De ladder naar het voorkasteel was steil en zat vol splinters, dus liet Sansa zich door Lothor Brune een handje omhoog helpen. Ser Lothor, hield ze zichzelf voor. De man was om zijn moed in de Slag van het Zwartewater tot ridder geslagen. Al zou een waarachtige ridder die opgelapte bruine hozen en afgetrapte laarzen niet dragen, of dat gebarsten en verweerde leren buis. Brune, een gedrongen man met een vierkante kop, een platgeslagen neus en vervilt, pluizig grijs haar, deed zelden zijn mond open. Maar hij is sterker dan hij eruitziet. Dat merkte ze aan het gemak waarmee hij haar optilde, alsof ze helemaal niets woog. Voorbij de boeg van de Meermannenkoning strekte zich een kaal, stenig strand uit, winderig, boomloos en ongastvrij. Toch bood het een welkome aanblik. Het had lang geduurd voor het schip met veel inspanning weer op koers was geroeid. De laatste storm had hen uit het zicht van het land gedreven, en er waren dermate hoge golven over de zij boor den van de galei geslagen dat Sansa ervan overtuigd was geweest dat ze met zijn allen zouden verdrinken. Er waren twee man overboord gegaan, had ze de oude Oswel horen zeggen, en een derde man was uit de mast gevallen en had zijn nek gebroken.
Zelf had ze zich zelden aan dek gewaagd. Haar kleine hut was klam en koud, maar Sansa was het merendeel van de reis ziek geweest… ziek van ellende, ziek van de koorts, of zeeziek… ze hield niets binnen, en zelfs slapen viel haar moeilijk. Zodra ze haar ogen sloot zag ze Joffry aan zijn kraag rukken, in de zachte huid van zijn hals klauwen, en sterven met flintertjes pasteikorst op zijn lippen en wijnvlekken op zijn wambuis. En de wind die door het touwwerk gierde deed haar aan het vreselijke, dunne, zuigende geluid denken dat hij had gemaakt toen hij naar lucht hapte. Soms droomde ze ook van Tyrion. ‘Hij heeft niets gedaan,’ zei ze op een keer tegen Pinkje toen die haar in haar hut kwam opzoeken om te kijken of ze zich al beter voelde.
‘Hij heeft Joffry niet vermoord, dat is zo, maar die dwerg heeft allesbehalve schone handen. Hij is al eens getrouwd geweest, wist u dat?’
‘Dat heeft hij me verteld.’
‘En heeft hij je ook verteld dat hij haar aan zijn vaders wacht heeft gegeven toen hij genoeg van haar had? Dat had hij te zijner tijd misschien ook met u gedaan. Vergiet maar geen tranen om de Kobold, jonkvrouwe.’
De wind streek met zilte vingers door haar haren, en Sansa huiverde. Zelfs zo dicht bij de kust maakte het deinen van het schip haar onpasselijk. Ze had dringend een bad en schone kleren nodig. Ik zal wel lijkbleek zijn en naar braaksel stinken. Heer Petyr kwam naast haar staan, opgewekt als altijd. ‘Een goede morgen. Die zilte lucht is verfrissend, nietwaar? Ik krijg er altijd flink trek van.’ Hij sloeg een meelevende arm om haar schouders. ‘Voelt u zich wel goed? U ziet zo bleek.’
‘Het is mijn maag maar. Zeeziekte.’
‘Daar helpt een slokje wijn wel tegen. Zodra we aan de wal zijn, zullen we u een beker bezorgen.’ Petyr wees naar een oude vuurstenen toren, afgetekend tegen een sombere, grijze lucht. De branding sloeg tegen de rotsen aan de voet. ‘Opwekkend, niet? Ik vrees dat we hier niet veilig voor anker kunnen gaan. We gaan in een bootje aan land.’
‘Hier?’ Ze wilde hier niet aan land. Ze had gehoord dat de Vingers een troosteloos oord waren, en het torentje stond er verloren en verlaten bij. ‘Kan ik niet aan boord blijven tot we naar Withaven varen?’
‘De Koning vaart hiervandaan naar het oosten, naar Braavos. Zonder ons.’
‘Maar… heer, u zei… u zei dat we naar huis gingen.’
‘En dat staat daar, armzalig als het is. Mijn voorvaderlijk huis. Ik vrees dat het geen naam heeft. De zetel van een grote heer hoort een naam te hebben, vindt u ook niet? Winterfel, het Adelaarsnest, Stroomvliet, dat zijn kastelen. Heer van Harrenhal klinkt tenminste nog aardig, maar wat was ik daarvoor? Heer van Schapendrek en meester van Fort Grauw? Dat klinkt niet echt.’ Zijn grijsgroene ogen keken haar onschuldig aan. ‘Je ziet er aangeslagen uit. Dacht je dan dat we naar Winterfel onderweg waren, liefje? Winterfel is ingenomen, afgebrand en geplunderd. Iedereen die je kende en liefhad is dood. Die paar noorderlingen die niet tegen de ijzermannen gesneuveld zijn, zijn onderling slaags geraakt. Zelfs de Muur wordt aangevallen. Winterfel was je thuis toen je nog een kind was, Sansa, maar je bent geen kind meer. Je bent een volwassen vrouw, je moet een eigen thuis zien in te richten.’
‘Maar niet hier,’ zei ze, uit het veld geslagen. ‘Het ziet er zo…’
‘… klein, somber en schraal uit? Dat is het zonder meer, en nog minder. De Vingers zijn prachtig… als je een steen bent. Maar wees maar niet bang. We blijven er niet langer dan twee weken. Ik verwacht dat je tante al naar ons onderweg is.’ Hij glimlachte. ‘Vrouwe Lysa en ik gaan trouwen.’
‘Trouwen?’ Sansa was verbijsterd. ‘U en mijn tante?’
‘De heer van Harrenhal en de vrouwe van het Adelaarsnest.’
En je zei dat je van mijn moeder hield. Maar vrouwe Catelyn was natuurlijk dood, dus zelfs als ze in het geheim van Petyr had gehouden en hem haar maagdelijkheid had geschonken, dan deed dat er nu niet meer toe.
‘Wat ben je stil, Sansa,’ zei Petyr. ‘Ik was er zeker van dat je me je zegen zou geven. Het komt zelden voor dat een knaap die als erfgenaam van stenen en schapenkeutels geboren is, de dochter van Hoster Tulling en de weduwe van Jon Arryn huwt.’
