22

Brigadier Doakes bracht me naar het hoofdbureau terug. Het was een vreemd en verwarrende ervaring om zo dicht bij hem te zitten, en we wisten niet veel tegen elkaar te zeggen. Ik betrapte mezelf erop dat ik hem vanuit mijn ooghoek zijdelings zat te bestuderen. Wat zou er in hem omgaan? Hoe kon hij datgene zijn waarvan ik wist dat hij dat was, zonder er ook maar iets mee te dóén? Als ik me met mijn speelmomenten moest inhouden ging dat op m’n zenuwen werken, maar Doakes leek daar helemaal geen last van te hebben. Misschien was het door El Salvador wel helemaal uit zijn systeem verdwenen. Voelde het anders als je het alleen met de officiële toestemming van een overheid deed? Of was het dan gewoon gemakkelijker, omdat je niet bang hoefde te zijn dat je werd gepakt?

Dat wist ik niet, en ik zag mezelf het hem zeker niet vragen. Alsof hij het punt wilde onderstrepen, kwam hij voor een rood licht tot stilstand, wendde zich tot mij en keek me aan. Ik deed alsof ik het niet merkte, staarde strak voor me uit door de voorruit, maar hij wendde zijn blik pas weer af toen het licht op groen sprong.

We reden regelrecht naar het wagenpark van de politie en Doakes zette me op de voorbank van een andere Ford Taurus. ‘Geef me een kwartier,’ zei hij, met een knik naar de radio. ‘Daarna roep je me op.’ Zonder nog een woord te zeggen stapte hij weer in zijn auto en reed weg.

Aan m’n lot overgelaten overdacht ik de afgelopen verbazingwekkende uren. Deborah in het ziekenhuis, ik een bondje met Doakes en mijn openbaring over Cody tijdens mijn bijnadooderva-ring. Natuurlijk kon ik me compleet in de jongen vergissen. Wellicht was er een andere verklaring voor zijn gedrag toen de vermiste hond ter sprake kwam, en zo gretig als hij het mes in zijn vis had gestoken, kon heel goed een normale kinderlijke wreedheid zijn. Maar merkwaardig genoeg merkte ik dat ik wilde dat het waar was. Ik wilde dat hij net zo zou worden als ik, vooral, besefte ik, omdat ik hem wilde vormen opdat hij zijn voetjes op het Harry-Pad zou zetten.

Zag die menselijke drang om zich voort te planten er dan zo uit, een zinloos en krachtig verlangen om die geweldige, onvervangbare mij te reproduceren, ook al was de mij in kwestie een monster dat waarachtig geen recht had om tussen de mensen te leven? Dat zou zonder meer verklaren waarom heel veel van die ongelooflijk onaangename idioten die ik elke dag tegenkwam zo waren geworden. Maar in tegenstelling tot hen was ik me er volledig van bewust dat de wereld zonder mij beter af was; ik vond mijn eigen gevoelens in de kwestie belangrijker dan hoe de wereld er wellicht over dacht. Maar nu wilde ik dolgraag meer van mezelf voortbrengen, zoals Dracula een nieuwe vampier creëert om hem in het duister te vergezellen. Ik wist dat het verkeerd was, maar wat zou ik er een plezier aan beleven!

En wat was ik toch een stomkop! Had de periode bij Rita op de bank werkelijk mijn eens zo machtige intellect veranderd in een trillende, sentimentele brij? Hoe kon ik zoiets absurds bedenken? Waarom bedacht ik in plaats daarvan geen plan om aan het huwelijk te ontsnappen? Geen wonder dat ik niet eerder aan die walgelijke surveillance van Doakes had weten te ontkomen: ik had al mijn hersencellen opgebruikt en ik raakte leeg.

Ik keek op mijn horloge. Veertien minuten verspild aan absurd geestelijk gewauwel. Het was bijna zover. Ik pakte de radio en riep Doakes op.

‘Brigadier Doakes, waar zit je?’

Even hoorde ik niets, toen gekraak. ‘Eh... dat zeg ik nu liever niet.’

‘Nog eens, brigadier?’ ‘Ik ben een verdachte op het spoor, en ik ben bang dat hij me in de gaten heeft.’

‘Wat voor verdachte?’

