‘Dat is toch niet te geloven,’ zegt Zijlstra zacht, als hij met Graanoogst naar de verhoorkamers loopt. ‘Ik zou die klantendossiers van Fleurs de Lys wel eens willen zien. Liefst met hun maatschappelijke functies ernaast.’
Graanoogst grinnikt. ‘Ik wed dat veel journalisten dat ook wel zouden willen. En ook de echtgenotes van die lui op de lijst.’
Terwijl ze nog bezig zijn met het klaarzetten van de opnameinstallaties in de verhoorkamers, krijgen ze een telefoontje van de balie met de melding dat het echtpaar Bosch is aangekomen.
Esterik, die zich bij hen heeft gevoegd, slaat zijn handen in elkaar. ‘Oké, jongens, het kan gaan beginnen!’
Even later begeleidt Graanoogst de moeder van Christie Zeilmaker naar Verhoorkamer 2, waar hij haar koffie aanbiedt en zorgzaam vraagt hoe het met haar gaat.
Voor de doorkijkspiegel van Verhoorkamer 1 staat Esterik te kijken hoe Zijlstra hun mannelijke gast tegenover zich laat plaatsnemen aan de tafel en meteen losbarst.
‘Het spijt me u dit te moeten zeggen, meneer Bosch, maar we hebben slechte berichten over u gehoord.’
De man reageert verbaasd. ‘Hoe bedoelt u? Is er iets mis?’
‘Ik zal er geen doekjes om winden, meneer Bosch,’ vervolgt Zijlstra ernstig. ‘Het gaat om uw relatie met uw stiefdochter. Ons hebben berichten bereikt dat daarbij misbruik in het spel zou zijn geweest.’
‘Hoe komt u daarbij?’ vraagt de grijzende man verontwaardigd. ‘Dat zijn pure leugens! Ik heb haar nooit aangeraakt!’
‘Hoe oud was Christie toen u in dat gezin terechtkwam, meneer Bosch? Twaalf jaar, toch? U hebt dus haar tienerjaren meegemaakt. Haar ontluikende seksualiteit…’
‘Nou moet het toch afgelopen zijn!’ De vuist van de man komt dreunend op de tafel neer en hij staat op. ‘Dit soort onzin ga ik me niet laten aanleunen! Ik verdom het om hier nog langer naar te moeten luisteren!’
‘Als ik u was, zou ik maar weer gaan zitten,’ zegt Zijlstra scherp.
De man zet uitdagend zijn handen in zijn zij. ‘O, en anders wat? Ga je me dan arresteren of zo? Op basis van dit soort lulkoek? Rot toch op, man!’ Hij is al op weg naar de deur.
‘En omdat u verdacht wordt van de moord op Christie.’
Gerrit Bosch blijft bij de deur staan en kijkt ongelovig naar Zijlstra. ‘Dit ga je toch niet menen, hè?’ Dan loopt hij naar de tafel, zet zijn beide vuisten erop en leunt voorover tot zijn gezicht nog maar enkele decimeters van dat van Zijlstra verwijderd is. ‘Mag ik weten wanneer Christie vermoord is?’
‘Maandagmiddag, waarschijnlijk halverwege de middag.’
Er glijdt een triomfantelijke grijns om de mond van de man. ‘Heeft een van jullie al de moeite genomen om in Kruiningen, waar ik werk, te informeren waar ik die middag was? Of om zelfs maar aan mij te vragen waar ik was rond de tijd van de moord? Nou?’
Zijlstra slikt en kijkt even snel naar de doorkijkspiegel. ‘Wilt u zeggen dat nog niemand geïnformeerd heeft naar uw alibi?’
‘Nee, meneer Zijlstra,’ antwoordt de man ijzig. ‘En hoewel dat nu dus nog steeds niet gebeurd is, zal ik het je vertellen: die hele maandagmiddag was ik in Kruiningen. Zijn er mensen die dat kunnen bevestigen? O, jazeker, in ieder geval de vier collega’s en mijn directe leidinggevende, met wie ik die middag van twee tot halfdrie een bespreking heb gehad over de nieuwe indeling van ons rayon.’
