19

Ik weet niet echt wat ik verwachtte toen ik in het ziekenhuis aankwam, maar ik kreeg het in elk geval niet. Er leek niets veranderd te zijn. Deborah zat niet rechtop in bed al luisterend naar haar iPod een kruiswoordpuzzel te doen. Ze lag nog altijd roerloos, omgeven door het gesputter van de apparaten en Chutsky. En hij zat in dezelfde smekende houding in dezelfde stoel, hoewel hij zich ergens onderweg had weten te scheren en een schoon overhemd had aangetrokken.

‘Hé, man!’ riep hij opgewekt uit toen ik naast Deborahs bed ging zitten. ‘We zijn aan de beterende hand,’ zei hij. ‘Ze keek me recht aan en zei mijn naam. Ze wordt weer helemaal beter.’

‘Schitterend,’ zei ik, hoewel het me niet duidelijk was waarom mijn zus door het uitspreken van één lettergreep in één klap weer helemaal, ongeschonden normaal zou worden. ‘Wat hebben de dokters gezegd?’

Chutsky haalde zijn schouders op. ‘Hetzelfde gelul. Dat ik niet te veel moet hopen, te vroeg om er iets van te zeggen, autonome zenuwblablabla.’ Met zijn hand maakte hij een kan-mij-het-ook-schelengebaar. ‘Maar zij waren er niet bij toen ze bijkwam en ik wel. Ze keek me in de ogen en ik wist het. Ze is daar nog steeds, maatje. Het komt prima in orde met ’r.’

Ik had daar maar weinig op te zeggen, dus ik mompelde een paar goedbedoelde en lege lettergrepen. En hoewel ik tweeënhalf uur heel geduldig bleef wachten, sprong Debs niet uit bed om gymnastiekoefeningen te doen; ze herhaalde zelfs niet haar salontruc door haar ogen open te doen en Chutsky’s naam te zeggen, en dus ging ik maar weer naar huis en naar bed, zonder iets van Chutsky’s magische zekerheid mee te maken.

Toen ik de volgende ochtend op mijn werk kwam, was ik vast van plan onmiddellijk aan de slag te gaan en alles uit te zoeken wat ik over Doncevic en zijn mysterieuze partner kon vinden. Maar ik had mijn koffie nog niet op mijn bureau gezet toen ik al een bezoekje kreeg van de Geest van een Verschrikkelijk Mislukte Kerstmis, in de persoon van Israel Salguero van interne zaken. Hij zweefde stilletjes naar binnen en ging zonder enig geluid in de klapstoel tegenover me zitten. Er zat een zekere fluwelen dreiging in die beweging waar ik bewondering voor zou kunnen hebben, als ze niet voor mij bedoeld was. Ik keek naar hem en hij keek even naar mij, alvorens ten slotte te knikken en te zeggen: ‘Ik heb je vader gekend.’

Ik knikte en nam het enorme risico om zonder mijn ogen van Salguero af te wenden van mijn koffie te nippen.

‘Hij was een goeie smeris, en een goeie vent,’ zei Salguero. Hij sprak zachtjes, wat paste bij zijn geruisloze bewegingen, en hij had een spoortje van een accent dat veel Cubaanse Amerikanen van zijn generatie hebben. Sterker nog, hij had Harry heel goed gekend en Harry had een hoge pet van hem opgehad. Maar dat was in het verleden en Salguero was nu een heel gerespecteerde en uitermate gevreesde inspecteur van Interne Zaken, en er kon niets goeds van komen wanneer hij mij of Deborah aan een onderzoek onderwierp.

Met de gedachte dat het waarschijnlijk maar het beste was om af te wachten en hem ter zake te laten komen, nam ik nog een slokje koffie. Die smaakte lang niet zo goed als voor de komst van Salguero het geval was geweest.

‘Ik wil deze kwestie graag zo snel mogelijk opgehelderd hebben,’ zei hij. ‘Ik weet zeker dat jij noch je zus je ergens zorgen over hoeft te maken.’

‘Nee, natuurlijk niet,’ zei ik, en ik vroeg me af waarom ik niet gerustgesteld was, tenzij, uiteraard, vanwege het feit dat mijn hele leven was opgebouwd rondom het concept om niet op te vallen, en dan voelde het bepaald niet prettig wanneer een getrainde onderzoeker tussen de kieren gluurde.

‘Als er iets is wat je me wilt vertellen,’ zei hij, ‘mijn deur staat altijd voor je open.’

