Tyrion

De nieuwe kroon die zijn vader het Geloof had geschonken was tweemaal zo hoog als de vorige, die door de meute kapotgeslagen was: een juweel van kristal en gesponnen goud. Hij fonkelde in alle kleuren van de regenboog zodra de Hoge Septon zijn hoofd bewoog, maar Tyrion vroeg zich af hoe de man het gewicht ervan kon dragen. En zelfs hij moest toegeven dat Joffry en Marjolij een koninklijk paar vormden, zoals ze daar zij aan zij naast de torenhoge, vergulde beelden van de Vader en de Moeder stonden.

De bruid zag er lieftallig uit in haar ivoorwitte zijde en Myrisch kant, haar rokken versierd met zaadparels in een patroon van bloemen. Als de weduwe van Renling zou ze het recht hebben gehad om de Baratheon-kleuren te dragen, goud met zwart, maar ze was gekomen als Tyrel, in een maagdenmantel van groen fluweel, bestikt met honderden rozen van gouddraad. Hij vroeg zich af of ze echt nog maagd was. Niet dat Joffry het verschil zal merken. De koning zag er bijna even magnifiek uit als zijn bruid, in zijn wambuis van donker rozenrood, onder een mantel van diep karmozijnrood fluweel met het blazoen van de hertenbok en de leeuw. De kroon rustte luchtig op zijn krullen, goud op goud. Ik heb die rotkroon voor hem gered. Tyrion verplaatste zijn gewicht ongemakkelijk naar zijn andere voet. Hij kon niet stilstaan. Te veel wijn. Hij had eraan moeten denken om zijn blaas te legen voor ze uit de Rode Burcht vertrokken. De slapeloze nacht met Shae miste zijn uitwerking evenmin, maar wat hij vooral graag zou doen, was zijn ellendige koninklijke neef wurgen.

Ik ben niet onbekend met Valyrisch staal, had het jong opgeschept. De septons verkondigden voortdurend hoe de Vader in den Hoge over ons allen oordeelt. Als de Vader zo goed zou willen wezen om Joff nu omver te kantelen en hem als een mestkevertje te verpletteren, zou ik dat nog geloven ook.

Hij had het al veel eerder door moeten hebben. Jaime zou nooit een ander sturen om iemand voor hem te doden en Cersei was te sluw om een mes te gebruiken dat met haar in verband gebracht kon worden, maar Joff, de arrogante, achterbakse, stompzinnige kleine smeerlap die hij was…

Hij herinnerde zich een koude ochtend waarop hij de steile buitentrap van de bibliotheek van Winterfel was afgedaald en beneden prins Joffry had aangetroffen, die tegen de Jachthond over het doden van wolven stond te grappen. Een hond sturen om een wolf te doden, had hij gezegd. Maar zelfs Joffry was niet zo dwaas om Sandor Clegane opdracht te geven, een zoon van Eddard Stark te doden. Clegane zou naar Cersei zijn gegaan. In plaats daarvan had de jongen zijn handlanger gezocht bij de onsmakelijke troep vrijruiters, handelaars en marketentsters die op weg naar het noorden aan het koninklijke gezelschap waren blijven plakken. Een of andere pokdalige onbenul die voor de gunsten van een prins en een handjevol geld bereid was, zijn leven te wagen. Tyrion vroeg zich af wiens idee het was geweest om te wachten met het doorsnijden van Brans keel totdat Robert uit Winterfel vertrokken was. Hoogstwaarschijnlijk dat van Joff. Hij zal het wel het toppunt van geslepenheid hebben gevonden.

De dolk van de prins had een heft vol juwelen en een met goud ingelegd lemmet, meende Tyrion zich te herinneren. Joff was in elk geval niet zo dom geweest om die te gebruiken. In plaats daarvan had hij in zijn vaders wapenverzameling gesnuffeld. Robert Baratheon strooide onbekommerd met geschenken en zou zijn zoon elke dolk hebben gegeven die hij hebben wilde… maar Tyrion vermoedde dat de jongen hem gewoon achterovergedrukt had. Robert was met een lange sleep ridders en volgelingen, een reusachtig huis op wielen en een bagagetros naar Winterfel gereisd. Er was vast wel een ijverige bediende geweest die had gezorgd dat de wapens van de koning ook meegingen, voor het geval hij er een van wilde hebben.

Het mes dat Joff had uitgekozen was goed en onversierd. Geen gouden ornamenten, geen edelstenen op het heft, geen met zilver ingelegd lemmet. Koning Robert had het nooit bij zich gedragen, wist waarschijnlijk niet eens meer dat hij het had. Toch was het Valyrische staal dodelijk scherp… scherp genoeg om met een snelle haal door huid, pezen en spieren te snijden. Ik ben niet onbekend met Valyrisch staal. Maar dat was hij natuurlijk wel, anders zou hij nooit zo dwaas zijn geweest om het mes van Pinkje te kiezen. Het waarom ontging hem nog steeds. Pure wreedheid soms? Die bezat zijn neef in hoge mate. Tyrion moest zijn uiterste best doen om niet alle wijn die hij op had weer uit te kotsen of in zijn hozen te piesen, of allebei. Hij wiebelde ongemakkelijk. Hij had bij het ontbijt zijn mond moeten houden. De jongen weet nu dat ik het weet. Mijn grote mond wordt nog eens mijn dood, daar durf ik een eed op te doen.

De zeven geloften werden afgelegd en de zeven zegeningen afgeroepen. Toen het bruiloftslied gezongen en de uitdaging onbeantwoord was gebleven, was het tijd voor het wisselen van de mantels. Terwijl hij probeerde tussen zijn vader en zijn oom Kevan door te kijken, verplaatste Tyrion zijn gewicht van het ene onvolgroeide been naar het andere. Als de goden goed zijn, maakt J off er een zootje van. Hij vermeed het zorgvuldig om Sansa aan te kijken, opdat zijn ogen zijn verbittering niet zouden verraden. Je had verdomme kunnen knielen. Was het dan zo verrekte moeilijk om die starre Stark-knieën van je te buigen en mij een klein beetje waardigheid te laten behouden?

Hamer Tyrel nam zijn dochter teder haar maagdenmantel af, terwijl Joffry de opgevouwen bruidsmantel van zijn broer Tommen aannam en hem met een zwierig gebaar uitschudde. De jonge koning was met zijn dertien jaar net zo lang als zijn bruid op haar zestiende. Hij had geen narrenrug nodig om bovenop te klimmen. Hij hulde Marjolij in het karmijnrood met goud en boog zich naar voren om de gesp bij haar keel dicht te sluiten. En zo simpel ging ze van haar vaders bescherming in die van haar echtgenoot over. Maar wie zal haar tegen Joff beschermen? Tyrion wierp een blik op de Bloemenridder, die bij de overige leden van de Koningsgarde stond. Zorg dat uw zwaard altijd goed gewet is, ser Loras!

‘Met deze kus wijd ik u mijn liefde toe!’ verklaarde Joffry galmend. Toen Marjolij de woorden herhaalde trok hij haar naar zich toe en kuste haar langdurig en intens. Opnieuw danste er een regenboog van licht om de kroon van de Hoge Septon toen hij plechtig verklaarde dat Joffry van de huizen Baratheon en Lannister en Marjolij van het huis Tyrel één vlees, één hart en één ziel waren. Goed, dat hebben we gehad. En nu terug naar dat verdomde kasteel, zodat ik kan pissen.

Ser Loras en ser Meryn liepen in hun witte schubbenpantser en sneeuwblanke mantel aan het hoofd van de stoet de sept uit. Daarna kwam prins Tommen, die uit een mandje rozenblaadjes voor de koning en de koningin strooide. Na het koninklijk paar volgde koningin Cersei en heer Tyrel en daarna de moeder van de bruid, arm in arm met heer Tywin. De Doornenkoningin schuifelde achter hen aan, met haar ene hand op de arm van ser Kevan Lannister en de andere op haar stok, haar tweelingwachters vlak achter haar, voor het geval ze viel. Daarna kwamen ser Garlan Tyrel en zijn vrouwe, en ten slotte was het hun beurt.