Stilte, alsof Doakes dacht dat ik al het werk zou doen en niet wist wat hij moest zeggen. ‘Een vent uit mijn diensttijd. Gevangengenomen in El Salvador, denkt misschien dat ik erachter zit.’ Stilte. ‘Die vent is gevaarlijk,’ zei hij.

‘Wil je rugdekking?’

‘Nog niet. Voorlopig ga ik hem proberen af te schudden.’

‘Begrepen,’ zei ik, met een lichte opwinding dat ik dat eindelijk een keer mocht zeggen.

We herhaalden de standaardberichten nog een paar keer, alleen om er zeker van te zijn dat ze bij dr. Danco zouden aankomen, en elke keer zei ik ‘begrepen’. Toen we het rond één uur ’s nachts voor gezien hielden, voelde ik me opgetogen en voldaan. Misschien zou ik morgen iets proberen als ‘snap ik’ en ‘Roger’. Eindelijk iets om me op te verheugen.

Ik vond een patrouillewagen die naar het zuiden ging en haalde de smeris over om me bij Rita af te zetten. Ik liep op mijn tenen naar mijn auto, stapte in en reed naar huis.

Toen ik in mijn optrekje terugkwam en zag dat het er een chaos was, herinnerde ik me dat Debs hier hoorde te zijn, maar dat ze in plaats daarvan in het ziekenhuis lag. Ik zou haar morgen opzoeken. Intussen was het een gedenkwaardige maar uitputtende dag geweest; een vijver ingejaagd door een benenknipper, een auto-ongeluk overleefd om daarna bijna te verdrinken, een perfect goede schoen kwijtgeraakt, en als klap op de vuurpijl, alsof het allemaal nog niet erg genoeg was, gedwongen om met brigadier Doakes een bondje te sluiten. Arme, Doodvermoeide Dexter. Geen wonder dat ik zo moe was. Ik tuimelde in bed en viel onmiddellijk in slaap.

De volgende morgen parkeerde Doakes zijn auto naast de mijne op het parkeerterrein van het hoofdbureau. Hij stapte uit met een nylon sporttas die hij op mijn motorkap zette. ‘Heb je de was meegebracht?’ vroeg ik beleefd. Nogmaals ging mijn opgewekte goedgeluimdheid geheel langs hem heen.

‘Als ons plan überhaupt werkt, pakt hij mij of ik hem,’ zei hij. Hij ritste de tas open. ‘Als ik hem pak, is het klaar. Als hij mij pakt...’ Hij haalde een gps-ontvanger tevoorschijn en zette die op mijn motorkap. ‘Als hij mij pakt, ben jij mijn rugdekking.’ Hij liet me een paar duizelingwekkende tanden zien. ‘Kun je nagaan hoe goed ik me voel.’ Hij haalde een mobiele telefoon tevoorschijn en legde die naast de gps-ontvanger. ‘Dit is mijn verzekering.’

Ik keek naar de twee kleine voorwerpen op mijn motorkap. Ze leken me niet echt bedreigend, maar misschien kon je het ene naar iemand gooien en dan met het andere iemands hoofd raken. ‘Geen bazooka?’ vroeg ik.

‘Niet nodig. Alleen dit,’ zei hij. Hij reikte nog een keer in de sporttas. ‘En dit,’ zei hij, hij hield een stenoblokje in zijn hand en sloeg het op de eerste bladzijde open. Zo te zien stonden er series cijfers en letters op en in de spiraal was een goedkope balpen geschoven.

‘De pen is machtiger dan het zwaard,’ zei ik.

‘Deze wel, ja,’ zei hij. ‘De bovenste regel is een telefoonnummer. De tweede regel is een toegangscode.’

‘Waar krijg ik toegang toe?’

‘Dat hoef je niet te weten,’ zei hij. ‘Gewoon bellen, de code intoetsen en mijn mobiele nummer doorgeven. Zij geven je dan de coördinaten van mijn telefoon. En jij komt me halen.’

‘Dat klinkt eenvoudig,’ zei ik, terwijl ik me afvroeg of dat wel echt zo was.

‘Zelfs voor jou,’ zei hij.

‘Maar wie krijg ik dan aan de lijn?’

Doakes schudde alleen maar zijn hoofd. ‘Iemand die bij me in het krijt staat,’ zei hij en hij haalde een draagbare politieradio uit de tas. ‘Nu het makkelijke gedeelte,’ zei hij. Hij gaf me de radio en stapte weer in zijn auto.