‘Ik… zal bidden dat u vele jaren samen zult mogen zijn, vele kinderen zult krijgen en heel gelukkig met elkaar zult zijn.’ Het was jaren geleden dat Sansa haar moeders zuster voor het laatst had gezien. Omwille van mijn moeder zal ze vast wel aardig voor me zijn. Ze is mijn bloedverwante. En de Vallei van Arryn was mooi, dat zeiden alle liederen. Misschien zou het niet zo erg zijn om daar een poosje te blijven.
Lothor en de oude Oswel roeiden hen aan land. Sansa zat bij de voorsteven, weggedoken in haar mantel met de kap over haar hoofd tegen de wind. Ze vroeg zich af wat haar te wachten stond. Uit de toren doken bedienden op die hen tegemoetkwamen: een mager oud wijfje en een dikke vrouw van middelbare leeftijd, twee stokoude mannen met wit haar en een meisje van twee of drie met een strontje in het oog. Toen ze heer Petyr herkenden knielden ze op de rotsen neer. ‘Mijn hofhouding,’ zei hij. ‘Het kind ken ik niet. Weer zo’n bastaard van Kella, denk ik. Ze werpt er om de paar jaar een.’
De twee oude mannen waadden tot hun dijen het water in om Sansa uit de boot te tillen, zodat haar rokken niet nat werden. Oswel en Lothor plonsden naar de kust, evenals Pinkje zelf. Hij kuste de oude vrouw op de wang en grijnsde de jongere toe. ‘Wie heeft deze verwekt, Kella?’
De dikke vrouw lachte. ‘Ik weet het niet precies, heer. Ik ben niet iemand die nee zegt.’
‘En daar zijn alle jongens hier ter plaatse vast heel blij mee.’
‘Het is goed om u weer thuis te hebben, heer,’ zei een van de oude mannen. Hij leek minstens tachtig, maar hij droeg een met noppen beslagen kolder en had een langzwaard opzij. ‘Hoe lang denkt u hier te resideren?’
‘Zo kort mogelijk, Bryen, wees maar niet bang. Is de zaak op dit moment bewoonbaar, wat denk je?’
‘Als we hadden geweten dat u kwam, hadden we verse biezen gestrooid, heer,’ zei het oude wijfje. ‘Er brandt een mestvuur.’
‘Niets riekt zozeer naar thuis als de geur van brandende mest.’
Petyr keerde zich naar Sansa toe. ‘Grisel was mijn min, maar nu beheert ze mijn kasteel. Omfred is mijn hofmeester, en Bryen… had ik je de vorige keer dat ik hier was niet tot hoofd van de wacht benoemd?’
‘Ja, heer. U zei dat u ook voor meer mannen zou zorgen, maar dat hebt u niet gedaan. Ik en de honden hebben altijd wachtdienst.’
‘En jullie doen het vast uitstekend. Niemand is er met mijn stenen en schapenkeutels vandoor, dat kan ik duidelijk zien.’ Petyr gebaarde naar de dikke vrouw. ‘Kella hoedt mijn enorme kuddes. Hoeveel schapen heb ik op dit moment, Kella?’
Ze moest even nadenken. ‘Twintig en drie, heer. Er waren er twintig en negen, maar Bryens honden hebben er een doodgebeten, en we hebben er nog een paar geslacht en het vlees ingezouten.’
‘Ah, koud gezouten vlees. Ik moet wel thuis zijn. Als ik straks meeuweneieren en zeewiersoep voor het ontbijt krijg, weet ik het zeker.’
‘Als u dat wilt,’ zei de oude vrouw, Grisel.
Heer Petyr trok een gezicht. ‘Kom, laten we eens gaan kijken of mijn zaal nog net zo naargeestig is als in mijn herinnering.’ Hij leidde hen het strand op, over rotsen die glibberig waren van het rottende zeewier. Onder aan de vuurstenen toren liep een handvol schapen rond, grazend van het dunne gras dat tussen de schaapskooi en de stal met het rieten dak groeide. Sansa moest voorzichtig lopen, want overal lagen keutels. Vanbinnen leek de toren zelfs nog kleiner. Een open stenen trap draaide langs de binnenmuur omhoog van de kelderverdieping tot het dak. Elke verdieping bestond uit een enkel vertrek. De bedienden woonden en sliepen in de keuken op de begane grond, een ruimte die ze deelden met een enorme, gevlekte bullehond en vijf, zes herdershonden. Daarboven was een bescheiden zaal, en nog hoger de slaapkamer. Er waren geen ramen, maar in de bocht van de trap waren met tussenpozen schietgaten in de buitenmuren aangebracht. Boven de haard hingen een gebroken zwaard en een gehavend eikenhouten schild waarvan de verf gebarsten was en afbladderde. Het devies dat op het schild was aangebracht kende Sansa niet: een grijs stenen hoofd met vurige ogen op een lichtgroen veld. ‘Mijn grootvaders schild,’ legde Petyr uit toen hij zag dat ze ernaar staarde. ‘Zijn eigen vader was in Braavos geboren en kwam als huurling van heer Corbree naar de Vallei, dus nam mijn vader het hoofd van de Titaan als wapenteken toen hij de ridderslag kreeg.’
‘Het is erg woest,’ zei Sansa.
‘Een beetje te woest voor een beminnelijke kerel als ik,’ zei Petyr. ‘Ik heb mijn spotvogel heel wat liever.’
Oswel roeide nog twee keer naar de Meermannenkoning om voorraden uit te laden. Tussen de ladingen die hij aan wal bracht zaten diverse vaatjes wijn. Petyr schonk Sansa een beker in, zoals beloofd. ‘Hier, jonkvrouwe, dat is goed voor de maag, mag ik hopen.’
Dat ze vaste grond onder de voeten had, had al geholpen, maar Sansa hief de kelk braaf met beide handen op en nam een slokje. De wijn was uitstekend; afkomstig uit het Prieel, dacht ze. Hij smaakte naar eikenhout, fruit en warme zomernachten. De smaak ontlook in haar mond als een bloem die zich opent in de zon. Ze hoopte maar dat ze de wijn binnen kon houden. Heer Petyr was zo aardig, ze wilde niet alles bederven door over hem heen te braken. Hij zat haar over zijn eigen kelk heen te bestuderen, zijn heldere, grijsgroene ogen vol… vermaak? Of iets anders? Sansa wist het niet precies. ‘Grisel,’ riep hij tegen de oude vrouw, ‘breng eens wat eten naar boven. Geen zware kost, de jonkvrouw heeft een gevoelige maag. Misschien helpt wat fruit wel. Oswel heeft wat sinaasappels en granaatappels van de Koning gehaald.’
‘Ja, heer.’
‘Kan ik ook een warm bad krijgen?’ vroeg Sansa.
