Ze schrok wakker, al haar zenuwen gespannen. Even wist ze niet meer waar ze was. Ze had gedroomd dat ze weer klein was en nog met haar zusje Arya in één kamer sliep. Maar het was haar meid die ze in haar slaap had horen woelen, niet haar zusje en dit was niet Winterfel maar het Adelaarsnest. En ik ben Alayne Steen, een bastaard. Het was koud en pikdonker in de kamer, al was het onder de dekens wel warm. De dageraad was nog niet aangebroken. Soms droomde ze van ser Ilyn Peyn, en dan werd ze met een bonzend hart wakker, maar deze droom was anders. Thuis. Ik heb van thuis gedroomd.
Het Adelaarsnest was geen thuis. Het was niet groter dan Maegors Veste, en buiten de steile witte muren waren slechts de berg en de lange, verraderlijke afdaling langs Lucht, Sneeuw en Steen naar de Maanpoort beneden in de vallei. Ze kon nergens heen en had weinig te doen. Volgens de oudere bedienden hadden de zalen hier weergalmd van het lachen toen haar vader en Robert Baratheon de pupillen van Jon Arryn waren, maar dat was lang geleden. De hofhouding van haar tante was klein en het kwam zelden voor dat gasten de Maanpoort door mochten. Behalve haar bejaarde meid had Sansa alleen heer Robert als metgezel, een achtjarige van bijna drie. En Marillion. Marillion is er altijd. Als hij tijdens de avondmaaltijd voor hen speelde, leek het vaak net of de jonge zanger haar rechtstreeks toezong. Dat beviel haar tante in het geheel niet. Vrouwe Lysa was dol op Marillion, en ze had twee dienstmeisjes en zelfs een page ontslagen omdat ze leugens over hem hadden verkondigd. Lysa was net zo eenzaam als zij. Haar kersverse echtgenoot leek meer tijd aan de voet van de berg door te brengen dan op de top ervan. Hij was nu weg, al vier dagen, om de Corbrees op te zoeken. Uit de gespreksflarden die ze had opgevangen, had Sansa opgemaakt dat Jon Arryns baandermannen verbolgen waren over Lysa’s huwelijk, en Petyr zijn positie als Beschermheer van de Vallei misgunden. De oudere tak van het huis Roys was bijna openlijk in opstand gekomen omdat haar tante had nagelaten Robb te steunen in zijn strijd, en de Wagenholts, Roodfoorts, Belmers en Tempelstees gaven hun alle steun. De bergclans zorgden ook voor problemen en de oude heer Jager was zo plotseling overleden dat zijn twee jongere zoons hun oudste broer ervan beschuldigden dat hij hem vermoord had. De ergste gruwelen van de oorlog waren de Vallei van Arryn dan wel bespaard gebleven, het was niet echt het idyllische oord dat vrouwe Lysa ervan wilde maken.
Van slapen komt niets meer, besefte Sansa. Ik lig alleen maar te malen. Ze schoof met tegenzin haar kussen weg, gooide de dekens van zich af, liep naar haar raam en opende de luiken. Het sneeuwde om het Adelaarsnest.
Buiten dwarrelden de vlokken neer, zacht en geruisloos als een herinnering. Een ik hier wakker van geworden? In de tuin beneden lag al een dik pak. De sneeuw bedekte het gras als een deken, lag als een laag wit stof op de struiken en beelden, en deed de boomtakken doorbuigen. De aanblik ervan voerde Sansa terug naar de koude nachten van weleer in de lange zomer van haar kindertijd. De laatste keer dat ze sneeuw had gezien, was op de dag geweest dat ze uit Winterfel was vertrokken. Maar dat was poedersneeuw, wist ze nog. De vlokken smolten in Robbs haar toen hij mij omhelsde en de sneeuwbal die Arya wilde maken viel telkens in haar handen uit elkaar. Haar geluksgevoel van die morgen was een pijnlijke herinnering. Hullen had haar helpen opstijgen, en ze was vertrokken in de neerdwarrelende sneeuw, op weg om de wijde wereld te zien. Ik dacht dat mijn lied die dag begon, maar het was juist bijna over.
Sansa liet de luiken open terwijl ze zich aankleedde. Het zou koud worden, wist ze, hoewel de torens van het Adelaarsnest de tuin omgaven en tegen de ergste wind uit de bergen beschutten. Ze deed zijden kleingoed en een linnen hemd aan, en daarover een warme jurk van blauwe lamswol. Twee paar hozen voor haar benen, rijglaarzen tot haar knieën, dikke leren handschoenen, en ten slotte een mantel van zacht wit vossenbont met een kap. Haar meid rolde zich wat steviger in haar deken toen de sneeuw door het raam naar binnen begon te dwarrelen. Sansa deed voorzichtig de deur open en daalde de wenteltrap af. Toen ze de toegangsdeur naar de tuin opentrok, was die zo mooi dat ze haar adem inhield, onwillig om zo’n volmaakte schoonheid te verstoren. De sneeuw zweefde onophoudelijk in een spookachtige stilte omlaag en lag dik en ongerept op de grond. Alle kleur was uit de buitenwereld geweken. De wereld was wit, zwart of grijs. Witte torens, witte beelden, zwarte schaduwen en zwarte bomen, de donkergrijze lucht daarboven. Een zuivere wereld, dacht Sansa. Ik hoor hier niet.
Toch liep ze naar buiten. Haar laarzen sloegen enkeldiepe gaten in het gladde, witte sneeuwoppervlak, maar zonder enig geluid te maken. Sansa zweefde langs berijpte struiken en ijle, donkere bomen en ze vroeg zich af of ze soms nog steeds droomde. Neerdwarrelende sneeuwvlokken streelden haar gezicht, licht als de kussen van een geliefde, en smolten op haar wangen. In het midden van de tuin, naast het beeld van de huilende vrouw dat kapot en half begraven op de grond lag, keerde ze haar gezicht naar de hemel toe en sloot haar ogen. Ze voelde de sneeuw op haar oogharen en proefde hem op haar lippen. Het was de smaak van Winterfel. De smaak van onschuld. De smaak van dromen. Toen Sansa haar ogen weer opende, lag ze op haar knieën. Ze kon zich niet herinneren dat ze gevallen was. Het kwam haar voor dat de hemel nu lichter grijs was. De dageraad, dacht ze. Weer een dag. Weer een nieuwe dag. Maar het waren de oude dagen waarnaar ze smachtte. Waarom ze bad. Maar tot wie kon ze bidden?
