Wat een fijne droom, dacht Sansa slaperig. Ze was terug geweest in Winterfel, waar ze met Dame door het godenwoud rende. Haar vader was er, en haar broers ook, allemaal, knus en veilig. Kon ze door te dromen maar maken dat het zo was…
Ze wierp de dekens van zich af. Ik moet dapper zijn. Spoedig zou er hoe dan ook een einde aan haar ellende komen. Als Dame hier was zou ik niet bang zijn. Maar Dame was dood, en Robb ook, en Bran, Rickon, Arya, haar vader, haar moeder en zelfs septa Mordane. Iedereen is dood behalve ik. Ze was nu alleen op de wereld.
Haar heer-gemaal lag niet naast haar, maar daar was ze aan gewend. Tyrion sliep slecht en stond vaak voor dag en dauw op. Gewoonlijk trof ze hem in de bovenzaal in elkaar gedoken naast een kaars aan, verdiept in een oude perkamentrol of een in leer gebonden boek. Soms lokte de geur van vers gebakken brood hem ’s ochtends naar de keuken, soms klom hij naar de daktuin of zwierf hij in zijn eentje door de Verradersgang.
Ze gooide de luiken open, huiverde en kreeg kippenvel op haar armen. Aan de oostelijke hemel stapelden zich wolken op waar schachten zonlicht tussendoor priemden. Het lijken net twee reuzenkastelen die in de ochtendlucht zweven. Sansa kon de steenhopen van de muren zien, de massieve versterkingen en borstweringen. Vliesdunne banieren kronkelden boven op de torens en reikten naar de snel vervagende sterren. Daarachter kwam de zon op, en ze keek toe hoe de wolken van zwart tot grauw en vele tinten roze, goud en karmijnrood verkleurden. Weldra perste de wind ze in elkaar en was er nog maar één kasteel waar er eerst twee waren geweest.
Ze hoorde hoe de deur openging en haar dienstmeiden het warme badwater brachten. Ze waren allebei nog maar pas bij haar in dienst. Volgens Tyrion waren de vrouwen die haar daarvoor hadden verzorgd, allemaal spionnes van Cersei, precies zoals Sansa altijd al had vermoed. ‘Kom eens kijken,’ zei ze tegen hen. ‘Er staat een kasteel aan de hemel.’
Ze kwamen kijken. ‘Het is net goud.’ Shae had kort, donker haar en brutale ogen. Ze deed alles wat haar opgedragen werd, maar soms wierp ze Sansa hoogst onbeschaamde blikken toe. ‘Een kasteel van louter goud, dat zou ik wel eens willen zien.’
‘Een kasteel?’ Brella kneep haar ogen tot spleetjes. ‘Die toren lijkt anders op instorten te staan. Eén grote bouwval, dat kasteel.’
Sansa wilde niets over instortende torens en bouwvallige kastelen horen. Ze sloot de luiken en zei: ‘We worden bij de koningin verwacht voor het ontbijt. Is mijn heer-gemaal in de bovenzaal?’
‘Nee, vrouwe,’ zei Brella. ‘Ik heb hem niet gezien.’
‘Misschien is hij naar zijn vader,’ verklaarde Shae. ‘Wie weet heeft de Hand des Konings zijn goede raad nodig.’
Brella snoof even. ‘Vrouwe Sansa, u kunt beter in bad gaan voordat het water te veel afkoelt.’
Sansa liet zich door Shae haar hemd uittrekken en stapte in de grote houten tobbe. Ze kwam in de verleiding een beker wijn te vragen om haar zenuwen te kalmeren. De huwelijkssluiting zou met het middaguur in de Grote Sept van Baelor aan de andere kant van de stad plaatsvinden. En bij het vallen van de avond zou het feestmaal in de troonzaal een aanvang nemen, met duizend gasten en zeventig gangen, met zangers, goochelaars en mommers. Maar eerst was er een ontbijt in de balzaal van de koningin, voor de Lannisters, de mannelijke Tyrels en ruim honderd ridders en jonkertjes. De vrouwelijke Tyrels zouden met Marjolij ontbijten. Z,e hebben een Lannister van me gemaakt, dacht Sansa verbitterd. Brella stuurde Shae om meer warm water, terwijl zij Sansa’s rug waste. ‘U rilt helemaal, vrouwe.’