Nu we kennelijk het aas voor dr. Danco hadden uitgegooid, was stap twee om hem op de juiste tijd op de juiste plaats te krijgen, en het gelukkige toeval dat Vince Masuoka vanavond een feestje gaf was te perfect om te negeren. De daaropvolgende paar uur reden we ieder in onze eigen auto door de stad en herhaalden over en weer een paar keer dezelfde berichten, voor de zekerheid in verschillende variaties. We hadden ook een paar patrouille-eenheden ingeschakeld, die de boel volgens Doakes nou eens niet zouden verprutsen. Ik nam aan dat hij het bij wijze van grap nog zwak uitdrukte, maar de smerissen in kwestie zagen er de grap niet van in en hoewel ze niet echt beefden, deden ze overdreven hun best om brigadier Doakes ervan te overtuigen dat ze dat inderdaad niet zouden doen, dat verprutsen. Het was geweldig om met een man te werken die tot zo’n loyaliteit kon inspireren.

Ons kleine team vulde de rest van de dag de radiogolven met gebabbel over mijn verlovingsfeestje, vertelde hoe ze bij Vince’ huis moesten komen en herinnerde elkaar eraan hoe laat het zou beginnen. En na de lunch viel de genadeslag. Ik zat in mijn auto voor een McDonald’s en riep brigadier Doakes nog een laatste keer op voor een zorgvuldig opgelezen conversatie.

‘Brigadier Doakes, hier Dexter, ontvangt u mij?’

‘Doakes hier,’ zei hij na een korte stilte.

‘Het betekent veel voor me als u vanavond op mijn verlovingsfeestje komt.’

‘Ik kan nergens naartoe,’ zei hij. ‘Deze vent is veel te gevaarlijk.’

‘Eén drankje maar. Naar binnen en naar buiten,’ drong ik aan.

‘Je hebt gezien wat hij met Manny heeft gedaan, en Manny was een gewoon werkpaard. Ik heb die vent aan een paar akelige mensen overgeleverd. Als hij me in handen krijgt, wat gaat hij mij dan wel niet aandoen?’

‘Ik ga trouwen, brig,’ zei ik. Ik vond de Verwonderde Stripverhaal-smaak heerlijk toen ik hem brig noemde. ‘Dat gebeurt niet elke dag. En met al die smerissen in de buurt zal hij heus niets proberen.’

Er volgde een lange, theatrale stilte, waarin ik wist dat Doakes tot zeven telde zoals we hadden opgeschreven. Toen kraakte de zender weer. ‘Oké. Ik kom rond negen uur even langs.’

‘Begrepen, brig,’ zei ik opgetogen dat ik dat nog een keer kon zeggen en om mijn geluk compleet te maken voegde ik eraan toe: ‘Dat betekent heel veel voor me. Over en uit.’

‘Over en uit,’ zei hij.

Ik hoopte dat ons kleine hoorspel ergens in de stad bij ons beoogde publiek was aangekomen. Als hij nu voor een operatie zou staan te schrobben, zou hij dan zijn oren spitsen en luisteren? Als uit zijn ontvanger de prachtige, warme stem van brigadier Doakes klonk, zou hij misschien een botzaag neerleggen, zijn handen afvegen en op een stukje papier het adres noteren. En dan ging hij weer vrolijk verder met zijn werk — aan Kyle Chutsky wellicht? — met de innerlijke rust van een man die een klus heeft te klaren en na zijn werkdag een drukke sociale agenda heeft.

Alleen maar om er absoluut zeker van te zijn, zouden onze patrouillevrienden het bericht een paar keer ademloos herhalen, en zonder dat te verprutsen, dat brigadier Doakes hoogstpersoonlijk aanwezig zou zijn, rond een uur of negen.

En wat mij betreft, mijn werk zat er voor een paar uur op en ik ging naar het Jackson Memorial-ziekenhuis om mijn favoriete vogel met gebroken vleugel te bezoeken.

Deborah zat met gips om haar borst rechtop in bed in een kamer op de vijfde verdieping met een prachtig uitzicht over de snelweg, en hoewel ik zeker wist dat ze haar een pijnstiller hadden gegeven, keek ze helemaal niet blij toen ik haar kamer binnenwandelde. ‘Godverdomme, Dexter,’ begroette ze me, ‘zeg tegen ze dat ze me als de donder moeten laten gaan. Of breng me tenminste mijn kleren, zodat ik zelf weg kan.’

