Bij het verlaten van het appartementencomplex kijkt Zijlstra lachend in zijn aantekenboekje: ‘Krabbendijke? Zoiets verzin je toch niet? Waar zou dat liggen?’
‘In Zeeland,’ zegt Graanoogst droog, terwijl hij om de kraampjes heen terug naar de straat loopt. ‘Op Zuid-Beveland, als ik me niet sterk vergis. Leren jullie dan helemaal niks op school?’
‘Op school?’ begint Zijlstra verontwaardigd. ‘Man, dat is jaren…’
Maar zijn partner luistert totaal niet. Hij mompelt voor zich uit: ‘Volgens mij kunnen we het best via Bergen op Zoom rijden, maar dat wil ik even nakijken op het bureau.’
‘Ho, ho!’ roept Zijlstra. Met een paar snelle passen komt hij weer naast zijn collega. ‘Gaan wij nu naar Zeeland?’
Graanoogst blijft staan en kijkt hem ernstig aan. ‘Ja, wat dacht jij dan? Wilde jij het nieuws laten brengen door de plaatselijke politie, soms?’
‘Nee, nee, dat begrijp ik wel,’ zegt Zijlstra haastig. ‘En ik snap natuurlijk ook dat het hartstikke belangrijk is voor ons onderzoek. Maar eh… Het is nou niet bepaald dicht in de buurt.’
‘Nee, wijsneus, ik schat dat het een kleine twee uur rijden is.’ Graanoogst loopt weer verder. ‘En ik heb nieuws voor je: ik rij op de heenweg, jij op de terugweg.’
‘Dat betekent dus dat ik straks in de spits mag filerijden?’
‘Precies,’ beaamt Graanoogst. ‘Wil je een patatje? Ze hebben hier heerlijke frites.’
‘Nee, bedankt. Laten we meteen maar gaan.’
‘Eerst langs het bureau. We eten onderweg wel wat.’
Het zint Zijlstra helemaal niet dat zijn collega en mentor bij een onderneming als deze automatisch alle beslissingen lijkt te nemen. Maar hij heeft zo gauw geen argumenten voorhanden om tegen te stribbelen.