Om halfeen kwam Deb mijn bescheiden werkplek op het forensisch lab binnenlopen en gooide een cassettebandje op mijn bureau. Ik keek naar haar op; erg blij zag ze er niet uit, maar dat was geen nieuws. ‘Van mijn antwoordapparaat thuis,’ zei ze. ‘Luister maar.’
Ik deed het klepje van mijn gettoblaster open en stopte het door mijn zuster neergegooide bandje erin. Ik drukte op play. Het bandje piepte luid en een mij onbekende stem zei: ‘Brigadier, eh, Morgan? Oké. Met Dan Burdett uit eh... Kyle Chutsky zei dat ik u moest bellen. Ik ben in de aankomsthal van het vliegveld, en zodra ik in mijn hotel ben, bel ik om een afspraak met u te maken, mijn hotel is...’ Er klonk geritsel en kennelijk haalde hij de mobiel van zijn mond, want zijn stem klonk van verder weg. ‘Wat zegt u? O fijn, bedankt. Ja, hartstikke mooi.’ Zijn stem klonk weer luider. ‘Ik tref hier net uw chauffeur. Bedankt dat u iemand hebt gestuurd. Enfin, ik bel nog wel vanuit mijn hotel.’
Deborah reikte over mijn bureau en schakelde het apparaat uit. ‘Ik heb verdomme helemaal niet iemand naar het vliegveld gestuurd,’ zei ze. ‘En hoofdinspecteur Matthews zeer zeker ook niet. Heb jij iemand naar dat klote vliegveld gestuurd, Dexter?’
‘Mijn limo zat zonder brandstof,’ zei ik.
‘Nou dan, verdomme!’ zei ze, en ik moest het met haar analyse eens zijn.
‘Hoe dan ook,’ zei ik. ‘Nu weten we tenminste hoe goed Kyles vervanger is.’
Deborah liet zich in de leunstoel naast mijn bureau vallen. ‘Die achterlijke klootzak,’ zei ze. ‘En Kyle is...’ Ze beet op haar lip en maakte haar zin niet af.
‘Heb je hoofdinspecteur Matthews hier al over ingelicht?’ vroeg ik aan haar. Ze schudde haar hoofd. ‘Hij moet hen onmiddellijk bellen. Ze sturen wel iemand anders.’
‘Mooi. Geweldig. Ze sturen iemand anders die wellicht deze keer het helemaal haalt tot aan de bagageband. Shit, Dexter.’
‘Ze moeten het ze vertellen, Debs,’ zei ik. ‘Wie zijn zíj trouwens? Heeft Kyle je eigenlijk ooit precies verteld voor wie hij werkt?’
Ze zuchtte. ‘Nee. Hij maakte wel eens grapjes dat hij bij de Other Government Agency werkte, maar hij heeft me nooit verteld waarom dat zo grappig was.’
‘Nou, wie het ook zijn, ze moeten het weten,’ zei ik. Ik trok de cassette uit de gettoblaster en legde hem voor haar op mijn bureau. ‘Ze moeten toch iets kunnen doen.’
Deborah verroerde zich een ogenblik niet. ‘Waarom krijg ik toch het gevoel dat ze dat al gedaan hebben, en dat dat Burdett was?’ zei ze. Ze griste het bandje mee en sjokte mijn kantoortje uit.
Ik zat koffie te drinken en met een jumbo chocoladekoekje als lunch toen er een oproep kwam voor een plaats delict van een moord in de buurt van Miami Shores. Angel-zonder-iets en ik reden naar de plek waar het lichaam was gevonden, in het casco van een klein huis aan een kanaal dat op het punt stond gesloopt en herbouwd te worden. De bouwwerkzaamheden waren tijdelijk gestaakt wegens juridisch gesteggel tussen de eigenaar en de aannemer. Twee spijbelende tienerjongens waren het gebouwtje stiekem binnengeglipt en hadden het lijk gevonden. Het lag languit op een stuk stevig plastic op een plaat multiplex die op twee zaagbokken lag. Iemand had met een cirkelzaag netjes hoofd, benen en armen van de romp afgezaagd. Het geheel was zo achtergelaten: romp in het midden, ontdaan van de lichaamsdelen die er een paar centimeter naast lagen.
Hoewel de Zwarte Ruiter had gegrinnikt en duistere nietszeggendheden in mijn oor fluisterde, deed ik die af als pure jaloezie en ging aan het werk. Bloedspatten waren hier alom aanwezig, heel verse zelfs, waarmee ik aan de slag kon en waar ik waarschijnlijk een opgewekte en efficiënte werkdag aan zou hebben om ze te analyseren, als ik niet de smeris die als eerste ter plaatse was geweest met een rechercheur had horen praten.