‘Madame.’ Tyrion bood Sansa zijn arm. Plichtmatig nam ze hem aan, maar terwijl ze samen door het gangpad liepen voelde hij hoe stijf ze zich hield. Ze keek niet één keer op hem neer. Zelfs voordat hij de deuren bereikte hoorde hij de mensen buiten juichen. De massa was zo dol op Marjolij dat ze zelfs bereid waren om weer van Joffry te houden. Zij was van Renling geweest, de knappe jonge prins die hen zo had liefgehad dat hij van gene zijde van het graf was teruggekeerd om hen te redden. En in haar kielzog was de overvloed van Hooggaarde vanuit het zuiden over de rozenweg gestroomd. De dwazen leken vergeten te zijn dat Hamer Tyrel degene was geweest die om te beginnen de rozenweg afgesloten en die vervloekte hongersnood veroorzaakt had. Ze stapten de frisse herfstlucht in. ‘Ik was al bang dat we nooit meer zouden ontsnappen,’ schertste Tyrion.

Toen moest Sansa hem wel aankijken. ‘Ik… ja heer. Zoals u zegt.’

Ze keek treurig. ‘Maar het was zo’n mooie ceremonie.’

In tegenstelling tot de onze. ‘Lang was het wel, dat geef ik toe. Ik moet terug naar het kasteel om eens stevig te pissen.’ Tyrion wreef over de stomp van zijn neus. ‘Ik wilde dat ik een of andere taak had bedacht die had vereist dat ik de stad verliet. Pinkje is tenminste slim geweest.’

Joffry en Marjolij stonden met de Koningsgarde om zich heen boven aan de trap die op het brede marmeren plein uitkwam. Ser Addam en zijn goudmantels hielden de menigte in bedwang, terwijl het standbeeld van Baelor de Gezegende welwillend op hen neerzag. Tyrion moest wel met de anderen in de rij gaan staan om zijn felicitaties aan te bieden. Hij kuste Marjolij’s vingers en wenste haar alle geluk van de wereld. Gelukkig stonden anderen achter hen op hun beurt te wachten, zodat ze niet lang hoefden te blijven. Hun draagkoets had in de zon gestaan en achter de gordijnen was het heet. Toen ze deinend in beweging kwamen, liet Tyrion zich op een elleboog achterover zakken, terwijl Sansa naar haar handen staarde. Ze is even knap als dat meisje Tyrel. Ze had diep, herfstbruin haar en helderblauwe Tulling-ogen. Het verdriet gaf haar blik iets gejaagds en kwetsbaars en maakte haar hooguit nog mooier. Hij wilde haar graag bereiken, door het pantser van haar hoffelijkheid heen dringen. Was dat de reden dat hij sprak, of alleen maar de noodzaak, zijn aandacht van zijn volle blaas af te leiden?

‘Ik had gedacht dat we naar de Rots van Casterling konden reizen als de wegen weer veilig zijn.’ Ver bij Joffry en mijn zuster vandaan. Hoe meer hij nadacht over wat Joffry met Vier Koningslevens had gedaan, hoe meer het hem dwarszat. Als dat geen boodschap is! ‘Ik zou je graag de Gouden Galerij en de Leeuwenmuil laten zien, en de Heldenzaal waar Jaime en ik als jongens speelden. Beneden kun je het geraas horen waar de zee naar binnen komt…’

Langzaam keek ze op. Hij wist wat ze zag: het gezwollen, dierlijke voorhoofd, de rauwe stomp van zijn neus, zijn kromme, roze litteken en zijn ongelijke ogen. Haar eigen ogen waren groot, blauw en leeg. ‘Ik zal gaan waarheen mijn heer-gemaal wenst.’

‘Ik had gehoopt dat het u een genoegen zou zijn, madame.’

‘Het zal mij een genoegen zijn, u een genoegen te doen, heer.’

Zijn mond verstrakte. Wat een zielig kereltje ben je eigenlijk. Dacht je dat je haar een glimlach kon ontlokken door over de Leeuwenmuil te bazelen? Wanneer heb jij een vrouw ooit aan het glimlachen gebracht met iets anders dan goud? ‘Nee, dat was een dwaas idee. Alleen een Lannister is in staat van de Rots te houden.’

‘Ja, heer. Zoals u wenst.’

Tyrion hoorde hoe het volk de naam van koning Joffry riep. Over drie jaar is die wrede jongen een man die zelfstandig regeert… en iedere dwerg met maar een klein beetje hersens zal zich dan ver van Koningslanding bevinden. Oudstee misschien. Of zelfs de Vrijsteden. Hij had altijd al graag de Titaan van Braavos willen zien. Misschien zou Sansa dat leuk vinden. Op vriendelijke toon begon hij over Braavos, om op een muur van gemelijke beleefdheid te stuiten die even ijskoud en bikkelhard was als de Muur waarop hij eens in het noorden had gelopen. Hij werd er nu even moe van als toen. De rest van de tocht bewaarden ze hun stilzwijgen. Na een poosje merkte Tyrion dat hij hoopte dat Sansa iets zou zeggen, wat dan ook, al was het maar één woord, maar ze deed geen mond open. Toen de draagstoel op het binnenhof halt hield, liet hij het aan een knecht over, haar te helpen uitstappen. ‘We worden over een uur op het feest verwacht, madame. Ik zal mij weldra bij u voegen.’

Hij liep met stijve benen weg. Aan de overkant van de binnenplaats hoorde hij hoe Marjolij ademloos lachte toen Joffry haar met een zwaai uit het zadel tilde. Op een dag is die jongen net zo lang en sterk als Jaime en ik nog steeds een dwerg aan zijn voeten. En de kans is groot dat hij me op een dag zelfs nog korter zal maken… Hij vond een gemak en zuchtte tevreden toen hij de wijn van die morgen loosde. Er waren ogenblikken waarop pissen bijna even lekker was als een vrouw, en dit was er een van. Kon hij zijn twijfels en schuldgevoelens maar half zo makkelijk lozen. Voor zijn vertrekken stond Podderik Peyn te wachten. ‘Ik heb uw nieuwe wambuis klaargelegd. Niet hier. Op uw bed. In de slaapkamer.’

‘Ja, daar staat het bed.’ Sansa zou daar nu wel zijn om zich voor het feest te kleden. En Shae. ‘Wijn, Pod.’

Tyrion dronk hem terwijl hij in zijn vensterbank zat te broeden, met onder zich de chaos van de keukens. De zon was nog niet naar de bovenrand van de kasteelmuur gedaald, maar hij rook brood in de oven en roosterend vlees. De gasten zouden nu weldra vol verwachting de troonzaal binnenstromen: dit werd een avond vol gezang en glans, niet alleen bedoeld om Hooggaarde en de Rots van Casterling te verenigen, maar tevens om hun macht en rijkdom van de daken te schreeuwen, als les voor iedereen die zich nog tegen Joffry’s heerschappij dacht te verzetten.

Maar wie zou nu nog zo gek zijn om Joffry’s heerschappij te betwisten, na wat Stannis Baratheon en Robb Stark was overkomen?

