter,’ zei Rita nogmaals.

‘Alsjeblieft,’ zei ik, wanhopig om een beetje lucht happend. ‘Echt, het was een ongelukje en ik heb het niet zo bedoeld. Wat heb ik gedaan?’ Rita liet eindelijk haar wurggreep vieren.

‘O, Dexter,’ zei ze nog een keer, en ze streek met haar handen over mijn gezicht en keek me aan met een oogverblindende glimlach en haar ogen vol tranen. ‘O, jíj!’ zei ze, ook al leek ik eerlijk gezegd op dit moment heel weinig op mezelf. ‘Sorry, Dexter, het was een ongelukje,’ zei ze met een nasaal stemgeluid. ‘Ik hoop niet dat je iets speciaals gepland had.’

‘Rita, alsjeblieft, wat is er aan de hand?’

Haar glimlach werd breder en breder. ‘O, Dexter. Ik heb alleen, ik bedoel, Astor moest naar de wc, en toen ze je kleren oppakte viel-ie zomaar op de vloer en, o, Dexter, wat is-ie mooi!’ Ze had nu zo vaak ‘O, Dexter’ gezegd dat ik me Iers begon te voelen, maar ik had nog steeds geen idee wat er aan de hand was.

Totdat Rita haar hand uitstak. Haar linker. Met een grote, diamanten ring aan haar vinger.

Chutsky’s ring.

‘O, Dexter!’ zei ze nogmaals, en ze begroef haar gezicht in mijn schouder. ‘Ja, ja, ja! O, je hebt me zo gelukkig gemaakt!’

‘Zo kan-ie wel weer,’ fluisterde Cody.

Wat valt er daarna dan nog te zeggen behalve felicitaties?

De rest van de avond verstreek in een waas van ongeloof en Miller Lite. Ik wist heel goed dat er ergens in de ruimte een rustige, kalme hoeveelheid woorden of zinnen moest bestaan die, achter elkaar uitgesproken, Rita weer bij zinnen zouden brengen en haar zouden doen begrijpen dat ik haar die avond helemaal geen huwelijksaanzoek had willen doen, en dan zouden we er hard om lachen, elkaar goedenacht wensen en dat was dat. Maar hoe harder ik naar die ongrijpbare toverformule zocht, hoe sneller die voor me wegrende. En ik merkte dat ik redeneerde dat nog een biertje de deuren der verbeelding wel voor me zou openen, en na nog een paar biertjes ging Rita naar de winkel op de hoek en kwam terug met een fles champagne. We maakten de champagnefles soldaat en iedereen leek zo verschrikkelijk gelukkig, en van het een kwam het ander en op een of andere manier belandde ik weer bij Rita in bed, en was daar getuige van een paar buitengewoon onwaarschijnlijke en weinig achtenswaardige gebeurtenissen.

En toen ik verbluft en vol ongeloof in slaap dommelde vroeg ik me opnieuw af: waarom overkomen die verschrikkelijke dingen míj altijd?

Het is nooit aangenaam om na zo’n nacht wakker te worden. Maar midden in de nacht wakker schrikken en te denken mijn god, Deborah, is nog erger. Je denkt misschien dat ik me schuldig of ongemakkelijk voelde omdat ik iemand verwaarloosde die me nodig had, maar in dat geval heb je het helemaal mis. Zoals ik al zei, heb ik geen noemenswaardige emoties. Maar ik weet wel degelijk wat angst is, en alleen al de gedachte aan Deborahs mogelijke woede deed de deur dicht. Ik schoot mijn kleren aan en slaagde erin om zonder iemand wakker te maken bij mijn auto te komen. Brigadier Doakes had zijn post verlaten. Prettig te weten dat zelfs Doakes soms moest slapen. Of misschien had hij wel gedacht dat een pas verloofd stel een beetje privacy verdiende... Hem kennende leek me dat echter niet waarschijnlijk; hij zou nog eerder tot paus gekozen worden en naar het Vaticaan hebben moeten vluchten.