Ze wist dat de tuin oorspronkelijk was bedoeld om een godenwoud in aan te leggen, maar de grond was zo dun en stenig dat een weirboom er geen wortel kon schieten. Een godenwoud zonder goden, even leeg als ik.
Ze raapte een handvol sneeuw op en sloot haar hand erom. Zwaar en vochtig als hij was, pakte de sneeuw goed. Sansa begon sneeuwballen te maken, die ze net zolang kneedde en gladstreek tot ze rond, wit en volmaakt waren. Ze dacht aan die zomerse sneeuwbui in Winterfel, toen Arya en Bran haar hadden overvallen toen ze ’s ochtends de burcht uit kwam. Zij hadden allebei meer dan tien sneeuwballen gehad, en Sansa niet één. Bran had op het dak van de overdekte brug gezeten, buiten bereik, maar Sansa had Arya achtervolgd door de stallen en om de keuken heen, totdat ze allebei buiten adem waren. Ze zou haar misschien zelfs gevangen hebben als ze niet over een stuk ijs was uitgegleden. Haar zusje was teruggekomen om te kijken of ze zich pijn had gedaan. Toen ze had gezegd van niet, had Arya haar weer een sneeuwbal in haar gezicht gegooid, maar Sansa had haar bij een been gepakt en op de grond getrokken, en was net bezig om sneeuw in Arya’s haar te wrijven toen Jory voorbij was gekomen en hen lachend uit elkaar had getrokken.
Wat moet ik met sneeuwballen? Ze nam haar treurige arsenaaltje in ogenschouw. Er is niemand om te bekogelen. Ze liet de bal die ze aan het maken was uit haar hand ploffen. Ik zou ook een sneeuwridder kunnen maken, dacht ze. Of zelfs… Ze perste twee sneeuwballen tegen elkaar, deed er een derde bij, schoof er van alle kanten sneeuw tegen en rolde het geheel tot een cilinder. Toen die klaar was, zette ze hem op zijn kant en prikte er met de top van haar pink gaten in voor de raampjes. De kantelen langs de bovenrand vergden meer zorg, maar toen ze af waren, had ze een toren. Nu een paar muren, dacht Sansa, en dan een donjon. De sneeuw daalde neer, terwijl het kasteel verrees. Twee muren tot haar enkels, de binnenste iets hoger dan de buitenste. Torens en koepeltjes, donjons en trappen, een ronde keuken, een vierkante wapenzaal, de stallen aan de binnenkant van de westmuur. Toen ze begon was het gewoon een kasteel, maar het duurde niet lang of Sansa besefte dat het Winterfel was. Onder de sneeuw vond ze twijgjes en afgevallen takken, waarvan ze de uiteinden afbrak om als bomen voor het godenwoud te dienen. Voor de grafstenen in de dodenhof gebruikte ze kleine stukjes bast. Weldra zaten haar handschoenen en laarzen onder de witte korsten sneeuw, tintelden haar handen en waren haar voeten doorweekt en verkleumd, maar dat deerde haar niet. Het enige belangrijke was het kasteel. Sommige dingen stonden haar niet meer zo goed voor de geest, maar het meeste schoot haar moeiteloos te binnen, alsof ze er gisteren nog geweest was. De bibliotheektoren met de steile, natuurstenen buitentrap. Het poortgebouw, twee enorme bolwerken met de boog van de poort ertussen en kantelen langs de bovenrand… En al die tijd bleef de sneeuw vallen en hoopte hij zich rond haar gebouwen op, even snel als zij ze bouwde. Ze streek net het puntdak van de grote zaal glad toen ze een stem hoorde. Ze keek op en zag dat haar meid voor het raam stond en haar riep. Was alles goed met de jonkvrouw? Wilde ze ontbijten? Sansa schudde haar hoofd en ging verder met sneeuw kneden om aan het ene einde van de grote zaal een schoorsteen te maken, op de plaats waar binnen de haard was.
De dageraad sloop als een dief haar tuin in. Het grijs van de hemel werd nog lichter, en onder de sneeuwsluiers werden de bomen en struiken donkergroen. Een paar bedienden kwamen naar buiten om haar een poosje gade te slaan, maar zij sloeg geen acht op hen, en ze gingen weldra weer naar binnen, waar het warmer was. Sansa zag vrouwe Lysa van haar balkon op haar neerkijken, gehuid in een blauw fluwelen gewaad, afgezet met wit vossenbont, maar toen ze nog eens keek was haar tante weg. Maester Colemon kwam uit het roekenhuis opduiken en tuurde een poosje omlaag, mager en huiverend, maar wel nieuwsgierig.
Haar bruggen stortten steeds weer in. Tussen de wapenzaal en de hoofdburcht liep een overdekte brug, en nog een van de derde verdieping van de klokkentoren naar de eerste verdieping van het roekenhuis, maar hoe zorgvuldig ze ook werkte, ze bleven maar niet op hun plaats. Toen er voor de derde keer een instortte, vloekte ze hardop en ze ging in machteloze frustratie op de grond zitten.
‘Je moet de sneeuw om een stok heen kneden, Sansa.’
Ze wist niet hoelang hij haar al gadesloeg, of wanneer hij uit de Vallei was teruggekeerd. ‘Een stok?’ vroeg ze.
‘Dan wordt het zo stevig dat het wel houdt, lijkt me,’ zei Petyr.
‘Mag ik in uw kasteel komen, vrouwe?’
Gealarmeerd zei Sansa: ‘Maak het niet kapot. Wees…’
‘… voorzichtig?’ Hij glimlachte. ‘Winterfel heeft wel woestere vijanden dan ik doorstaan. Het ïs toch Winterfel?’
‘Ja,’ bekende Sansa.
Hij liep om de muren heen. ‘Ik droomde er vaak van, in de jaren nadat Cat met Eddard Stark naar het noorden was gegaan. In mijn dromen was het er altijd koud en donker.’