‘Het water is niet warm genoeg,’ loog Sansa.
Haar meiden waren haar juist aan het kleden toen Tyrion verscheen, met Podderik Peyn in zijn kielzog. ‘Je ziet er heel lieftallig uit, Sansa.’ Hij wendde zich tot zijn schildknaap. ‘Pod, wil je zo goed zijn mij een beker wijn in te schenken.’
‘We krijgen straks wijn bij het ontbijt, heer,’ zei Sansa.
‘Hier is ook wijn. Je wilt toch niet van me verlangen dat ik mijn zuster nuchter het hoofd bied? Dit is een nieuwe eeuw, vrouwe. Het driehonderdste jaar sinds de verovering van Aegon.’ De dwerg nam een beker rode wijn van Podderik aan en hief hem op. ‘Op Aegon. Wat een fortuinlijke kerel. Twee zussen, twee vrouwen en drie knotsen van draken, wat kan een man nog meer verlangen?’
Hij veegde met de rug van zijn hand zijn mond af.
De kleren van de Kobold waren vies en ongeborsteld, merkte Sansa. Het leek wel of hij erin geslapen had. ‘Trekt u nog iets anders aan, heer? Uw nieuwe wambuis is heel mooi.’
‘Het wambuis wel, ja.’ Tyrion zette de beker neer. ‘Kom, Pod, zullen we eens kijken of we wat kleren kunnen vinden waar ik er minder dwergachtig in uitzie? Ik zou niet willen dat mijn vrouwe zich voor mij zou moeten schamen.’
Toen de Kobold iets later terugkwam, zag hij er redelijk presentabel en zelfs een pietsje langer uit. Podderik Peyn had zich ook omgekleed en leek bij uitzondering nu eens een keer op een echte schildknaap, al werd het effect van zijn prachtige gewaden, purper, wit en goud, bedorven door een tamelijk grote, rode puist in de huidplooi naast zijn neus. Wat is het toch een verlegen jongen. Sansa was aanvankelijk op haar hoede geweest voor Tyrions schildknaap. Hij was een Peyn, de neef van ser Ilyn Peyn die haar vaders hoofd had afgehakt. Maar het was al snel tot haar doorgedrongen dat Pod even bang voor haar was als zij voor zijn neef. Zodra ze het woord tot hem richtte kreeg hij een schrikbarend rode kleur.
‘Zijn purper, goud en wit de kleuren van het huis Peyn, Podderik?’ vroeg ze hem beleefd.
‘Nee. Ik bedoel, ja.’ Hij bloosde. ‘De kleuren. Ons wapen bestaat uit purperen en witte ruiten, vrouwe. Met gouden munten. In de ruiten. Purper en wit. Allebei.’ Hij bestudeerde haar voeten.
‘Achter die munten gaat een verhaal schuil,’ zei Tyrion. ‘Op een goede dag zal Pod dat vast nog wel eens aan je tenen toevertrouwen. Maar nu worden we in de balzaal van de koningin verwacht. Zullen we?’
Sansa kwam in de verleiding om zich te verontschuldigen. Ik zou kunnen zeggen dat ik last van mijn buik had, of dat mijn maandbloed was gekomen. Ze wilde niets liever dan weer in bed kruipen en onder de lakens duiken. Ik moet dapper zijn, net als Robb, hield ze zichzelf voor toen ze haar echtgenoot stijfjes een arm gaf.
In de balzaal gebruikten ze het ontbijt: honingkoeken met bessen en noten, gebakken achterham, spek, brosse vingervis in broodkruim, herfstperen en een Dornse schotel van uien, kaas en geklutste eieren, opgekookt met hete pepers. ‘Niets is beter geschikt dan een hartig ontbijt om de eetlust op te wekken voor het feestmaal van zevenenzeventig gangen erna,’ merkte Tyrion op toen hun borden gevuld werden. Er waren flacons melk en flacons mede en flacons met een lichte, zoete, goudkleurige wijn om het eten weg te spoelen. Muzikanten slenterden fluitend, riedelend en vedelend tussen de tafels door. Ondertussen galoppeerde ser Dontos op zijn stokpaard in het rond en liet Uilebol scheten met zijn wangen, of zong hij schuine liederen over de gasten.