‘Ik zal Kella wat water laten putten.’
Sansa nam nog een slokje wijn en probeerde een onderwerp voor een beleefd gesprek te bedenken, maar heer Petyr bespaarde haar de moeite. Toen Grisel en de overige bedienden weggegaan waren, zei hij: ‘Lysa komt niet alleen. Voordat ze arriveert, moeten we duidelijk vastgesteld hebben wie je bent.’
‘Wie ik… ik begrijp het niet.’
‘Varys heeft overal verklikkers. Als Sansa Stark in de Vallei wordt gezien, dan weet de eunuch dat binnen een maanwenteling, en dat zou onfortuinlijke… complicaties kunnen veroorzaken. Het is op dit moment niet veilig een Stark te zijn. Dus vertellen we Lysa’s mensen dat je mijn natuurlijke dochter bent.’
‘Natuurlijk?’ Sansa was ontzet. ‘U bedoelt, een bastaard?’
‘Tja, je kunt moeilijk mijn wettige dochter zijn. Iedereen weet dat ik nooit getrouwd ben. Hoe zullen we je noemen?’
‘Ik… ik zou mezelf naar mijn moeder kunnen noemen…’
‘Catelyn? Dat ligt een beetje te veel voor de hand… maar naar mijn moeder, dat zou wel kunnen. Alayne. Bevalt dat je?’
‘Alayne is wel aardig.’ Sansa hoopte dat ze het straks nog zou weten. ‘Maar kan ik niet de wettige dochter van een van uw ridders zijn? Misschien is hij dapper in de strijd gesneuveld, en…’
‘Ik heb geen dappere ridders in dienst, Alayne. Een dergelijk verhaal zou tot ongewenste vragen leiden zoals een lijk kraaien aantrekt. Maar het is grof, naar de oorsprong van iemands natuurlijke kinderen te wroeten.’ Hij hield zijn hoofd schuin. ‘Dus wie ben je?’
‘Alayne… Steen, toch?’ Toen hij knikte, zei ze: ‘Maar wie is mijn moeder?’
‘Kella?’
‘Alstublieft niet,’ zei ze, diep gekwetst.
‘Ik plaag je maar. Je moeder was een vrouw van goede komaf uit Braavos, de dochter van een koopmansvorst. We hebben elkaar ontmoet in Meeuwstede, toen ik het beheer over de haven voerde. Ze stierf bij je geboorte en vertrouwde je aan het Geloof toe. Ik heb wel een paar vrome boekwerken die je kunt doornemen. Leer eruit te citeren. Geen betere afweer tegen ongewenste vragen dan een stroom van vroom geblaat. Hoe dan ook, toen je ontbloeide besloot je dat je toch geen septa wilde worden, en je schreef mij. Ik hoorde toen voor het eerst van je bestaan.’ Hij betastte zijn baard. ‘Denk je dat je dat allemaal kunt onthouden?’
‘Ik hoop het. Het zal zijn alsof we een spelletje spelen, nietwaar?’
‘Hou je van spelletjes, Alayne?’
Ze zou wel aan die nieuwe naam moeten wennen. ‘Spelletjes?
Ik… dat hangt er, denk ik, van af…’
Voordat hij nog meer kon zeggen, kwam Grisel terug met een grote schaal, die ze tussen hen in zette. Er lagen appels, peren en granaatappels op, wat treurig uitziende druiven, en een grote bloedsinaasappel. De oude vrouw had er een rond brood bij gedaan en een potje boter. Petyr sneed met zijn dolk een granaatappel doormidden en bood Sansa de helft aan. ‘Probeer wat te eten, jonkvrouwe.’
‘Dank u, heer.’ Granaatappelpitten gaven altijd zo’n knoeiboel. In plaats daarvan koos Sansa een peer en nam een verfijnd hapje. Hij was heel rijp. Het sap liep over haar kin.
Heer Petyr wipte met de punt van zijn dolk een pit los. ‘Je zult je vader wel vreselijk missen. Heer Eddard was een dapper man, eerlijk en trouw… maar een hopeloze speler.’ Hij bracht met zijn mes de pit naar zijn mond. ‘In Koningslanding zijn twee soorten mensen. De spelers en de stukken.’
‘En was ik een stuk?’ Ze vreesde het antwoord.
‘Ja, maar voel je daardoor niet bezwaard. Je bent nog half een kind. ledere man begint als stuk, en elk meisje ook. Zelfs sommigen die zich spelers wanen.’ Hij at nog een pit. ‘Cersei, bijvoorbeeld. Ze vindt zichzelf sluw, maar in feite is ze volledig voorspelbaar. Haar kracht schuilt in haar schoonheid, haar afkomst en haar rijkdom. Alleen het eerstgenoemde is echt van haarzelf, en dat zal haar weldra in de steek laten. Ze is op macht uit, maar als ze die eenmaal heeft weet ze niet wat ze ermee aanmoet. Iedereen wil iets, Alayne. En als je weet wat iemand wil, weet je wie hij is en hoe je met hem moet spelen.’
‘Zoals u met ser Dontos hebt gespeeld om Joffry te vergiftigen?’
Ze was tot de slotsom gekomen dat het Dontos geweest móést zijn. Pinkje lachte. ‘Ser Dontos de Rode was een wijnzak op pootjes. Het was onmogelijk hem een taak van zulk immens gewicht toe te vertrouwen. Hij had het waarschijnlijk verknoeid, of hij zou mij verraden hebben. Nee, het enige wat Dontos moest doen was jou het kasteel uit brengen… en ervoor zorgen dat je dat zilveren haarnet droeg.’
De zwarte amethisten. ‘Maar… als het Dontos niet was, wie dan wel? Hebt u nog andere… stukken?’
‘Je kunt Koningslanding ondersteboven keren zonder iemand met een spotvogel-insigne op zijn borst te vinden, maar dat wil nog niet zeggen dat ik geen vrienden heb.’ Petyr liep naar de trap. ‘Oswel, kom eens boven om je door jonkvrouw Sansa te laten bekijken.’
Even later verscheen de oude man, grijnzend en buigend. Sansa wierp een onzekere blik op hem. ‘Wat word ik geacht te zien?’
‘Ken je hem?’ vroeg Petyr.
‘Nee.’
‘Kijk nog eens goed.’
Ze bestudeerde het verweerde gezicht van de oude man, zijn haakneus, zijn witte haar, zijn enorme, knokige handen. Hij had iets bekends, maar toch moest Sansa haar hoofd schudden. ‘Ik ken hem echt niet. Ik had Oswel nog nooit gezien voordat ik in zijn bootje stapte, dat weet ik zeker.’
