18

De bijeenkomst van de groep padvinderswelpen, die Rita voor Cody had gevonden, was in de basisschool van Golden Lakes, een paar kilometer van ons huis vandaan. We waren er aan de vroege kant en zaten nog een minuutje in de auto, terwijl Cody uitdrukkingsloos toekeek hoe een handvol jongens van ongeveer zijn leeftijd in hun blauwe uniformen de school inrende. Ik liet hem zitten kijken, en bedacht dat een beetje voorbereidingstijd voor ons allebei wel goed zou zijn.

Een paar auto’s hielden stil. Nog meer jongens in blauwe uniformen renden het gebouw in, kennelijk popelend om naar binnen te gaan. Iedereen met een hart zou dat zeker een hartverwarmende aanblik hebben gevonden. Eén ouder was zo gecharmeerd dat hij naast zijn bestelbus video-opnamen maakte van de stroom jongens die langs hem naar binnen rende. Maar Cody en ik bleven eenvoudigweg zitten kijken.

‘Ze zijn allemaal hetzelfde,’ zei Cody zachtjes.

‘Alleen aan de buitenkant,’ zei ik. ‘Dit is iets wat je kunt leren.’

Hij keek me nietszeggend aan.

‘Je hoeft alleen maar zo’n uniform aan te trekken,’ zei ik. ‘Als je er hetzelfde úítziet, denken mensen dat je dat ook bént. Je kunt dit.’

‘Waarom?’ zei hij.

‘Cody,’ zei ik, ‘we hebben het erover gehad dat het belangrijk is om er normaal uit te zien.’ Hij knikte. ‘Hierdoor ontdek je hoe je je als andere kinderen moet gedragen. Het is onderdeel van je opleiding.’

‘Ander deel?’ zei hij, voor het eerst enthousiast, en ik wist dat hij naar de eenvoudige schittering van het mes verlangde.

‘Als je dit deel goed doet, gaan we het andere gedeelte doen,’ zei ik.

‘Een dier?’

Ik keek hem aan, zag de kille glans in zijn kleine blauwe ogen en wist dat er geen terugkeer meer mogelijk was van de plek waar hij al was. Het enige waar ik op kon hopen was dat hij de even lange en moeilijke vorming mocht doormaken die ik had doorgemaakt. ‘Oké,’ zei ik ten slotte. ‘Misschien kunnen we een dier doen.’

Hij keek me nog een lang ogenblik aan, knikte toen terug en we stapten uit de auto om de troep naar de kantine te volgen.

Binnen renden de andere jongens — en één meisje — de eerste paar minuten luidruchtig rond. Cody en ik gingen stilletjes op onze kleine, voorgevormde plastic stoelen zitten, aan een tafel die amper hoog genoeg was om je knieën aan te stoten als je eromheen wilde lopen. Hij sloeg de lawaaiig spelende andere kinderen uitdrukkingsloos gade en deed geen poging om met ze mee te doen, maar dit was een beginpunt en hiermee kon ik hem helpen. Hij was veel te jong om als een piekerende eenling bekend te staan, we moesten zijn vermomming op haar plaats krijgen.

‘Cody,’ zei ik en hij keek me met dezelfde uitdrukkingsloze blik aan. ‘Kijk naar de andere kinderen.’

Hij knipperde met zijn ogen en draaide zijn hoofd om om de rest van de ruimte in zich op te nemen. Hij keek een poosje zonder commentaar en draaide zich toen weer naar me toe. ‘Oké,’ zei hij zachtjes.

‘Zij rennen allemaal rond en maken plezier, en jij niet,’ zei ik.

‘Nee,’ zei hij.

‘Dus val je op,’ zei ik. ‘Je moet doen alsof je het hier naar je zin hebt.’

‘Ik weet niet hoe dat moet,’ zei hij, wat voor hem een riante toespraak was.

‘Maar dat moet je leren,’ zei ik. ‘Je moet er net zo uitzien als de anderen, anders…’

‘Nou, nou, wat is er met jou aan de hand, ventje?’ bulderde een stem. Een grote en weerzinwekkend opgewekte man kwam naar ons toe en legde zijn handen op zijn blote knieën zodat hij al bukkend zijn gezicht dichter naar dat van Cody kon schuiven. Hij puilde uit zijn welpenleidersuniform, en zijn harige benen en dikke buik zagen er volkomen fout uit. ‘Je bent toch zeker niet verlegen, wel?’ zei hij met een reusachtige en verschrikkelijke grijns.

Cody staarde zonder met zijn ogen te knipperen geruime tijd terug en de grijns van de man temperde een beetje. ‘Nee,’ zei Cody ten slotte.

