Graanoogst gaapt zo hard dat het kraakt bij zijn oren en de tranen in zijn ogen springen. Hij rekt zich uit, voor zover de ruimte in de dienstauto dat toelaat.
Vanachter het stuur kijkt Zijlstra licht geërgerd opzij. ‘Ga je lekker?’ vraagt hij, terwijl hij de auto achteraan laat aansluiten bij de rij voor een stoplicht. ‘Nou moet ik ook!’ En hij gaapt hartgrondig.
Zwijgend kijken ze voor zich uit, totdat het stoplicht op groen springt en de rij auto’s in beweging komt.
‘Wat een saaie rotdag,’ moppert Zijlstra. ‘Alleen maar vergaderen. En dan nog zo’n stomme cursus op het hoofdbureau. Wat is daar nou in hemelsnaam het nut van: “Informatiemanagement in de praktijk”? Zonde van de middag! Daar heb ik nou echt helemaal niks van opgestoken.’
‘Nee, wat wil je ook?’ Graanoogst lacht schamper. ‘Jij zat de hele tijd te flikflooien met dat grietje van bureau Bos en Lommer. Die docent stopte zelfs een paar keer omdat jij zo open-lijk met haar zat te flirten.’
‘Je moet toch wat?’ antwoordt Zijlstra breed grijnzend. ‘Ik verveelde me kapot!’
‘Dat was duidelijk, ja. En reken maar dat die jongens van het hoofdkantoor het ook gemerkt hebben. Weer een positieve aantekening op je conduitestaat!’
Zijlstra maakt een geïrriteerd handgebaar. ‘Ach, hou toch op, man! Jij denkt altijd maar strategisch en op de lange termijn. Ik maakte daar gewoon een beetje lol met een leuke meid.
Wat die zeikerd te vertellen had over informatiemanagement was gewoon flauwekul: moeilijkdoenerij om een etiketje te plakken op dingen die voor de hand liggen, dan lijkt het heel wat. Zo’n cursus is weggegooid geld voor het korps. Laten die jongens op het hoofdbureau zich daar maar eens druk over maken!’
Graanoogst kijkt grinnikend hoe zijn jongere collega de auto met vinnige gebaren door de avondspits stuurt. Hij wacht even voordat hij vraagt: ‘Het zijn mijn zaken waarschijnlijk niet, maar je bent gisteravond toch voor de tweede keer uit geweest met dat meisje van de balie, die Ingrid? Wordt het serieus tussen jullie?’
Zonder zijn blik van de weg te halen antwoordt Zijlstra. ‘Je hebt gelijk.’
‘O ja?’ reageert Graanoogst getroffen. ‘Wordt het echt serieus?’
‘Nee. Het zijn jouw zaken niet.’
Voordat Graanoogst iets terug kan zeggen, gaat zijn mobiel. Hij neemt op. ‘Graanoogst.’ En dan. ‘Ha, Leo, vertel het eens.’ Zijlstra kijkt met gefronste wenkbrauwen opzij naar zijn partner. Het zal toch niet gebeuren dat Leo Esterik, hun wachtcommandant, aan het eind van deze weinig verheffende dag nog een zaak voor hen heeft?
‘Oké, duidelijk. We gaan erheen. En we houden je op de hoogte.’ Graanoogst verbreekt de verbinding. ‘Hendrick, naar de Albert Cuyp. Daar ligt een lijk.’
‘Op de markt?’ vraagt Zijlstra verbaasd. ‘Is er iemand onwel geworden of zo?’
‘Achter een van de kraampjes,’ vertelt Graanoogst in het kort. ‘Jonge vrouw, doodsoorzaak nog onbekend. De jongens van de TR zijn al onderweg.’
‘Niet bepaald een rustige plek om dood te gaan.’ Zijlstra zet het zwaailicht en de sirene van de dienstauto aan en geeft stevig gas.