Tyrion roerde zijn eten nauwelijks aan, zag Sansa, al dronk hij ettelijke bekers wijn. Zelf probeerde ze de Dornse eieren uit, maar ze brandde haar mond aan de pepers. Verder knibbelde ze alleen wat aan het fruit, de vis en de honingkoeken. Telkens als Joffry naar haar keek, kreeg ze een fladderend gevoel in haar buik; het leek net of ze een vleermuis had ingeslikt.
Nadat het eten afgeruimd was, overhandigde de koningin Joff plechtig de huwelij ksmantel die hij om Marjolij’s schouders zou draperen. ‘Dit is de mantel die ik omgeslagen kreeg toen Robert mij tot zijn koningin maakte, dezelfde mantel die mijn moeder, vrouwe Johanna, droeg toen ze mijn edele vader huwde.’ Hij kwam Sansa eigenlijk wat versleten voor, maar dat was misschien omdat hij zo vaak gebruikt was.
Toen was het tijd voor de geschenken. In het Bereik was het traditie om de bruid en bruidegom op de ochtend van hun bruiloft geschenken te geven. Morgen zouden ze er als gehuwd paar nog meer krijgen, maar de symbolische gaven van vandaag waren voor elk afzonderlijk bedoeld.
Van Jalabhar Xho kreeg Joffry een grote boog van goudgeel hout en een pijlkoker met lange, groen en scharlakenrood gevederde pijlen; van vrouwe Tanda een paar soepele rij laarzen; van ser Kevan een schitterend roodleren toernooizadel; van de Dorner, prins Oberyn, een roodgouden broche in de vorm van een schorpioen; zilveren sporen van ser Addam Marbrand; een roodzijden toernooipaviljoen van heer Mathis Rowin. Heer Paxter Roodweijn liet een prachtig houten model aandragen van de oorlogsgalei die op dat moment in het prieel werd gebouwd. ‘Als het uwe genade behaagt, zal het schip Koning Joffry’s Moed worden genoemd,’ zei hij, en Joff erkende dat hij daar waarlijk zeer ingenomen mee was. ‘Als ik naar Drakensteen uitvaar om mijn verraderlijke oom Stannis te doden, zal dat mijn vlaggenschip worden,’ zei hij.
Vandaag hangt hij de goedgunstige koning uit. Joffry kon heel galant zijn als hij er zin in had, wist Sansa, maar hij leek er steeds minder zin in te hebben. En inderdaad, al zijn hoofsheid ging in rook op toen Tyrion hem hun eigen geschenk aanbod: een groot, oud boek genaamd Vier Koningslevens, in leer gebonden en schitterend geïllumineerd. De koning bladerde het zonder belangstelling door. ‘En wat mag dat wel wezen, oom?’
Een boek. Sansa vroeg zich af of de dikke wormlippen van Joffry meebewogen als hij las.
‘Grootmaester Kaeths geschiedenis van de regeringen van Daeron de Jonge Draak, Baelor de Gezegende, Aegon de Onwaardige en Daeron de Goede,’ antwoordde haar korte echtgenoot.
‘Een boek dat iedere koning zou moeten lezen, uwe genade,’ zei ser Kevan.
‘Mijn vader had geen tijd voor boeken.’ Joffry schoof de band over de tafel. ‘Als u minder zou lezen, oom Kobold, zou vrouwe Sansa nu misschien een kind in haar buik hebben.’ Hij lachte… en als de koning lacht, lacht het hof met hem. ‘Niet getreurd, Sansa, zodra ik koningin Marjolij zwanger heb gemaakt kom ik op bezoek in jouw slaapkamer om mijn oompje te laten zien hoe het moet.’
Sansa werd rood. Ze wierp Tyrion een zenuwachtige blik toe, bang voor wat hij zou zeggen. Dit zou even akelig kunnen aflopen als de bedceremonie tijdens hun eigen feest. Maar voor deze ene keer vulde de dwerg zijn mond met wijn in plaats van woorden. Heer Hamer Tyrel kwam naar voren om zijn geschenk aan te bieden: een gouden kelk van drie voet hoog, met twee versierde, gebogen handvatten en zeven gezichten die glinsterden van de edelstenen. ‘Zeven gezichten voor de Zeven Koninkrijken van uwe genade,’ legde de vader van de bruid uit. Hij liet hun zien hoe elk gezicht het wapenteken van een van de grote huizen droeg: een robijnen leeuw, een smaragden roos, een hertenbok van onyx, een zilveren forel, een valk van blauwe jade, een zon van opaal en een schrikwolf van parels.