Oswel grijnsde een mond vol scheve tanden bloot. ‘Nee, maar ’t ken wezen dat u m’n drie zoons heb ontmoet, vrouwe.’
Het kwam door de ‘drie zoons’, en door die glimlach. ‘Ketelzwart!’ Sansa zette grote ogen op. ‘U bent een Ketelzwart!’
‘Zeker, vrouwe, met uw goedvinden.’
‘Ze vindt het meer dan goed.’ Heer Petyr wuifde hem weg en wijdde zich weer aan zijn graanaatappel, terwijl Oswel de trap af schuifelde. ‘Zeg eens, Alayne, wat is gevaarlijker: de dolk waarmee de vijand dreigt, of de verborgen dolk in de rug die zelfs niet te zien is.’
‘De verborgen dolk.’
‘Heel slim.’ Hij glimlachte, zijn dunne lippen helderrood van de granaatappelzaden. ‘Toen de Kobold haar wacht wegstuurde, beval de koningin Lancel om huurlingen voor haar aan te werven. Lancel vond de Ketelzwarts voor haar, wat je kleine heer-gemaal prachtig vond, omdat hij die knapen liet betalen door zijn eigen mannetje, Bronn.’ Hij grinnikte. ‘Maar toen ik hoorde dat Bronn naar zwaarden zocht, was ik degene die tegen Oswel zei dat hij zijn zoons naar Koningslanding moest sturen. Drie verborgen dolken, Alayne, die nu volmaakt op hun plaats zijn.’
‘Dus een van de Ketelzwarts heeft het vergif in Joffs beker gedaan?’ Ser Osmond was de hele avond bij de koning in de buurt geweest, schoot het haar te binnen.
‘Heb ik dat gezegd?’ Heer Petyr sneed de bloedsinaasappel met zijn dolk in tweeën en bood Sansa de ene helft aan. ‘Die jongens zijn veel te verraderlijk om bij een dergelijk complot te betrekken… Vooral Osmond is niet te vertrouwen sinds hij lid van de Koningsgarde is. Die witte mantel verandert een man, heb ik gemerkt. Zelfs een man als hij.’ Hij boog zijn kin naar achteren en kneep in de bloedsinaasappel, zodat het sap in zijn mond liep. ‘Ik ben dol op het sap, maar ik heb een hekel aan die kleefvingers,’ klaagde hij, terwijl hij zijn handen afveegde. ‘Schone handen, Sansa. Wat je ook doet, zorg dat je handen schoon blijven.’
Sansa lepelde wat sap uit haar eigen sinaasappel op. ‘Maar als het de Ketelzwarts niet waren, en ser Dontos niet… u was niet eens in de stad, en Tyrion kan het niet geweest zijn…’
‘Uitgeraden, liefje?’
Ze schudde haar hoofd. ‘Ik zou niet…’
Petyr glimlachte. ‘Wedden dat iemand die avond op een gegeven moment tegen je heeft gezegd dat je haarnet scheef zat, en het voor je rechtgetrokken heeft?’
Sansa sloeg een hand voor haar mond. ‘U bedoelt toch niet… ze wilde me meenemen naar Hooggaarde om me aan haar kleinzoon uit te huwelijken…’
‘De lieve, vrome, goedhartige Willas Tyrel. Wees blij dat hij je bespaard is gebleven, je zou je kapot verveeld hebben met hem. Maar dat oude mens is niet saai, dat moet ik toegeven. Een angstaanjagende ouwe feeks, en niet half zo broos als ze zich voordoet. Toen ik in Hooggaarde om de hand van Marjolij kwam sjacheren, liet ze de poeha aan haar nobele zoon over, terwijl zij gerichte vragen over Joffry’s karakter stelde. Ik prees hem uiteraard de hemel in… en intussen strooiden mijn mannen verontrustende praatijes onder heer Tyrels bedienden rond. Zo moet je het spelletje spelen. Ik deed ook de gedachte bij ze postvatten dat ser Loras het wit zou kunnen aannemen. Niet dat ik het voorstelde, dat zou te bot zijn geweest. Maar sommigen in mijn gezelschap kwamen met gruwelverhalen over hoe de meute ser Presten Groeneveld gedood en jonkvrouw Lollys verkracht had, en ze stopten heer Tyrels legertje zangers wat zilverstukken toe om over Ryam Roodweijn, Serwyn van het Spiegelschild en prins Aemon de Drakenridder te zingen. In de juiste vingers kan een harp even gevaarlijk zijn als een zwaard. Hamer Tyrel geloofde zelfs dat het zijn eigen idee was om ser Loras’ toetreding tot de Koningsgarde als voorwaarde in het huwelijkscontract te laten opnemen. Wie zou zijn dochter beter kunnen beschermen dan haar stralende, ridderlijke broer? En het ontsloeg hem van de moeilijke taak, om grondgebied en een bruid voor een derde zoon te vinden, wat toch al nooit eenvoudig is, en dubbel lastig in het geval van ser Loras. Hoe dan ook, vrouwe Olenna was niet van plan haar dierbare, lieve kleindochter door Joff te laten beschadigen, maar anders dan haar zoon besefte ze ook dat ser Loras, al zijn bloemen en opschik ten spijt, even opvliegend is als Jaime Lannister. Stop Joffry, Marjolij en Loras samen in een ketel, en je hebt alle ingrediënten voor een vorstenmoord-stamppot. En het oude mens begreep nog iets anders ook. Haar zoon was vastbesloten Marjolij koningin te maken, en daar had hij een koning voor nodig… maar niet noodzakelijkerwijs Joffry. Binnenkort krijgen we weer een bruiloft, wacht maar af. Marjolij trouwt met Tommen. Ze houdt haar kroon en haar maagdelijkheid, waar ze geen van tweeën bijzonder veel prijs op stelt, maar wat maakt dat uit? Het grote westelijke bondgenootschap houdt stand… althans, voorlopig.’
Marjolij en Tommen. Sansa wist niet wat ze moest zeggen. Ze had Marjolij Tyrel graag gemogen en haar kleine, spitse grootmoeder ook. Spijtig dacht ze aan Hooggaarde, met zijn binnenhoven, speellieden en plezierboten op de Mander, een wereld van verschil met deze naargeestige kust. Maar hier ben ik tenminste veilig. Joffry is dood, van hem heb ik niets meer te vrezen, en ik ben nu niet meer dan een bastaardmeisje. Alayne Steen heeft geen echtgenoot en geen aanspraken. En binnenkort was haar tante hier ook. De lange nachtmerrie van Koningslanding was achter de rug, en haar aanfluiting van een huwelijk ook. Ze kon hier een nieuw thuis voor zichzelf creëren, precies zoals Petyr zei.
