Het telefoontje dat Zijlstra naar de postoverslag in Kruiningen pleegt, is eigenlijk overbodig: hij weet van tevoren al wat hij te horen zal krijgen. En dat gebeurt dan ook.
Toch een beetje balend roept hij zijn Facebook-pagina op en tikt in: ‘Niemand is volmaakt. En ik zeker niet. Af en toe merk je dat.’
Achter zich hoort hij iemand de kamer binnen komen. Hij denkt dat het Graanoogst is, die iets vergeten is, dus draait hij zich om en zegt: ‘Zo, ouwe, kon je niet zonder me?’
Pas dan ziet hij dat de man De Cock is.
Geschrokken staat Zijlstra op. ‘Oom Jur, ik had u hier niet verwacht. Ik…’
De Cock sluit de deur achter zich en gebaart dat hij kan blijven zitten. ‘Kalm, ik was even op jouw afdeling, dus kon ik moeilijk vertrekken zonder bij m’n lievelingsneef langs te gaan, niet?’
Hij werpt zijn hoedje naar de kapstok, waaraan alleen nog het jack en het petje van Zijlstra hangen. En hij mist.
Zonder moeite te doen om zijn hoedje op te rapen, gaat hij op de punt van het bureau van Graanoogst zitten.
‘Goed dat je collega er niet is, want wij moeten even praten,’ kondigt de oudere man aan.
‘Gaat het over de kansen van uw collega op die benoeming hier?’ vraagt Zijlstra, die zich niet helemaal op zijn gemak voelt. ‘Nee.’ De Cock kijkt om zich heen; zijn blik blijft hangen op het raam. ‘Mooi uitzicht heb je hier. Ik hou van Amsterdam in de herfst.’ Dan richt hij zich weer tot zijn neef. ‘Nog bedankt dat je me op de hoogte hebt gehouden van de procedure. Dat waardeer ik.’
‘Graag gedaan, ik —’ begint Zijlstra.
Maar zijn oom onderbreekt hem direct. ‘Zojuist heb ik een uitgebreid gesprek gehad met je commissaris, om hem te vertellen waarom ik denk dat Vera Keizer erg op haar plaats zou zijn op een afdeling als deze. Natuurlijk is Van Vloten een man die zijn eigen beslissingen neemt, en hij zal vanzelfsprekend ook collega Ter Schegget bij zijn keuze betrekken, maar ik denk dat hij toch blij was met de informatie die ik hem kon geven. Volstrekt op persoonlijk initiatief, natuurlijk.’
‘Natuurlijk, en ik denk —’
‘Daarna ben ik nog even langs geweest bij Leo Esterik, die ik nog van vroeger ken,’ gaat De Cock onverstoorbaar verder. ‘Ik geloof dat er nog stoomwolkjes uit zijn oren vlogen toen ik zijn kamer binnen kwam.’ Hij kijkt zijn neef strak aan en gaat iets makkelijker zitten. ‘Je moet weten, Hendrick, dat ik altijd een zwak voor je heb gehad. Ik heb gezien hoe moeilijk je het had toen je vader bij jullie wegging, en dat hele gedoe met die scheiding daarna. En ik was nog trotser dan je moeder toen je bij de politie ging en ook nog eens zo jong rechercheur werd.’ Zijlstra schuift ongemakkelijk heen en weer. De wending die het gesprek heeft genomen, bevalt hem helemaal niet.
‘Natuurlijk heb ik me altijd laten informeren over je prestaties,’ vervolgt De Cock. Hij blijft zijn neef strak aankijken. ‘Je voelt je betrokken bij je zaken, je bent slim, niet te beroerd om hard en lang te werken en, wat misschien nog wel belangrijker is in ons soort werk, je durft te luisteren naar je intuïtie.’
Hij gaat staan en loopt naar het raam, kijkt even naar buiten en vouwt zijn handen op zijn rug. De regen slaat tegen het raam. De Cock volgt de druppels die zich op de ruit samenvoegen en in straaltjes naar beneden lopen.
