Eens, toen ze nog maar een klein meisje was, was een rondtrekkende zanger een half jaar bij hen op Winterfel gebleven. Een oude man was het, met wit haar en verweerde wangen, maar hij zong over ridders en queesten en schone jonkvrouwen, en Sansa had bittere tranen gehuild toen hij wegging en haar vader gesmeekt om hem niet te laten gaan.
‘De man heeft alle liederen die hij kent wel drie keer voor ons gespeeld,’ had heer Eddard vriendelijk tegen haar gezegd. ‘Ik kan hem niet tegen zijn zin hier houden. Maar je hoeft niet te huilen. Ik beloof je dat er andere zangers zullen komen.’
Dat was echter niet gebeurd, minstens een jaar niet. Sansa had tot de Zeven in hun sept en de oude goden van de hartboom gebeden, hen gesmeekt of ze de oude man terug wilden brengen, of beter nog, of ze een andere zanger wilden sturen, een jonge en knappe. Maar de goden hadden geen antwoord gegeven en in de zalen van Winterfel was het stil gebleven.
Maar toen was ze nog een dwaas klein meisje geweest. Nu was ze een jonge maagd, dertien jaar, en ontbloeid. Al haar nachten waren van gezang vervuld en overdag bad ze om stilte.
Als het Adelaarsnest net zo gebouwd was als alle andere kastelen, zouden alleen ratten en gevangenbewaarders de dode hebben horen zingen. Kerkermuren waren dik genoeg om zowel liederen als geschreeuw te absorberen. Maar hemelcellen hadden één muur van louter lucht, dus ieder akkoord dat de dode man speelde, steeg ongehinderd op om tegen de stenen flanken van de Reuzenlans te weerkaatsen. En de liederen die hij uitkoos… hij zong over de Dans der Draken, over de schone Jonquil en haar zot, over Jenny van Oudestenen en de Prins dér Drakenvliegen. Hij zong over verraad en vuige moorden, over gehangenen en bloedige wraak. Hij zong over smart en droefenis.
Waar ze in het kasteel ook naar toe ging, Sansa kon niet aan de muziek ontkomen. Die zweefde de stenen wenteltrap van de toren op, zocht haar op als ze naakt in bad zat, dineerde met haar als de avond viel en glipte haar slaapvertrek binnen, zelfs als ze de luiken stevig vergrendelde. Hij kwam binnen met de koude, ijle lucht en verkilde haar net zo erg. Hoewel er op het Adelaarsnest geen sneeuw was gevallen sinds de dag dat vrouwe Lysa in de afgrond was gestort, waren de nachten allemaal bitter koud geweest.
De stem van de zanger was krachtig en lieflijk. Sansa vond dat hij mooier klonk dan ooit tevoren, rijker van toon, vol pijn, vrees en verlangen. Ze kon niet bevatten waarom de goden zo’n verdorven kerel met zo’n stem hadden begiftigd. Hij zou me op de vingers verkracht hebben als Petyr ser Lothor niet over me had laten waken, moest ze zichzelf in herinnering brengen. En hij speelde om mijn geschreeuw te overstemmen toen tante Lysa me probeerde te vermoorden.
Maar daarom was het gezang nog niet gemakkelijker om aan te horen. ‘Alstublieft,’ smeekte ze heer Petyr, ‘kunt u hem niet laten ophouden?’
‘Ik heb de man mijn woord gegeven, lieve kind.’ Petyr Baelish, heer van Harrenhal, Opperheer van de Drietand en Beschermheer van het Adelaarsnest en de Vallei van Arryn, keek op van de brief die hij aan het schrijven was. Hij had sinds de val van vrouwe Lysa wel honderd brieven geschreven. Sansa had de raven uit het roekenhuis zien komen en gaan. ‘Ik hoor liever zijn gezang aan dan dat ik naar zijn gesnik luister.’
Het is beter dat hij zingt, dat wel, maar…’Is het nodig dat hij de hele nacht doorspeelt, heer? Heer Robert kan er niet van slapen. Hij huilt…’
‘…om zijn moeder. Daar valt niets aan te doen, het mens is dood.’ Petyr haalde zijn schouders op. ‘Het zal niet veel langer meer duren. Morgenochtend komt heer Nestor naar boven.’