Het duurde acht lange dagen voordat Lysa Arryn arriveerde. Op vijf daarvan regende het, terwijl Sansa verveeld en rusteloos bij het vuur zat, naast de oude blinde hond. Die was te ziek en tandeloos om nog wacht te lopen met Bryen, en het merendeel van de tijd sliep hij, maar toen ze hem aaide piepte hij en likte haar hand, en daarna waren ze dikke vrienden. Toen het stopte met regenen leidde Petyr haar over zijn bezittingen rond, wat minder dan een halve dag in beslag nam. Hij bezat een heleboel stenen, precies zoals hij had gezegd. Er was een plek waar de branding vanuit een spuitgat dertig voet de lucht in spoot, en op een andere plek had iemand de zevenpuntige ster van de nieuwe goden in een rotsblok gebeiteld. Volgens Petyr markeerde die een van de plaatsen waar de Andalen waren geland toen ze van overzee kwamen om de Vallei aan de Eerste Mensen te ontrukken. Verder naar het binnenland woonden ruim tien gezinnen in hutten van opgestapelde stenen naast een veenmoeras. ‘Mijn eigenste kleine luiden,’ zei Petyr, al leken alleen de oudsten hem te herkennen. Er lag ook een kluizenaarsgrot op zijn gebied, maar zonder kluizenaar. ‘Die is nu dood, maar toen ik een jongen was nam mijn vader me een keer mee op bezoek. De man had zich al veertig jaar niet gewassen, dus je kunt je voorstellen hoe hij rook, maar hij werd geacht profetische gaven te bezitten. Hij porde wat in me en zei dat ik een groot man zou worden, en mijn vader gaf hem als dank een zak wijn.’ Petyr snoof. ‘Ik zou hem voor een halve beker hetzelfde hebben verteld.’
Ten slotte, op een grijze, winderige namiddag, kwam Bryen naar de toren terugrennen, zijn honden blaffend achter hem aan, om te verkondigen dat er uit het zuidwesten ruiters in aantocht waren.
‘Lysa,’ zei heer Petyr. ‘Kom, Alayne, laten we haar gaan begroeten.’
Ze deden hun mantels aan en wachtten buiten. Er waren maar een stuk of twintig ruiters, voor de vrouwe van het Adelaarsnest een nogal bescheiden escorte. Ze had drie kameniers bij zich en een twaalftal huisridders in staal en maliën. Daarnaast bracht ze een septon mee en een knappe zanger met een donzig snorretje en lange, zandkleurige krullen. Kan dat mijn tante zijn? Vrouwe Lysa was twee jaar jonger dan haar moeder, maar deze vrouw zag er tien jaar ouder uit. Dikke, kastanjebruine tressen vielen tot over haar middel, maar onder de kostbare fluwelen japon en het met juwelen bestikte lijfje was haar lichaam uitgezakt en opgeblazen. Haar gezicht was roze en geverfd, haar borsten waren zwaar, haar ledematen dik. Ze was langer en zwaarder dan Pinkje, en de moeizame manier waarop ze van haar paard klom had niets gracieus.
Petyr knielde neer om haar vingers te kussen. ‘De kleine raad des konings heeft mij gelast u het hof te maken en u voor mij te winnen, vrouwe. Denkt u dat u mij als heer-gemaal kunt aanvaarden?’
Vrouwe Lysa tuitte haar lippen en trok hem overeind om een kusje op zijn wang te drukken. ‘Ach, het kan zijn dat ik over te halen ben.’ Ze giechelde. ‘Heb je geschenken bij je om mijn hart te doen smelten?’
‘De koningsvrede.’
‘Ach, laat die vrede toch stikken, wat heb je nog meer bij je?’
‘Mijn dochter.’ Pinkje wenkte Sansa naar voren. ‘Vrouwe, sta mij toe u Alayne Steen voor te stellen.’
Lysa leek niet al te blij te zijn om kennis met haar te maken. Sansa maakte een diepe revérence, haar hoofd gebogen. ‘Een bastaard?’ hoorde ze haar tante zeggen. ‘Petyr, ben je zo verdorven geweest? Wie was haar moeder?’
‘Die deern is dood. Ik had gehoopt Alayne mee te kunnen nemen naar het Adelaarsnest.’
‘Wat moet ik daar met haar?’
‘Ik heb wel een paar ideeën,’ zei heer Petyr. ‘Maar op dit ogenblik stel ik meer belang in wat ik met u zou kunnen doen, vrouwe.’
Alle strengheid smolt weg van het ronde, roze gezicht van haar tante, en even dacht Sansa dat Lysa Arryn in huilen uit zou barsten. ‘Lieve Petyr, ik heb je zo gemist, je hebt geen idee, je hebt geen idee, Yan Roys heeft allerlei moeilijkheden gemaakt, hij eist dat ik mijn banieren bijeenroep en ten strijde trek. En de anderen draaien allemaal om me heen: Jager, Corbree, en die vreselijke Nestor Roys. Ze willen allemaal met me trouwen en de voogdij over mijn zoon op zich nemen, maar niemand houdt echt van me. Alleen jij, Petyr. Ik heb zo lang van je gedroomd.’
‘En ik van u, vrouwe.’ Hij schoof een arm om haar heen en kuste haar nek. ‘Hoe snel kunnen we trouwen?’
‘Nu,’ zei Lysa met een zucht. ‘Ik heb mijn eigen septon meegebracht, en een zanger, en mede voor het bruiloftsfeest.’
‘Hier?’ Dat vond hij niet leuk. ‘Ik trouw liever in het Adelaarsnest, met je complete hofhouding erbij.’
‘Mijn hofhouding kan stikken. Ik wacht al zo lang, ik kan er niet tegen om nog langer te moeten wachten.’ Ze sloeg haar armen om hem heen. ‘Ik wil vannacht nog het bed met je delen, liefste. Ik wil dat we nog een kind maken, een broertje voor Robert, of een lief klein dochtertje.’
‘Daar droom ik ook van, schat. Maar een groot, openbaar huwelijksfeest met de hele Vallei erbij kan veel goeds…’
‘Nee.’ Ze stampte met een voet. ‘Ik wil je nu, vannacht nog. En ik waarschuw je, na al die jaren van stilzwijgen en gefluister ben ik van plan om te gillen als je de liefde met me bedrijft. Ik ga zo hard gillen dat ik in het Adelaarsnest te horen ben!’
‘Misschien kunnen we eerst naar bed en later trouwen?’
