6

Ik wist totaal niet of ik goed zat totdat ik er was en de auto aan de voorkant neerzette. De plek had me onwaarschijnlijk toegeschenen, totdat ik het gele afzetlint zag, de zwaailichten van de patrouillewagens in de schemering zag opflitsen, evenals de groeiende menigte omstanders die iets onvergetelijks hoopte te zien. Bij Joe’s Stone Crab was het bijna altijd druk, maar niet in juli. Het restaurant ging pas weer in oktober open, wat zelfs voor Joe’s een heel lange wachttijd leek.

Maar vanavond was er een ander soort mensenmassa, die niet uit was op steenkreeften. Vanavond hongerde ze naar iets anders, iets wat Joe hoogstwaarschijnlijk liever van zijn menu zou willen schrappen.

Ik parkeerde en volgde het spoor geüniformeerde agenten naar de achterkant, waar het hoofdgerecht tegen de muur naast de dienstingang zat. Nog voordat ik iets bijzonders kon zien, hoorde ik inwendig al sissend grinniken, maar toen ik dicht genoeg in de buurt was, zag ik in de door het forensisch team neergezette lampen meer dan genoeg wat een waarderend glimlachje waard was.

Zijn voeten zaten gepropt in een paar van die zwarte handschoenleren schoenen van doorgaans Italiaanse makelij, die in de meeste gevallen enkel worden gedragen om te gaan dansen. Bovendien droeg hij een heel aardige, vakantieachtige korte broek in een smaakvolle cranberrykleur, en een blauw zijden overhemd met in zilver reliëf een palmboomdessin. Maar het overhemd was losgeknoopt en naar achteren getrokken, zodat werd onthuld dat de borst van de man was verwijderd en dat uit de holte al het natuurlijke en akelige spul dat erin thuishoorde was weggehaald. Die was nu gevuld met ijs, bierflesjes en iets wat op een garnalencocktailring uit de supermarkt leek. In zijn rechtervuist zat monopolygeld geklemd en op zijn gezicht was weer zo’n plastic masker geplakt.

Vince Masuoka zat aan de andere kant van de deuropening op z’n knieën met trage, gelijkmatige bewegingen poeder op de muur te verspreiden en ik ging naast hem staan.

‘Hebben we vanavond wat geluk?’ vroeg ik hem.

Hij snoof. ‘Als we een paar van die gratis biertjes mogen, wel,’ zei hij. ‘Ze zijn echt koud.’

‘Hoe weet je dat?’ vroeg ik.

Hij maakte een snelle hoofdbeweging naar het lijk. ‘Dat is dat nieuwe spul, het etiket wordt blauw wanneer het koud is,’ zei hij. Hij veegde met een arm over zijn voorhoofd. ‘Het is hier volgens mij boven de dertig graden, en dat bier zou me op dit moment heel best smaken.’

‘Tuurlijk,’ zei ik, terwijl ik naar de onwaarschijnlijke schoenen aan het lijk keek. ‘En dan kunnen we gaan dansen.’

‘Hé,’ zei hij. ‘Wil je dat? Wanneer ben je klaar?’

‘Nee,’ zei ik. ‘Waar is Deborah?’

Hij knikte naar links. ‘Daar,’ zei hij. ‘Ze praat met de vrouw die hem heeft gevonden.’

Ik liep naar de plek waar Debs een hysterische, Spaanse vrouw aan het ondervragen was, die in haar handen huilde en tegelijk haar hoofd schudde, wat me heel moeilijk leek, alsof je tegelijk over je buik wrijft en op je hoofd klopt. Maar ze was er behoorlijk goed in, en om de een of andere reden was Deborah niet onder de indruk van het schitterende coördinatievermogen van de vrouw.