In het rivierengebied werd nog gevochten, maar overal sloot het net zich. Ser Gregor Clegane was de Drietand overgestoken en had de Robijnvoorde veroverd en daarna bijna moeiteloos Harrenhal ingenomen. Zeegaard had zich aan Zwarte Walder Frey overgegeven, heer Randyl Tarling had Maagdenpoel, Schemerdel en de koningsweg in handen. In het westen had ser Daven Lannister zich bij de Guldentand met ser Forle Paape verenigd om naar Stroomvliet op te trekken. Ser Ryman Frey leidde vanuit de Tweeling tweeduizend speerdragers naar het zuiden om zich bij hen te voegen. En Paxter Roodweijn beweerde dat zijn vloot weldra vanuit het Prieel in zee zou steken om de lange reis rond Dorne en door de Stapstenen te aanvaarden. Stannis’ Lyseense piraten hadden een tienvoudige overmacht tegenover zich. De strijd die de maesters de Oorlog der Vijf Koningen noemden was bijna ten einde. Men had Hamer Tyrel al horen klagen dat heer Tywin geen overwinningen voor hem meer overliet.

‘Heer?’ Pod stond naast hem. ‘Gaat u zich niet verkleden? Ik heb het wambuis klaargelegd. Op uw bed. Voor het feest.’

‘Feest?’ zei Tyrion zuur. ‘Welk feest?’

‘Het bruiloftsfeest.’ Het sarcasme ontging Pod uiteraard. ‘Koning Joffry en jonkvrouw Marjolij. Koningin Marjolij, bedoel ik.’

Tyrion besloot vanavond heel, heel snel dronken te worden.

‘Goed dan, Podderik, jongen, laten we een feestganger van mij maken.’

Shae was Sansa’s haar aan het doen toen ze de slaapkamer binnenliepen. Vreugde en verdriet, dacht hij toen hij hen daar samen zag. Lachen en tranen. Sansa droeg een jurk van zilverkleurig satijn, afgezet met eekhoornbont, met geschulpte mouwen die bijna tot de vloer reikten, gevoerd met zacht, paars vilt. Shae had Sansa’s haar kunstig opgestoken in een exquis zilveren haarnet met flonkerende donkerpaarse edelstenen. Tyrion had haar nog nooit zo lieftallig gezien, maar niettemin droegen die lange, satijnen mouwen haar rouw. ‘Vrouwe Sansa,’ zei hij tegen haar, ‘u zult vanavond de schoonste vrouw in de zaal zijn.’

‘U bent al te vriendelijk, heer.’

‘Vrouwe,’ zei Shae verlangend, ‘zou ik u niet aan tafel kunnen bedienen? Ik wil zo graag de duiven uit de pastei zien opvliegen.’

Sansa keek haar onzeker aan. ‘De koningin heeft alle diensters al aangewezen.’

‘En de zaal is toch al te vol.’ Tyrion had moeite om zijn ergernis te onderdrukken. ‘Maar door het hele kasteel lopen speellieden rond, en op het buitenhof staan tafels met eten en drinken voor iedereen.’ Hij inspecteerde zijn nieuwe wambuis, karmijnrood met opgevulde schouders en opengewerkte pofmouwen die de zwart satijnen binnenmouw zichtbaar maakten. Een knap kledingstuk. Nu nog een knappe man om het te dragen. ‘Kom, Pod, help me hier eens in.’

Tijdens het kleden dronk hij nog een beker wijn. Daarna nam hij zijn vrouw bij de arm en leidde haar de Keukenburcht uit om zich bij de stroom van zijde, satijn en fluweel te voegen die in de richting van de troonzaal vloeide. Sommige gasten waren naar binnen gegaan om hun bank te zoeken. Anderen drentelden voor de deuren rond om van de warmte te genieten, die ongewoon was voor de tijd van het jaar. Tyrion voerde Sansa het binnenhof rond om de noodzakelijke plichtplegingen af te werken.

Ze is hier goed in, dacht hij, terwijl hij toekeek hoe ze heer Gyllis vertelde dat zijn hoest beter klonk, Elinor Tyrel complimenteerde met haar japon en Jalabhar Xho naar de huwelijksgewoonten op de Zomereilanden vroeg. Zijn eigen neef, ser Lancel, was door ser Kevan naar beneden gebracht, de eerste keer sinds de slag op het Zwartewater dat hij van zijn ziekbed opstond. Hij ziet eruit als een geest. Lancels haar was wit en bros geworden, en hij was zo mager als een brandhoutje. Zonder zijn vader om hem overeind te houden, zou hij ongetwijfeld in elkaar zijn gezakt. Maar toen Sansa zijn moed prees en zei hoe goed het was hem te zien aansterken, straalden zowel Lancel als ser Kevan. Ze zou een goede koningin zijn geweest en een betere vrouw voor Joffry, als hij het benul had gehad van haar te houden. Hij vroeg zich af of zijn neef eigenlijk wel in staat was om van iemand te houden.

‘Je ziet er verrukkelijk uit, kind,’ zei vrouwe Olenna Tyrel tegen Sansa, terwijl ze op hen af schuifelde in een japon van goudbrokaat die vermoedelijk meer woog dan zijzelf. ‘Maar je haar is een beetje verwaaid.’ Het oude wijfje stak een hand op om aan aan de losse strengen te frunniken, ze op hun plaats te duwen en Sansa’s haarnet recht te trekken. ‘Het spijt me heel erg van de verliezen die je hebt geleden,’ zei ze al trekkend en frummelend. ‘Ik weet wel dat je broer een gruwelijke verrader was, maar als we nu ook al beginnen om mannen op hun bruiloft te vermoorden, zullen ze nog meer voor het huwelijk terugdeinzen dan ze toch al doen. Juist ja, dat is beter.’ Vrouwe Olenna glimlachte. ‘Tot mijn vreugde vertrek ik overmorgen naar Hooggaarde. Ik heb schoon genoeg van deze stinkstad, dank je feestelijk. Misschien wil je me vergezellen voor een kort bezoekje, terwijl de mannen de hort op gaan om oorlog te voeren. Ik zal mijn Marjolij en al haar lieftallige dames vreselijk missen. Jouw gezelschap zou toch zo’n aangename vertroosting bieden.’

‘Dat is heel vriendelijk van u, vrouwe,’ zei Sansa, ‘maar mijn plaats is bij mijn heer-gemaal.’

Vrouwe Olenna wierp Tyrion een gerimpeld, tandeloos lachje toe. ‘O ja? Neem het een dwaze oude vrouw niet kwalijk, heer. Ik was niet van plan uw lieftallige echtgenote te stelen. Ik ging ervan uit dat u vertrok om een leger Lannisters tegen de een of andere boosaardige vijand aan te voeren.’

‘Een leger draken en hertenbokken. De muntmeester moet aan het hof blijven om te zorgen dat er voor al die legers betaald wordt.’

‘Maar natuurlijk. Draken en hertenbokken. Slim, hoor. En dwergenpenningen. Ik heb van die dwergenpenningen gehoord. Het moet een hele klus zijn om ze in te zamelen.’

‘Het inzamelen laat ik aan anderen over, vrouwe.’

‘O ja? Laat ik nou gedacht hebben dat u daar zelf bij wilde zijn. We kunnen niet hebben dat de kroon zijn dwergenpenningen misloopt, nietwaar?’

‘De goden verhoeden het.’ Tyrion begon zich af te vragen of heer Luthor soms met opzet van die klip was gereden. ‘Als u ons nu wilt verontschuldigen, vrouwe Olenna? Het wordt tijd dat we onze plaatsen opzoeken.’

‘Voor mij ook. Zevenenzeventig gangen, stel je voor. Vindt u dat niet een beetje overdreven, heer? Zelf eet ik niet meer dan drie of vier hapjes, maar u en ik zijn erg klein, nietwaar?’ Ze streek Sansa nogmaals over het haar en zei: ‘Nou ja, schiet maar op, kind, en probeer wat opgewekter te zijn. Hé, waar zijn mijn wachten gebleven? Links en Rechts, waar zijn jullie? Kom me eens op de verhoging helpen!’