‘Mooi zo,’ zei de man, die iets meer rechtop ging staan en een stap achteruit deed.

‘Hij is niet echt verlegen,’ zei ik. ‘Hij is vandaag alleen een beetje moe.’

De man verplaatste zijn grijns naar mij, nam me even in zich op en stak zijn hand uit. ‘Roger Deutsch,’ zei hij. ‘Ik ben de groepsleider. Voor we beginnen wil ik graag iedereen een beetje leren kennen.’

‘Dexter Morgan,’ zei ik en ik schudde hem de hand. ‘Dit is Cody.’

Deutsch stak zijn hand naar Cody uit. ‘Hallo, Cody, leuk je te ontmoeten.’ Cody keek naar de hand en toen naar mij; ik knikte naar hem en hij legde zijn handje in de vlezige poot die naar hem werd uitgestoken. ‘Hallo,’ zei hij.

‘En,’ zei Deutsch meedogenloos, ‘wat brengt jou naar de padvinderij, Cody?’

Cody keek me aan, ik glimlachte en hij wendde zich weer tot Deutsch. ‘Plezier maken,’ zei hij, terwijl hij met zijn kleine stalen gezicht eruitzag alsof hij op een begrafenis was.

‘Schitterend,’ zei Deutsch. ‘Padvinderij moet ook leuk zijn. Maar er is ook een serieus gedeelte. Je kunt over allerlei coole dingen leren. Wil je meer over iets speciaals te weten komen, Cody?’

‘Dieren snijden,’ zei Cody en ik moest alle zeilen bijzetten om niet van mijn stoeltje te vallen.

‘Cody,’ zei ik.

‘Nee, dat geeft niet, meneer Morgan,’ zei Deutsch. ‘We doen allerlei soorten handenarbeid. We kunnen beginnen met in zeep uitsnijden en daarna kunnen we op hout overstappen.’ Hij knipoogde naar Cody. ‘Als u zich bezorgd maakt omdat hij met een mes aan het werk gaat, wij zorgen er wel voor dat hij zichzelf niet bezeert.’

Het leek me niet tactisch te vertellen dat ik me geen zorgen maakte dat Cody zichzélf met een mes in de hand zou bezeren. Hij wist al heel goed aan welke kant hij het mes moest vasthouden en hij had een voorlijk talent getoond om de punt op de juiste manier ergens in te steken. Maar ik was er vrij zeker van dat Cody bij de padvinderij niet het soort dieren snijden zou leren dat hij wilde, in elk geval niet voordat hij tot in de hoogste regionen van de hiërarchie was doorgestoten. Dus zei ik eenvoudigweg: ‘We praten er wel met mam over, eens kijken wat zij ervan vindt,’ en Deutsch knikte.

‘Schitterend,’ zei hij. ‘Wees in de tussentijd maar niet verlegen. Hier moet je gewoon met beide voeten springen, kerel.’

Cody keek me aan en knikte toen naar Deutsch.

‘Goed dan,’ zei Deutsch, die eindelijk helemaal rechtop ging staan. ‘Nou, laten we maar gaan beginnen.’ Hij knikte naar me en draaide zich om om de troepen te verzamelen.

Cody schudde zijn hoofd en fluisterde iets. Ik boog me dichter naar hem toe. ‘Wat?’ zei ik.

‘Beide voeten,’ zei hij.

‘Dat is alleen maar een uitdrukking,’ zei ik tegen hem.

Hij keek me aan. ‘Stomme uitdrukking,’ zei hij.

Deutsch was de ruimte door gelopen, riep dat iedereen stil moest zijn, en kreeg alle kinderen voor in de ruimte bij elkaar. Het werd tijd voor Cody om ertussen te springen, al was het maar om te beginnen met een voet. Ik stond op en stak een hand naar hem uit. ‘Kom op,’ zei ik. ‘Dit komt prima in orde.’

Cody keek niet overtuigd, maar hij stond op en keek naar de groep normale jongens die om Deutsch heen stond. Hij maakte zich zo recht en lang mogelijk, haalde diep adem en zei: ‘Oké,’ en hij marcheerde naar de groep toe.

Ik keek toe hoe hij zich voorzichtig een weg door de menigte baande om zijn plekje te zoeken en daar ging staan, helemaal alleen en zo dapper als hij maar kon zijn. Dit zou niet gemakkelijk worden; niet voor hem en ook niet voor mij. Hij zou heel onbeholpen overkomen als hij in een groep probeerde te passen waarmee hij niets gemeen had. Hij was een piepkleine wolf die zijn best deed een lam te lijken en bèèè moest leren zeggen. En als hij ook maar één keer naar de maan huilde, was het spel voorbij.

