Bertels heeft het lijk al klaar liggen als Zijlstra en Graanoogst nog voor negenen in de snijzaal arriveren.
‘U bent zowaar bijtijds, heren,’ zegt de lijkschouwer opgeruimd.
Hij gaat hun voor naar de snijtafel, waar een van zijn assistenten al klaarstaat met de instrumenten. Bertels stelt zich naast de baar op, wacht tot de rechercheurs een plaats hebben gevonden aan de andere kant en trekt dan het laken van het lijk. Even klinkt in de grote, helder verlichte zaal geen andere geluid dan het zoemen van de tl-lampen.
Op de baar ligt het lichaam van het dode meisje, nog altijd gekleed in haar minuscule zwarte lingerie. Haar huid lijkt onder het kunstlicht nog bleker, haar rossige haar wat valer. Anders dan toen ze op straat lag, zijn haar ogen nu dicht, zodat het lijkt alsof ze slaapt.
‘Wat is ze toch een prachtige vrouw,’ verzucht Zijlstra onwillekeurig.
Bertels kijkt hem even aan, trekt een wenkbrauw op en zegt: ‘Wat wás ze een prachtige vrouw.’
Dan trekt hij de microfoon die boven de snijtafel hangt naar zich toe, noemt de datum, kijkt op zijn horloge en spreekt in: ‘8.57 uur, schouwarts Bertels, assistent Van Beemdelust, in het bijzijn van de rechercheurs Graanoogst en Zijlstra. Onbekend vrouwelijk slachtoffer, naar schatting twintig jaar oud. Gisteravond binnengebracht. Schouwing op de plaats van het ongeval gisteren ook gedaan door mij: Bertels.’
Over zijn halve brilletje werpt Bertels een blik op zijn assistent, die met een blad vol snij-instrumenten naast hem komt staan. ‘Het slachtoffer draagt zwart ondergoed,’ zegt Bertels in de microfoon. ‘Zwartkanten beha en zwartkanten slip. Die verwijderen we nu voor verder onderzoek.’
Met een scalpel snijdt hij de bandjes van de bh en de zijkanten van het slipje door, waarna de assistent de kledingstukken verwijdert.
Het naakte vrouwenlijf ziet er ongeschonden en weerloos uit. ‘Geen zichtbare verwondingen aan de voorkant van het lichaam,’ observeert Bertels geroutineerd. ‘Op de plaats van het ongeval heb ik geconstateerd dat een van de armen onder het lichaam lag in een hoek die schouderletsel suggereert. Dat zullen we verder onderzoeken staande de sectie.’
Zijlstra buigt zich over het lijk heen en wijst met zijn vinger vlak bij de nek van de vrouw: ‘Hier zit iets, Bertels.’
‘Dat had ik al gezien, ja,’ antwoordt Bertels geïrriteerd. ‘Daar zit een huidbeschadiging. Lijkt op een brandplek. Oppervlakkig, rond.’
‘Het lijkt wel een zuigzoen,’ merkt Zijlstra op.
Een zweem van een glimlach glijdt over het gezicht van de lijkschouwer. ‘Uw manier van denken begint wat voorspelbaar te worden, rechercheur Zijlstra. Maar zoals ik al zei: een brandplekje, dat nader onderzoek verdient.’
Op een wenk van Bertels helpt de assistent het lijk om te draaien.
Bertels verwoordt wat ze alle vier zien. Hij spreekt verder in de microfoon: ‘De achterkant van het lichaam vertoont diverse beschadigingen. Een lange, schuine impressie die over-eenkomt met de wijze waarop het lichaam op een stoeprand heeft gelegen of is gevallen. Grote bloeduitstortingen rond diezelfde verwondingen. Eventueel inwendig letsel moet blijken uit onderzoek.’
Bertels en zijn assistent leggen het lijk weer terug in de oorspronkelijke positie.
De lijkschouwer kijkt over zijn brilletje naar de rechercheurs. ‘Heren, u kent de gang van zaken. U mag natuurlijk allebei aanwezig zijn bij de sectie, maar het is voldoende als een van u hier blijft bij de hele procedure.’
‘Ja, ja, we weten het.’ Zijlstra stapt bij de baar vandaan. Hoewel hij al tientallen secties heeft meegemaakt, kan hij nog altijd slecht wennen aan het opensnijden en inwendig onderzoeken van een mensenlichaam. ‘Ik ga wel naar het bureau om te kijken hoe het staat met het buurtonderzoek. Geen bezwaar, Oscar?’
Graanoogst schudt goedmoedig zijn hoofd. Hij kent zijn collega en zelf heeft hij geen problemen met de lijkschouwing. Integendeel: hij vindt het fascinerend hoe een vakman als Bertels conclusies kan trekken op basis van de lichaamsgegevens die hij al snijdend blootlegt. ‘Ik zie je straks.’
Zijlstra steekt bij wijze van groet zijn hand op en verlaat snel de snijzaal. In de deuropening kijkt hij even om en hij voelt een rilling door zich heen gaan. Ooit zal hij hier zelf misschien ook zo liggen, op een van de tafels die hier keurig schoongemaakt staan te wachten. Snel trekt hij de deur achter zich dicht.