9

In hun kamer zitten Carla van Amerongen en Latifa Ringeling allebei achter hun computers, als Zijlstra binnenstapt. ‘Mogge, dames. Ik hoor van Leo dat jullie gisteravond de co-ordinatie van het buurtonderzoek hebben gedaan,’ zegt hij. Van Amerongen zet snel haar bril af en schudt haar halflange blonde haar naar achteren. ‘Klopt. We hebben met een paar uniformjongens de bewoners van de huizen in de onmiddellijke omgeving ondervraagd.’

‘En een stel marktkooplui,’ voegt Ringeling daaraan toe, terwijl ze achteroverleunt in haar bureaustoel. ‘Maar dat is nog niet rond. Sommigen waren al weg.’

‘Dat komt dan vandaag nog wel.’ Zijlstra gaat op de punt van Ringelings bureau zitten. ‘Wat hebben jullie tot nog toe ontdekt?’

‘Niemand weet iets van een misdrijf,’ vertelt Ringeling. ‘Maar we weten wel wie het slachtoffer is.’

‘Inderdaad.’ Van Amerongen gaat met haar vinger naar haar beeldscherm, tuurt even, zet dan toch haar bril weer op en leest voor: ‘Het gaat waarschijnlijk om Christie Zeilmaker, eenentwintig jaar oud, studente. Woonde in een van de appartementencomplexen ter hoogte van de plek waar ze gevonden is.’

‘Dan zou ze daar dus naar beneden gevallen kunnen zijn.’

‘Vreemd,’ zegt Ringeling en ze vouwt haar handen achter haar hoofd. ‘Ze woonde driehoog. Als ik van zo’n hoogte naar beneden lazerde, zou ik de hele markt bij elkaar gillen.’

‘Anders ik wel,’ stemt Van Amerongen in. ‘Maar niemand heeft iets gehoord of gezien.’

Zijlstra zucht. ‘Ja, daar hadden Oscar en ik het gisteren ook al over. Dat is inderdaad vreemd. Tenzij ze natuurlijk al dood was voordat ze naar beneden viel.’

‘Dat kan,’ zegt Ringeling. ‘Of ze is door iemand achter dat kraampje gedumpt. Wat is de doodsoorzaak?’

‘Weten we nog niet. Hoor ik later.’ Zijlstra staat op. ‘Oscar en ik gaan straks nog in dat appartement kijken. Misschien moet de TR daar ook naartoe, dat hangt van de uitslag van de lijkschouwing af.’

Bij de deur blijft hij staan. ‘Weet de familie het al?’

Van Amerongen schudt haar hoofd. ‘We hebben geen gegevens van eventuele familie. Daar zullen jullie achteraan moeten.’

‘Oké.’ Zijlstra loopt de gang in, bedenkt zich en steekt zijn hoofd om de hoek van de deur. ‘O ja, mailen jullie me even wat jullie tot nog toe hebben. En wie jullie al hebben gesproken. Dan kunnen we daar rekening mee houden.’

Van Amerongen zet haar bril weer af. ‘Komt eraan,’ belooft ze, en ze wacht totdat hij weg is voordat ze de bril weer opzet. ‘Neem toch lenzen, Carla,’ zegt Ringeling plagerig. ‘Je bent veel te ijdel voor dat gehannes met die bril.’

‘Laat jij je haar toch ontkroezen,’ kaatst haar collega terug. ‘O nee, dat heb je al een keer gedaan. En we weten allemaal nog heel goed hoe je er toen uitzag.’

Загрузка...