Sansa had heer Nestor Roys eenmaal eerder ontmoet, nadat Petyr met haar tante getrouwd was. Heer Nestor Roys was de hoeder van de Maanpoort, het grote kasteel dat aan de voet van de berg stond en de opgang naar het Adelaarsnest bewaakte. Het bruiloftsgezelschap had bij hem overnacht alvorens aan de klim te beginnen. Heer Nestor had haar nauwelijks een tweede blik waardig gekeurd, maar het vooruitzicht dat hij hierheen kwam, vond ze angstaanjagend. Hij was ook opperhofmeester van de Vallei, een vertrouwd leenman van Jon Arryn en vrouwe Lysa. ‘Hij krijgt… u laat Marillion toch niet aan heer Nestor zien?’
Haar ontzetting moest op haar gezicht te lezen staan, want Petyr legde zijn ganzenpen neer. ‘Integendeel. Ik zal erop staan.’ Hij gebaarde dat ze naast hem moest gaan zitten. ‘We hebben een afspraak gemaakt, Marillion en ik. Mord kan uiterst overtuigend zijn. En als onze zanger ons teleurstelt en een lied zingt dat we liever niet horen, welnu, dan hoeven jij en ik alleen maar te zeggen dat hij liegt. Wie denk je dat heer Nestor zal geloven?’
‘Ons?’ Sansa wilde dat ze daar zeker van kon zijn.
‘Natuurlijk. Hij heeft baat bij onze leugens.’
Het was warm in de bovenzaal en het vuur knetterde vrolijk, maar toch moest Sansa huiveren. ‘Ja, maar… maar wat als…’
‘…als heer Nestor eer boven de baat laat uitgaan?’ Petyr sloeg zijn arm om haar heen. ‘Als hij op waarheid uit is, en op gerechtigheid voor zijn vermoorde leenvrouwe?’ Hij glimlachte. ‘Ik ken heer Nestor, liefje. Denk je dat ik ooit zal toestaan dat hij mijn dochter iets aandoet?’
Ik ben je dochter niet, dacht ze. Ik ben Sansa Stark, heer Eddards dochter en die van vrouwe Catelyn, van het bloed van Winterfel. Maar dat zei ze niet. Zonder Petyr Baelish was het niet Lysa Arryn geweest, maar Sansa die door een kille blauwe lucht naar haar dood zou zijn getuimeld, zeshonderd voet diep. Hij is zo vermetel. Sansa wilde wel dat ze even moedig was als hij. Ze was het liefst weer in bed gekropen om zich onder haar deken te verstoppen en alleen maar te slapen. Ze had sinds Lysa Arryns dood geen enkele nacht meer doorgeslapen. ‘Kunt u niet tegen heer Nestor zeggen dat ik… onwel ben, of…’
‘Hij zal jouw relaas over Lysa’s dood willen horen.’
‘Maar heer, als… als Marillion nu eens vertelt wat er echt…’
‘Als hij liegt, bedoel je?’
‘Liegt? Ja… als hij liegt is het mijn verhaal tegen het zijne, en dan kijkt heer Nestor in mijn ogen en ziet hij hoe bang ik ben…’
‘Een tikje vrees is niet misplaatst, Alayne. Je hebt iets verschrikkelijks meegemaakt. Nestor zal erdoor getroffen zijn.’ Petyr bestudeerde haar ogen, alsof hij ze voor het eerst zag. ‘Je hebt je moeders ogen. Eerlijke, onschuldige ogen. Blauw als een zonovergoten zee. Als je nog iets ouder bent, zal menig man in die ogen verdrinken.’
Sansa wist niet wat ze daarop moest zeggen.
‘Het enige wat je hoeft te doen, is heer Nestor hetzelfde verhaal vertellen als je aan heer Robert hebt verteld,’ vervolgde Petyr.