‘Nee. Het was er altijd warm, zelfs als het sneeuwde. Water uit de hete bronnen wordt door de muren gepompt om ze warm te houden, en in de glastuinen was het altijd net een bloedhete zomerdag.’ Ze stond op en torende boven het grote witte kasteel uit.
‘Maar ik heb geen idee hoe ik het glazen dak op de tuinen moet maken.’
Pinkje streek over zijn kin, waar zijn baardje had gezeten voordat Lysa hem had gevraagd het af te scheren. ‘Het glas was in raamwerken gevat, niet? Dan zijn twijgjes de oplossing. Schil ze, leg ze kruislings over elkaar en bind ze met bast tot een raamwerk. Ik doe het wel voor.’ Hij liep de tuin rond om twijgen en stokjes te verzamelen en schudde de sneeuw eraf. Toen hij er genoeg had, stapte hij met een grote pas over beide muren heen en ging midden op de binnenplaats op zijn hurken zitten. Sansa kwam dichterbij staan om te zien wat hij deed. Zijn handen waren behendig en vast, en het duurde niet lang of hij had een latwerk van kriskras over elkaar liggende takjes gemaakt dat erg leek op het dak van de glastuinen in Winterfel. ‘Het glas moeten we er natuurlijk bij denken,’ zei hij terwijl hij het haar aanreikte.
‘Dit is precies goed,’ zei ze.
Hij raakte haar gezicht aan. ‘En dat ook.’
Sansa begreep het niet. ‘En wat ook?’
‘Uw glimlach, jonkvrouwe. Zal ik er nog een voor u maken?’
‘Als u dat wilt.’
‘Ik wil niets liever.’
Zij trok de muren van de glastuinen op, terwijl Pinkje ze afdekte, en toen ze daarmee klaar waren, hielp hij haar met het uitbreiden van de muren en het bouwen van het wachtlokaal. Toen ze stokjes gebruikte voor de overdekte bruggen bleven ze zitten, precies zoals hij had voorspeld. De Eerste Burcht was tamelijk eenvoudig, een oude, ronde bloktoren, maar toen de gargouilles langs de bovenkant aan de beurt waren, kwam Sansa opnieuw vast te zitten. Alweer kwam hij met de oplossing aan. ‘Uw kasteel is besneeuwd, jonkvrouwe,’ merkte hij op. ‘Hoe zien die gargouilles eruit als ze onder de sneeuw zitten?’
Sansa sloot haar ogen om ze voor zich te zien. ‘Gewoon, als witte bulten.’
‘Welnu, gargouilles zijn moeilijk, maar witte bulten, dat moet makkelijk zijn.’ En dat was ook zo.
De Bouwvallige Toren was nog makkelijker. Ze maakten samen een lange toren en knielden naast elkaar neer om hem glad te rollen. Toen ze hem recht hadden gezet stak Sansa haar vingers door de bovenkant, graaide er een handvol sneeuw uit en smeet hem die recht in zijn gezicht. Petyr slaakte een gilletje toen de sneeuw onder zijn kraag glibberde. ‘Wat onridderlijk, jonkvrouwe.’
‘Net als mij mee hier naartoe nemen nadat u had gezworen dat u mij thuis zou brengen.’
Ze vroeg zich af waar ze de moed vandaan haalde om dat zo onverbloemd tegen hem te zeggen. Uit Winterfel, dacht ze. Binnen de muren van Winterfel ben ik sterker.
Zijn gezicht werd ernstig. ‘Ja, in dat opzicht heb ik vals gespeeld… en ook nog in één ander opzicht.’
Sansa kreeg een raar gevoel in haar maagstreek. ‘In welk opzicht?’
‘Ik zei dat ik niets liever wilde dan dat kasteel helpen bouwen. Ik vrees dat ook dat een leugen was. Er is iets wat ik nog fijner zou vinden.’ Hij kwam vlak bij haar staan. ‘Dit.’
Sansa wilde een stapje achteruit doen, maar hij trok haar in zijn armen, en ineens kuste hij haar. Ze stribbelde zwakjes tegen, maar slaagde er slechts in, zich dichter tegen hem aan te drukken. Zijn mond rustte op de hare en slokte haar woorden op. Hij smaakte naar mint. Een halve hartslag lang gaf ze zich aan zijn kus over… maar toen wendde ze haar gezicht af en wrong zich los. ‘Wat doet u nou?’
Petyr trok zijn mantel recht. ‘Een sneeuwmaagd kussen.’
‘U hoort haar te kussen.’ Sansa gluurde omhoog naar Lysa’s balkon, maar dat was nu leeg. ‘Uw gemalin.’
‘Dat doe ik ook. Lysa heeft geen reden tot klagen.’ Hij glimlachte. ‘Kon je jezelf maar zien. Je bent beeldschoon. Je zit onder de sneeuwkorsten, als een klein berenjong, maar je gezicht is rozig en je bent helemaal ademloos. Hoe lang ben je al buiten? Je bent vast steenkoud. Laat me je warmen, Sansa. Trek die handschoenen uit en geef me je handen.’
‘Nee.’ Hij klonk bijna als Marillion, toen die zo dronken was geweest in de nacht na de bruiloft. Alleen zou Lothor Brune nu niet komen om haar te redden, want ser Lothor was bij Petyr in dienst. ‘U moet me niet kussen. Ik had uw dochter kunnen zijn…’
‘Dat had gekund,’ gaf hij met een weemoedig glimlachje toe.
‘Maar dat ben je toch niet? Je bent de dochter van Eddard Stark, en van Cat. Alleen zou het best kunnen zijn dat je nog mooier bent dan je moeder op die leeftijd was.’
‘Petyr, alsjeblieft.’ Wat klonk haar stem zwak. ‘Alsjeblieft…’
‘Een kasteel!’
De stem was luid, schril en kinderlijk. Pinkje keerde zich van haar af. ‘Heer Robert.’ Hij maakte een buiging. ‘Mag u wel zonder handschoenen buiten in de sneeuw lopen?’
‘Hebt u dat kasteel gemaakt, heer Pinkje?’
‘Het grootste deel is door Alayne gemaakt, heer.’
Sansa zei: ‘Het moet Winterfel voorstellen.’