Vrouwe Lysa giechelde als een klein meisje. ‘O, Petyr Baelish, wat ben je toch verdorven. Maar ik zeg nee. Ik ben de vrouwe van het Adelaarsnest, en ik beveel je om nu met me te trouwen!’
Petyr haalde zijn schouders op. ‘Zoals madame wenst dan maar. Jou heb ik nooit iets kunnen weigeren.’
Ze spraken binnen het uur hun geloften uit, staande onder een hemelsblauw baldakijn, terwijl de zon in het westen daalde. Na afloop werden er aan de voet van de kleine vuurstenen toren schragentafels opgezet en deed men zich te goed aan kwartels, wildbraad en geroosterd everzwijn, besproeid met een smakelijke, lichte mede. Toen de schemering inviel, werden er toortsen aangestoken. Lysa’s zanger speelde ‘De onuitgesproken gelofte’, ‘Seizoenen van mijn liefde’ en ‘Twee harten die slaan als één’. Verscheidene jongere ridders vroegen Sansa zelfs ten dans. Haar tante danste ook, en haar rokken wervelden toen Petyr haar in zijn armen ronddraaide. De mede en het huwelijk maakten Lysa jaren jonger. Ze lachte overal om zolang ze de hand van haar echtgenoot in de hare had en haar ogen leken te glanzen zodra ze naar hem keek. Toen het tijd voor de bedceremonie was droegen haar ridders haar in de toren naar boven, en onderweg trokken ze onder het roepen van schuine moppen haar kleren uit. Dat heeft Tyrion mij bespaard, herinnerde Sansa zich. Het zou niet zo erg zijn geweest om uitgekleed te worden voor een man van wie ze hield, door vrienden die hun allebei een warm hart toedroegen. Door Joffry daarentegen… Ze huiverde.
Haar tante had maar drie kameniers meegebracht, dus presten ze Sansa om hen te helpen heer Petyr te ontkleden en naar zijn bruidsbed te voeren. Hij onderwierp zich eraan met een opgewekt humeur en een scherpe tong, en gaf lik op stuk. Tegen de tijd dat ze hem de toren in en uit de kleren hadden gekregen, zagen de andere vrouwen er verhit uit; hun rijgsnoeren waren los, hun tunieken verkreukeld en hun rokken in de war. Maar terwijl hij naar zijn slaapkamer werd geloodst, waar zijn gemalin wachtte, lachte Pinkje alleen Sansa toe.
Vrouwe Lysa en heer Petyr hadden de slaapkamer op de tweede verdieping voor zichzelf alleen, maar de toren was klein… en haar tante hield woord door inderdaad te gillen. Buiten was het gaan regenen, hetgeen de feestvierders de een verdieping lager gelegen zaal binnen dreef, waar ze bijna ieder woord verstonden. ‘Petyr,’ kreunde haar tante. ‘O Petyr, Petyr, lieve Petyr, o, o, o. Daar, Petyr, daar. Dat is waar je thuishoort.’ De zanger van vrouwe Lysa hief een schuine versie van ‘Madames souper’ aan, maar zelfs zijn gezang en harpspel konden Lysa’s kreten niet overstemmen.
‘Maak een kind bij me, Petyr,’ gilde ze, ‘maak nog een lief klein kindje bij me. O Petyr, mijn schat, mijn schat, PEEEEETYR.’ Haar laatste gil was zo luid dat de honden ervan begonnen te blaffen, en twee van haar tantes kameniers konden hun pret bijna niet onderdrukken. Sansa liep de trap af en de nacht in. Het regende zachtjes op de restanten van het feestmaal, maar de lucht rook fris en schoon. De herinnering aan haar eigen huwelijksnacht met Tyrion drong zich op. In het donker ben ik de Bloemenridder, had hij gezegd. Ik zou goed voor je kunnen zijn. Maar dat was alleen maar de zoveelste Lannister-leugen geweest. Een hond kan het ruiken als je liegt, weet je, had de Jachthond eens tegen haar gezegd. Ze kon zijn ruwe, raspende stem bijna horen. Kijk om je heen en snuif eens goed. Ze liegen hier allemaal, en stuk voor stuk beter dan jij. Ze vroeg zich af wat er van Sandor Clegane geworden was. Zou hij weten dat Joffry vermoord was? Zou het hem iets kunnen schelen? Hij was jaren het gezworen schild van de prins geweest.
Ze bleef lange tijd buiten. Toen ze eindelijk haar eigen bed opzocht, nat en verkild, werd de inmiddels donkere zaal nog slechts door de vage gloed van een turfvuur verlicht. Boven was geen geluid meer te horen. De jonge zanger zat in een hoek en speelde een langzaam lied voor zichzelf. Een van de kameniers van haar tante zat in heer Petyrs zetel een ridder te kussen, hun handen druk in de weer onder elkaars kleren. Diverse mannen hadden zich in slaap gedronken, en op het privaat was er eentje luidruchtig onpasselijk. Sansa zocht de oude blinde hond van Bryen in zijn nis onder de trap op en ging naast hem liggen. Hij werd wakker en likte haar gezicht. ‘Treurige ouwe hond,’ zei ze en woelde zijn vacht om.
‘Alayne.’ De zanger van haar tante stond naast haar. ‘Lieve Alayne. Ik ben Marillion. Ik zag je uit de regen binnenkomen. De nacht is kil en nat. Laat me je warmen.’
De oude hond hief zijn kop op en gromde, maar de zanger gaf hem een opdoffer, waarna hij jankend wegsloop.
‘Marillion?’ zei ze onzeker. ‘Het is… vriendelijk van je om je om mij te bekommeren, maar… neem het me alsjeblieft niet kwalijk. Ik ben erg moe.’
‘En erg mooi. In gedachten ben ik al de hele avond liederen voor je aan het maken. Een romance op je ogen, een ballade op je lippen, een duet op je borsten. Maar ik zing ze niet. Ze stelden niets voor, ze zijn een dergelijke schoonheid onwaardig.’ Hij ging op haar bed zitten en legde zijn hand op haar been. ‘Laat me in plaats daarvan met mijn lichaam voor je zingen.’
Ze snoof een vleug van zijn adem op. ‘Je bent dronken.’
‘Ik word nooit dronken. Mede maakt me alleen maar vrolijk. Ik sta in vuur en vlam.’ Zijn hand gleed omhoog naar haar dij. ‘En jij ook.’
‘Blijf van me af. Je gaat te ver.’
‘Genade. Ik zing al urenlang liefdesliedjes. Mijn bloed is aan de kook geraakt. En het jouwe ook, dat weet ik zeker… geen deern is ook maar half zo wellustig als een bastaard. Maak ik je al nat?’