Robert is maar een ziekelijk jochie, dacht ze, heer Nestor is een volwassen man, streng en achterdochtig. Robert was niet sterk en moest beschermd worden, zelfs tegen de waarheid. ‘Soms lieg je uit liefde,’ had Petyr haar verzekerd. Daar herinnerde ze hem nu aan. ‘Toen we tegen heer Robert logen, was dat alleen maar om hem te sparen,’ zei ze.
‘En deze leugen zal óns kunnen sparen. Anders moeten jij en ik het Adelaarsnest via dezelfde deur als Lysa verlaten.’ Petyr pakte zijn ganzenpen weer op. ‘We zullen hem leugens en goud uit het prieel opdissen en hij zal ze slikken en om meer vragen, dat beloof ik je.’
Hij dist mij ook leugens op, besefte Sansa. Maar het waren troostrijke leugens en naar zij meende goed bedoeld. Een leugen is niet zo erg als het om bestwil is. Kon ze er maar in geloven…
De dingen die haar tante vlak voor haar val had gezegd, zaten Sansa nog behoorlijk dwars. ‘Geraaskal,’ noemde Petyr ze. Ik had alleen maar een sneeuwkasteel gebouwd, en zij wilde me de Maandeur uit duwen. Petyr heeft me gered. Hij hield veel van mijn moeder, en…
Van haarzelf? Hoe kon ze daar aan twijfelen? Hij had haar gered.
Hij heeftAlayne gered, zijn dochter, fluisterde een stem in haar binnenste. Maar ze was tevens Sansa… en soms kwam het haar voor dat de Beschermheer ook twee personen was. Hij was Petyr, haar beschermer, warm, grappig en vriendelijk… maar hij was ook Pinkje, de heer die ze uit Koningslanding kende, die sluw had gelachen en over zijn baard had gestreken terwijl hij koningin Cersei iets influisterde. En Pinkje was haar vriend niet. Toen Jof haar had laten afranselen, had de Kobold haar verdedigd, niet Pinkje. Toen het grauw haar had willen verkrachten, had de Jachthond haar in veiligheid gebracht, niet Pinkje. Toen de Lannisters haar tegen haar wil aan Tyrion uithuwelijkten, had ser Garlan de Galant haar getroost, niet Pinkje. Pinkje had nooit een vinger voor haar uitgestoken, zelfs zijn pink niet.
Behalve om mij eruit te halen. Dat heeft hij voor me gedaan. Ik dacht dat het ser Dontos was, mijn arme oude dronken Florian, maar het was al die tijd Petyr. Pinkje was niet meer dan een masker dat hij gedwongen was te dragen.
Alleen vond Sansa het soms moeilijk te zeggen waar de man ophield en het masker begon. Pinkje en heer Petyr leken zo op elkaar. Ze zou misschien voor allebei gevlucht zijn, ware het niet dat ze nergens heen kon. Winterfel was afgebrand en verlaten, Bran en Rickon waren koud en dood. Robb was verraden en vermoord in de Tweeling, samen met hun moeder. Tyrion was ter dood gebracht omdat hij Jof had vermoord, en als zij ooit naar Koningslanding terugging, zou de koningin ook haar hoofd eisen. De tante bij wie ze had gehoopt bescherming te vinden, had in plaats daarvan getracht haar te vermoorden. Haar oom Edmar was de gevangene van de Freys, terwijl haar oudoom, de Zwartvis, in Stroomvliet belegerd werd.
Ik kan nergens anders heen, dacht Sansa, diep in de put, en ik heb geen andere trouwe vriend dan Petyr.
Die avond zong de dode man ‘De dag dat ze Zwarte Robin ophingen’, ‘De tranen van de moeder’ en ‘De regens van Castameer’. Toen zweeg hij een poosje, maar net toen Sansa in slaap begon te zakken, begon hij weer te spelen. Hij zong ‘Zes Smarten’, ‘Gevallen Bladeren,’ en ‘Alysanne.’ Wat een treurige liederen, dacht ze. Als ze haar ogen sloot kon ze hem in zijn hemelcel zien, weggedoken in een hoekje, bij de koude, zwarte lucht vandaan, opgerold onder een vacht, zijn houtharp tegen zijn borst gedrukt. Ik maggeen medeljden met hem hebben, hield ze zichzelf voor. Hij was ijdel en wreed, en binnenkort is hij dood. Zij kon hem niet redden. En waarom zou ze dat willen? Marillion had geprobeerd haar te verkrachten en Petyr had haar leven niet eenmaal, maar tweemaal gered. Sommige leugens zijn niet te vermijden. Liegen was het enige wat haar in Koningslanding in leven had gehouden. Als ze niet tegen Joffry had gelogen, zou zijn Koningsgarde haar tot bloedens toe hebben afgetuigd.