Hoewel het nog een uur zou duren voor het donker werd, was de troonzaal nu al een zee van licht. In iedere houder brandde een toorts. De gasten aan de tafels stonden op als herauten de namen en titels van de binnentredende heren en dames uitriepen. Pages in koninklijk livrei leidden hen het brede gangpad in het midden door. De bovengalerij was volgepakt met speellieden: trommelaars, fluitspelers en fiedelaars, snaren, hoorns en zakpijpen. Tyrion greep Sansa’s arm en volbracht de wandeling met zware, waggelende tred. Hij voelde dat hun ogen op hen gericht waren en pulkte aan het kersverse litteken dat hem nog lelijker maakte dan hij al geweest was. Laat ze maar kijken, dacht hij, terwijl hij op zijn zetel wipte. Laat ze maar staren en fluisteren tot ze uitgekeken zijn. Ik ga me niet voor die lui verbergen. De Doornenkoningin liep achter hen naar binnen, voortschuifelend met kleine pasjes. Tyrion vroeg zich af wie er absurder uitzag, hij met Sansa of dat verschrompelde oude wijfje tussen haar zeven voet lange tweelingwachten.

Joffry en Marjolij reden op twee identieke witte paarden de troonzaal in. Voor hen uit renden pages die rozenblaadjes voor de hoeven strooiden. Ook de koning en de koningin hadden zich voor het feest verkleed. Joffry droeg zwart met karmijnrood gestreepte hozen en een goudbrokaten wambuis met zwartsatijnen mouwen en noppen van onyx. Marjolij had de brave jurk die ze in de sept had gedragen voor iets gedurfders verwisseld, een modieuze japon van lichtgroen brokaat met een nauwsluitend lijfje dat haar schouders en de bovenzijde van haar kleine borsten bloot liet. Haar loshangende, zachtbruine haar golfde over haar blanke schouders en rug bijna tot op haar middel. Om haar slapen rustte een dunne, gouden kroon. Ze glimlachte beschroomd en innemend. Een lieftallig meisje, dacht Tyrion, en een beter lot dan mijn neef verdient. De Koningsgarde escorteerde hen naar de verhoging, naar de erezetels in de schaduw van de IJzeren Troon, waarover voor de gelegenheid lange, zijden wimpels in Baratheon-goud, Lannisterrood en Tyrel-groen gedrapeerd waren. Cersei omhelsde Marjolij en kuste haar op de wangen. Heer Tywin deed hetzelfde, en daarna Lancel en ser Kevan. Joffry ontving liefhebbende kussen van de vader van de bruid en zijn twee nieuwe broers, Loras en Garlan. Niemand leek erg veel haast te hebben om Tyrion te kussen. Toen de koning en de koningin hun plaatsen hadden ingenomen stond de Hoge Septon op en ging voor in gebed. Hij neuzelt in ieder geval niet zo erg als de vorige, troostte Tyrion zichzelf. Hij en Sansa zaten een eind rechts van de koning, naast ser Garlan Tyrel en zijn gemalin, vrouwe Leonette. Er waren zeker tien anderen die dichter bij Joffry zaten, iets wat door een prikkelbaarder man misschien als een krenking zou zijn opgevat als hij nog maar kort daarvoor de Hand des Konings was geweest. Tyrion zou zelfs nog blij zijn geweest als het er honderd waren geweest.

‘Laat de bekers vullen!’ verkondigde Joffry toen de goden hadden gekregen wat hun toekwam. Zijn schenker goot een complete flacon donkerrode wijn uit het Prieel in de gouden bruiloftskelk die heer Tyrel hem die ochtend had gegeven. De koning moest hem met beide handen heffen. ‘Op mijn gemalin, de koningin!’

‘Marjolij!’ schreeuwde de zaal terug. ‘Marjolij! Marjolij! Op Marjolij!’ Duizend bekers galmden tegen elkaar, en het bruiloftsfeest was werkelijk begonnen. Tyrion Lannister dronk met de overigen mee. Hij leegde zijn beker bij die eerste heildronk en gebaarde zodra hij weer zat dat het ding nog eens volgeschonken moest worden. De eerste schotel was een romige champignonsoep met in boter gesmoorde slakken, opgediend in vergulde schalen. Tyrion had het ontbijt nauwelijks aangeroerd en de wijn was al naar zijn hoofd gestegen, dus was het eten hem uitermate welkom. Hij had het al snel op. Eentje gehad, nog zesenzeventig te gaan. Zevenenzeventig gangen, terwijl er in de stad nog kinderen honger lijden en sommige mensen een moord zouden doen voor een radijsje. Als ze ons nu konden zien waren ze misschien niet half zo dol meer op de Tyrels.

Sansa proefde een lepel soep en schoof de kom weg. ‘Niet lekker, vrouwe?’ vroeg Tyrion.

‘Er komt nog zoveel, heer. Ik heb maar een kleine maag.’ Ze plukte zenuwachtig aan haar haren en keek langs de tafel naar Joffry en zijn Tyrel-koningin. Zou ze graag in Marjolij’s schoenen staan? Tyrion fronste zijn wenkbrauwen. Zelfs een kind hoort verstandiger te zijn. Hij keek de andere kant op, zoekend naar afleiding, maar waar hij ook keek, overal zaten vrouwen, prachtige, leuke, beeldschone, gelukkige vrouwen die van andere mannen waren. Marjolij uiteraard, die lieftallig lachend samen met Joffry uit de grote, zevenhoekige bruidskelk dronk. Haar moeder, vrouwe Alerie, zilverharig, knap en nog altijd trots naast Hamer Tyrel gezeten. De drie jeugdige nichtjes van de koningin, fel gekleurd als vogels. Heer Blijlevens donkerharige Myrische vrouw met haar grote, zwarte, broeierige ogen. Ellaria Zand tussen de Dorners (Cersei had hun een eigen tafel gegeven, pal onder de verhoging, een hoogst eervolle plaats, maar zo ver mogelijk van de Tyrels verwijderd als de breedte van de zaal dat toestond), lachend om iets wat de Rode Adder tegen haar zei. En dan was er nog een vrouw, bijna onder aan de derde tafel links… de echtgenote van een van de Graftwegs, meende hij, en hoogzwanger van zijn kind. Haar buik deed geen enkele afbreuk aan haar tere schoonheid, en haar vreugde gold niet het eten en de feeststemming. Tyrion keek toe hoe haar man haar hapjes van zijn bord voerde. Ze dronken uit dezelfde beker en kusten elkaar vaak en op onverwachte momenten. Telkens als ze dat deden rustte zijn hand licht op haar buik, een teder en beschermend gebaar. Hij vroeg zich af wat Sansa zou doen als hij zich nu op dit moment naar haar toeboog en haar kuste. Hoogstwaarschijnlijk wégdeinzen. Of zich beheersen en het lijdzaam ondergaan, zoals haar plicht dat vereiste. Als ze iets is, dan is het wel plichtsgetrouw, die vrouw van mij. Als hij tegen haar zou zeggen dat hij vannacht haar maagdelijkheid wilde, zou ze dat ook plichtsgetrouw ondergaan en niet harder huilen dan strikt noodzakelijk.

Hij riep om meer wijn. Tegen de tijd dat hij die kreeg, werd de tweede gang opgediend, een pastei met een vulling van varkensvlees, pijnboompitten en eieren. Sansa at maar een klein hapje van de hare, terwijl de herauten intussen de eerste van de zeven zangers opriepen. Hamis de Harpspeler met zijn grijze baard kondigde aan dat hij zou optreden ‘voor het oor van goden en mensen, een lied dat in de Zeven Koninkrijken nog nimmer werd vernomen’. Hij noemde het ‘Heer Renlings rit’.