‘Winterfel?’ Robert was klein voor een jongen van acht, zo mager als een brandhoutje, met een vlekkerige huid en ogen die altijd traanden. Onder een arm zat de tot op de draad versleten pop geklemd die hij overal mee naartoe sleepte.
‘Winterfel is de zetel van het huis Stark,’ zei Sansa tegen haar toekomstige echtgenoot. ‘Het grote kasteel in het noorden.’
‘Zo groot is het niet.’ De jongen knielde voor het poortgebouw neer. ‘Kijk, hier komt een reus die het om gaat meppen.’ Hij zette zijn pop in de sneeuw en bewoog hem met rukjes heen en weer.
‘Boink, boink, ik ben een reus,’ zong hij. ‘Ho, ho, ho, open de poort of ik sla hem tot moes, zomaar pardoes.’ Hij zwiepte de pop aan zijn benen tegen het poortgebouw en sloeg eerst de bovenkant van de ene toren eraf en toen die van de andere.
Dat was meer dan Sansa kon verdragen. ‘Ophouden, Robert!’
In plaats daarvan haalde hij nog een keer uit met de pop, en een deel van de muur vloog in stukken. Ze greep naar zijn hand maar kreeg in plaats daarvan de pop te pakken. De dunne stof bezweek met een hard, scheurend geluid. Plotseling hield zij het hoofd van de pop vast en Robert de benen en het lijf, en de vulling van lompen en zaagsel viel in de sneeuw. Heer Roberts mond trilde. ‘Je hebt hem vermoorrrrrd,’ jammerde hij. Toen begon hij te schokken. Eerst niet meer dan een lichte rilling, maar binnen enkele hartslagen was hij dwars over het kasteel op de grond gevallen, terwijl zijn armen en benen heftig in het rond maaiden. Witte torens en sneeuwbruggen werden verpletterd en vlogen alle kanten op. Sansa stond er ontzet bij, maar Petyr Baelish greep haar neefje bij zijn pols en riep om de maester. In een paar tellen kwamen er wachters en meiden aan om te helpen de jongen in bedwang te houden, en even later ook maester Colemon. Voor de bewoners van het Adelaarsnest was Robert Arryns sidderziekte niets nieuws, en vrouwe Lysa had hen erop getraind bij de eerste kreet van de jongen toe te snellen. De maester hield het hoofd van de kleine heer vast en diende hem een halve beker droomwijn toe onder het prevelen van sussende woordjes. Langzaam maar zeker leek zijn toeval minder hevig te worden, tot alleen zijn handen nog lichtelijk trilden. ‘Help hem naar mijn vertrekken,’ zei Colemon tegen de wachters. ‘Een aderlating zal hem wel kalmeren.’
‘Het was mijn schuld.’ Sansa liet hun het hoofd van de pop zien.
‘Ik heb zijn pop doormidden gescheurd. Dat was helemaal niet mijn bedoeling, maar…’
‘Heer Robert maakte het kasteel kapot,’ zei Petyr.
‘Een reus,’ fluisterde de jongen huilend. ‘Dat was ik niet, een reus heeft het kasteel pijn gedaan. Ze heeft hem vermoord. Ik haat haar! Ze is een bastaard, en ik haat haar! Ik wil geen bloedzuigers!’
‘Heer, uw bloed moet verdund worden,’ zei maester Colemon.
‘Uw woede komt van het kwade bloed, en die veroorzaakt weer dat trillen. Kom nu maar.’
De jongen werd weggeleid. Mijn heer-gemaal, dacht Sansa, terwijl ze de ruïnes van Winterfel in ogenschouw nam. Het was opgehouden met sneeuwen, en kouder dan daarvoor. Ze vroeg zich af of heer Robert tijdens hun bruiloft ook voortdurend zou schokken. Joffry was tenminste gezond van lijf en leden. Een krankzinnige razernij maakte zich van haar meester. Ze pakte een gevallen tak, ramde de afgescheurde poppenkop erop en duwde hem in het kapotgeslagen poortgebouw. De bedienden keken geschokt maar toen Pinkje zag wat ze had gedaan, schoot hij in de lach. ‘Als de verhalen waar zijn, is dat niet de eerste reus die met zijn hoofd op de muren van Winterfel eindigt.’
‘Het zijn maar verzinsels,’ zei ze, en ze liet hem staan. Terug in haar slaapkamer trok Sansa haar mantel en haar natte laarzen uit en ging bij het haardvuur zitten. Ze twijfelde er niet aan dat ze zou moeten boeten voor heer Roberts toeval. Misschien stuurt vrouwe Lysa me wel weg. Haar tante was altijd heel vlot met het verbannen van wie haar mishaagde, en niets mishaagde haar zozeer als iemand die ze ervan verdacht, haar zoon slecht behandeld te hebben. Het zou Sansa hoogst welkom zijn als ze verbannen werd. De Maanpoort was veel groter dan het Adelaarsnest en bovendien ging het er levendiger toe. Heer Nestor Roys mocht dan bars en streng lijken, zijn kasteel werd door zijn dochter Myranda beheerd, en volgens iedereen was zij heel dartel. Zelfs Sansa’s vermeende bastaardij zou daarbeneden misschien minder zwaar wegen. Een van koning Roberts laaggeboren dochters was bij heer Nestor in dienst, en er werd gezegd dat zij en jonkvrouwe Myranda dikke vriendinnen waren en elkaar na stonden als zusters. Ik zal tegen mijn tante zeggen dat ik niet met Robert wil trouwen. Zelfs de Hoge Septon persoonlijk kon een vrouw niet gehuwd verklaren als ze weigerde de geloften te zeggen. Ze was geen bedelares, wat haar tante ook zei. Ze was dertien, een ontbloeide vrouw, getrouwd en erfgename van Winterfel. Sansa had soms met haar neefje te doen, maar ze kon zich niet voorstellen dat ze ooit zijn vrouw zou willen worden. Ik zou nog liever weer met Tyrion getrouwd zijn. Als vrouwe Lysa dat wist, stuurde ze haar vast wel weg… van Roberts gepruil, getril en tranende ogen, van Marillions doordringende blikken, van Petyrs kussen. Ik zal het tegen haar zeggen. En of!