‘Ik weet ook dat je al vanaf het begin problemen hebt met autoriteit. Dat ken ik maar al te goed. Ik ben het ook niet altijd eens met mijn meerderen.’ Hij wacht even. ‘Maar bij de poli-tie, ook bij de recherche, is discipline belangrijk. Jazeker, Leo kan een lastige vent zijn, maar hij is wel een goeie politieman!’ De Cock draait zich om en blijft vlak voor zijn neef staan. ‘Je kunt het tegenover de mensen met wie je werkt niet maken dat je ’s ochtends bijna altijd te laat komt, en dan overduidelijk een zware nacht hebt gehad.’
Als Zijlstra wil protesteren, heft zijn oom weer zijn hand op, ten teken dat hij aan het woord is. ‘Een van de geüniformeerde collega’s heeft gezien dat je vanmiddag in een dienstauto lag te slapen. Kijk, dat kan dus niet. Zeker als daarna bij een verhoor blijkt dat je een elementaire blunder hebt gemaakt, die zelfs een beginneling niet mag overkomen!’
Zijlstra buigt zijn hoofd.
‘Ik wil alleen maar even zeggen dat je boft met een superieur als Leo Esterik, jongen, want dat is iemand met hart voor zijn mensen. Als je in mijn team had gezeten en je had me zoiets geflikt, dan had ik dat echt niet zomaar gepikt. Zeker niet als je daarna ook nog brutaal tegen me zou zijn geweest. Wat denk je wel niet? Politiewerk is geen klusje dat je erbij doet, naast je drukke sociale leven. Politieman zijn, rechercheur zijn, is een manier van leven.’
Hij legt zijn hand op de schouder van zijn neef. ‘En dus verwacht ik van jou dat je serieus je leven betert. En dat je Leo Esterik je excuses gaat aanbieden.’
De Cock raapt zijn hoedje op, knikt naar zijn neef en doet de deur weer open. ‘We houden contact. Doe de groeten aan je moeder.’
‘Au,’ zegt Zijlstra hardop, zodra hij zeker weet dat zijn oom weg is. Dat kwam aan. Het overkomt je niet elke dag dat je beroemde oom je ervan beticht dat je het recherchewerk opvat als een vorm van bijklussen.
Hij staat op. Hoe moeilijk het ook is, hij zal inderdaad zijn excuses maar eens gaan aanbieden aan Leo. Hoofdschuddend zet hij zich in beweging.
Dan blijft hij staan. Er is iets. Ergens in hem is iets losgemaakt door wat hij zojuist heeft gehoord. Dat gevoel kent hij: een intuïtief aanknopingspunt van het soort dat hij van zijn oom niet mag negeren.
Zijlstra sluit zijn ogen. Wat was het? Hij laat de stroom van woorden aan zich voorbijtrekken, totdat hij de term heeft die hem aan het denken zette. Bijklussen.
Wat is er met bijklussen? Hij gaat aan zijn bureaustoel zitten en dwingt zichzelf na te denken, ook al plaagt de hoofdpijn hem nog steeds. Klussen, bijklussen, bijwerken, freelancen… Ineens weet hij het. Dat woord had Ringeling die middag ook gebruikt toen het over de belastingen van Christie Zeilmaker ging. Ze freelancete. Ze kluste erbij. Hoe heet dat ook weer in films en televisieseries? Dan zegt hij het, hardop: ‘She was moonlighting!’
Karadag en De Jong, die net langs zijn kamer lopen, kijken verbaasd naar binnen, maar blijven niet staan.
Natuurlijk! Moonlighting: een tweede baantje erbij draaien. Dat hij daar niet eerder aan heeft gedacht! Hij rukt de bovenste la van zijn bureau open, pakt de prints van de bestanden van Christie Zeilmakers USB-stickje en smijt die voor zich neer. Daar staat het: Maanlicht.
‘Bingo!’ zegt hij zachtjes.
Zijn vingers dansen over het toetsenbord van zijn computer.