Rita was niet thuis toen ik daar aankwam, omdat ik wat vroeger was dan anders vanwege mijn explosieve tegenslag. Het huis leek heel leeg en ik bleef bij de voordeur even naar de onnatuurlijke stilte luisteren. Achter in het huis tikte een buis en toen sprong de airconditioning aan, maar dat waren geen levende geluiden en ik had nog steeds het gevoel alsof ik in een film was beland waarin verder iedereen in een ruimteschip was ontvoerd. De bult op mijn hoofd bonsde nog steeds, en ik was heel moe en heel alleen. Ik liep naar de bank en viel erop neer alsof ik plotseling geen botten meer had om overeind te blijven.
Ik lag daar een poosje in een soort merkwaardige impasse tussen twee alarmerende toestanden in. Ik wist dat ik nog steeds als de weerlicht in actie moest komen, Weiss moest opsporen, hem de pas afsnijden, hem in zijn hol moest trotseren, maar om de een of andere reden was ik totaal niet in staat me te bewegen, en dat gemene stemmetje dat me had aangespoord, klonk op dit moment niet erg overtuigend, alsof dat ook aan een koffiepauze toe was. Dus bleef ik daar liggen, met mijn gezicht omlaag, en probeerde weer te voelen dat er iets heel dringends was. Maar het lukte niet om ook maar iets te voelen, behalve, zoals gezegd, vermoeidheid en pijn. Als iemand tegen me had geroepen: ‘Pas op, achter je! Hij heeft een pistool!’ zou ik slechts mompelend hebben geantwoord: ‘Laat hem maar een nummertje trekken en wachten.’
Ik weet niet hoeveel later ik wakker werd, overweldigd door een blauwe gewaarwording, die helemaal nergens op sloeg, tot ik mijn ogen kon scherpstellen. Daar stond Cody, nog geen vijftien centimeter bij mijn hoofd vandaan, in zijn spiksplinternieuwe welpenuniform. Ik ging zitten, waardoor mijn hoofd als een gong galmde, en keek naar hem.
‘Nou,’ zei ik. ‘Ziet dat er even officieel uit.’
‘Is stom,’ zei hij. ‘Korte broek.’
Ik bekeek hem in zijn donkerblauwe overhemd en korte broek, het hoedje op zijn hoofd en het halsdoekje om zijn hals, en het leek me niet eerlijk om op de korte broek te vitten. ‘Wat is er mis met een korte broek?’ zei ik. ‘Je draagt altijd korte broeken.’
‘Uniform-korte broek,’ zei hij, alsof het een dodelijke aanval was op de laatste linies van de menselijke waardigheid.
‘Heel veel mensen dragen een korte broek bij hun uniform,’ zei ik, wanhopig mijn gehavende brein pijnigend op zoek naar een voorbeeld.
Cody keek heel vertwijfeld. ‘Wie dan?’ zei hij.
‘Nou, eh, de melkboer draagt een korte broek…’ Ik onderbrak mezelf snel; de blik die hij me toewierp was luider en duidelijker dan wat hij ook had kunnen zeggen. ‘En, eh, de Britse soldaten droegen in India een korte broek,’ zei ik, maar ik had er maar heel weinig hoop op.
Hij staarde me nog even zonder iets te zeggen aan, alsof ik hem jammerlijk in de steek had gelaten terwijl alle fiches op tafel lagen. En voor ik op een volgend briljant voorbeeld kon komen, kwam Rita de kamer binnengestormd.
‘O, Cody, je hebt hem toch niet wakker gemaakt, hè? Hoi, Dexter, we hebben gewinkeld en álles gekocht wat Cody voor de padvinderij nodig heeft. Hij vindt de korte broek maar niks, ik denk omdat Astor er iets over heeft gezegd. Mijn god, wat is er met je hoofd gebeurd?’ zei ze. Ademloos had ze een homerun door twee octaven en achttien emoties gemaakt.
‘Het is niets,’ zei ik, ‘alleen een vleeswond.’ Dat had ik nou altijd al willen zeggen, ook al wist ik niet precies wat dat betekende. Elke wond was toch zeker een vleeswond, tenzij ze op een of andere manier het vlees oversloegen en regelrecht het bot te pakken namen?