Het was al laat in de middag toen vrouwe Lysa haar ontbood. Sansa had de hele dag moed lopen verzamelen, maar Marillion was nog niet op haar drempel verschenen of al haar twijfels keerden weer terug. ‘Vrouwe Lysa beveelt je naar de Hoge Zaal te komen.’
Terwijl hij sprak, kleedde de zanger haar met zijn ogen uit, maar daar was ze al aan gewend.
Marillion was onmiskenbaar knap om te zien: jongensachtig en slank, met een gladde huid, hoogblond haar en een charmante glimlach. Maar in de Vallei had hij zich nogal gehaat gemaakt bij iedereen behalve haar tante en de kleine heer Robert. Als ze de bedienden zo hoorde, was Sansa niet het eerste jonge meisje dat onder zijn opdringerigheid had geleden, en de anderen hadden geen Lothor Brune gehad die voor hen opkwam. Maar vrouwe Lysa wilde geen kwaad woord over hem horen. Sinds zijn komst naar het Adelaarsnest was de zanger haar favoriet. Hij zong heer Robert iedere avond in slaap en haalde vrouwe Lysa’s vrijers het bloed onder de nagels vandaan met verzen waarin hij de draak stak met hun zwakheden. Haar tante had hem overstelpt met goud en gulle gaven: kostbare kleren, een gouden armring, een met maanstenen versierde riem, een fraai paard. Ze had hem zelfs de lievelingsvalk van wijlen haar echtgenoot gegeven. Dat alles had ertoe geleid dat Marillion in vrouwe Lysa’s tegenwoordigheid een toonbeeld van hoffelijkheid, en overal elders een toonbeeld van arrogantie was.
‘Dank je,’ zei Sansa stijfjes tegen hem. ‘Ik ken de weg.’
Hij bleef waar hij was. ‘Vrouwe Lysa heeft gezegd dat ik je moest brengen.’
Mij brengen? Dat klonk bepaald niet aangenaam. ‘Ben je tegenwoordig bij de wacht?’ Pinkje had het wachthoofd van het Adelaarsnest ontslagen en door Lothor Brune vervangen.
‘Heb je dan bewaking nodig?’ zei Marillion luchtig. ‘Ik ben een nieuw lied aan het componeren, dat zou je moeten horen. Een lied, zo lieflijk en triest dat zelfs jouw ijzige hart ervan zal smelten. “De roos langs de weg,” zo wil ik het noemen. Over een laaggeboren meisje dat zo mooi was dat ze iedere man wiens blik op haar viel, behekste.’
Ik ben een Stark van Winterfel, zou ze hem dolgraag verteld hebben. In plaats daarvan knikte ze en liet zich door hem de torentrap af en een brug over leiden. De Hoge Zaal was al die tijd dat ze in het Adelaarsnest was, dicht gebleven. Sansa vroeg zich af waarom haar tante hem geopend had. Gewoonlijk gaf ze de voorkeur aan het comfort van haar bovenzaal of de knusse warmte van heer Arryns ontvangzaal, die uitkeek op de waterval. Twee wachters in hemelsblauwe mantels stonden met hun speer in de hand aan weerskanten van de bewerkte houten deuren van de Hoge Zaal. ‘Zolang Alayne bij vrouwe Lysa is mag er niemand naar binnen,’ zei Marillion.
‘Jawel.’ De mannen lieten hen passeren en kruisten toen hun speren. Marillion zwaaide de deuren dicht en vergrendelde ze met een derde speer, langer en dikker dan die van de wachters. Sansa ervoer een nerveuze tinteling. ‘Waarom doe je dat?’
‘Vrouwe Lysa wacht.’
Ze keek onzeker rond. Vrouwe Lysa zat in een gebeeldhouwde, weirhouten zetel met een hoge rugleuning op de verhoging, alleen. Aan haar rechterhand stond een tweede zetel, nog hoger dan de hare, met een stapel blauwe kussens op de zitting, maar heer Robert zat er niet op. Sansa hoopte dat hij hersteld was. Maar het was niet waarschijnlijk dat Marillion haar dat zou vertellen. Ze liep tussen de met cannelures versierde, ranke zuilen de blauwzijden loper over. De vloeren en wanden van de Hoge Zaal waren van melkblank, blauw dooraderd marmer. Schachten flets daglicht vielen schuin naar binnen door smalle boogramen in de oostelijke muur. Tussen de vensters zaten hoge ijzeren houders met toortsen, maar die brandden geen van allen. Haar voetstappen kwamen zacht op het vloerkleed neer. Buiten waaide de wind, guur en eenzaam.
Temidden van al dat witte marmer leek zelfs het zonlicht kil… zij het niet half zo kil als haar tante. Vrouwe Lysa droeg een japon van roomkleurig fluweel en een halsketting van saffieren en maanstenen. Haar koperkleurige haar viel in een dikke vlecht over een schouder. Vanaf haar hoge zetel keek ze toe hoe haar nichtje naderde, haar gezicht rood en pafferig onder alle verf en poeder. Aan de wand achter haar hing een enorme banier, de maan-en-valk van het huis Arryn, roomwit met blauw.
Voor de verhoging bleef Sansa staan om een revérence te maken. ‘Vrouwe. U hebt mij ontboden.’ Ze kon het geluid van de wind nog horen, en de zachte akkoorden die Marillion aan het andere uiteinde van de zaal speelde.
‘Ik zag wat je deed,’ zei vrouwe Lysa.
Sansa streek de plooien van haar rok glad. ‘Ik hoop dat heer Robert weer beter is? Het was absoluut niet mijn bedoeling om zijn pop te scheuren. Hij sloeg mijn sneeuwkasteel kapot, ik wilde alleen…’
‘Wou je de bedeesde bedriegster tegenover me uithangen?’ zei haar tante. ‘Ik heb het niet over Roberts pop. Ik zag dat je hem kuste.’
De Hoge Zaal leek een klein beetje kouder te worden. Het was net of de wanden, de vloer en de zuilen bevroren waren. ‘Hij kuste mij.’
Met wijd open neusgaten zei Lysa: ‘En waarom zou hij dat doen?
Hij heeft een liefhebbende gemalin. Een volwassen vrouw, geen klein meisje. Hij heeft iemand als jij niet nodig. Beken maar, kind. Je hebt je aan hem opgedrongen. Zo is het gegaan.’