‘Heel erg bedankt,’ zei ik en omdat er verder niets meer te zeggen viel, deed ik dat ook maar niet. Salguero keek me nog een ogenblik aan, knikte toen, gleed van zijn stoel en liep de deur uit, terwijl ik me afvroeg hoe diep de Morgans in de puree zaten. Het kostte me een paar minuten en een volle kop koffie om zijn bezoek uit mijn hoofd te zetten en me op de computer te concentreren.

Dat deed ik dan ook, wat me vervolgens een prachtige verrassing opleverde.

Toen ik aan het werk toog, checkte ik werktuiglijk mijn e-mail. Er waren twee memo’s van het departement die mijn onmiddellijke onoplettendheid opeisten, een advertentie die me een paar centimeter extra beloofde van een niet nader genoemde lengte, en een bericht zonder onderwerp dat ik bijna wiste, tot ik zag van wie het kwam: bweiss@aol.com.

Het had anders moeten zijn, maar het duurde even voor de naam tot me doordrong en ik had mijn vinger al op de muisknop om het bericht te wissen toen er iets in mijn hoofd klikte en ik aarzelde.

Bweiss. De naam kwam me op de een of andere manier bekend voor. Misschien was het Weiss, eerste voornaam B., zoals in de meeste e-mailadressen. Dat leek logisch. En als de B voor Brandon stond, zou dat zelfs nog logischer zijn. Want dat was precies degene die ik wilde natrekken.

Wat attent van hem om contact met me te zoeken.

Ik opende de e-mail van Weiss met meer dan normale belangstelling en popelde om erachter te komen wat hij me te zeggen had. Maar tot mijn grote teleurstelling had hij me kennelijk helemaal niets te vertellen. Er stond alleen maar een internetlink, onderstreept en in blauwe letters, zonder enig commentaar op het midden van de pagina.


http://www.youtube.com/watch?v=99lrj?42n


Wat interessant. Brandon wilde zijn video’s met me delen. Maar wat voor video kon dat in hemelsnaam zijn? Misschien zijn favoriete rockband? Of een montageclip van zijn lievelings-tv-show? Of nog meer van het soort film dat hij naar het toeristenbureau had gestuurd? Dat zou heel attent zijn.

Ik klikte op de link, terwijl een warme en pluizige gloed opbloeide op de plek waar mijn hart had moeten zitten, en wachtte tot het scherm zich zou openen. Ten slotte kwam de kleine box tevoorschijn en ik klikte op de afspeelknop.

Even was er alleen duisternis. Toen kwam een korrelig beeld tot leven en keek ik vanuit een vaste camera, die ergens vlak bij het plafond was bevestigd, naar wit porselein, hetzelfde shot waarmee de video van het toeristenbureau begon. Ik was enigszins teleurgesteld, hij had me alleen maar een link gestuurd van een film die ik al had gezien. Maar daarop klonk er een zacht glibberig geluid en in de hoek van het scherm ontstond beweging. Een donkere figuur strompelde in beeld en gooide iets op het witte porselein.

Doncevic.

En de donkere figuur? Drieste Dexter met de kuiltjes in zijn wangen, natuurlijk.

Mijn gezicht was niet te zien, maar er was geen twijfel over mogelijk. Dat was Dexters rug, zijn kapsel van zeventien dollar, de kraag van Dexters prachtige donkere overhemd krulde om Dexters prachtige, edele nek…

Mijn teleurstelling was compleet weggevaagd. Dit was tenslotte een spiksplinternieuwe video, die ik nog nooit had gezien, en ik popelde onmiddellijk om hem voor het eerst te zien.

Ik keek toe hoe Verleden Dexter rechtop ging staan en om zich heen keek; gelukkig nog altijd zonder zijn gezicht aan de camera te laten zien. Slimme jongen. Dexter liep uit beeld en was weg. De berg in de badkuip bewoog een beetje en toen kwam Dexter terug en pakte de zaag op. Het blad snorde, de arm ging omhoog…

En duisternis. Einde video.

Een paar minuten bleef ik zwijgend, verbijsterd en verdoofd zitten. Er klonk gekletter in de gang. Iemand kwam het lab in en opende een la, deed hem weer dicht en vertrok. De telefoon ging, ik nam niet op.