‘Een schitterende beker,’ zei Joffry, ‘maar me dunkt dat we die wolf eraf moeten hakken en vervangen door een inktvis.’
Sansa deed alsof ze het niet hoorde.
‘Marjolij en ik zullen er op het feest met diepe teugen uit drinken, waarde vader.’ Joffry hief de beker boven zijn hoofd, zodat iedereen hem kon bewonderen.
‘Dat verdomde ding is even groot als ik,’ pruttelde Tyrion zacht.
‘Na een halve kelk valt Joff stomdronken om.’
Mooi, dacht ze. Misschien breekt hij zijn nek. Heer Tywin wachtte tot het laatst voordat hij de koning zijn geschenk aanbood: een zwaard. De schede was van kersenhout, goud en geolied rood leer, bezet met gouden leeuwenkoppen. De leeuwen hadden robijnen ogen, zag ze. De balzaal werd stil toen Joffry de kling uit de schede trok en het zwaard tot boven zijn hoofd stiet. De rode en zwarte vlam in het staal glansde in het ochtendlicht.
‘Schitterend,’ verklaarde Mathis Rowin.
‘Een zwaard om te bezingen, sire,’ zei heer Roodweijn.
‘Een kóningszwaard,’ zei ser Kevan Lannister.
Koning Joffry keek alsof hij het liefst iemand ter plaatse zou doden, zo opgewonden was hij. Lachend hakte hij op de lucht in.
‘Een groots zwaard verdient een grootse naam, mijne heren! Hoe zal ik het noemen?’
Sansa dacht aan Leeuwentand, het zwaard dat door Arya in de Drietand was gesmeten, en aan Harteter, dat hij haar voor de slag had laten kussen. Ze vroeg zich af of hij van Marjolij zou verlangen om dit zwaard te kussen. De gasten schreeuwden namen voor het nieuwe wapen. Joff keurde er een stuk of tien af voordat hij er een hoorde die hem beviel. ‘Weduwenwee!’ riep hij. ‘Ja! En het zal menige weduwe maken!’ Hij haalde nogmaals uit. ‘En als ik tegenover koning Stannis sta zal het zijn magische zwaard finaal in tweeën slaan.’ Joff probeerde een neerwaartse houw uit, hetgeen ser Balon Swaan noopte haastig achteruit te stappen. De zaal galmde van het gelach bij de blik op ser Balons gezicht.
‘Pas op, uwe genade,’ waarschuwde ser Addam Marbrand de koning. ‘Valyrisch staal is gevaarlijk scherp.’
‘Dat weet ik nog wel.’ Joffry liet Weduwenwee met beide handen in een woeste houw neerdalen op het boek dat Tyrion hem had gegeven. De zware leren omslag werd in een klap doormidden gesneden. ‘Scherp! Zoals ik al zei, ik ben niet onbekend met Valyrisch staal.’ Hij had nog een stuk of zes slagen nodig om het dikke boek in stukken te hakken, en tegen de tijd dat hij klaar was, was de jongen buiten adem. Sansa voelde hoe haar man tegen zijn razernij vocht, terwijl ser Osmond Ketelzwart riep: ‘Ik hoop dat u die gemene kling nooit tegen mij zult gebruiken, sire.’
‘Zorg dan dat u mij nooit aanleiding geeft, ser.’ Joffry veegde met zijn zwaardpunt een stuk Vier Koningslevens van tafel, waarna hij Weduwenwee weer in de schede liet glijden.
‘Uwe genade,’ zei ser Garlan Tyrel. ‘Misschien wist u het niet, maar in heel Westeros waren maar vier exemplaren van dat boek die door Kaeth zelf verlucht waren.’
‘En nu zijn er nog maar drie.’ Joffry gespte zijn oude zwaardriem los om de nieuwe om te doen. ‘U en vrouwe Sansa zijn mij een beter cadeau schuldig, oom Kobold. Dit is helemaal in stukken gehakt.’
Tyrion staarde met zijn ongelijke ogen naar zijn neef. ‘Misschien een mes, sire. Passend bij uw zwaard. Een dolk van hetzelfde fraaie Valyrische staal… laten we zeggen, met een heft van drakenbeen?’