Ik reed snel naar huis en luisterde mijn antwoordapparaat af. Er was een automatisch bericht dat het tijd was voor nieuwe autobanden voor het te laat was, wat onheilspellend genoeg leek, maar geen bericht van Debs. Ik zette koffie en wachtte tot de ochtendkrant op de mat zou ploffen. Er hing iets onwerkelijks in de lucht, wat niet alleen maar werd veroorzaakt door de nawerking van de champagne. Ik was verloofd, hè? Tjonge jonge. Ik wilde dat ik mezelf kon uitfoeteren en een verklaring zou eisen over wat ik wel niet dacht dat ik aan het doen was. Maar de waarheid was helaas dat ik helemaal niets verkeerd had gedaan; ik was van top tot teen bedekt met de mantel der deugd en toewijding. En ik had niets gedaan wat je ‘oerstom’ zou kunnen noemen, verre van dat. Ik zette slechts een nobel en zelfs voorbeeldig leven voort, bemoeide me met mijn eigen zaken, deed mijn best om mijn zusje te helpen haar vriendje terug te vinden, bewoog, at meer dan genoeg rauwkost en hakte zelfs geen monsters in mootjes. En toch had dit pure en fatsoenlijke leven zich tegen mij gekeerd en me het lid op de neus gegeven. Een goede daad blijft nooit ongestraft, zei Harry altijd.

En wat kon ik er nu nog aan doen? Rita zou vast wel weer bijdraaien. Ik bedoel, maak ’t nou, ík? Wie wil er nou met míj trouwen? Er moesten betere mogelijkheden zijn, non worden of zich bij het Vredeskorps aanmelden. We hadden het hier wel over Dexter. Kon ze in zo’n grote stad als Miami nou niet iemand vinden die ten minste menselijk was? Waarom had ze trouwens zo’n haast om te hertrouwen? De eerste keer was het ook bepaald geen pretje geweest, maar ze zag er blijkbaar geen been in om zich er opnieuw in te storten. Wilden vrouwen dan echt zo wanhopig graag trouwen?

Natuurlijk, ze moest aan de kinderen denken. Volgens traditionele opvattingen hadden ze een vader nodig, en daar was iets voor te zeggen, want waar zou ik zonder Harry zijn geweest? En Cody en Astor hadden zo blij gekeken. Zelfs als ik Rita kon laten inzien dat het om een komisch misverstand ging, zouden de kinderen dat dan ooit begrijpen?

Ik zat aan mijn tweede kop koffie toen de krant kwam. Ik bladerde erdoorheen en was in zekere zin opgelucht dat er bijna overal nog nare dingen gebeurden. De rest van de wereld was tenminste niet gek geworden.

Tegen een uur of zeven was het veilig om Deborah op haar mobiel te bellen. Geen antwoord. Ik liet een boodschap achter en een kwartier later belde ze terug. ‘Goedemorgen, zusje,’ zei ik, verbaasd dat ik zo opgewekt wist te klinken. ‘Heb je een beetje kunnen slapen?’

‘Een beetje,’ mompelde ze. ‘Ik werd gisteren rond een uur of vier wakker. Ik heb het pakketje kunnen traceren tot een brievenbus in Hialeah. De halve nacht heb ik in de buurt rondgereden op zoek naar de witte bestelbus.’

‘Als hij het helemaal vanuit Hialeah heeft verstuurd, dan is hij er waarschijnlijk vanuit Key West heen gereden,’ zei ik.

‘Dat weet ik ook wel, verdomme,’ snauwde ze. ‘Maar wat moet ik anders doen?’

‘Dat weet ik niet,’ moest ik toegeven. ‘Maar komt die vent uit Washington vandaag niet hierheen?’

‘Over hem weten we niks,’ zei ze. ‘Het feit dat Kyle goed is, wil nog niet zeggen dat die vent dat ook is.’

Ze wist kennelijk niet meer dat Kyle zich niet bepaald van zijn beste kant had laten zien, in elk geval niet in het openbaar. Sterker nog, hij had helemaal niets gedaan, behalve zelf gepakt worden en zijn vinger er af laten hakken. Maar het leek me niet tactisch commentaar te hebben op hoe goed hij was, dus ik zei alleen maar: ‘Nou, dan moeten we er maar van uitgaan dat hij hier iets over weet wat wij nog niet weten.’

Deborah snoof. ‘Dat lijkt me niet al te moeilijk,’ zei ze. ‘Ik bel je wel als hij er is.’ Ze hing op en ik bereidde me voor op de werkdag.

Загрузка...