‘De portemonnee lag gewoon naast het lichaam,’ zei agent Snyder. ‘En er zat een rijbewijs uit Virginia in op naam van ene Daniel Chester Burdett.’
Daar heb je ’t al, zei ik tegen de steeds opgewondener babbelende stem achter in mijn brein. Dat verklaart absoluut een hoop, denk je ook niet? Ik keek weer naar het lijk. Hoewel het hoofd en de ledematen gehaast en barbaars waren verwijderd, was het tafereel zo netjes achtergelaten dat het me nu vaag bekend voorkwam, en de Zwarte Ruiter stemde daar vrolijk grinnikend mee in. De ruimte tussen romp en ledematen was zo precies afgemeten dat het wel leek alsof er een schuifmaat aan te pas was gekomen en het hele ensemble wekte de indruk van een anatomieles. Het heupbeen was van het dijbeen gescheiden.
‘Ik heb de jongens die het gevonden hebben in de dienstwagen gezet,’ zei Snyder tegen de rechercheur. Ik keek even naar hen om en vroeg me af hoe ik hun het goede nieuws moest brengen. Ik kan er natuurlijk altijd naast zitten, maar toch...
‘Sonama Beech,’ hoorde ik iemand mompelen. Ik keek weer naar de plaats waar Angel-zonder-iets aan de andere kant van het lichaam neerhurkte. Opnieuw hield hij met zijn pincet een stukje papier omhoog. Ik ging achter hem staan en keek over zijn schouder.
In een duidelijk, spinachtig handschrift had iemand erop geschreven: POGUE, en het met een enkele streep doorgehaald. ‘Watsa Pogue?’ vroeg Angel. ‘Heet hij zo?’
‘Het is iemand die van achter een bureau de echte troepen rondcommandeert,’ zei ik.
Hij keek me aan. ‘Hoe kom je aan die onzin?’
‘Ik kijk veel films,’ zei ik.
Angel tuurde weer naar het papier. ‘Volgens mij is het hetzelfde handschrift,’ zei hij.
‘Net als bij die andere,’ zei ik. ‘De moord die geen moord was,’ zei hij. ‘Ik kan het weten, ik was erbij.’
Ik ging rechtop staan en haalde diep adem, in het prettige besef dat ik gelijk had. ‘Dit is ook geen moord,’ zei ik, en ik ging naar de plek waar de smeris met de rechercheur stond te praten.
De rechercheur in kwestie was een peervormige man die Coulter heette. Hij sabbelde aan een grote plastic fles Mountain Dew en keek uit over het kanaal dat langs de achtertuin liep. ‘Wat denk je dat zo’n optrekje tegenwoordig doet?’ vroeg hij aan Snyder. ‘Aan zo’n kanaal. Op ruim een kilometer van de baai? Zeg het maar. Een half miljoen? Meer?’
‘Neem me niet kwalijk, inspecteur,’ zei ik tegen hem. ‘Volgens mij hebben we een probleem.’ Dat had ik altijd al eens willen zeggen, maar Coulter leek niet onder de indruk.
‘Hoezo, kijk je te veel csi, of zo?’
‘Burdett is een fbi-agent,’ zei ik. ‘U moet onmiddellijk hoofdinspecteur Matthews bellen en hem op de hoogte stellen.’
‘Móét ik dat,’ zei Coulter.
‘Dit staat in verband met iets waar wij onze handen niet aan mochten branden,’ zei ik. ‘Ze hebben iemand uit Washington gestuurd en de hoofdinspecteur opgedragen zich er niet mee te bemoeien.’
Coulter nam een teug uit zijn fles. ‘En heeft hij zich daaraan gehouden?’
‘Als u dat maar weet, inspecteur.’
Coulter draaide zich om en keek naar Burdetts lichaam. ‘Een Fed,’ zei hij. Hij nam nog een slok en keek weer naar de afgezaagde lichaamsdelen. Toen schudde hij zijn hoofd. ‘Die lui vallen onder druk altijd uit elkaar.’ Hij keek weer uit het raam en haalde zijn mobiele telefoon tevoorschijn.
Deborah arriveerde op de plaats delict toen Angel-zonder-iets net zijn spullen in de wagen terugdeed, drie minuten eerder dan hoofdinspecteur Matthews. Ik wil de hoofdinspecteur niet bekritiseren. Eerlijk gezegd had Debs echt niet dat extra vleugje Aramis hoeven opspuiten, maar hij had dat wel gedaan, en het had ook aardig wat tijd gekost om zijn das opnieuw te strikken. Vlak na Matthews arriveerde er een wagen die ik zo langzamerhand beter kende dan mijn eigen auto: een kastanjebruine Fort Taurus, met brigadier Doakes aan het stuur. ‘Hoera, hoera, de hele bende is er,’ zei ik vrolijk. Agent Snyder keek me aan alsof ik had voorgesteld naakt rond te dansen, maar Coulter stak alleen maar zijn wijsvinger in de fles mineraalwater en liet die langs zijn zij bungelen toen hij op de hoofdinspecteur toe liep.