Na ‘Alysanne’ zweeg de zanger opnieuw; zo lang dat Sansa een uur lang de slaap wist te vatten. Maar toen het eerste licht van de dageraad haar luiken betastte, hoorde ze gedempte flarden van ‘Op een mistige morgen’ omhoogzweven, en ze was meteen klaarwakker. Dat was eigenlijk een lied voor een vrouw; de klaagzang van een moeder, ’s ochtends vroeg na een bloedige veldslag terwijl ze tussen de doden naar het lichaam van haar enige zoon zoekt. De moeder zingt haar verdriet om haar dode zoon uit, dacht Sansa, maar Marillion rouwt om zijn vingers en om zijn ogen. De woorden schoten als pijlen omhoog en doorboorden haar in het donker.
Ach ser, weet u waar mijn zoon is, misschien?
Zijn haar is kastanjebruin
Hij beloofde me dat ik hem weer zou zien
In Wendelstee staat ons huis.
Sansa drukte een kussen van ganzendons tegen haar oren om de rest buiten te sluiten, maar het hielp niet. Het was dag, ze was wakker en heer Nestor Roys kwam de berg op.
De Opperhofmeester en zijn gezelschap bereikten het Adelaarsnest laat in de middag. De Vallei beneden hen was rood-en-goudkleurig en de wind stak op. Hij bracht zijn zoon mee, ser Albar, en daarnaast een dozijn ridders en twintig wapenknechten. Wat een hoop vreemden. Sansa keek ongerust naar hun gezichten en vroeg zich af of ze vriend of vijand waren.
Petyr heette zijn bezoekers welkom, gekleed in een zwartfluwelen wambuis met grijze mouwen dat bij zijn wollen hozen paste en zijn grijsgroene ogen iets donkers gaf. Maester Colemon stond naast hem, zijn keten van vele metalen losjes om zijn lange, magere hals. Al was de maester verreweg de langste van de twee, het was de Beschermheer die de aandacht trok. Hij had voor vandaag zijn glimlachjes’ afgelegd, leek het. Hij luisterde plechtig terwijl Roys de ridders voorstelde die hem begeleidden, en zei toen: ‘Mijne heren, welkom hier. U kent natuurlijk onze maester Colemon. Heer Nestor, u herinnert zich mijn natuurlijke dochter Alayne nog?’
‘Uiteraard.’ Heer Nestor Roys was een kalende man met een stierennek en een ronde bast, een grijzende baard en een strenge blik. Hij boog zijn hoofd wel een halve duim ter begroeting. Sansa maakte een revérence, te bang om te spreken uit angst het verkeerde te zeggen. Petyr trok haar overeind. ‘lieve meid, wil je zo goed zijn en heer Robert naar de Hoge Zaal brengen om zijn gasten te ontvangen?’
‘Ja, vader.’ Haar stem klonk dun en gespannen. De stem van een leugenaarster, dacht ze terwijl ze zich de trappen op en de galerij over naar de Maantoren haastte. Een schuldige stem.
Gretchel en Maddie hielpen Robert Arryn net om zich in zijn hozen te wurmen toen Sansa zijn slaapkamer in stapte. De heer van het Adelaarsnest had weer gehuild. Zijn ogen waren rood en bloeddoorlopen, er zaten korsten in zijn wimpers en hij had een opgezette loopneus. Onder één neusgat glom een streep snot, en zijn onderlip bloedde omdat hij erop had gebeten. Heer Nestor mag hem zo niet zien, dacht Sansa, de wanhoop nabij. ‘Gretchel, haal het wasbekken.’ Ze nam de jongen bij de hand en trok hem naar het bed toe. ‘Heeft Robinlief vannacht lekker geslapen?’