Zijn vingers tokkelden over de snaren van de hoge harp en vulden de troonzaal met lieflijke klanken. ‘Van zijn troon van been zag de Doodsheer terneer op de edele heer die vermoord was? begon Hamis, en vertelde vervolgens hoe Renling, die berouw had van zijn poging zijn neef de kroon te ontnemen, de Doodsheer zelve had getrotseerd om weer over te steken naar het land der levenden en het rijk tegen zijn broer te verdedigen. En daarvoor is die stakker van een Symon in een kom bruin geëindigd, peinsde Tyrion. Tegen het slot, toen de schim van de dappere heer Renling naar Hooggaarde vloog om nog een laatste, verstolen blik op het gelaat van zijn ware geliefde te werpen, was koningin Marjolij in tranen. ‘Renling Baratheon heeft van zijn leven nooit ergens spijt van gehad,’ zei de Kobold tegen Sansa, ‘maar als ik het wel heb, heeft Hamis zojuist een gouden luit gewonnen.’

De Harpspeler gaf ook diverse meer bekende liederen ten beste.

‘Een roos van goud’ was ongetwijfeld voor de Tyrels bestemd, zoals ‘De regens van Castameer’ bedoeld was om zijn vader te vleien. ‘Maagd, Moeder en Oude Vrouw’ deed de Hoge Septon veel genoegen, en ‘Mijn gemalin’ bracht alle kleine meisjes met een romantisch hart in verrukking, en ongetwijfeld ook sommige kleine jongens. Tyrion luisterde met een half oor terwijl hij suikermaïsbeignets en warm haverbrood met stukjes dadel, appel en sinaasappel proefde en aan een everzwijnrib knaagde. Daarna volgden de gangen en de overige genoegens elkaar in duizelingwekkend tempo op, voortgestuwd op een stroom van wijn en bier. Hamis vertrok en zijn plaats werd ingenomen door een tamelijk kleine, bejaarde beer die begeleid door fluit en trom een lompe dans uitvoerde, terwijl de bruiloftsgasten in gemalen amandelen gepaneerde forel aten. Uilebol besteeg zijn stelten en zette tussen de tafels door de achtervolging van Boterbobbel in, de krankzinnig dikke nar van heer Tyrel, en intussen lieten de heren en dames zich de geroosterde reigers en de pastei met kaas en uien goed smaken. Een troep acrobaten uit Pentos vertoonde radslagen en handstandjes, ze lieten op hun blote voeten borden balanceren en vormden een menselijke piramide. Hun verrichtingen werden begeleid door in hete oosterse kruiden bereide krab, bladen vol schaapskoteletten in amandelmelk met wortel, rozijn en ui, en viskoeken uit de oven die zo heet opgediend werden dat je je vingers eraan brandde. Daarna riepen de herauten de volgende zanger op, Collio Quaynis uit Tyrosh, die een vermiljoenrode baard had en precies zo’n lachwekkend accent als Symon had beloofd. Collio begon met zijn versie van ‘De dans der draken’, eigenlijk een lied voor twee zangers, een man en een vrouw. Tyrion doorstond het met een dubbele portie patrijs in honing en gember plus ettelijke bekers wijn. Een spookachtige ballade over twee stervende gelieven tijdens de ‘Doem van Valyria’ zou de zaal beter bevallen zijn als Collio niet in het Hoog Valyrisch had gezongen, dat de meeste gasten niet verstonden. Maar ‘Bessa de barmeid’ met zijn schuine verzen nam de mensen weer voor hem in. Er werd gevederde pauw opgediend, in zijn geheel geroosterd en met dadels gevuld, terwijl Collio een trommelslager riep, een diepe buiging maakte voor heer Tywin en zich op ‘De regens van Castameer’ stortte.

Als ik daar zeven versies van moet horen ga ik straks misschien naar de Vlooienzak om de stamppot mijn excuses aan te bieden. Tyrion wendde zich tot zijn echtgenote. ‘Wie hoort u liever?’

Sansa knipperde met haar ogen. ‘Heer?’

‘De zangers. Wie hoort u liever?’

‘Ik… het spijt me, heer. Ik luisterde niet.’

Ze at ook niet. ‘Is er iets, Sansa?’ Hij zei het zonder na te denken, en voelde zich onmiddellijk een idioot. Al haar verwanten zijn afgeslacht en zij is aan mij uitgehuwelijkt, en ik vraag me af wat er mis is.

‘Nee, heer.’ Ze keek de andere kant op en veinsde een weinig overtuigende belangstelling voor Uilebol, die ser Dontos met dadels bekogelde.

Vier meester-vuurbezweerders riepen dieren van levend vuur op die elkaar met vlammende klauwen verscheurden, terwijl de bedienden kommen mengelij opdienden, een soep van vleesbouillon en gekookte wijn met geblancheerde amandelen en stukken kapoen erdoor en gezoet met honing. Daarna gingen de pijpers rond en kwamen de slimme honden en de degenslikkers, vergezeld van erwten in botersaus, gehakte noten en plakken zwaan, gepocheerd in een saus van saffraan en perziken. (’Niet alweer zwaan,’ pruttelde Tyrion, denkend aan het souper met zijn zuster aan de vooravond van de slag.) Een goochelaar liet een aantal zwaarden en bijlen door de lucht wervelen, terwijl de tafels voorzien werden van sissende bloedworstjes aan het spit, een combinatie die Tyrion goed bedacht, slim maar misschien toch niet zo heel smaakvol vond. De herauten staken hun trompetten. ‘Om te zingen voor de gouden luit,’ riep er een, ‘brengen wij u Galyeon van Caay.’

Galyeon was een forse kleerkast met een zwarte baard, een kaal hoofd en een dreunend stemgeluid dat tot in alle uithoeken van de troonzaal reikte. Hij had maar liefst zes speellieden bij zich om hem te begeleiden. ‘Edele heren en schone dames, ik zing vanavond slechts één lied voor u,’ kondigde hij aan. ‘En wel het lied van het Zwartewater en de redding van een rijk.’ De trommelslager zette een traag, dreigend ritme in.

‘De duistere heer peinsde hoog in zijn toren,’ begon Galyeon, ‘in een slot als de nacht zo zwart.’

‘Zwart was zijn haar, en zwart was zijn ziel’ zongen de muzikanten eenstemmig. Een fluit viel in.

‘Hij propte zich vol met afgunst en wrok, en bloeddorst slurpte zijn hart,’ zong Galyeon. ‘Eens heerste mijn broer over zeven rijken, zo zei hij zijn feeks van een vrouw. Ik neem wat van hem was en maak het van mij. Mijn kling stort zijn zoon in rouw.’

‘Een moedige knaap met een hart van goud,’ zongen zijn muzikanten, terwijl er een houtharp en een vedel begonnen te spelen.

‘Als ik ooit weer Hand word, is het eerste wat ik doe al die zangers ophangen,’ zei Tyrion te luid. Naast hem lachte vrouwe Leonette zachtjes, en ser Garlan boog zich naar hem toe en zei: ‘Een dappere daad is niet minder dapper wanneer hij onbezongen blijft.’

‘De zwarte heerser vergaarde zijn kraaien, somber als het graf. En dorstend naar bloed, zo gingen zij scheep…’

‘… en Tyrions neus ging eraf,’ maakte Tyrion het vers af. Vrouwe Leonette giechelde. ‘Misschien moet u ook zanger worden, heer. U rijmt net zo goed als die Galyeon.’

‘Nee, madame,’ zei ser Garlan. ‘Heer Lannister is bestemd om grootse daden te verrichten, niet om ze te bezingen. Zonder zijn keten en wildvuur was de vijand de rivier overgestoken. En als Tyrions wildlingen niet het grootste deel van heer Stannis’ verkenners hadden gedood, hadden wij hem nooit onverhoeds kunnen overvallen.’ Bij die woorden voelde Tyrion zich absurd dankbaar, en ze hielpen de pil vergulden toen Galyeon eindeloos doorzong over de moed van de jeugdige koning en zijn moeder, de gouden koningin.