Sansa deed een stapje naar achteren. ‘Dat is niet waar.’
‘Waar ga je naartoe? Ben je bang? Zulk zedeloos gedrag moet gestraft worden, maar ik zal je niet al te streng behandelen. We houden er een zondebok voor Robert op na, volgens de gewoonte van de Vrijsteden. Zijn gezondheid is zo teer dat hij zelf de roede niet verdraagt. Ik zal wel een volksmeisje voor je zoeken om jouw zweepslagen te incasseren, maar eerst moet je toegeven wat je hebt gedaan. Ik heb een hekel aan leugenaars, Alayne.’
‘Ik bouwde een sneeuwkasteel,’ zei Sansa. ‘Heer Petyr hielp me, en toen kuste hij me. Dat is wat u hebt gezien.’
‘Heb je dan geen eer?’ zei haar tante scherp. ‘Of hou je me voor een dwaas? Dat doe je, beken het maar. Je houdt me voor een dwaas. Ja, nu zie ik het. Ik ben geen dwaas. Jij denkt dat je iedere man kunt krijgen die je wilt, omdat je jong en mooi bent. Denk niet dat ik niet heb gezien hoe je naar Marillion kijkt. Ik weet alles wat hier in het Adelaarsnest gebeurt, dametje. En ik heb jouw soort vaker meegemaakt. Maar je vergist je als je denkt dat je Petyr met koeienogen en hoerig gelonk kunt inpalmen. Hij is van mij.’ Ze stond op. ‘Ze hebben allemaal geprobeerd hem van me af te pakken. Mijn vader, mijn man, jouw moeder… vooral Catelyn. Zij kuste mijn Petyr ook zo graag, o ja, geloof dat maar gerust.’
Sansa deed nog een stapje achteruit. ‘Mijn moeder?’
‘Jawel, je moeder, die dierbare moeder van je, mijn eigen lieve zusje Catelyn. Geloof maar niet dat je tegenover mij de vermoorde onschuld kunt uithangen, smerige kleine leugenaarster die je bent. Al die jaren in Stroomvliet speelde ze met Petyr alsof hij haar speelgoed was. Ze verleidde hem met glimlachjes, zoete woordjes en zedeloze blikken, en maakte zijn nachten tot een kwelling.’
‘Nee.’ Mijn moeder is dood, wilde ze gillen. Ze was uw eigen zuster, en nu is ze dood. ‘Dat heeft ze niet gedaan. Zij niet.’
‘Hoe kun jij dat nou weten? Was je erbij?’ Lysa daalde met ruisende rokken van de hoge zetel. ‘Ben jij met heer Vaaren en heer Zwartewoud meegekomen, die keer dat ze ons bezochten om hun vete aan mijn vader voor te leggen? Heer Vaarens zanger speelde voor ons, en Catelyn danste die avond zes keer met Petyr, zes keer, ik heb het geteld. Toen de heren begonnen te ruziën, nam mijn vader hen mee naar zijn ontvangzaal, dus was er niemand meer die zei dat we moesten ophouden met drinken. Edmar werd dronken, zo jong als hij was… en Petyr probeerde je moeder te kussen, maar ze duwde hem weg. Ze lachte hem uit! Hij keek zo gekwetst dat ik dacht dat mijn hart zou breken, en daarna dronk hij totdat hij laveloos onder de tafel lag. Oom Brynden droeg hem naar bed voordat mijn vader hem zo zou vinden. Maar daar weet jij zeker niets meer van.’ Ze keek woedend op Sansa neer. ‘Of wel soms?’
Is ze dronken of gek? ‘Ik was nog niet geboren, vrouwe.’
‘Jij was nog niet geboren. Maar ik wel, dus denk maar niet dat je mij kunt vertellen wat er waar is. Ik wéét wat er waar is. Je hebt hem gekust!’
‘Hij heeft mij gekust,’ hield Sansa vol. ‘Ik wilde helemaal niet…’
‘Zwijg, ik heb je geen verlof gegeven om te spreken. Je hebt hem aangemoedigd, precies zoals je moeder die avond in Stroomvliet deed met haar lachjes en dansjes. Dacht je dat ik zoiets kan vergeten? Dat was de nacht waarin ik naar zijn bed ben geslopen om hem te troosten. Ik bloedde, maar het was een zalige pijn. Hij zei toen dat hij van me hield, maar vlak voor hij weer in slaap viel noemde hij me Cat. Toch bleef ik bij hem totdat de ochtend gloorde. Je moeder verdiende hem niet. Ze wilde hem niet eens een gunstbewijs geven om bij zijn gevecht met Brandon Stark te dragen. Ik zou hem wel mijn gunstbewijs hebben geschonken. Nu is hij van mij. Niet van Catelyn en niet van jou.’
Door deze stormachtige uitval van haar tante smolt Sansa’s vastberadenheid als sneeuw voor de zon. Lysa Arryn was net zo angstaanjagend als koningin Cersei. ‘Hij is van u, vrouwe,’ zei ze, en ze probeerde gedwee en berouwvol te klinken. ‘Heb ik uw verlof om te gaan?’
‘Dat heb je niet.’ De adem van haar tante stonk naar wijn. ‘leder ander dan jij zou ik verbannen. Naar heer Nestor in de Maanpoort, of terug naar de Vingers. Hoe zou je het vinden om je leven op die naargeestige kust door te brengen, tussen slonzen en schapenkeutels? Dat was wat mijn vader voor Petyr in de zin had. Iedereen dacht dat het door dat stompzinnige tweegevecht met Brandon Stark kwam, maar dat was niet waar. Volgens vader moest ik de goden dankbaar zijn dat een groot heer als Jon Arryn bereid was mij bezoedeld en wel te nemen, maar dat kwam alleen door de zwaarden. Ik moest wel met Jon trouwen, anders had mijn vader mij eruit gegooid, net als zijn broer, maar ik was voor Petyr bestemd. Ik vertel je dat allemaal om duidelijk te maken hoeveel we van elkaar houden, hoe lang we geleden en van elkaar gedroomd hebben. We hadden samen een kindje gemaakt, een lief klein kindje.’ Lysa legde haar vlakke handen op haar buik, alsof het kind er nog in zat. ‘Toen ze me dat afnamen, zwoer ik bij mezelf dat ik zoiets nooit meer zou laten gebeuren. Jon wilde mijn dierbare Robert naar Drakensteen sturen, en die dronkelap van een koning zou hem aan Cersei Lannister hebben gegeven, maar ik heb ze geen kans gegeven… net zomin als ik jou de kans zal geven om mijn Petyr Pinkje af te pakken. Hoor je me, Alayne, of Sansa, of hoe je ook heten mag? Hoor je wat ik zeg?’