‘Nee.’ Hij haalde zijn neus op. ‘Ik heb helemaal niet geslapen, Alayne. Hij zongweer, en mijn deurzat op slot. Ik heb ze geroepen om me eruit te laten, maar er kwam niemand. Iemand had me in mijn kamer opgesloten.’
‘Dat was onaardig.’ Ze dompelde een zachte lap in het warme water en begon zijn gezicht schoon te maken… met zachte hand, o zo zacht. Als je Robert te energiek boende, ging hij misschien beven. De jongen was kwetsbaar en ontzettend klein voor zijn leeftijd. Hij was acht, maar Sansa had vijfjarigen gekend die groter waren.
Roberts lip trilde. ‘Ik wilde bij jou komen slapen.’
Dat weet ik. Totdat ze met heer Petyr was getrouwd, was Robinlief gewend geweest bij zijn moeder in bed te kruipen. Sinds de dood van vrouwe Lysa was hij in het Adelaarsnest gaan rondzwerven op zoek naar andere bedden. Het bed dat hem het beste beviel was dat van Sansa… wat de reden was dat ze ser Lothor Brune had gevraagd zijn deur op slot te doen. Ze zou het niet erg hebben gevonden als hij alleen maar had geslapen, maar hij wilde altijd zijn gezicht tegen haar borsten duwen, en als hij een trilaanval had, plaste hij vaak in bed.
‘Heer Nestor Roys is van de Poort naar boven gekomen om met je te spreken.’ Sansa veegde zijn bovenlip af.
‘Ik wil niet met hem spreken,’ zei hij. ‘Ik wil een verhaaltje. Een verhaaltje over de Gevleugelde Ridder.’
‘Na afloop,’ zei Sansa. ‘Eerst moet je met heer Nestor spreken.’
‘Heer Nestor heeft een moedervlek,’ zei hij terwijl hij heen en weer wurmde. Robert was bang voor mannen met moedervlekken. ‘Mammie vond hem afschuwelijk.’
‘Arme Robinlief.’ Sansa streek over zijn haar. ‘Ik weet dat je haar mist. Heer Petyr mist haar ook. Hij hield van haar, net als jij.’ Dat was een leugen, zij het om bestwil. De enige vrouw van wie Petyr ooit had gehouden, was Sansa’s vermoorde moeder. Dat had hij met zoveel woorden aan vrouwe Lysa bekend, vlak voor hij haar de Maandeur door had geduwd. Ze was gek en gevaarlijk. Ze heeft haar eigen echtgenoot vermoord en ze zou mij ook hebben vermoord als Petyr er niet was geweest om me te redden.
Maar dat hoefde Robert niet te weten. Hij was maar een ziekelijk jochie dat van zijn moeder had gehouden.
‘Daar,’ zei Sansa, ‘nu zie je eruit als een echte heer. Maddie, haal zijn mantel.’ Die was van lamswol, zacht en warm, van een fraaie tint hemelsblauw waar de roomkleur van zijn tuniek mooi bij afstak. Ze sloot hem om zijn schouders met een zilveren broche in de vorm van een wassende maan en nam hem bij de hand. Bij uitzondering ging Robert nu eens gedwee mee.
De Hoge Zaal was dicht geweest sinds vrouwe Lysa’s val en Sansa moest huiveren toen ze hem weer betrad. De zaal was lang en indrukwekkend en ze nam aan dat hij mooi was, maar het beviel haar hier niet. Zelfs op zijn best was hij flets en kil. De slanke zuilen leken op de een of andere manier op vingerkootjes en de blauwe aderen in het witte marmer deden denken aan de aderen in de benen van een oude vrouw: Al waren er vijftig zilveren muurhouders aan de wanden, er waren maar een stuk of tien toortsen aangestoken, dus de schaduwen dansten over de vloer en concentreerden zich in alle hoeken. Hun voetstappen weerkaatsten van het marmer en Sansa kon de wind aan de Maandeur horen rukken. Ik moet er niet naar kijken, hield ze zichzelf voor, anders begin ik net zo hard te trillen als Robert.