Niettemin reageerde Rita met een dankbaar circus van bezorgdheid. Ze joeg Cody en Astor weg en haalde een zak ijs voor me, een donsdeken en een kop thee alvorens zich naast me op de bank te gooien en eiste te weten wat er met mijn arme lieve hoofd was gebeurd. Ik bracht haar van alle akelige details op de hoogte — terwijl ik een paar irrelevante dingen wegliet, zoals wat ik bij een huis deed dat in de lucht vloog en me probeerde te vermoorden — en onder het praten zag ik tot mijn wanhoop dat haar ogen groot en vochtig werden, tot ze begonnen over te lopen en de tranen over wangen en haar gezicht stroomden. Eigenlijk was het heel vleiend te bedenken dat een beetje schade aan mijn schedel zo’n vertoon van waterwerken tot gevolg had, maar tegelijkertijd werd ik wat ongemakkelijk over hoe ik daarop moest reageren.
Gelukkig voor mijn reputatie als steracteur zorgde Rita ervoor dat er geen twijfel over mogelijk was hoe ik me zou moeten gedragen. ‘Jij blijft hier uitrusten,’ zei ze. ‘Met zo’n bult op je hoofd heb je stilte en rust nodig. Ik ga soep voor je maken.’
Ik wist niet dat soep goed was voor hersenschuddingen, maar Rita leek heel zeker van haar zaak, en met een paar lieve streken over mijn gezicht en een zachte kus naast de bult sprong ze van de bank de keuken in, waar ze onmiddellijk gedempt begon te kletteren, waarna het al vlug rook naar knoflook, ui en kip, en ik dreef weg in een soort halfslaap, waar zelfs het vage kloppen van mijn hoofd ver weg, knus en zelfs aangenaam leek. Ik vroeg me af of Rita me soep kwam brengen als ik gearresteerd was. Ik vroeg me af of iemand Weiss soep bracht. Ik hoopte van niet, ik begon een hekel aan hem te krijgen en hij verdiende absoluut geen soep.
Astor dook plotseling naast de bank op en onderbrak mijn overpeinzingen. ‘Mam zegt dat je op je hoofd bent geslagen,’ zei ze.
‘Ja, dat klopt,’ zei ik.
‘Mag ik ’t zien?’ vroeg ze en ik was zo diep geroerd door haar bezorgdheid dat ik mijn hoofd boog om de bult en het geplette haar waar het had gebloed te laten zien. ‘Het ziet er niet zo erg uit,’ zei ze, en ze klonk ietwat teleurgesteld.
‘Dat is het ook niet,’ zei ik tegen haar.
‘Dus je gaat niet dood, wel?’ vroeg ze beleefd.
‘Nog niet,’ zei ik. ‘Pas nadat je je huiswerk hebt gedaan.’
Ze knikte, keek naar de keuken en zei: ‘Ik heb een pesthekel aan wiskunde.’ Toen kuierde ze de gang door, waarschijnlijk om van dichterbij een pesthekel aan wiskunde te hebben.
Ik dreef nog een poosje weg. Uiteindelijk kwam de soep, en hoewel ik niet per se zou willen beweren dat die goed was voor mijn hoofdwond, deed hij me zeker geen kwaad. Wellicht heb ik het al eerder gezegd, maar Rita krijgt in de keuken dingen voor elkaar die me boven de sterfelijke pet gaat, en na een groot bord van haar kippensoep begon ik te denken dat het gros van de wereld wellicht nog een laatste kans moest krijgen. Ze was de hele tijd met me in de weer, waar ik niet echt van gecharmeerd ben, maar op dit moment leek het lief en vertroostend, en toen de soep helemaal op was, liet ik haar mijn kussens opschudden, mijn voorhoofd met een koel doekje afvegen en mijn nek masseren.
Voor ik het wist was de avond voorbij en kwamen Cody en Astor binnen om zachtjes welterusten te zeggen. Rita dirigeerde ze naar bed en stopte ze onder en ik wankelde de gang door naar de badkamer om mijn tanden te poetsen. Net toen ik echt een lekker ritme met de tandenborstel te pakken had, zag ik mezelf in de spiegel boven de wastafel. Mijn haar stond alle kanten op, er zat een blauwe plek op een wang en de normale dartele leegte in mijn ogen leek nu ronduit hol. Ik zag er bepaald uit als een ongeflatteerde portretfoto, het soort waarop de arrestant nog moet ontnuchteren en erachter probeert te komen wat hij heeft gedaan en hoe het komt dat hij is opgepakt. Ik hoopte dat dit geen voorteken was van wat komen ging.