Joff wierp hem een scherpe blik toe. ‘U… ja, een dolk die bij mijn zwaard past, goed.’ Hij knikte. ‘Een… gouden heft met robijnen erin. Drakenbeen is te gewoon.’
‘Zoals u wenst, uwe genade.’ Tyrion dronk weer een beker wijn. Hij had evengoed alleen in zijn bovenzaal kunnen zitten, zoveel aandacht besteedde hij aan Sansa. Maar toen het tijd was om te vertrekken voor de huwelijkssluiting, nam hij haar bij de hand. Toen ze de binnenplaats overstaken ging prins Oberyn van Dorne naast hen lopen, met zijn zwartharige minnares aan de arm. Sansa wierp de vrouw een nieuwsgierige blik toe. Ze was van lage geboorte en ongehuwd, en ze had de prins twee bastaarddochters gebaard, maar ze durfde zelfs de koningin recht in het gezicht te kijken. Shae had haar verteld dat die Ellaria een Lyseense liefdesgodin aanbad. ‘Ze was bijna een hoer toen hij haar vond, vrouwe,’ had de dienstmeid haar toevertrouwd, ‘en nu is ze bijna een prinses.’ Sansa was nog nooit zo dicht bij de Dornse geweest. Ze is niet echt mooi, dacht ze, maar ze heeft iets wat de aandacht trekt.
‘Ik heb eens het geluk gehad om het exemplaar van Vier Koningslevens van de Citadel in te zien,’ zei prins Oberyn tegen haar heer-gemaal. ‘De illuminaties waren wonderschoon om te zien, maar Kaeth is al te mild geweest voor koning Viserys.’
Tyrion keek hem scherp aan. ‘Te mild? Naar mijn mening negeert hij Viserys op schandelijke wijze. Het had Vijf Koningslevens moeten heten.’
De prins lachte. ‘Viserys heeft de kroon nog geen twee weken gedragen.’
‘Hij heeft hem meer dan een jaar gedragen,’ zei Tyrion. Oberyn haalde zijn schouders op. ‘Een jaar of twee weken, wat maakt het uit? Hij vergiftigde zijn eigen neefje om op de troon te komen en toen hij er eenmaal zat, deed hij verder niets meer.’
‘Baelor heeft zichzelf dood gevast,’ zei Tyrion. ‘Zijn oom diende hem trouw als Hand, zoals hij daarvoor de Jonge Draak had gediend. Viserys moge dan maar een jaar lang de kroon hebben gedragen, hij heeft vijftien jaar geregeerd, terwijl Daeron oorlog voerde en Baelor bad.’ Hij trok een zuur gezicht. ‘En al zou hij zijn neefje uit de weg geruimd hebben, kunt u het hem kwalijk nemen?
Iemand moest het rijk toch zeker tegen Baelors dwaasheden beschermen?’
Sansa was geschokt. ‘Maar Baelor de Gezegende was een groot koning. Hij liep barrevoets over de Beenderweg om vrede met Dorne te sluiten en hij redde de Drakenridder uit een slangenkuil. De adders weigerden hem te bijten omdat hij zo zuiver en heilig was.’
Prins Oberyn glimlachte. ‘Als u een adder was, vrouwe, zou u dan een bloedeloze stok als Baelor de Gezegende willen bijten? Ik zou mijn giftanden liever voor een sappiger lichaam bewaren.’
‘Mijn prins houdt u voor het lapje, vrouwe Sansa,’ zei de vrouw Ellaria Zand. ‘De septons en zangers mogen graag beweren dat de slangen Baelor niet beten, maar de werkelijkheid is heel anders. Hij is tientallen keren gebeten, en normaal gesproken had hij eraan moeten sterven.’
‘In dat geval was Viserys ruim tien jaar koning geweest,’ zei Tyrion, ‘en de Zeven Koninkrijken waren beter af geweest. Volgens sommigen had al dat vergif Baelors geest aangetast.’
‘Ja,’ zei prins Oberyn, ‘maar in deze Rode Burcht van u heb ik geen slangen gezien. Dus hoe verklaart u Joffry?’