Dat was ik. Op YouTube. In volle, glorierijke, levende en enigszins korrelige kleuren. Dexter met de Dodelijke kuiltjes staarde nu naar een kleine, klassieke film. Lach naar de camera, Dexter. Zwaai maar naar het aardige publiek. Ik was nooit erg dol op homevideo’s geweest, en hiervan werd ik nog kouder dan ooit. Maar daar was ik, niet alleen op film gezet, maar ook nog op YouTube geplaatst, zodat de hele wereld het kon zien en bewonderen. Het was meer dan mijn geest kon bevatten, mijn gedachten draaiden alleen maar in een cirkeltje rond, als een zich steeds herhalende filmclip. Dat was ik, ik kon het niet zijn, maar ik was het wel; ik moest iets doen, maar wat? Ik wist het niet, maar iets… want dat was ik.

De zaken werden er zonder meer interessanter op, vind je ook niet?

Oké, dat was ik. Het was duidelijk dat er ergens boven de badkuip een verborgen camera zat. Weiss en Doncevic hadden die gebruikt voor hun decoratieve projecten en hij was er nog toen ik opdook. Wat betekende dat Weiss nog steeds ergens in de buurt was…

Maar nee, dat hoefde helemaal niet zo te zijn. Het was belachelijk eenvoudig om een camera met internet te verbinden en op een computer mee te kijken. Weiss kon overal zijn. Hij had de video gedownload en naar mij gestuurd…

Naar mij, dierbare anonieme mij, Dexter de bescheidene, die in de schaduwen zwoegt en nooit de publiciteit opzoekt voor welke van zijn goede werken dan ook. Maar uiteraard, in de afzichtelijke herrie van media-aandacht waar deze hele kwestie door werd omgeven, inclusief de aanval op Deborah, was mijn naam bijna zeker ergens gevallen. Dexter Morgan, de pretentieloze, forensische bolleboos, broer van degene die nagenoeg was afgeslacht. Eén foto, één beeld van het late nieuws, en hij had me te pakken.

Een kille en verschrikkelijke klomp landde in mijn maag. Zo gemakkelijk was het. Zo eenvoudig kon een verknipte etaleur erachter komen wie en wat ik was. Ik was al te lang te slim geweest en was eraan gewend geraakt dat ik de enige tijger in het bos was. En ik was vergeten dat wanneer er slechts één tijger is, een jager ongelooflijk gemakkelijk het spoor kan volgen.

En dat had hij gedaan. Hij was me naar mijn leger gevolgd en had beelden geschoten terwijl Dexter aan het spelen was, en dat was dat.

Mijn vinger stuiptrekte bijna onwillig op de muis en ik bekeek de video nogmaals.

Ik was het nog steeds. Op de video. Dat was ik.

Ik haalde diep adem en liet de zuurstof zijn magische werk met mijn denkproces doen, of wat ervan over was. Dit was een probleem, dat was een ding dat zeker was, maar als elk ander probleem bestond er een oplossing voor. Tijd om de logica uit de kast te halen, de volle kracht van Dexters ijzige biocomputer op het probleem los te laten. Wat wilde deze vent? Waarom had hij dit gedaan? Het was duidelijk dat hij een reactie van me wilde, maar welke? Het lag het meest voor de hand dat hij op wraak uit was. Ik had zijn vriend vermoord, zijn partner? Minnaar? Het maakte niet uit. Hij wilde me laten weten dat hij wist wat ik had gedaan, en, en…

En hij had de clip naar me toegestuurd, niet naar iemand die er waarschijnlijk iets mee zou doen, zoals rechercheur Coulter. Wat betekende dat dit een persoonlijke uitdaging was, iets wat hij niet in de openbaarheid zou brengen, nog niet, althans.

Behalve dat het wél in de openbaarheid was, het stond op YouTube, en het was slechts een kwestie van tijd voordat iemand anders erop stuitte en de clip zag. En dat betekende dat de factor tijd een rol speelde. Dus wat probeerde hij te zeggen? Vind mij voordat zíj jóú vinden?

Tot zover oké. Maar wat dan? Een duel, zoals ze dat in het Oude Westen deden; met de cirkelzaag in de aanslag tien passen doen? Of wilde hij me alleen maar martelen, achter me aan zitten tot ik een fout zou maken, of totdat hij zich ging vervelen en het hele gedoe naar het avondnieuws zou sturen?

Het was genoeg om ten minste de schijn van een beginnende paniek te veroorzaken. Maar Dexter was uit hardhout gesneden. Hij wilde dat ik hem zou proberen te vinden, maar hij wist niet dat ik een graad heb in zoeken. Zelfs als ik maar half zo goed was als de bescheidenheid me gebiedt te zeggen, dan zou ik hem heel wat sneller vinden dan hij dacht. Oké, als Weiss wilde spelen, dan zou ik meespelen.

Maar we zouden het spel volgens Dexters regels spelen, niet volgens die van hem.

Загрузка...