‘Ik ben blij te zien dat je je alweer wat beter voelt, zusjelief,’ zei ik. ‘Je bent in een oogwenk opgeknapt.’

‘Ik ben opgeknapt als ze me m’n verdomde kleren teruggeven,’ zei ze. ‘Wat gebeurt er allemaal daarbuiten? Wat heb jij uitgespookt?’

‘Doakes en ik hebben een, al zeg ik het zelf, bepaald vernuftige valstrik gezet, en Doakes is het lokaas,’ zei ik. ‘Als dr. Danco toehapt komt hij vanavond op mijn, eh, feestje. Vince’ feestje,’ voegde ik eraan toe, en ik realiseerde me dat als ik afstand wilde nemen van het hele idee om me te gaan verloven, dit een malle manier was om dat te doen, maar ik voelde me er toch beter door. Maar kennelijk was dit geen troost voor Debs.

‘Je verlovingsfeestje,’ zei ze, en toen snauwde ze: ‘Shit. Je hebt Doakes zover gekregen dat hij zich voor jou in de waagschaal stelt.’ En ik geef toe dat het uit haar mond heel elegant klonk, maar ik wilde niet dat ze over dat soort dingen nadacht; ongelukkige mensen genezen minder snel.

‘Nee, Deborah, serieus,’ zei ik met mijn zalvendste stem. ‘We doen dit om dr. Danco te pakken te krijgen.’

Ze keek me een hele poos kwaad aan en toen begon ze tot mijn verbazing te snotteren en slikte een traan weg. ‘Ik moet je wel vertrouwen,’ zei ze. ‘Maar ik vind dit verschrikkelijk. Het enige waar ik aan kan denken is wat hij met Kyle doet.’

‘Dit gaat lukken, Debs. We krijgen Kyle heus terug.’ Omdat ze per slot van rekening mijn zusje was, voegde ik er niet aan toe: ‘Of in elk geval het meeste.’

‘Allejezus, het is klote om hier vast te zitten,’ zei ze. ‘Ik zou jullie rugdekking moeten geven.’

‘We kunnen dit echt aan, zus,’ zei ik. ‘Er komen een stuk of twaalf smerissen op dat feest, allemaal gewapend en gevaarlijk. En ik ben er natuurlijk ook,’ zei ik, een beetje op m’n teentjes getrapt omdat ze mijn aanwezigheid zo laag inschatte.

Maar dat bleef ze doen. ‘Ja. Als Doakes Danco krijgt, krijgen we Kyle terug. Als Danco Doakes krijgt, ben jij uit de problemen. Echt gehaaid, Dexter. Zo win je altijd.’

‘Dat was nog niet eens bij me opgekomen,’ loog ik. ‘Ik dacht alleen maar aan het hogere goed. Bovendien is Doakes naar verluidt heel ervaren in dit soort zaken. En hij kent Danco persoonlijk.’

‘Jezus, Dex, ik word hier knettergek van. Wat nou als...’ Ze onderbrak zichzelf en beet op haar lip. ‘Je zorgt maar dat het lukt,’ zei ze. ‘Hij heeft Kyle al veel te lang.’

‘Dat gaat lukken, Deborah,’ zei ik. Maar we geloofden het geen van beiden echt.

De artsen wilden Deborah per se nog vierentwintig uur ter observatie te houden. Dus nam ik opgewekt afscheid van mijn zus, haastte me de zonsondergang in en van daaruit naar mijn flat om te douchen en me om te kleden. Wat moest ik aan? Ik kon geen richtlijnen bedenken over wat je in deze tijd van het jaar aan moest op een verlovingsfeestje dat je werd opgedrongen, dat zelfs kon uitdraaien op een gewelddadige confrontatie met een wraakzuchtige maniak. Bruine schoenen waren overduidelijk uit, maar buiten dat waren er geen strenge regels. Na ampele overwegingen liet ik me door eenvoudige goede smaak leiden en koos ik een limoengroen, met rode elektrische gitaren en roze scheurijzers bedrukt hawaïhemd. Eenvoudig, maar elegant. Nog een kakibroek en een paar hardloopschoenen en ik was er helemaal klaar voor.