Deborah had van een afstandje naar de plaats delict gekeken en gaf Snyders partner de opdracht om het politielint iets naar achteren te verplaatsen. Tegen de tijd dat ze eindelijk naar me toe liep om met me te praten, was ik al tot een schokkende conclusie gekomen. Het was begonnen als een exercitie in ironische ingevingen, maar uitgegroeid tot iets waar ik met de beste wil van de wereld niets tegenin kon brengen. Ik liep naar Coulters dure raam en staarde naar buiten, leunde tegen de muur en dacht diep over mijn idee na. Op de een of andere manier vond de Zwarte Ruiter mijn idee hoogst amusant en hij begon angstaanjagende tegenstrijdigheden te murmelen. En ten slotte besefte ik, alsof ik atoomgeheimen aan de Taliban aan het verkopen was, dat het ’t enige was wat we konden doen. ‘Deborah,’ zei ik toen ze naar de plaats waar ik had staan peinzen toe kwam, ‘deze keer komt de cavalerie niet.’
‘Dat meen je niet, Sherlock,’ zei ze.
‘Wij zijn als enigen over, en dat is niet genoeg.’
Ze streek een haarlok uit haar gezicht en slaakte een diepe zucht. ‘Wat heb ik nou gezegd?’
‘Maar je nam de volgende stap niet, zus. En omdat wij niet genoeg zijn, hebben we hulp nodig, van iemand die hier iets vanaf weet...’
‘Christus, Dexter! We hebben die mensen als vóér aan die vent overgeleverd!’
‘Wat betekent dat brigadier Doakes als enige kandidaat overblijft,’ zei ik.
Het is misschien niet fraai om te vermelden dat haar mond openviel. Maar ze staarde me echt met open mond aan voordat ze zich omdraaide om naar Doakes te kijken, die naast Burdetts lichaam met hoofdinspecteur Matthews stond te praten.
‘Brigadier Doakes,’ herhaalde ik. ‘Voorheen sergeánt Doakes. Van de commando’s. Gedetacheerd naar El Salvador.’
Ze keek eerst naar mij en daarna weer naar Doakes. ‘Deborah,’ zei ik. ‘Als we Kyle nog willen vinden, moeten we hier meer over te weten komen. We moeten de namen op Kyles lijstje weten en we moeten weten wat voor team dat is geweest, waarom dit allemaal gebeurt. En Doakes is de enige die ik kan bedenken die dat weet.’
‘Doakes wil jou dood hebben,’ zei ze. ‘Geen enkele werksituatie is ideaal,’ zei ik met mijn opgewektste, standvastigste glimlach. ‘En ik denk dat hij net zo graag wil dat dit ophoudt als Kyle.’
‘Misschien iets minder graag,’ zei Deborah, scherp als altijd. ‘En ook niet zo graag als ik.’
‘Oké,’ zei ik. ‘Volgens mij is hij je enige kans.’
Op de een of andere manier leek Deborah nog steeds niet overtuigd. ‘Hoofdinspecteur Matthews wil Doakes hier vast niet voor inzetten. We moeten het eerst met hem bespreken.’
Ik wees naar de plaats waar diezelfde hoofdinspecteur met Doakes stond te overleggen. ‘Ziedaar,’ zei ik.
Deborah beet nog een tijdje op haar lip en zei uiteindelijk: ‘Shit. Het zou kunnen werken.’
‘Anders weet ik het ook niet meer.’
Ze ademde weer diep in, en alsof iemand een knop had omgezet liep ze met opeengeklemde kaken op Matthews en Doakes af. Ik volgde in haar kielzog en probeerde met de kale muren te versmelten, zodat Doakes niet op me af zou springen en mijn hart zou uitrukken.
‘Hoofdinspecteur,’ zei Deborah. ‘We moeten hier proactief mee omgaan.’
Hoewel het woord ‘proactief’ een van zijn lievelingswoorden was, keek Matthews haar aan alsof ze een kakkerlak in de sla was. ‘Wat er nu moet gebeuren,’ zei hij, ‘is dat die... lúí... in Washington ons eindelijk een bekwaam iemand sturen om deze toestand in orde te brengen.’