Ik had de hele avond niets inspannenders gedaan dan op de bank hangen en wegdoezelen, maar ik werd bijna door slaap overmand en het tandenpoetsen had mijn laatste greintje energie opgesoupeerd. Toch wist ik nog op eigen kracht de weg naar mijn bed te vinden en ik liet me op de kussens vallen met het idee dat ik naar dromenland kon wegdrijven en me morgen over al het andere zorgen zou maken. Maar helaas, Rita had andere plannen.
Nadat het gedempte gemurmel van gebedje opzeggen in de kinderkamer was weggestorven, hoorde ik haar naar de badkamer gaan en het water een poosje stromen, en ik was al bijna in slaap toen de lakens ritselden en iets wat heel erg naar agressieve orchideeën rook in bed naast me glipte.
‘Hoe voel je je?’ zei Rita.
‘Veel beter,’ zei ik en ik wilde haar een pluim geven, dus voegde ik eraan toe: ‘de soep heeft kennelijk geholpen.’
‘Mooi zo,’ fluisterde ze, en ze legde haar hoofd op mijn borst. Ze bleef een poosje zo liggen. Ik voelde haar ademhaling over mijn borst blazen en vroeg me af of ik echt in slaap kon vallen met het drukkende gewicht van haar hoofd op mijn borst. Maar toen veranderde haar ademhalingspatroon, die ging in schokken en ik besefte dat ze huilde.
Er zijn maar weinig dingen in de wereld waarbij ik meer met m’n mond vol tanden sta dan bij de tranen van een vrouw. Ik weet dat ik haar zou moeten troosten en vervolgens op de schuldige draak af moet stormen, maar in mijn beperkte omgang met vrouwen komen de tranen nooit wanneer dat zou moeten, en ze gaan nooit over waar ik wellicht aan denk, en als gevolg daarvan word ik altijd teruggeworpen op stupide opties als op het hoofd kloppen en zeggen: ‘Kom, kom,’ in de hoop dat ze uiteindelijk zover komt dat ze vertelt waar het over gaat.
Maar Dexter is een goede teamspeler en dus sloeg ik mijn arm om haar heen, legde mijn handpalm op haar hoofd en klopte. ‘Het is oké,’ zei ik en hoe stompzinnig dat ook klonk, ik vond het een enorme verbetering ten opzichte van ‘kom, kom’.
En zoals altijd kwam Rita’s antwoord volkomen uit het niets en had ik dat met geen mogelijkheid kunnen voorzien. ‘Ik mag je niet verliezen,’ zei ze.
Ik had absoluut geen plannen om mezelf te verliezen, en ik had haar dat met alle liefde verteld, maar ze was nog maar net op dreef en door het stilletjes snikken schokte haar lichaam en rolden er kleine salvo’s zout water over mijn borst. ‘O, Dexter,’ snikte ze, ‘wat moet ik doen als ik jou ook nog kwijtraak?’
En nu, met dat woord ‘ook’, had ik zomaar opeens volslagen onbekend gezelschap gekregen. Waarschijnlijk waren dat mensen die Rita achteloos had laten rondslingeren, op een plek waar je ze gemakkelijk kwijtraakte, en ze had me absoluut geen aanwijzing gegeven hoe het me was gelukt om bij die groep aan te schuiven, of zelfs maar wie ze waren. Bedoelde ze haar eerste echtgenoot, de verslaafde vent die haar, Cody en Astor had geslagen en gekweld tot ze zo getraumatiseerd waren dat ze mijn ideale familie werden? Hij zat nu in de gevangenis en ik vond het zonder meer een slecht idee wanneer ik op dezelfde manier kwijt zou raken. Of was er soms een andere kliek misplaatste personen die door de mazen van Rita’s leven waren geglipt en door de regens van de tegenslag waren weggespoeld?
En toen, alsof ik nog meer bewijs nodig had van het feit dat haar gedachten vanuit een moederschip in de ruimte voorbij Pluto op haar werden afgeschoten, gleed Rita met haar gezicht langs mijn borst omlaag, over mijn buik, let wel, nog altijd snikkend, terwijl ze een spoor van tranen achterliet dat al vlug koud werd.
‘Gewoon stil blijven liggen,’ snufte ze. ‘Met een hersenschudding moet je je niet inspannen.’
Zoals ik al zei, je weet nooit welk programma je krijgt als een vrouw naar tranen zapt.