‘Arabelle,’ zei Debs. ‘Arabelle, luister alsjeblieft naar me.’ Arabelle luisterde niet en volgens mij was de intimiderende toon die mijn zus aansloeg, in combinatie met woede, niet echt handig om wie dan ook voor zich te winnen. En zeker niet bij iemand die eruitzag alsof ze door een castingbureau was gestuurd om de rol van schoonmaakster-zonder-verblijfsvergunning te spelen. Deborah keek me nijdig aan toen ik naar hen toe liep, alsof het mijn schuld was dat ze intimiderend op Arabelle overkwam, dus besloot ik een handje te helpen.

Het is niet zo dat ik denk dat Debs incompetent is. Ze is heel goed in haar werk, het zit haar tenslotte in het bloed. En het idee van dat als je me kent, je ook van me gaat houden, is nooit in mijn schimmige geest opgekomen. Sterker nog, het tegendeel is waar. Maar Arabelle was zo in de war dat ze duidelijk niet overliep van enthousiasme omdat ze was ontdekt. In plaats daarvan was ze al een paar stappen over de rand van hysterie, en gelukkig voor Donkere en Deerniswekkende Dexter hoef je geen bijzonder meegevoel te tonen, of iemand te mogen, om met hysterische mensen te praten. Het was een kwestie van techniek, een ambacht en geen kunst, en daarmee viel het precies binnen de expertise van een ieder die het menselijk gedrag heeft bestudeerd en gekopieerd. Glimlach op het juiste moment, een knikje met je hoofd, doe of je luistert… dat had ik me al eeuwen geleden eigen gemaakt.

‘Arabelle,’ zei ik met sussende stem en het juiste Midden-Amerikaanse accent, en ze hield even op met hoofdschudden. ‘Arabelle, necitamos descubrir este monstre.’ Ik keek naar Debs en zei: ‘Dit heeft een monster gedaan, toch?’ en bij wijze van instemming stak ze met een afgemeten ruk haar kin omhoog en omlaag.

Digame, por favor,’ zei ik sussend, en Arabelle haalde tot mijn grote voldoening een hand van haar gezicht.

Sí?’ zei ze verlegen, en ik verwonderde me opnieuw over mijn krachtige, volslagen synthetische, vleiende charme. En in twee talen nog wel.

En inglés?’ zei ik met een werkelijk mooie nepglimlach. ‘Por qué mi hermana no habla español,’ zei ik, naar Deborah knikkend. Ik wist zeker dat doordat ik Debs ‘mijn zus’ noemde, en niet ‘die autoritaire figuur met een pistool die je naar El Salvador terug wil sturen nadat ze je heeft laten slaan en verkrachten’, ze een beetje spraakzamer zou worden. ‘Spreek je Engels?’

‘Eel kleen beet,’ zei ze.

‘Mooi,’ zei ik. ‘Vertel m’n zus eens wat je hebt gezien.’ En ik deed een stap achteruit, maar Arabelle stak vliegensvlug haar hand uit en omklemde mijn arm.

‘Jij niet gaan?’ zei ze verlegen.

‘Ik blijf hier,’ zei ik. Ze keek me even onderzoekend aan. Ik had geen idee waar ze naar zocht, maar kennelijk dacht ze dat ze het had gevonden. Ze liet mijn arm los, vouwde haar beide handen samen, ging bijna in de houding staan en keek Deborah aan.

Ik keek ook naar Deborah en zag dat ze me met een ongelovige uitdrukking op haar gezicht aankeek. ‘Jezus,’ zei ze. ‘Vertrouwt ze jou wel en mij niet?’

‘Ze ziet zo dat ik een puur hart heb,’ zei ik.

‘Een puur wat?’ zei Deborah en ze schudde haar hoofd. ‘Jezus. Als ze eens wist.’

Ik moest toegeven dat er enige waarheid school in de ironische opmerking van mijn zus. Ze had nog maar onlangs ontdekt wat ik ben en het was ietwat een understatement te zeggen dat ze zich daar niet helemaal happy bij voelde. Maar toch, alles was goedgekeurd en opgezet door haar vader, Sint Harry, en zelfs in de dood zou Debs zijn gezag niet in twijfel trekken, en ik trouwens ook niet. Maar haar stem klonk enigszins scherp voor iemand die op mijn hulp rekende en dat stak een beetje. ‘Als je wilt,’ zei ik, ‘kan ik weggaan en het aan jou overlaten.’