Deborah wees naar Burdett. ‘Ze hebben hém gestuurd,’ zei ze. Matthews keek even naar Burdett en tuitte bedachtzaam zijn lippen. ‘Wat is jouw voorstel?’
‘We hebben een paar aanwijzingen,’ zei ze, en ze knikte naar mij. Ai, ik wou dat ze dat niet had gedaan, want Matthews draaide zijn hoofd in mijn richting en, erger nog, Doakes ook. Als zijn hongerige-hondenuitdrukking al iets zei, was het wel dat zijn gevoelens voor mij er niet milder op waren geworden.
‘Wat is jouw betrokkenheid bij deze zaak?’ vroeg Matthews aan mij.
‘Hij verleent forensische assistentie,’ verklaarde Deborah, en ik knikte bescheiden.
‘Shit,’ zei Doakes.
‘We hebben niet veel tijd,’ zei Deborah. ‘We moeten die gast vinden voordat we... voordat er meer van dit soort lijken opduiken. We kunnen het niet voor eeuwig onder de pet houden.’
‘Ik denk dat de term “media zaaien waanzin” hier wel van toe-passing is,’ opperde ik behulpzaam. Matthews keek me nors aan.
‘Ik heb ongeveer het hele plaatje van wat Kyle... van wat Chutsky, bedoel ik, van plan was,’ ging Deborah verder. ‘Maar ik kom er niet verder mee omdat ik niet over achtergrondinformatie beschik.’ Ze prikte met haar kin in de richting van Doakes. ‘En brigadier Doakes heeft die wel.’
Doakes keek verbaasd, wat overduidelijk een uitdrukking was die hij niet erg goed had geoefend. Maar nog voordat hij zijn mond open kon doen ging Deborah door. ‘Volgens mij kunnen wij met z’n drieën die kerel veel eerder te pakken krijgen dan wanneer de volgende Fed hier is en is bijgepraat over wat hier tot nu toe is gebeurd.’
‘Shit,’ zei Doakes weer. ‘Wil je dat ik met hém ga samenwerken?’ Hij hoefde niet te wijzen om iedereen te laten weten dat hij mij bedoelde, maar dat deed hij toch, hij stak een gespierde, knokige wijsvinger naar mijn gezicht.
‘Ja, inderdaad,’ zei Deborah. Hoofdinspecteur Matthews beet op zijn lip en keek besluiteloos, en Doakes zei nogmaals ‘shit’. Ik hoopte echt dat zijn sociale vaardigheden zouden verbeteren als we gingen samenwerken.
‘Jij zegt dat je hier iets van af weet,’ zei Matthews tegen Doakes, en met tegenzin verplaatste de brigadier zijn boze blik naar de hoofdinspecteur.
‘Eh...’ zei Doakes.
‘Vanuit eh... vanuit het leger,’ zei Matthews. Hij leek niet bepaald bang voor de gemelijke woede die uit Doakes’ ogen sprak, maar misschien was dat de macht der gewoonte van iemand die de leiding heeft.
‘Eh...’ zei Doakes nogmaals.
Hoofdinspecteur Matthews fronste zijn wenkbrauwen, wilde zo goed mogelijk overkomen als een daadkrachtig man die een belangrijke beslissing neemt. De rest van ons wist het kippenvel onder controle te houden.
‘Morgan,’ zei hoofdinspecteur Matthews ten slotte. Hij keek naar Debs en wachtte even. Een bestelbus met action news op de zijkant stond langs de stoep voor het huis stil en er stapten mensen uit. ‘Verdomme,’ zei Matthews. Hij keek van het lichaam naar Doakes. ‘Wil je het doen, brigadier?’
‘Ze zullen het in Washington niet leuk vinden,’ zei Doakes, ‘net zomin als ik het hier leuk vind.’
‘Wat ze in Washington leuk vinden interesseert mij steeds minder,’ zei Matthews. ‘Wij hebben onze eigen problemen. Kun je dit voor je rekening nemen?’
Doakes keek naar mij. Ik probeerde serieus en toegewijd te kijken, maar hij schudde alleen zijn hoofd. ‘Ja,’ zei hij. ‘Ja, dat kan ik wel.’
Matthews sloeg hem op zijn schouder. ‘Beste kerel,’ zei hij, en hij haastte zich naar de nieuwsploeg.
Doakes keek me nog steeds aan. Ik keek terug. ‘Denk er maar aan dat je me nu veel gemakkelijker in de gaten kunt houden,’ zei ik.
‘Als dit voorbij is,’ zei hij. ‘Gaat het alleen tussen jou en mij.’
‘Maar niet eerder,’ zei ik, en ten slotte knikte hij slechts een keer.
‘Niet eerder,’ zei hij.