‘Ja. Ik zweer dat ik hem nooit meer zal kussen, of… of aanmoedigen.’ Dat was wat haar tante wilde horen, dacht Sansa.
‘Dus nu geef je het toe? Het was jouw schuld, net wat ik dacht. Je bent al net zo zedeloos als je moeder.’ Lysa greep haar bij de pols. ‘En nu meekomen. Ik wil je iets laten zien.’
‘U doet me pijn.’ Sansa kronkelde. ‘Alstublieft, tante, ik heb niets gedaan. Dat zweer ik.’
Haar tante negeerde haar protesten. ‘Marillion!’ riep ze. ‘Ik heb je nodig, Marillion. Ik heb je nodig!’
De zanger was discreet achter in de zaal gebleven, maar op vrouwe Arryns kreet kwam hij onmiddellijk aandraven. ‘Vrouwe?’
‘Speel een lied voor ons. Speel “De valse en de ware”.’
Marillions vingers gleden over de snaren. ‘De heer kwam te paard door de regen aan, fiedeldiedeine, fiedeldiedaan…’
Vrouwe Lysa trok aan Sansa’s arm. Ze moest meelopen of zich laten meesleuren, dus koos ze voor lopen, de halve zaal door en tussen twee pilaren door naar een witte, weirhouten deur in de marmeren muur. De deur zat stevig dicht en werd door drie zware bronzen stangen op zijn plaats gehouden, maar Sansa kon horen hoe de wind aan de buitenranden knaagde. Toen ze de maansikkel zag die in het hout was gekerfd, zette ze zich schrap. ‘De Maandeur.’ Ze probeerde zich los te rukken. ‘Waarom brengt u me bij de Maandeur?’
‘Nu piep je als een muis, maar in de tuin durfde je wel, hè? In de sneeuw durfde je wel.’
‘De vrouwe borduurde bij het raam,’ zong Marillion. ‘Fiedeldiedeine, fiedeldiedaam.’
‘Open de deur,’ beval Lysa. ‘Opendoen, zeg ik. Of anders roep ik mijn wachters.’ Ze duwde Sansa naar voren. ‘Je moeder had tenminste nog moed. Haal de stangen eraf.’
Als ik doe wat ze zegt, laat ze me gaan. Sansa greep een van de bronzen stangen, rukte hem eraf en gooide hem op de grond. De tweede kletterde op het marmer, en toen de derde. Ze had de grendel nog nauwelijks opzij geschoven, of de zware houten deur zwiepte naar binnen toe open en sloeg met een klap tegen de wand. Om de deuropening heen had zich sneeuw opgehoopt, en die waaide nu allemaal op een vlaag koude lucht naar hen toe. Sansa huiverde. Ze wilde een stapje achteruit doen, maar haar tante stond achter haar. Lysa greep haar bij haar pols, legde haar andere hand tussen haar schouderbladen en duwde haar met kracht naar de geopende deur. Daarachter was de witte hemel, de vallende sneeuw en verder niets.
‘Kijk naar beneden,’ zei vrouwe Lysa. ‘Kijk naar beneden.’
Ze probeerde zich los te wurmen, maar de vingers van haar tante boorden zich als klauwen in haar armen. Lysa gaf haar nog een zet, en Sansa krijste het uit. Haar linkervoet schoot door een sneeuwkorst heen en trapte die los. Voor haar was niets, op de leegte na, en een wegkasteel dat zich zeshonderd voet lager aan de bergflank vastklampte. ‘Niet doen!’ gilde Sansa. ‘U maakt me bang!’ Achter haar bleef Marillion op zijn houtharp spelen en zong:
‘Fiedeldiedeine, fiedeldiedee.’
‘Wil je nog steeds verlof om te gaan? Zeg op!’
‘Nee.’ Sansa zette zich schrap en probeerde zich achteruit te wurmen, maar haar tante wist van geen wijken. ‘Niet langs die weg. Alstublieft…’ Ze stak een hand omhoog en haar vingers grabbelden naar de deurstijl, maar ze kreeg er geen vat op, en haar voeten slipten op de gladde vloer. Vrouwe Lysa duwde haar onverbiddelijk voort. Haar tante was vele ponden zwaarder dan zij. ‘De vrouwe kuste hem in het stro,” zong Marillion. Sansa draaide weg, hysterisch van angst, en een voet gleed de leegte in. ‘Fiedeldiedeine, fiedeldiedo.’ De wind rukte haar rokken op en beet met koude tanden in haar naakte benen. Ze voelde de sneeuwvlokken op haar wangen smelten. Sansa maaide met haar handen, vond Lysa’s dikke, koperkleurige vlecht en klemde die stevig vast. ‘Mijn haar!’ krijste haar tante. ‘Laat mijn haar los!’ Ze schokte en snikte. Sa men wankelden ze op de rand. Verderop hoorde ze de wachters met hun speren op de deur bonken, roepend dat ze binnengelaten wilden worden. Marillion stopte met zingen.
‘Lysa! Wat heeft dit te betekenen?’ De kreet sneed door het gesnik en gehijg heen. Voetstappen weerkaatsten in de Hoge Zaal.
‘Weg daar! Lysa, wat doe je?’ De wachters bonkten nog op de deur. Pinkje was van achteren binnengekomen, door de deur van de heer achter de verhoging.
Toen Lysa zich omdraaide, verslapte haar greep dusdanig dat Sansa zich los kon rukken. Ze struikelde en viel op haar knieën, en Petyr Baelish zag haar. Hij bleef abrupt staan. ‘Alayne. Wat is er mis hier?’
‘Zij.’ Vrouwe Lysa greep een handvol haar van Sansa. ‘Met haar is iets mis. Ze heeft jou gekust.’