‘Dat heeft ze niet gedaan,’ flapte Sansa er plotseling uit.

‘Geloof nooit wat u hoort zingen, madame.’ Tyrion wenkte een bediende om hun wijnbekers weer te laten vullen.

Weldra was het volledig nacht achter de hoge ramen, en nog steeds bleef Galyeon doorzingen. Zijn lied telde zevenenzeventig strofen, al leken het er eerder duizend. Een voor elke gast in de zaal. Tyrion dronk zich door de laatste twintig heen, want dat hielp hem de neiging te onderdrukken om zijn oren met champignons dicht te stoppen. Toen de zanger eindelijk boog, waren sommige gasten beschonken genoeg om zelf voor onbedoeld vermaak te zorgen. Grootmaester Pycelle viel in slaap tijdens een wervelende dans van Zomereilanders, gehuld in bonte veren en rookgrijze zij, en toen de elandrondo’s gevuld met rijpe blauwe kaas werden binnengebracht, stak een van heer Rowins ridders een Dorner neer. De goudmantels sleepten hen allebei weg, de een om in een cel te verrekken, de ander om door maester Ballabar te worden opgelapt. Tyrion zat net met een met kaneel, kruidnagelen, suiker en amandelmelk gekruid zultpuddinkje te spelen toen koning Joffry plotseling zwaaiend overeind kwam. ‘Laat mijn koninklijke toernooiridders komen!’ riep hij met een tong die dik was van de wijn, en hij klapte in zijn handen.

Mijn neef is nog zatter dan ik, dacht Tyrion, terwijl de goudmantels de grote deuren aan het eind van de zaal openden. Een tweetal ruiters kwam naast elkaar binnen, maar vanaf zijn plaats kon hij alleen de punten van hun gestreepte lansen zien. Een golf van gelach begeleidde hen door het gangpad naar de koning. Ze moeten op pony’s zitten, concludeerde hij… totdat ze volledig in zicht kwamen.

De toernooiridders waren twee dwergen. De een reed op een lelijke grijze hond met lange poten en zware kaken. De ander bereed een enorme, gevlekte zeug. Hun beschilderde houten wapens rammelden en tikten terwijl de riddertjes in het zadel op en neer stuiterden. Hun schilden waren groter dan zijzelf, en al hotsend en deinend worstelden ze manhaftig met hun lansen, wat de zaal grote uitbarstingen van vrolijkheid ontlokte. Een ridder was geheel in het goud met een zwarte hertenbok op zijn schild, de ander droeg grijs met wit en had een wolf als blazoen. Hun rijdieren waren in dezelfde kleuren opgetuigd.

Tyrion keek de verhoging langs naar al die lachende gezichten. Joffry was rood en buiten adem, Tommen joelde en stond te dansen op zijn stoel, Cersei grinnikte beleefd en zelfs heer Tywin keek mild vermaakt. Sansa was de enige aan de verhoogde tafel die niet glimlachte. Dat zou hij erg op prijs gesteld hebben, ware het niet dat de blikken van het meisje Stark in feite mijlenver weg waren, alsof ze de lachwekkende ruiters die op haar afdraafden niet eens had gezien.

Het is niet de schuld van de dwergen, besloot Tyrion. Als ze klaar zijn zal ik ze complimenteren en een dikke beurs vol zilver geven. En morgen zal ik degene die dit stukje amusement heeft bedacht, weten te vinden en op een heel andere manier van mijn dankbaarheid blijk geven.

Toen de dwergen voor de verhoging de teugels inhielden om de koning te groeten, liet de wolvenridder zijn schild vallen. Toen hij zich opzij boog om ernaar te grijpen verloor de ridder met de hertenbok de controle over zijn zware lans, zodat die tegen zijn rug ramde. De wolvenridder viel van zijn varken en zijn lans zwiepte rond en trof het hoofd van zijn tegenstander. Ze belandden allebei wanordelijk op de vloer. Toen ze opstonden probeerden ze allebei de hond te bestijgen. Er volgde een hevig geschreeuw en geduw. Uiteindelijk wisten ze weer in het zadel te komen, maar wel op elkaars rijdier, met het verkeerde schild, en achterstevoren. Er was enige tijd nodig om dat recht te zetten, maar ten slotte haastten ze zich naar de tegenovergestelde uiteinden van de zaal en wendden hun rijdieren voor het steekspel. Terwijl de heren en dames ginnegapten en grinnikten botsten de mannetjes met geraas en gerinkel op elkaar. De lans van de wolvenridder trof de helm van de hertenbokridder en stootte zijn hoofd er finaal af. Terwijl het bloed in het rond spatte tolde het door de lucht en landde bij heer Gyllis op schoot. De dwerg zonder hoofd denderde met maaiende armen om de tafels heen. Honden blaften, vrouwen krijsten en Uilebol zwaaide met veel vertoon gevaarlijk heen en weer op zijn stelten, totdat heer Gyllis een druipend rode meloen uit de kapotte helm trok, hét moment voor de hertenbokridder om zijn hoofd uit zijn harnas te steken. Een hernieuwde storm van gelach deed de zaal op zijn grondvesten schudden. De ridders wachtten tot die was weggeëbd en draaiden onder het uitwisselen van kleurrijke scheldwoorden om elkaar heen. Ze stonden net op het punt voor een tweede rit uiteen te gaan toen de hond zijn ruiter afwierp en de zeug beklom. Het enorme varken gilde van ellende en de bruiloftsgasten van de lach, vooral toen de ridder met de hertenbok de wolvenridder besprong, zijn houten broek liet zakken en als een bezetene tegen het onderlijf van de ander begon op te rijden.

‘Genade, genade!’ krijste de onderste dwerg. ‘Waarde ser, steek uw zwaard op!’

‘Doe ik, doe ik, als u de schede stilhoudt!’ antwoordde de bovenste dwerg tot algemene hilariteit. De wijn spoot Joffry’s neusgaten uit. Terwijl hij naar adem hapte stond hij wankelend op en smeet bijna zijn grote kelk met het dubbele handvat omver. ‘Een kampioen,’ riep hij, ‘we hebben een kampioen!’ Toen men zag dat de koning sprak, werd het stil in de zaal. De dwergen maakten zich van elkaar los, ongetwijfeld in afwachting van het koninklijke dankwoord. ‘Maar geen waarachtige kampioen,’ zei Joff. ‘Een waarachtige kampioen verslaat alle uitdagers.’ De koning klom op tafel. ‘Wie daagt onze kleine kampioen uit?’ Met een verheugde glimlach keerde hij zich naar Tyrion toe.

‘Oom! U wilt de eer van mijn rijk toch wel verdedigen? U mag op het varken rijden!’

Het gelach overspoelde hem als een golf. Tyrion Lannister kon zich niet herinneren dat hij was opgestaan of op zijn stoel was geklommen, maar hij merkte dat hij op tafel stond. De zaal was één door fakkels verlicht waas van honende gezichten. Hij vertrok zijn eigen gezicht tot de meest afschuwelijke aanfluiting van een glimlach die de Zeven Koninkrijken ooit hadden aanschouwd. ‘Uwe genade,’ riep hij, ‘ik rijd op het varken… maar alleen als u op de hond rijdt!’

Joff keek donker, in verwarring gebracht. ‘Ik? Ik ben geen dwerg. Waarom ik?’

Met open ogen in de val getuind, Joff. ‘Omdat u de enige in de zaal bent die ik zonder twijfel zal verslaan!’

Hij wist niet wat zaliger was: het ogenblik van geschokte stilte, de orkaan van gelach die volgde, of de blinde woede op het gezicht van zijn neef. Tevreden sprong de dwerg weer op de grond, en tegen de tijd dat hij omkeek, waren ser Osmond en ser Meryn bezig Joff ook van tafel te helpen. Toen hij zag dat Cersei hem woedend aankeek, wierp Tyrion haar een kushandje toe.