Maar ik had nog een uur over voordat ik er moest zijn, en mijn gedachten dwaalden opnieuw af naar Cody. Was ik de juiste voor hem? En zo ja, hoe kon hij dan in zijn eentje omgaan met zijn ontwakende Ruiter? Hij had mijn leiding nodig en ik merkte dat ik die dolgraag wilde geven.

Ik verliet mijn appartement en reed naar het zuiden in plaats van naar Vince’ huis in het noorden. Binnen een kwartier klopte ik bij Rita aan en keek naar de overkant van de straat, naar de lege plek die voorheen werd bezet door brigadier Doakes in zijn kastanjebruine Taurus. Vanavond was hij zich zonder enige twijfel thuis aan het voorbereiden, maakte hij zich op voor de ophanden zijnde strijd en poetste hij zijn kogels. Zou hij dr. Danco proberen te doden, zich gesterkt voelend met de wetenschap dat hij dat wettelijk mocht doen? Hoe lang was het geleden sinds hij iemand had gedood? Zou hij het missen? Kwam de behoefte nu als een orkaan over hem heen en blies die alle rede en remmingen weg?

De deur ging open. Rita straalde en sprong naar me toe, sloeg haar armen om me heen en kuste mijn gezicht. ‘Hallo, mooie jongen,’ zei ze. ‘Kom erin.’

Ik omhelsde haar even voor de vorm en maakte me los uit haar omhelzing. ‘Ik kan niet heel lang blijven,’ zei ik.

Ze ging nog meer stralen. ‘Ik weet het,’ zei ze. ‘Vince heeft me gebeld. Hij deed er zo schattig over. Hij beloofde me dat hij je in de gaten zou houden, zodat je geen al te gekke dingen gaat doen. Kom toch binnen,’ zei ze, en ze trok me aan mijn arm. Toen ze de deur dicht had gedaan, zei ze plotseling heel serieus tegen me: ‘Moet je horen, Dexter. Je moet weten dat ik geen jaloers type ben, en dat ik je vertrouw. Ga er maar gewoon heen en heb een leuke avond, oké?’

‘Dat doe ik zeker, dank je,’ ook al betwijfelde ik of dat inderdaad zou gebeuren. Ik vroeg me af wat Vince tegen haar had gezegd waardoor ze dacht dat het feestje een gevaarlijke valkuil van verleiding en zonde zou worden. Wat dat betreft, zou dat nog wel eens kunnen ook. Aangezien Vince ook grotendeels synthetisch was, kon hij nogal onvoorspelbaar zijn in sociale omstandigheden, zoals bijvoorbeeld tot uiting was gekomen in zijn bizarre seksuele toespelingen jegens mijn zus.

‘Lief van je om voor het feestje nog even langs te komen,’ zei Rita, terwijl ze me naar de bank leidde waar ik zo’n groot deel van mijn recente leven op had gesleten. ‘De kinderen wilden weten waarom zij niet mee mochten.’

‘Ik praat wel met ze,’ zei ik, terwijl ik alleen maar stond te popelen om Cody te zien om te proberen te ontdekken of ik gelijk had gehad.

Rita glimlachte, alsof ze opgetogen was te merken dat ik werkelijk met Cody en Astor ging praten. ‘Ze zijn in de tuin,’ zei ze. ‘Ik haal ze wel.’

‘Nee, blijf maar hier,’ zei ik. ‘Ik ga wel naar buiten.’

Cody en Astor waren in de achtertuin met Nick, de aanmatigende idioot van de buren die Astor in haar blootje wilde zien. Ze keken op toen ik de deur openschoof en Nick draaide zich om en repte zich naar zijn eigen tuin terug. Astor kwam op me afgerend en drukte zich tegen me aan en Cody kwam achter haar aan geslenterd, hij keek alleen, zonder enige emotie op zijn gezicht. ‘Hoi,’ zei hij met zijn zachte stem.

‘Gegroet en saluut, jonge burgers,’ zei ik. ‘Zullen we onze officiële toga aantrekken? Caesar roept ons naar de senaat.’

Astor hield haar hoofd schuin en keek me aan alsof ze me net een rauwe kat naar binnen had zien werken. Cody zei alleen heel zachtjes: ‘Wat.’

‘Dexter,’ zei Astor, ‘waaróm mogen we niet met je mee naar het feest?’