‘Liever niet.’ Tyrion boog stijfjes het hoofd. ‘Als u ons wilt verontschuldigen? Onze draagkoets wacht.’ De dwerg hielp Sansa naar binnen en klauterde onhandig achter haar aan. ‘Wilt u zo goed zijn de gordijnen te sluiten, vrouwe?’
‘Moet dat echt, heer?’ Sansa wilde niet achter de gordijnen opgesloten zitten. ‘Het is zo’n mooie dag.’
‘De brave inwoners van Koningslanding zullen de draagkoets waarschijnlijk met mest bekogelen als ze mij hier zien zitten. Doe ons allebei een genoegen, vrouwe. Sluit de gordijnen.’
Ze deed wat hij zei. Zo zaten ze een tijdlang, terwijl de lucht om hen heen warm en bedompt werd. ‘Het spijt mij van uw boek, heer,’ dwong ze zichzelf te zeggen.
‘Het was Joffry’s boek. Als hij het gelezen had, had hij er het een en ander van kunnen leren.’ Hij klonk verstrooid. ‘Ik had beter moeten weten. Ik had… een heleboel dingen moeten doorzien.’
‘Misschien zal de dolk hem beter bevallen.’
Als de dwerg grimaste ging zijn litteken strak staan en verwrong.
‘Die jongen heeft wel een dolk verdiend, vindt u ook niet?’ Gelukkig wachtte Tyrion haar antwoord niet af. ‘Joff heeft in Winterfel ruzie gemaakt met uw broer Robb. Weet u of er ook onenigheid was tussen Bran en zijne genade?’
‘Bran?’ De vraag bracht haar in de war. ‘Voordat hij viel, bedoelt u?’ Ze probeerde het zich te binnen te brengen. Het was allemaal zo lang geleden. ‘Bran was een lieve jongen. Iedereen was dol op hem. Hij en Tommen vochten met houten zwaarden, staat me bij, maar dat was maar een spelletje.’
Tyrion verviel weer in humeurig stilzwijgen. Sansa hoorde buiten in de verte het gerinkel van kettingen: het valhek werd opgetrokken. Even later klonk er een kreet, en schommelend kwam hun draagkoets in beweging. Verstoken van het uitzicht verkoos ze naar haar handen te staren, zich onaangenaam bewust van de ongelijke ogen van haar echtgenoot. Waarom kijkt hij zo naar me?
‘U hield van uw broers, net zoals ik van Jaime houd.’
Is dit soms een Lannister-valstrik om me verraderlijke taal te laten spreken? ‘Mijn broers waren verraders en hebben verradersgraven gekregen. Het is verraad om van een verrader te houden.’
Haar kleine echtgenoot snoof. ‘Robb had de wapens opgenomen tegen de rechtmatige koning. Volgens de wet was hij daarmee een verrader. Maar de anderen zijn te jong gestorven om te weten wat verraad was.’ Hij wreef over zijn neus. ‘Sansa, weet jij wat er in Winterfel met Bran gebeurd is?’
‘Bran is gevallen. Hij klom altijd overal op, en ten slotte viel hij. Daar waren we altijd al bang voor geweest. En Theon Grauwvreugd heeft hem gedood, maar dat was later.’
‘Theon Grauwvreugd.’ Tyrion zuchtte. ‘Je moeder heeft me er eens van beschuldigd… nou ja, ik zal je niet lastig vallen met de onaangename details. Ze beschuldigde me vals. Ik heb je broer Bran nooit enig kwaad gedaan. En tegen jou heb ik ook geen kwaad in de zin.’
Wat wil hij dat ik zeg? ‘Dat is prettig om te weten, heer.’ Hij wilde iets van haar, maar Sansa wist niet wat. Hij lijkt net een uitgehongerd kind, maar ik heb geen eten voor hem. Waarom laat hij me niet met rust?
Tyrion wreef nog eens over zijn met littekens en korsten overdekte neus, een akelige gewoonte die de aandacht op zijn akelige gezicht vestigde. ‘Je hebt me nooit gevraagd hoe Robb of je moeder zijn omgekomen.’
‘Ik… wil het liever niet weten. Ik zou er nachtmerries van krijgen.’
‘Dan zeg ik verder niets.’
‘Dat… dat is heel vriendelijk van u.’
‘O, ja,’ zei Tyrion. ‘Ik ben de vriendelijkheid zelve. En ik weet alles van nachtmerries.’