Hij was opgelucht toen de muzikanten begonnen te spelen. De kleine toernooiridders leidden de hond en de zeug de zaal uit, de gasten bogen zich weer over hun bord met zult en Tyrion riep om nog een beker wijn. Maar plotseling voelde hij ser Garlans hand op zijn mouw. ‘Pas op, heer,’ zei de ridder waarschuwend. ‘De koning.’

Tyrion draaide zich om in zijn stoel. Joff was bijna bij hem, zijn gezicht rood aangelopen. Hij wankelde en over de rand van de grote gouden bruiloftskelk die hij met beide handen mee torste, golfde wijn. ‘Uwe genade,’ was het enige wat Tyrion nog kon zeggen voordat de koning de kelk boven zijn hoofd omkeerde. De wijn liep in een rode waterval over zijn gezicht, doordrenkte zijn haar, prikte in zijn ogen, brandde in zijn wond, stroomde over zijn wangen en doorweekte het fluweel van zijn nieuwe wambuis. ‘Hoe bevalt dat, Kobold?’ zei Joff spottend. Tyrions ogen stonden in brand. Hij depte zijn gezicht met de achterkant van zijn mouw en probeerde de wereld al knipperend weer zichtbaar te maken. ‘Daar hebt u verkeerd aan gedaan, uwe genade,’ hoorde hij ser Garlan rustig zeggen.

‘In het geheel niet, ser Garlan.’ Tyrion durfde dit niet nog verder uit de hand te laten lopen, niet hier, terwijl het halve rijk toekeek. ‘Het komt niet bij iedere koning op, een nederig onderdaan te eren door hem uit zijn eigen koninklijke kelk te bedienen. Jammer dat de wijn gemorst is.’

‘Niks gemorst,’ zei Joff, te bot om de uitweg te kiezen die Tyrion hem bood. ‘En ik bediende je niet.’

Plotseling verscheen koningin Marjolij naast Joffry. ‘Mijn dierbare vorst,’ smeekte het meisje Tyrel, ‘kom, keer naar uw plaats terug, de volgende zanger wacht.’

‘Alaric van Eysen,’ zei vrouwe Olenna Tyrell, leunend op haar stoel. Ze sloeg niet meer acht op de met wijn doorweekte dwerg dan haar kleindochter had gedaan. ‘Ik hoop toch zo dat hij “De regens van Castameer” voor ons speelt. Dat is al een uur niet gebeurd, ik ben al vergeten hoe het gaat.’

‘Daarnaast wil ser Addam graag een dronk uitbrengen,’ zei Marjolij. ‘Alstublieft, uwe genade.’

‘Ik heb geen wijn,’ verklaarde Joffry. ‘Hoe kan ik nu op iemand drinken als ik geen wijn heb? Oom Kobold, bedient u mij. Als u niet in het strijdperk wilt treden moet u mijn schenker zijn.’

‘Het zal mij een grote eer zijn.’

‘Het is niet als eer bedoeld!’ krijste Joffry. ‘Bukken en mijn kelk oprapen.’ Tyrion deed wat hem gezegd werd, maar toen hij het handvat wilde pakken schopte Joff de kelk tussen zijn benen door.

‘Oprapen! Ben je net zo onhandig als lelijk?’ Hij moest onder de tafel kruipen om het ding te vinden. ‘Goed. En nu met wijn vullen.’ Hij pakte een flacon van een dienster en schonk de kelk voor driekwart vol. ‘Nee, op je knieën, dwerg.’ Tyrion knielde en hief de zware beker op, zich afvragend of hij op het punt stond een tweede stortbad te krijgen. Maar Joffry pakte de bruiloftskelk met één hand, dronk met diepe teugen en zette hem op tafel. ‘Sta nu maar op, oom.’

Zijn benen verkrampten toen hij overeind wilde komen en bezweken bijna onder zijn lijf. Tyrion moest een stoel grijpen om niet te vallen. Ser Garlan stak hem een hand toe. Joffry lachte, en Cersei ook. Anderen volgden. Hij kon niet zien wie, maar hij hoorde ze.

‘Uwe genade.’ Heer Tywins stem was vlekkeloos correct. ‘De pastei wordt binnengebracht. We hebben uw zwaard nodig.’

‘De pastei?’ Joffry nam zijn koningin bij de hand. ‘Kom, madame, de pastei.’

De gasten stonden op. Ze riepen, klapten en sloegen hun wijnbekers tegen elkaar, terwijl de grote pastei traag de lange weg door de zaal aflegde, voortgerold door een half dozijn stralende koks. Hij was twee pas in doorsnee, knapperig en goudbruin, en binnenin klonk gepiep en gebons. Tyrion hees zich weer in zijn stoel. Nu nog een duif die op hem scheet en zijn dag kon niet meer stuk. De wijn was door zijn wambuis en zijn kleingoed gesijpeld en hij kon de nattigheid op zijn huid voelen. Hij zou zich eigenlijk moeten verkleden, maar niemand mocht het feest verlaten voordat het tijd was voor de bedceremonie. Dat zou nog zeker twintig tot dertig gangen duren, schatte hij.

Koning Joffry en zijn koningin ontmoetten de pastei voor de verhoging. Toen Joff zijn zwaard trok, legde Marjolij een hand op zijn arm om hem tegen te houden. ‘Weduwenwee is niet bedoeld om pasteien te snijden.’

‘Dat is waar.’ Joffry verhief zijn stem. ‘Ser Ilyn, uw zwaard!’

Uit de schaduwen achter in de hal dook ser Ilyn Peyn op. Het spook van het feest, dacht Tyrion, terwijl hij toekeek hoe de koninklijke scherprechter kwam aanschrijden, broodmager en grimmig. Hij was te jong om ser Ilyn nog te hebben meegemaakt voor hij zijn tong verloor. Hij moet toen een ander mens zijn geweest, maar nu maakte de stilte evenzeer deel van hem uit als zijn holle ogen, zijn roestige maliënhemd en het slagzwaard op zijn rug. Ser Ilyn boog voor de koning en de koningin, reikte met een hand over zijn schouder en trok zes voet versierd zilver met blikkerende runen. Hij knielde neer en bood Joffry het enorme wapen aan, de greep naar voren. Op de knop, een brok drakenglas in de vorm van een grijnzende schedel, schoten de robijnen ogen op de knop rode vonken.

Sansa ging verzitten. ‘Wat is dat voor zwaard?’

Tyrions ogen prikten nog van de wijn. Hij knipperde en keek opnieuw. Ser Ilyns slagzwaard was even lang en breed als IJs, maar te zilverwit. Valyrisch staal had iets donkers over zich, een rookwaas in het hart. Sansa greep zijn arm. ‘Wat heeft ser Ilyn met mijn vaders zwaard gedaan?’

Ik had IJs naar Robb Stark terug moeten sturen, dacht Tyrion. Hij gluurde naar zijn vader, maar heer Tywins ogen waren op de koning gericht.

Joffry en Marjolij hieven samen het slagzwaard op en lieten het in een zilverwit flitsende boog neerkomen. De korst van de pastei spleet open, en de duiven barstten in een werveling van witte veren naar buiten en stoven alle kanten op. Toen ze naar de ramen en de balken van het plafond klapwiekten, steeg er van de banken een verrukt gebrul op en de vedelaars en fluitspelers in de galerij hieven een luchtig wijsje aan. Joff nam zijn bruid in zijn armen en draaide haar vrolijk rond.

Een bediende legde een plak warme duivenpastei voor Tyrion neer en goot er een lepel citroenroom overheen. De duiven in deze pastei waren goed doorbakken en gaar, maar Tyrion vond ze niet appetijtelijker dan de witte die door de zaal fladderden. Sansa at ook niet. ‘U ziet doodsbleek, madame,’ zei Tyrion. ‘U hebt frisse lucht nodig en ik een fris wambuis.’ Hij stond op en bood haar zijn hand. ‘Kom.’