‘Ik ben nog maagd,’ protesteerde ze.
‘Echt waar? O Alayne, Alayne, schone maagd van me, schenk me de gave van je onschuld. Je zult de goden nog dankbaar zijn. Ik zal je nog luider laten zingen dan vrouwe Lysa.’
Geschrokken deinsde Sansa achteruit. ‘Als je me niet met rust laat, hangt mijn t… mijn vader je op. Heer Petyr.’
‘Pinkje?’ Hij grinnikte. ‘Vrouwe Lysa is erg op mij gesteld en ik ben de favoriet van heer Robert. Als je vader mij beledigt zal ik hem vernietigen met een vers.’ Hij legde een hand op haar boezem en kneep. ‘Kom, uit die natte kleren. Je wilt vast niet dat er scheuren in komen. Kom, lieve jonkvrouw, luister naar de stem van uw hart…’
Sansa hoorde het gedempte geluid van staal tegen leer. ‘Zanger,’ zei een ruwe stem, ‘als je ooit nog wilt zingen, kun je beter weggaan.’ Het licht was vaag, maar ze zag de flauwe glans van een kling.
De zanger zag het ook. ‘Zoek zelf maar een meid…’ Het mes flitste, en hij slaakte een kreet. ‘Je hebt me gesneden!’
‘Als je niet weggaat, doe ik iets ergers.’
En in een vloek en een zucht was Marillion verdwenen. De ander bleef. In het donker torende hij hoog boven Sansa uit. ‘Heer Petyr zei dat ik een oogje op u moest houden.’ Het was de stem van Lothor Brune, realiseerde ze zich. Niet die van de Jachthond, nee, hoe zou dat ook kunnen. Natuurlijk moest het Lothor zijn… Die nacht sliep Sansa nauwelijks, maar lag ze net als aan boord van de Meermannenkoning te draaien en te woelen. Ze droomde van de stervende Joffry, maar toen hij over zijn hals klauwde en het bloed langs zijn vingers liep, zag ze tot haar ontzetting dat het haar broer Robb was. En ze droomde ook van haar huwelijksnacht, hoe Tyrion haar met zijn blikken verslond terwijl ze zich uitkleedde. Alleen was hij ditmaal groter dan Tyrion hoorde te zijn, en toen hij het bed in stapte had zijn gezicht maar aan één kant littekens. l lk wil dat je voor me zingt,’ knarste hij, en Sansa werd wakker en merkte dat de oude blinde hond weer naast haar lag.
‘Was je Dame maar,’ zei ze.
Bij het aanbreken van de dag klom Grisel naar de slaapkamer om de heer en de vrouwe een blad met vers brood, boter, honing, fruit en room te brengen. Toen ze terugkwam, meldde ze dat er om Alayne gevraagd werd. Sansa was nog slaapdronken, en het duurde even voor ze zich herinnerde dat zij Alayne was. Vrouwe Lysa lag nog in bed, maar heer Petyr was al op en aangekleed. ‘Je tante wil je spreken,’ zei hij tegen Sansa, terwijl hij een laars aantrok. ‘Ik heb haar verteld wie je bent.’
Goeie goden. ‘Ik… dank u, heer.’
Petyr trok met een ruk de andere laars aan. ‘Ik heb wel zo’n beetje mijn buik vol van thuis. We vertrekken vanmiddag naar het Adelaarsnest.’ Hij kuste zijn gemalin en likte een veeg honing van haar lippen. Toen liep hij de trap af.
Sansa stond aan het voeteneind van het bed terwijl haar tante een peer at en haar bekeek. ‘Nu zie ik het,’ zei vrouwe Lysa, terwijl ze het klokhuis weglegde. ‘Je lijkt erg op Catelyn.’
‘Dat is heel vriendelijk van u.’
‘Het was niet vleiend bedoeld. Eerlijk gezegd lijk je te veel op Catelyn. Daar moeten we iets aan doen. Voor we je mee terug nemen naar het Adelaarsnest zullen we denk ik je haar donker verven.’
Mijn haar donker verven? ‘Als het u behaagt, tante Lysa.’
‘Noem me niet zo. Geen woord over je aanwezigheid hier mag Koningslanding bereiken. Ik wil niet dat mijn zoon in gevaar komt.’
Ze knabbelde een hoekje van een honingraat af. ‘Ik heb de Vallei buiten deze oorlog gehouden. Onze oogst is overvloedig, de bergen beschermen ons, en het Adelaarsnest is onneembaar. Toch is het geen goed idee, heer Tywins toorn uit te lokken.’ Lysa legde de raat weg en likte de honing van haar vingers. ‘Petyr zegt dat je aan Tyrion Lannister uitgehuwelijkt bent. Die vuige dwerg.’
‘Ze hebben me gedwongen. Ik wilde helemaal niet.’
‘Net zomin als ik,’ zei haar tante. ‘Jon Arryn was geen dwerg, maar wel oud. Als je me zo ziet zou je het misschien niet zeggen, maar op de dag van onze bruiloft was ik zo mooi dat je moeder erbij verbleekte. Maar Jon was alleen maar op mijn vaders zwaarden uit om zijn geliefde jongens te steunen. Ik had hem moeten weigeren, maar hij was al zo oud, hoe lang kon hij nou helemaal blijven leven? De helft van zijn gebit was uitgevallen, en zijn adem rook naar stinkkaas. Mannen die uit hun mond stinken kan ik niet uitstaan. Petyrs adem is altijd fris… hij was de eerste man die ik ooit heb gekust, weet je dat? Mijn vader vond hem te laaggeboren, maar ik wist hoe hoog hij zou stijgen. Jon gaf hem de tolopbrengst van Meeuwstede, om mij een plezier te doen, maar toen de inkomsten vertienvoudigden begreep mijn heer-gemaal hoe slim hij was en gaf hem nog andere taken. Hij nam hem zelfs mee naar Koningslanding om daar muntmeester te worden. Het was hard om hem elke dag te zien en nog altijd met die oude, kille man getrouwd te zijn. Jon deed weliswaar zijn plicht in de slaapkamer, maar hij kon me net zomin genot als kinderen schenken. Zijn zaad was oud en zwak. Al mijn kindjes stierven, op Robert na. Drie meisjes en twee jongetjes. Al mijn lieve kleine kindjes dood, en die oude kerel maar doorgaan met zijn stinkende adem. Dus je ziet dat ik ook geleden heb.’ Vrouwe Lysa haalde luidruchtig haar neus op.
‘Weet je dat je arme moeder dood is?’