Met Maddies hulp zette ze Robert boven op een stapel kussens op zijn weirhouten troon neer, waarna ze liet weten dat de heer gereed was om zijn gasten te ontvangen. Twee wachters in hemelsblauwe mantels openden de deuren aan het andere einde van de zaal en Petyr leidde hen naar binnen en over de lange blauwe loper tussen de rijen lijkbleke zuilen.
De jongen begroette heer Nestor met een hoffelijk piepgeluid en repte niet over diens moedervlek. Toen de Opperhofmeester naar zijn edele moeder informeerde, begonnen Roberts handen een heel klein beetje te trillen. ‘Marillion heeft mijn moeder kwaad gedaan. Hij heeft haar de Maandeur uit gegooid.’
‘Hebt u dat zien gebeuren, heer?’ vroeg ser Marwyn Belmer, een slungelige ridder met rossig haar die kapitein van Lysa’s wacht was geweest totdat Petyr hem door ser Lothor Brune had vervangen.
‘Alayne heeft het gezien,’ zei de jongen. ‘En mijn edele stiefvader.’
Heer Nestor keek haar aan. Ser Albar, ser Marwyn, maester Colemon, iedereen keek. Ze was mijn tante, maar ze wilde me doden, dacht Sansa. Ze sleurde me naar de Maandeur en probeerde me naar buiten te duwen. Ik wilde helemaal geen kus, ik bouwde alleen maar een sneeuwkasteel. Ze sloeg haar armen om zich heen om te voorkomen dat ze ging beven.
‘Vergeeft u haar, heren,’ zei Petyr zacht. ‘Ze heeft nog steeds nachtmerries van die dag. Geen wonder dat ze er niet over kan spreken.’ Hij kwam achter haar staan en legde zijn handen zachtjes op haar schouders. ‘Ik weet hoe moeilijk dit voor je is, Alayne, maar onze vrienden moeten de waarheid weten.’
‘Ja.’ Haar keel was zo droog en dichtgesnoerd dat spreken bijna pijn deed. ‘Ik zag… ik was bij vrouwe Lysa toen…’ Er rolde een traan over haar wang. Dat is goed, een traan is goed. ‘…toen Marillion… haar duwde.’ En ze vertelde het verhaal nog een keer, maar de woorden die uit haar mond rolden hoorde ze nauwelijks.
Voordat ze halverwege was, begon Robert te huilen. De kussens onder hem begonnen gevaarlijk te schuiven. ‘Hij heeft mijn moeder doodgemaakt. Hij moet vliegen!’ Het beven van zijn handen was verergerd en zijn armen trilden nu ook. Het hoofd van de jongen schokte en zijn tanden begonnen te klapperen. ‘Vliegen!’krijste hij, ‘vliegen, vliegen!’Zijn armen en benen maaiden in het wilde weg rond. Lothor Brune beende op het podium af, net op tijd om de jongen op te vangen toen hij van zijn troon gleed. Maester Colemon volgde hem op de voet, al was er niets wat hij kon doen.
Even hulpeloos als de overigen kon Sansa alleen maar toekijken hoe de trilaanval zijn beloop kreeg. Een van Roberts benen trapte ser Lothor in het gezicht. Brune vloekte, maar bleef de jongen vasthouden terwijl hij sidderde, spartelde en zichzelf onderplaste. Hun bezoekers zeiden geen woord; heer Nestor had deze toevallen in elk geval al eerder gezien. Het duurde lang voordat Roberts krampen minder werden, en het leek nog langer. Tegen het einde was de kleine heer van de Vallei zo zwak dat hij niet op zijn benen kon staan. ‘Breng heer Robert maar liever terug naar bed en geef hem een aderlating,’ zei heer Petyr. Brune tilde de jongen in zijn armen op en droeg hem de zaal uit. Maester Colemon volgde, zijn gezicht grimmig.