‘Zeg het haar,’ smeekte Sansa. ‘Zeg haar dat we alleen maar een kasteel aan het bouwen waren…’
‘Stil!’ gilde haar tante. ‘Ik heb je geen verlof gegeven om te spreken. Niemand maalt om dat kasteel van jou.’
‘Ze is nog een kind, Lysa. Cats dochter. Wat haal je in je hoofd?’
‘Ik wilde haar aan Róbert uithuwelijken! Ze weet niet wat dankbaarheid is. Niet wat… wat fatsoen is. Ze mag jou niet kussen. Ik was haar een lesje aan het leren, dat was alles.’
‘Ik snap het.’ Hij streek over zijn kin. ‘Ik denk dat ze het nu wel begrepen heeft. Nietwaar, Alayne?’
‘Ja,’ snikte Sansa. ‘Ik heb het begrepen.’
‘Ze moet hier weg.’ In haar tantes ogen blonken tranen. ‘Waarom heb je haar naar de Vallei meegenomen, Petyr? Haar plaats is niet hier. Ze hoort hier niet.’
‘Dan sturen we haar weg. Terug naar Koningslanding, als je dat graag wilt.’ Hij deed een stap in hun richting. ‘Laat haar nu maar opstaan, dan kan ze bij die deur vandaan gaan.’
‘Nee!!’ Lysa gaf nog een ruk aan Sansa’s hoofd. De sneeuw wervelde om hen heen en hun rokken klapperden luidruchtig. ‘Het kan niet dat je haar wilt. Dat kan niet. Het is een dom, klein leeghoofd. Ze houdt niet van je zoals ik. Ik hou al mijn hele leven van je. Dat heb ik toch bewezen?’ De tranen stroomden haar tante over het pafferige, rode gezicht. ‘Ik heb je het geschenk van mijn maagdelijkheid gegeven. Ik zou je ook een zoon hebben geschonken als ze hem niet hadden vermoord met maanthee, tansy, mint, alsem, een lepel honing en een drupje polei. Ik heb dat niet gedaan. Ik wist het niet eens, ik dronk alleen maar op wat vader me gaf…’
‘Dat is allemaal verleden tijd, Lysa. Heer Hoster is dood, en zijn oude maester ook.’ Pinkje kwam dichterbij. ‘Ben je weer aan de wijn geweest? Je moet niet zoveel praten. We willen toch niet dat Alayne te veel hoort? Of Marillion?’
Dat negeerde vrouwe Lysa. ‘Cat heeft je nooit iets gegeven. Ik heb je die eerste betrekking bezorgd, dankzij mij heeft Jon je mee naar het hof genomen, zodat we dicht bij elkaar konden zijn. Je hebt me beloofd dat je dat nooit zou vergeten.’
‘Dat doe ik ook niet. We zijn bij elkaar, zoals je altijd al gewild hebt, zoals we altijd al van plan waren. Laat Sansa’s haar nou maar los…’
‘Nee! Ik heb gezien hoe jullie elkaar kusten in de sneeuw. Ze is precies haar moeder. Catelyn kuste je in het godenwoud, maar ze meende er niets van, ze heeft je nooit willen hebben. Waarom hield je het meest van haar? Je moest mij hebben, dat is altijd al zo geweest!’
‘Ik weet het, liefste.’ Hij deed nog een stapje. ‘En hier ben ik. Je hoeft alleen maar mijn hand te pakken, kom maar.’ Hij stak hem naar haar uit. ‘Er is geen reden voor zoveel tranen.’
‘Tranen, tranen, tranen,’ snikte ze hysterisch. ‘Geen reden voor tranen… maar in Koningslanding zei je iets anders. Je zei dat ik de tranen in Jons wijn moest doen, en dat heb ik gedaan. Omwille van Robert en van ons! En ik schreef aan Catelyn dat de Lannisters mijn heer-gemaal hadden gedood, precies zoals jij had gezegd. Dat was zo slim… je bent altijd al slim geweest, dat heb ik ook tegen vader gezegd, ik zei: Petyr is zo slim, die zal het nog ver brengen, o ja, heel ver, en hij is lief en aardig en ik heb zijn kindje in mijn buik… waarom heb je haar gekust? Waarom? We zijn nu bij elkaar, na al die tijd, na al die tijd zijn we eindelijk bij elkaar, waarom zou je haarrrrr dan kussen?’
‘Lysa,’ zuchtte Petyr, ‘na al die stormen die we hebben doorstaan zou je meer vertrouwen in me moeten hebben. Ik zweer dat ik je nooit meer zal verlaten zolang we allebei leven.’
‘Echt?’ vroeg ze huilend. ‘Meen je dat echt?’
‘Echt. Laat dat kind nou maar los en kus me.’
Lysa wierp zich snikkend in Pinkjes armen. Terwijl ze elkaar omhelsden, kroop Sansa op handen en knieën bij de Maandeur vandaan en sloeg haar armen om de dichtstbijzijnde zuil. Ze voelde hoe haar hart bonsde. Er zat sneeuw op haar hoofd, en een van haar schoenen was weg. Die moet gevallen zijn. Ze huiverde en omklemde de zuil nog steviger.
Pinkje liet Lysa even uithuilen tegen zijn borst. Daarna legde hij zijn handen op haar armen en kuste haar vluchtig. ‘Mijn lieve, dwaze, jaloerse echtgenote,’ zei hij grinnikend. ‘Ik verzeker je dat ik maar één vrouw ooit heb liefgehad.’
Lysa Arryn glimlachte beverig. ‘Maar één? O Petyr, zweer je dat?
Maar één?’
‘Alleen Cat.’ Hij gaf haar een korte, felle duw.
Lysa struikelde naar achteren en haar voeten gleden uit op het natte marmer. En toen was ze verdwenen, zonder een kreet te slaken. Lange, lange tijd was slechts de wind te horen. Marillion hapte naar adem. ‘U… u…’
De wachters bonkten schreeuwend met de stompe kant van hun speren op de deur. Heer Petyr trok Sansa overeind. ‘Je mankeert niets?’ Toen ze haar hoofd schudde, zei hij: ‘Laat dan maar gauw mijn wacht binnen. Snel nu, er is geen tijd te verliezen. Deze zanger heeft mijn gemalin vermoord.’