Het is heel mooi om de zon boven het water op te zien komen in de stilte van South Florida’s subtropische ochtend. Maar nog veel mooier is het als die grote, gele volle maan ertegenover zo laag aan de horizon hangt, en langzaam tot zilver verbleekt voordat hij in de golven van de open oceaan wegzinkt en de hemel overlaat aan de zon. En nóg mooier is dit machtige schouwspel als er nergens land in zicht is, vanaf het dek van een zesentwintigvoets kajuitboot en je de laatste knopen uit je arm- en nekspieren wrijft, moe maar voldaan en o zo heel gelukkig na een nachtelijke arbeid waar je net iets te lang op hebt moeten wachten.
Straks zou ik in mijn eigen bootje stappen, dat nu achter ons aan sleepte, ik zou de sleeplijn losgooien en terugvaren in de richting van waar de maan was verdwenen en slaperig naar huis varen, naar een spiksplinternieuw leven als een weldra getrouwd man. En de Osprey, de geleende zesentwintigvoeter, zou langzaam op de motor in tegengestelde richting naar Bimini varen, de golfstroom in, die grote, blauwe, bodemloze rivier die zo handig door de oceaan langs Miami stroomt. De Osprey zou Bimini niet eens halen, zou zelfs de golfstroom niet kunnen oversteken. Lang voordat ik mijn ogen gelukzalig in mijn bedje zou sluiten, zou de motor vastlopen, vollopen met water, en dan zou de hele boot volstromen en lui op de golven wiegen voordat hij zou zinken, ondergaan in de eindeloze, kristalheldere diepten van de golfstroom.
Misschien zou hij uiteindelijk ver onder de oppervlakte zachtjes op de bodem landen, tussen rotsblokken, reusachtige vissen en gezonken schepen, en het was een eigenaardig prettig idee dat ergens in de buurt een keurig ingebonden pakketje zachtjes in de stroming heen en weer wiegde terwijl de krabben dat tot op het bot zouden afknagen. Ik had vier ankers voor Reiker gebruikt, nadat ik de stukken met touw en kettingen had omwonden, en de keurige, bloedeloze bundel met die afzichtelijke rode cowboylaarzen was snel uit het zicht verdwenen, alles, op een enkele snel stollend bloeddruppeltje op het glasplaatje in mijn zak na. Dat was bestemd voor het kistje op mijn plank, vlak achter dat van MacGregor. Reiker zou voer voor de krabben zijn en het leven zou eindelijk zijn gang hernemen, met zijn vrolijke ritme van doen alsof en daarna toeslaan.
Over een paar jaar zou ik Cody meenemen en hem alle wonderen laten zien die zich in een Nacht van het Mes voltrokken. Hij was er nu nog veel te jong voor, maar hij zou klein beginnen, leren plannen en zich langzaam omhoog werken. Dat had Harry me geleerd, en nu zou ik het Cody leren. En wie weet zou hij op een dag in mijn schimmige voetsporen treden en een nieuwe Donkere Wreker worden, zodat het Plan Harry aan een nieuwe generatie monsters zou worden doorgegeven. Zoals al ik al zei, het leven gaat door.
Ik zuchtte, tevreden en gelukkig, ik kon alles weer aan. Zo prachtig. De maan was nu achter de horizon verdwenen en de zon begon de ochtendkoelte weg te branden. Het was tijd om naar huis te gaan.
Ik stapte in mijn eigen boot, startte de motor en gooide de sleeplijn los. Ik keerde mijn boot en volgde de maan, naar huis, naar bed.