Hij gaat rechtop staan. ‘Omdat jullie kennelijk niet zo slim zijn, zal ik het rekenwerk even voor je doen. Het is minimaal twee uur rijden van Kruiningen naar Amsterdam, spitsverkeer niet meegerekend. Als ik na mijn werkoverleg meteen in de auto zou zijn gesprongen om hier in Amsterdam Christie te vermoorden, was ik dus mooi te laat gekomen!’
Trillend van ingehouden woede beent Gerrit Bosch naar de deur. ‘En dan nog iets: als ik zeg dat ik mijn stiefdochter nooit met ook maar één vinger heb aangeraakt, dan spreek ik ook de waarheid! Ik hou alleen van mijn vrouw, meneer Zijlstra, en iedereen die mij durft uit te maken voor een kinderverkrachter, mag daar later voor de hemelse rechtbank rekenschap van geven. Ik wens u een goedemiddag!’
Hij rukt de deur open en slaat die hard achter zich dicht. Esterik is net op tijd uit de meeluisterruimte tussen de twee verhoorkamers om de man Verhoorkamer 2 te zien binnen gaan en hem tegen zijn vrouw te horen zeggen: ‘Kom, Emmy, we gaan. Ik blijf hier geen minuut langer.’
De vrouw staat op, geeft Graanoogst een hand en gaat dan zwijgend met haar man mee.
‘Wat is dit voor amateuristisch zootje!’ barst Esterik uit. ‘Man, wat ben ik blij dat ik wegga uit deze ballentent.’
‘Anders wij wel,’ mompelt Zijlstra.
‘Wat?’ buldert de wachtcommandant. ‘Ga als de donder het alibi van die man checken. En als het steek houdt, dan bied je hem de excuses van dit bureau aan.’
‘Niet van de korpsleiding?’ vraagt Zijlstra brutaal.
Zonder nog een woord te zeggen, marcheert Esterik naar zijn kamer, waarvan hij de deur hard achter zich dichttrekt.
‘Wat is dat toch met die deuren hier op de afdeling?’ vraagt Ringeling, die op de gang komt kijken.
‘Een beetje tocht,’ zegt Graanoogst glimlachend. ‘Zijn jullie nog wat wijzer geworden over de financiën van Christie Zeilmaker?’
‘Ja, kom even mee.’
De twee rechercheurs volgen hun vrouwelijke collega. De kamer van Latifa Ringeling en Carla van Amerongen ziet er veel gezelliger uit dan hun eigen werkkamer. Er hangen foto’s aan de muur en er staan plantjes: kleine dingen die meteen sfeer toevoegen. Hun uitzicht is wel minder: het raam kijkt uit op de binnenplaats achter het bureau.
‘Kijk.’ Ringeling zet het toetsenbord van haar computer schuin tegen de muur en gebruikt de zo ontstane ruimte op haar bureau om wat papieren neer te leggen. Ze houdt haar beide wijsvingers bij kolommen cijfers op twee verschillende vellen. ‘De jaaropgaven van Christine Maria Zeilmaker van vorig jaar en het jaar daarvoor.’
‘Heb je haar accountant te pakken gekregen?’ vraagt Zijlstra. Ze schudt haar hoofd. ‘De belastingdienst was zeer coöperatief, vooral toen ze hoorden dat het om een escortservice ging. Bij alles wat naar prostitutie riekt kijken ze of er wat te halen valt.’
‘En?’ wil Graanoogst weten.
‘Hier kun je zien dat haar belastbaar inkomen in de afgelopen twee jaar spectaculair gestegen is.’ Ringeling wijst op de kolommen. ‘Maar het opvallende is, dat vooral in het laatste jaar lang niet alles afkomstig is van Fleurs de Lys.’