En ik? Ik kon alleen maar toekijken en misschien tussen de ronden in een paar aanwijzingen geven. Ik was zelf door een vergelijkbare fase heen gegaan en ik herinnerde me nog altijd de verschrikkelijke pijn: ik realiseerde me dat dit altijd en eeuwig voor anderen bestemd was en nooit voor mij, dat lachen, de vriendschap, het idee ergens bij te horen, die gevoelens had ik niet echt. Nog erger werd het toen ik eenmaal besefte dat ik daar allemaal buiten stond, dat ik moest doen alsof ik het voelde, dat ik moest leren het masker van geluk op te zetten om de dodelijke leegte vanbinnen te verbergen.

Ik weet nog hoe verschrikkelijk klunzig ik in die eerste jaren was; de eerste verschrikkelijke pogingen om te lachen, altijd op het verkeerde moment, en het klonk altijd zo heel niet-menselijk. Ook als ik gewoon, natuurlijk met anderen wilde praten, over de juiste dingen en met de juiste kunstmatige gevoelens. Het was een traag, pijnlijk, onbeholpen leerproces, afkijken hoe de anderen die dingen zo moeiteloos deden en de extra pijn, omdat je je niet zo met dat innemende gemak kon uitdrukken. Zoiets simpels, weten hoe je moet lachen. Zo eenvoudig, tenzij je niet weet hoe het moet en je het moet leren door het van anderen af te kijken, zoals ik moest doen.

Zoals Cody dat nu moest doen. Hij zou door dat hele ellendige proces heen moeten om te begrijpen dat hij anders was en dat altijd zou blijven, en tegelijk zou hij moeten leren om te doen alsof hij níét anders was. En dat was nog maar het begin, de eerste eenvoudige stap op het Pad van Harry. Daarna werden de zaken nog ingewikkelder, moeilijker en pijnlijker, totdat er een heel kunstmatig leven was opgebouwd en zat vastgetimmerd. Allemaal schijn, de hele tijd, met slechts de korte en veel te zeldzame onderbrekingen door de vlijmscherp gerande realiteit waar je in werkelijkheid naar uitkeek. Ik wilde dat allemaal op Cody overdragen, dat beschadigde schepseltje dat daar nu zo stijf stond, zo intens verlangend naar een signaal dat hij erbij hoorde, maar dat nooit zou komen.

Had ik wel het recht om hem in deze martelende pasvorm te gieten? Alleen maar omdat ík hierdoorheen was gegaan, betekende dat dan echt dat híj dat ook moest? Want als ik eerlijk tegen mezelf was, was dat de laatste tijd niet zo best voor me uitgepakt. Het Pad van Harry, dat zo helder, schoon en slim had geleken, leidde me nu door stekelig kreupelhout. Deborah, de enige persoon ter wereld die het zou moeten begrijpen, twijfelde of het wel juist was, of het zelfs geen leugen was, en nu lag ze op de intensive care terwijl ik door de stad ploeterde en onschuldigen afslachtte.

Wilde ik dit werkelijk voor Cody?

Ik sloeg hem gade terwijl hij trouw zwoer, en daar vond ik het antwoord niet.

En zo kwam het dat uiteindelijk na de bijeenkomst een heel bedachtzame Dexter met een gewonde en onzekere Cody in zijn kielzog naar huis wankelde.

Rita kwam ons met een bezorgd gezicht bij de deur tegemoet. ‘Hoe ging het?’ vroeg ze aan Cody.

‘Oké,’ zei hij, met een uitdrukking op zijn gezicht dat het niet oké was.

‘Het ging prima,’ zei ik, en ik klonk iets overtuigender. ‘En het gaat vast steeds beter.’

‘Moet wel,’ zei Cody zachtjes.

Rita keek van Cody naar mij en toen weer terug. ‘Ik weet niet… ik bedoel, heb je, heb je… Cody. Wil je er nog wel een keer naartoe?’

Cody keek me aan en ik zag bijna een klein en scherp lemmet door zijn ogen flitsen. ‘Ja, hoor,’ zei hij tegen zijn moeder.

Rita keek opgelucht. ‘Dat is geweldig,’ zei ze. Want het is echt… ik weet dat je, weet je.’

‘Natuurlijk doet hij dat,’ zei ik.

Mijn mobieltje begon te tsjilpen en ik nam op. ‘Ja,’ zei ik.

‘Ze is bijgekomen,’ zei Chutsky. ‘En ze heeft iets gezegd.’

‘Ik kom eraan,’ zei ik.

Загрузка...