Maar voor ze zich terug konden trekken was Joffry er weer.

‘Waar gaat u naartoe, oom? U was mijn schenker, weet u nog?’

‘Ik moet iets schoons aantrekken, uwe genade. Als u mij toestaat.’

‘Nee. Zo zie ik u liever. Breng me mijn wijn.’

De kelk van de koning stond op de tafel waar hij hem had neergezet. Tyrion moest weer op zijn stoel klimmen om erbij te kunnen. Joff rukte hem uit zijn hand en dronk langdurig en veel. Zijn keel slikte en slikte, terwijl de wijn purperrood over zijn kin stroomde. ‘Heer,’ zei Marjolij, ‘laten we naar onze plaats terugkeren. Heer Bokkelaar wil een dronk op ons uitbrengen.’

‘Mijn oom heeft zijn duivenpastei niet opgegeten.’ Met de kelk in zijn ene hand ramde Joff zijn andere in Tyrions pastei. ‘Het brengt ongeluk die pastei niet op te eten,’ foeterde hij terwijl hij zijn mond volpropte met warme, gekruide duif. ‘Kijk eens wat lekker.’ Hij spuugde wat flintertjes korst uit, kuchte, en diende zichzelf nog een vuistvol toe. ‘Maar wel droog. Moet weggespoeld worden.’ Joff nam een slok wijn en kuchte nogmaals, heviger nu. ‘Ik wil u, uche, op dat varken, uche, ucbe zien rijden, oom. Ik wil…’

Zijn woorden gingen verloren in een hoestbui.

Marjolij keek hem bezorgd aan. ‘Uwe genade?’

‘Het is, uche, de pastei, nie… uche, pastei.’ Joff dronk nog eens, of probeerde het althans, maar de wijn kwam terug toen hij bij de volgende hoestaanval dubbel klapte. ‘Ik, uche, krijg geen, uche, uche, uche, uche…’ De kelk gleed uit zijn hand en donkerrode wijn stroomde de verhoging over.

‘Hij stikt,’ hijgde koningin Marjolij.

Haar grootmoeder kwam naast haar staan. ‘Help die arme jongen!’ krijste de Doornenkoningin met een stem die tienmaal haar eigen volume had. ‘Sukkels! Wat staan jullie daar te gapen! Help jullie koning!’

Ser Garlan schoof Tyrion weg en begon Joffry op zijn rug te slaan. Ser Osmond Ketelzwart rukte de kraag van de koning open. Een angstig, hoog, dun geluidje steeg uit de keel van de jongen op, het geluid van iemand die met een rietje een rivier probeert op te zuigen. Toen stopte het, en dat was nog verschrikkelijker. ‘Houd hem ondersteboven!’ brulde Hamer Tyrel tegen iedereen en niemand. ‘Houd hem ondersteboven, schud hem aan zijn hielen!’ Een andere stem riep: ‘Water, geef hem een slokje water!’ De Hoge Septon begon luidkeels te bidden. Grootmaester Pycelle riep dat iemand hem naar zijn vertrekken moest helpen, dan kon hij zijn brouwsels halen. Joffry begon aan zijn keel te krabben, en zijn nagels trokken bloedige voren in zijn vlees. Onder zijn huid waren de spieren zichtbaar, hard als steen. Prins Tommen gilde en huilde. Hij gaat dood, drong het tot Tyrion door. Hij voelde zich eigenaardig kalm, ondanks het pandemonium dat rondom hem woedde. Ze sloegen Joff weer op zijn rug, maar zijn gezicht werd alleen maar donkerder. Honden blaften, kinderen jammerden, mannen riepen elkaar nutteloze adviezen toe. De helft van de bruiloftsgasten was opgestaan. Sommigen verdrongen elkaar om het beter te kunnen zien, anderen holden naar de deuren in hun haast om weg te komen.

Ser Meryn wrikte de mond van de koning open om een lepel in zijn keel te duwen. Terwijl hij dat deed, keek de jongen Tyrion recht in het gezicht. Hij heeft Jaimes ogen. Al had hij Jaime nooit zo bang zien kijken. De jongen is pas dertien. Joffry maakte een droog, klakkend geluid toen hij probeerde te spreken. Zijn ogen puilden uit van ontzetting en hij hief een hand op… om hem naar zijn oom uit te steken of om te wijzen… Smeekt hij mij om vergiffenis of denkt hij dat ik hem kan redden? ‘Neeee,’ jammerde Cersei, ‘Vader, help hem, laat iemand hem helpen, mijn zoon, mijn zoon…’

Tyrion merkte dat hij aan Robb Stark dacht. Mijn eigen bruiloft was achteraf zo slecht nog niet. Hij keek naar Sansa om te zien hoe zij dit opnam, maar er heerste zo’n verwarring in de zaal dat hij haar niet kon vinden. Wel vielen zijn ogen op de bruiloftskelk, die vergeten op de vloer lag. Hij liep ernaartoe en raapte hem op. Er stond nog een halve duim donkerpaarse wijn op de bodem. Tyrion keek er even naar en goot de wijn toen op de vloer. Marjolij Tyrel huilde in haar grootmoeders armen, terwijl de oude dame zei: ‘Moed houden, moed houden.’ Het merendeel van de speellieden was gevlucht, maar een laatste fluitspeler op de galerij blies een rouwklacht. Bij de deuren achter in de troonzaal was een handgemeen ontstaan en de gasten liepen elkaar onder de voet. Ser Addams goudmantels schoten toe om de orde te herstellen. Gasten stormden halsoverkop de nacht in, sommigen huilend, sommigen struikelend en kokhalzend, anderen bleek van angst. Rijkelijk laat drong het tot Tyrion door dat hij er misschien verstandig aan zou doen om zelf ook weg te gaan.

Toen hij Cersei hoorde krijsen wist hij dat het voorbij was. Ik kan beter gaan. In plaats daarvan waggelde hij op haar af. Zijn zuster zat in een plas wijn het lichaam van haar zoon te wiegen. Haar japon was gescheurd en vol vlekken, haar gezicht krijtwit. Een magere, zwarte hond sloop op haar af en besnuffelde Joffry’s lijk. ‘De jongen is dood, Cersei,’ zei heer Tywin. Hij legde zijn gehandschoende hand op de schouder van zijn dochter, terwijl een van zijn wachters de hond verjoeg. ‘Laat hem nu maar los. Leg hem neer.’ Ze hoorde het niet. Er waren twee leden van de Koningsgarde nodig om haar vingers los te wrikken, zodat het lichaam van koning Joffry Baratheon slap en levenloos op de vloer kon glijden. De Hoge Septon knielde naast hem neer. ‘Vader in den Hoge, oordeel rechtvaardig over onze goede koning Joffry,’ hief hij aan, de eerste regels van het dodengebed. Marjolij Tyrel begon te snikken, en Tyrion hoorde hoe haar moeder, vrouwe Alerie, zei: ‘Hij is gestikt, schatje. Hij is in de pastei gestikt. Het heeft niets met jou te maken. Hij is gestikt. We hebben het allemaal gezien.’

‘Hij is niet gestikt.’ Cerseis stem was zo scherp als ser Ilyns zwaard. ‘Mijn zoon is vergiftigd.’ Ze keek naar de witte ridders die hulpeloos om haar heen stonden. ‘Koningsgarde, doe uw plicht.’

‘Vrouwe?’ zei Loras Tyrel onzeker.

‘Arresteer mijn broer,’ beval ze. ‘Hij heeft het gedaan, de dwerg. Hij en zijn kindvrouwtje. Zij hebben mijn zoon vermoord. Uw koning. Grijp hen! Grijp hen allebei!’

Загрузка...