‘Nee!’ zei Arabelle, en opnieuw vloog haar hand naar me toe, die zich als vanzelf aan mijn arm vastklonk. ‘Jij zeggen dat je blijft,’ zei ze, terwijl er beschuldiging en bijna-paniek in haar stem doorsijpelde.

Ik trok een wenkbrauw op naar Deborah.

Ik klopte op Arabelles hand en haalde die van me af. ‘Ik blijf hier,’ zei ik, en ik voegde eraan toe: ‘Yo espero aquí,’ met alweer zo’n volslagen kunstmatige glimlach die haar op de een of andere manier gerust leek te stellen. Ze keek me in de ogen, glimlachte terug, haalde diep adem en keek Debs aan.

‘Vertel,’ zei Debs tegen Arabelle.

‘Ik hier op zelfde tijd komen, elke keer,’ zei ze.

‘Hoe laat is dat?’ vroeg Deborah.

Arabelle haalde haar schouders op. ‘Vijf uur,’ zei ze. ‘Nu drie keer per week, want en julio het is dicht, maar ze willen het schoon blijven. Geen coke-rlakken.’ Ze keek me aan en ik knikte; coke-rlakken niet goed.

‘En je ging naar de achterdeur?’ vroeg Deborah.

‘Ailtaid, es…’ Ze keek naar me en trok een onbeholpen gezicht. ‘Siempre?

‘Altijd,’ vertaalde ik.

Arabelle knikte. ‘Altijd achterdeur,’ zei ze. ‘Frontkant ees dicht hasta octobre.’

Deborah hield haar hoofd even schuin maar begreep het toen: voorkant tot oktober gesloten. ‘Oké,’ zei ze. ‘Dus je kwam hier, je loopt om naar de achterdeur en dan zie je het lijk?’

Arabelle bedekte opnieuw haar gezicht, even maar. Ze keek naar me en ik knikte, dus ze haalde haar handen weer weg. ‘Ja.’

‘Heb je nog iets anders gezien, iets ongebruikelijks?’ vroeg Debs en Arabelle keek haar onbegrijpend aan. ‘Heb je iets gezien wat er niet thuishoorde?’

El cuerpo,’ zei Arabelle verontwaardigd, terwijl ze naar het lijk wees. ‘Hij hier niet horen zijn.’

‘En heb je helemaal niemand anders gezien?’

Arabelle schudde haar hoofd. ‘Niemand. Ik alleen.’

‘En in de buurt?’ Arabelle keek weer niet-begrijpend en Deborah wees. ‘Verderop? Op de stoep? Iemand helemaal daar?’

Arabelle schokschouderde. ‘Turistas. Met camera’s.’ Ze fronste en zei op zacht fluisterende toon tegen mij: ‘Creado que es posible que estan maricones,’ zei ze, haar schouders ophalend.

Ik knikte. ‘Homotoeristen,’ zei ik tegen Deborah.

Deborah keek haar nors aan en wendde zich toen naar mij, alsof ze een van ons kon afschrikken om met een volgende, echt rake vraag te komen. Maar zelfs mijn legendarische vernuft was uitgeput en ik haalde mijn schouders op. ‘Ik weet het niet,’ zei ik. ‘Waarschijnlijk heeft ze gewoon niet meer te zeggen.’

‘Vraag haar waar ze woont,’ zei Deborah en er schoot een verschrikte blik over Arabelles gezicht.

‘Ik denk niet dat ze je dat vertelt,’ zei ik.

‘Waarom niet, verdomme?’ vroeg Deborah op hoge toon.