‘Dat heeft Tyrion me verteld,’ zei Sansa. ‘Hij zei dat de Freys haar in de Tweeling hadden vermoord, net als Robb.’
Plotseling sprongen de tranen vrouwe Lysa in de ogen. ‘Wij staan nu als vrouwen alleen, jij en ik. Ben je bang, kind? Houd moed. Ik zou een dochter van Cat nooit wegsturen. Wij zijn door banden des bloeds verbonden.’ Ze wenkte Sansa. ‘Je mag me op mijn wang kussen, Alayne.’
Plichtmatig kwam ze dichterbij en knielde naast het bed. Er hing een zoetgeurende wolk om haar tante heen, maar daaronder was de lucht van zure melk te ruiken. Haar wang smaakte naar gezichtsverf en poeder.
Toen Sansa een stapje naar achteren deed, greep vrouwe Lysa haar bij haar pols. ‘En vertel me eens,’ zei ze scherp. ‘Ben je zwanger? De waarheid nu, als je liegt dan merk ik dat.’
‘Nee,’ zei ze, geschrokken van de vraag.
‘Je bént toch ontbloeid, hè?’
‘Ja.’ Sansa wist dat ze dat in het Adelaarsnest niet lang zou kunnen verbergen. ‘Tyrion heeft… hij heeft me nooit…’ Ze voelde de blos over haar wangen omhoog kruipen. ‘Ik ben nog maagd.’
‘Was die dwerg impotent?’
‘Nee. Hij was alleen… hij was…’ Aardig? Dat kon ze niet zeggen, niet hier, niet tegen deze tante, die hem zo haatte. ‘Hij… hij had hoeren, vrouwe. Dat heeft hij me zelf verteld.’
‘Hoeren.’ Lysa liet haar pols los. ‘Dat moet ook wel. Welke vrouw wil er nu met zo’n onding naar bed, behalve voor goud? Ik had de Kobold moeten doden toen ik hem in mijn macht had, maar hij heeft me erin laten lopen. Hij is een en al laaghartigheid en list, dat kereltje. Zijn huurling heeft die beste ser Vardis Egen gedood. Catelyn had hem nooit hier mogen brengen, dat heb ik haar gezegd. Ze is er ook met onze oom vandoor gegaan. Dat was helemaal verkeerd van haar. De Zwartvis was mijn ridder van de poort, en sinds hij ons heeft verlaten zijn de bergclans hondsbrutaal geworden. Maar dat zal Petyr allemaal snel in orde maken. Ik maak hem beschermheer van de Vallei.’ Voor het eerst glimlachte haar tante bijna hartelijk. ‘Hij lijkt misschien minder lang en sterk dan een ander, maar hij is meer waard dan alle anderen bij elkaar. Vertrouw op hem en doe wat hij zegt.’
‘Ja, tante… vrouwe.’
Dat hoorde vrouwe Lysa kennelijk graag. ‘Ik heb de jonge Joffry gekend. Hij zei allerlei gemene dingen tegen mijn Robert, en een keer heeft hij hem met een houten zwaard geslagen. Een man zal zeggen dat vergif oneervol is, maar vrouwen hebben een ander soort eer. De Moeder heeft ons zo geschapen dat wij onze kinderen beschermen, en daarin te falen is onze enige schande. Dat zul je weten zodra je zelf een kind hebt.’
‘Een kind?’ zei Sansa onzeker.
Lysa wuifde nonchalant met een hand. ‘O, pas over een hele tijd. Je bent nog te jong om moeder te worden. Maar op een dag zul je kinderen willen. Zoals je ook zult willen trouwen.’
‘Ik… ik ben al getrouwd, vrouwe.’
‘Jawel, maar binnenkort ben je weduwe. Wees blij dat de Kobold liever naar de hoeren ging. Het zou ongepast zijn als mijn zoon de restjes van die dwerg kreeg, maar nu hij je nooit heeft aangeraakt… Hoe zou je het vinden om met je neef, heer Robert, te trouwen?’
Sansa werd al moe als ze eraan dacht. Het enige wat ze van Robert wist, was dat hij een ziekelijke kleine jongen was. Ze wil haar zoon niet aan mij uithuwelijken, maar aan mijn aanspraken. Niemand zal ooit uit liefde met me trouwen. Maar het liegen ging haar nu gemakkelijk af. ‘Ik… kan nauwelijks wachten tot ik hem ontmoet, vrouwe. Maar hij is nog een kind, niet?’
‘Hij is acht. En niet sterk. Maar het is zo’n goeie jongen, zo schrander en slim. Hij wordt een groot man, Alayne. Het zaad is sterk, zet mijn heer-gemaal voordat hij stierf. Zijn laatste woorden. Soms laten de goden ons op ons sterfbed een glimp van de toekomst zien. Ik zie niet in waarom je niet zou trouwen zodra we horen dat je Lannister-echtgenoot dood is. Een geheim huwelijk, natuurlijk. De mensen mogen niet denken dat de heer van het Adelaarsnest met een bastaard getrouwd is, dat zou ongepast zijn. Als de kop van de Kobolt rolt, zullen de raven wel meteen met bericht uit Koningslanding komen. Dan kunnen jij en Robert de volgende dag trouwen, wat een vreugde zal dat zijn. Het zal goed zijn als hij een speelkameraadje krijgt. Toen we pas in het Adelaarsnest terug waren, speelde hij met de zoon van Vardis Egen en met de zoons van mijn hofmeester, maar die waren veel te ruw, en ik was wel gedwongen om ze weg te sturen. Kun je goed lezen, Alayne?’
‘Septa Mordane was zo goed om te zeggen van wel.’
‘Robert heeft slechte ogen maar wordt graag voorgelezen,’ vertrouwde vrouwe Lysa haar toe. ‘Dierenverhalen vindt hij het mooist. Ken je dat liedje over de kip die zich als vos uitdoste? Dat zing ik de hele tijd voor hem, hij kan er geen genoeg van krijgen. En hij speelt ook graag kikkertje-over en draai-er-het-zwaard-maar-rond en kom-in-mijn-kasteel, maar je moet hem wel altijd laten winnen. Dat is niet meer dan gepast, lijkt je ook niet? Per slot van rekening is hij de heer van het Adelaarsnest, dat mag je nooit vergeten. Jij bent welgeboren, en de Starks van Winterfel zijn altijd trots geweest. Maar Winterfel is gevallen, en nu ben je eigenlijk gewoon een bedelares, dus die trots moet je maar opzij zetten. Dankbaarheid zal je beter passen, onder de huidige omstandigheden. Ja, en gehoorzaamheid. Mijn zoon krijgt een dankbare en gehoorzame echtgenote.’