‘In de eerste plaats,’ legde ik uit, ‘moeten jullie morgen naar school. Maar in de tweede plaats ben ik bang dat het een grotemensenfeestje is.’

‘Betekent dat dat er blote meisjes bij zijn?’ vroeg ze.

‘Wat denken jullie wel niet dat ik ben?’ zei ik opperst verontwaardigd. ‘Denken jullie nou echt dat ik óóit naar een feest met blote meisjes ga?’

‘Jak,’ zei Astor, en Cody fluisterde: ‘Ha.’

‘Maar belangrijker is nog dat ze ook heel stom dansen en ze hebben allemaal lelijke shirtjes aan, en het is niet goed voor jullie als jullie dat zouden zien. Dan zouden jullie alle respect voor grote mensen verliezen.’

‘Welk respect?’ zei Cody, en ik schudde zijn hand.

‘Goed gezegd,’ zei ik. ‘Ga nu maar naar jullie kamer.’

Astor moest giechelen. ‘Maar we willen naar het feest,’ zei ze.

‘Ik ben bang dat dat niet gaat,’ zei ik. ‘Maar ik heb een deel van de schat meegenomen, zodat jullie niet weglopen.’ Ik gaf haar een rol wafels, ons geheime ruilmiddel. Ze zou hem later eerlijk met Cody delen, uit het zicht van alle priemende ogen. ‘Nou, jongelui,’ zei ik. Ze keken verwachtingsvol naar me op. Maar op dat punt bleef ik steken, trillend van verlangen naar het antwoord op de vraag waarvan ik niet zeker wist of, of zelfs hoe, ik die zou moeten stellen. Ik kon niet bepaald zeggen: ‘Trouwens, Cody, ik vroeg me af of je graag dingen doodmaakt?’ Dat was natuurlijk wel precies wat ik wilde weten, maar het leek me niet het soort vraag dat je aan een kind kon stellen, en zeker niet aan Cody, die over het algemeen zo spraakzaam was als een kokosnoot.

Vaak leek zijn zusje Astor het woord namens hem te voeren. De druk van een vroege jeugd in het bijzijn van een gewelddadige bruut van een vader had een symbiotische relatie tussen hen gecreeerd, zo hecht dat als hij cola dronk, zij boerde. Wat er ook in Cody omging, Astor zou er uitdrukking aan kunnen geven.

‘Mag ik jullie iets serieus vragen?’ zei ik, en ze wisselden een blik uit die meer zei dan een heel gesprek, maar de buitenwereld niets. Toen knikten ze, bijna alsof hun hoofd aan dezelfde tafelvoetbalstang vastzat.

‘De hond van de buren’ zei ik.

‘Heb ik toch al gezegd,’ zei Cody.

‘Hij gooide altijd de vuilnisbak om,’ zei Astor. ‘En hij poepte in onze tuin. Nicky probeerde hem ons te laten bijten.’

‘Dus Cody heeft hem uit de weg geruimd?’

‘Laat dat maar aan Cody over,’ zei Astor. ‘Hij vindt dat soort dingen leuk. Ik kijk alleen maar toe. Ga je het tegen mama zeggen?’

Het was eruit. Hij vindt dat soort dingen leuk. Ik keek naar hen beiden, die mij niet bezorgder aanstaarden dan wanneer ze hadden gezegd dat ze vanille-ijs lekkerder vonden dan aardbeienijs. ‘Ik zal het niet tegen je moeder zeggen,’ zei ik. ‘Maar jullie mogen het verder ook tegen niemand vertellen, nooit. Alleen wij drieën, begrepen?’

‘Oké,’ zei Astor met een blik op haar broer. ‘Maar waarom niet, Dexter?’

‘De meeste mensen begrijpen het niet,’ zei ik. ‘Zelfs je moeder niet.’

‘Maar jij wel,’ zei Cody met zijn hese fluisterstem.

‘Ja,’ zei ik. ‘En ik kan helpen.’ Ik haalde diep adem en voelde een echo door mijn botten rollen, helemaal uit de tijd van Harry van zo lang geleden tot de Dexter van nu, onder dezelfde avondhemel in Florida waar Harry en ik onder hadden gestaan toen hij hetzelfde tegen mij zei. ‘We moeten je eerst op orde brengen,’ zei ik en Cody keek me zonder te knipperen met zijn grote ogen aan en knikte.

‘Oké,’ zei hij.

Загрузка...