Zijlstra kijkt haar verbaasd aan. ‘Hè? Waarvan dan?’
Haar wijsvinger glijdt omhoog. ‘Kijk, hier is haar inkomen uit loondienst, dat is allemaal van Fleurs de Lys, zoals je ziet. Maar ze geeft dus ook nog een sterk stijgend bedrag op bij “overige inkomsten”.’
Van Amerongen komt erbij staan en legt een kopie naast de andere papieren. ‘Een deel daarvan is afkomstig van Paul van Westerlaken.’
‘Wie is dat dan?’ vraagt Graanoogst.
‘Dat is de jongen die de zolderkamer van Christie Zeilmaker aan de Kleine Wittenburgerstraat in onderhuur heeft. Hij is student en betaalt haar vijfhonderd euro per maand voor die kamer. Hier is een kopie van een overmaking aan haar. We zijn bij hem geweest. Hij blijkt ook haar post door te sturen. En we hebben het nagevraagd bij de eigenaar van het pand: ze betaalt zelf maar tweehonderd euro per maand voor die zolderkamer.’
Zijlstra grinnikt. ‘Ha, een zakenvrouw!’
Graanoogst kijkt ernstig naar de kolommen op de papieren van Ringeling. ‘Goed, maar dat is dus maar een fractie van die extra inkomsten. Wat kan dat dan zijn?’
‘Wij denken dat Fleurs de Lys een deel van de inkomsten buiten de boeken houdt,’ vertelt Ringeling, terwijl ze haar haren naar achteren schudt. ‘En dat ze het gedeelte waarover dus geen loonbelasting en premies wordt betaald cash uitbetalen.’ Zijlstra fronst zijn wenkbrauwen. ‘Maar waarom geeft Christie Zeilmaker dat dan wel op?’
‘Omdat de belastingdienst vervelende vragen gaat stellen als je ineens een appartement blijkt te kunnen kopen dat eigenlijk te duur is voor je inkomen,’ zegt Van Amerongen. ‘Kennelijk heeft ze ervoor gekozen dan maar liever belasting te betalen over het extra geld, dat ze dan als een soort freelance inkomen opgeeft.’
‘Klinkt verstandig.’ Zijlstra knikt. ‘Het lijkt me sowieso dat die meid de zaken goed op een rijtje had.’
Het mobieltje van Graanoogst gaat en hij loopt naar de gang om het gesprek aan te nemen.
‘Had die kamerbewoner nog iets te vertellen over onze dode?’ vraagt Zijlstra aan de twee vrouwen.
Ringeling gaat achter haar bureau zitten. ‘Niet echt. Hij had die kamer gevonden via een advertentie die Zeilmaker had opgehangen op de faculteit. En nadat ze die onderhandse huur geregeld hadden, hebben ze verder niet veel contact meer gehad. De post stuurde hij door, en als er een groter pakketje voor haar was, kwam ze dat soms halen.’
‘Wanneer voor het laatst?’ informeert hij.
Ze haalt haar schouders op. ‘Maanden geleden, in ieder geval.’
‘Zijn jullie nog verder gekomen?’ vraagt Van Amerongen.
‘Niet echt, nee. En, o ja, die stiefvader is als verdachte afgevallen. Hij had een alibi.’
Nu is het de beurt van Ringeling om haar wenkbrauwen te fronsen. ‘Hadden jullie dat niet gecheckt, dan?’
‘Ik ga maar weer eens,’ zegt Zijlstra snel. Hij verlaat de kamer en botst in de gang bijna tegen Graanoogst op.
‘Ik ga nu weg,’ meldt die. ‘Dat was Cor. Ik heb zo meteen een afspraak met hem.’
‘Oké, succes. Ik blijf voorlopig nog hier. Bel me als je wat te weten komt.’
Graanoogst knikt, haalt zijn jas uit hun werkkamer en vertrekt gehaast.