‘Ze is bang dat je haar bij la migra aangeeft,’ zei ik en Arabelle maakte een heus sprongetje toen ik dat zei. ‘Vreemdelingenpolitie.’

‘Ik weet verdomme heus wel wat la migra betekent,’ snauwde Deborah. ‘Ik woon hier ook, weet je nog?’

‘Ja,’ zei ik. ‘Maar je hebt geweigerd Spaans te leren.’

‘Vraag haar dan of ze het jóú wil vertellen,’ zei Deborah.

Ik haalde mijn schouders op en wendde me tot Arabelle. ‘Necesito su dirección,’ zei ik.

Por qué?’ vroeg ze nogal terughoudend.

Vamos a bailando,’ zei ik. We gaan dansen.

Ze giechelde. ‘Estoy casada,’ zei ze. Ik ben getrouwd.

Por favor?’ zei ik, met mijn allerbeste volmaakte honderd watt nepglimlach, en ik voegde eraan toe: ‘Nunca por la migra, verdadamente.’ Arabelle glimlachte, boog zich naar voren en fluisterde een adres in mijn oor. Ik knikte; het was in een wijk waar het wemelde van de Midden-Amerikaanse immigranten, van wie een aantal legaal was. Het klopte wel dat ze daar woonde, en ik wist zeker dat ze me de waarheid vertelde. ‘Gracias,’ zei ik en toen ik me afwendde, greep ze me opnieuw bij de arm.

Nunca por la migra?’ zei ze.

Nunca,’ zei ik. Nooit. ‘Solamente para hallar este matador.’ Alleen om de moordenaar te vinden.

Ze knikte alsof het logisch was dat ik haar adres nodig had om de moordenaar te vinden en glimlachte weer verlegen naar me. ‘Gracias,’ zei ze. ‘Te creo.’ Ik geloof je. Het was werkelijk ontroerend dat ze me zo vertrouwde, vooral als je bedacht dat ze daar geen enkele reden toe had, nog los van het feit dat ik haar een complete nepglimlach had geschonken. Ik begon me af te vragen of een carrièreswitch wellicht op z’n plaats was; misschien zou ik auto’s moeten verkopen, of zelfs president moeten worden.

‘Oké,’ zei Deborah. ‘Ze mag naar huis.’

Ik knikte naar Arabelle. ‘Va a su casa,’ zei ik.

Gracias,’ zei ze nogmaals. En ze glimlachte breed, draaide zich om en rende bijna naar de straat.

‘Shit,’ zei Deborah. ‘Shit shit SHIT.’

Ik keek haar met opgetrokken wenkbrauwen aan en ze schudde haar hoofd. Het leek alsof ze was leeggelopen, de woede en spanning trokken uit haar weg. ‘Ik weet dat het stom klinkt,’ zei ze. ‘Ik hoopte alleen dat ze iets had gezien. Ik bedoel…’ Ze haalde haar schouders op en wendde zich af, keek naar het lijk in de deuropening. ‘Die homotoeristen vinden we ook nooit. Niet in South Beach.’

‘Die kunnen sowieso niets hebben gezien,’ zei ik.

‘Op klaarlichte dag. En niemand heeft iets gezien?’

‘Mensen zien wat ze verwachten te zien,’ zei ik. ‘Hij heeft waarschijnlijk een bestelbus gebruikt, en daardoor wordt hij onzichtbaar.’

‘Nou, shit,’ zei ze nogmaals, en het leek me geen goed moment om aanmerkingen te maken op haar beperkte vocabulaire. Ze keek me opnieuw aan. ‘Ik neem aan dat je over deze ook niets weet waarmee ik verder kom.’

‘Ik zal wat foto’s maken en erover nadenken,’ zei ik.

‘Dat betekent nee, hè?’

‘Geen definitief nee,’ zei ik. ‘Het impliceert een nee.’

Deborah stak een middelvinger op. ‘Impliceer dit maar eens,’ zei ze. Ze draaide zich om en beende weg om weer naar het lijk te kijken.

Загрузка...