Toen hun voetstappen weggestorven waren, was het doodstil in de Hoge Zaal van het Adelaarsnest. Buiten hoorde Sansa de nachtwind kreunen en aan de Maandeur krabbelen. Ze had het heel koud en was doodmoe. Moet ik het verhaal nu nog eens vertellen? vroeg ze zich af.
Maar ze moest het goed genoeg hebben verteld. Heer Nestor schraapte zijn keel. ‘Die zanger beviel mij meteen al niet,’ gromde hij. ‘Ik heb er nog bij vrouwe Lysa op aangedrongen dat ze hem wegstuurde. Vele malen heb ik daar op aangedrongen.’
‘U hebt haar altijd goede raad gegeven, heer,’ zei Petyr.
‘Ze luisterde niet,’ klaagde Roys. ‘Ze hoorde me met tegenzin aan en sloeg mijn raad in de wind.’
‘Mijn gemalin was te goed van vertrouwen voor deze wereld.’ Petyrs toon was zo teder dat Sansa geloofd zou hebben dat hij van zijn vrouw had gehouden. ‘Lysa was niet in staat het kwade in de mens te zien, alleen het goede. Marillion zong lieflijke liederen en zij meende ten onrecht dat hij van nature zo was.’
‘Hij noemde ons varkens,’ zei ser Albar Roys. Ser Albar, een botte, breedgeschouderde ridder die zijn kin schoor, maar dikke zwarte bakkebaarden cultiveerde die zijn alledaagse gezicht als heggen omlijstten, was een jongere versie van zijn vader. ‘Hij maakte een lied over varkens die om een berg heen snuffelden en de restjes opvraten die door een valk waren achtergelaten. Daarmee waren wij bedoeld, maar toen ik dat zei, lachte hij me uit. “Kom ser, het is maar een liedje over varkens,” zei hij.’
‘Met mij dreef hij ook de spot,’ zei ser Marwyn Belmer. ‘Ser Dingdong, zo noemde hij me. Toen ik zwoer dat ik hem zijn tong zou afsnijden, rende hij naar vrouwe Lysa om zich achter haar rokken te verschuilen.’
‘Zoals zo vaak,’ zei heer Nestor. ‘De man was een lafaard, maar de gunst die vrouwe Lysa hem bewees maakte hem brutaal. Ze kleedde hem als een heer en gaf hem gouden ringen en een maanstenen gordel.’
‘Zelfs heer Jons lievelingsvalk.’ Het wambuis van de ridder vertoonde de zes witte kaarsen van de Wasselinghs. ‘Heer Jon hield van die vogel. Die had hij van koning Robert gekregen.’
Petyr Baelish zuchtte. ‘Het was ongepast,’ beaamde hij, ‘en ik heb er een einde aan gemaakt. Lysa had ermee ingestemd hem heen te zenden. Dat was waarom ze hem die dag hier ontving. Ik had bij haar moeten zijn, maar ik kon niet bevroeden… als ik er niet op had gestaan… ik ben degene die haar heeft gedood.’
Nee, dacht Sansa, zeg dat niet, vertel het ze niet, dat moet je niet doen. Maar Albar Roys schudde zijn hoofd. ‘Nee heer, verwijt het uzelf niet.’
‘Dit was het werk van de zanger,’ beaamde zijn vader. ‘Breng hem boven, heer Petyr. Laten we een streep onder deze treurige kwestie zetten.’
Petyr Baelish vermande zich en zei: ‘Zoals u wenst, heer.’ Hij wendde zich tot zijn wachters en uitte een bevel, en de zanger werd uit de kerker gehaald. De gevangenbewaarder Mord kwam mee, een monster van een man met kleine zwarte oogjes en een scheef, gehavend gezicht. Een oor en een deel van zijn wang waren bij een of ander gevecht afgehakt, maar hij had nog ruim honderdtwintig kilo vaalwit vlees over. Hij droeg slecht passende kleren en rook ranzig en vies.
In tegenstelling daarmee zag Marillion er bijna elegant uit. Iemand had hem een bad gegeven en een paar hemelsblauwe hozen en een ruimzittende witte tuniek met pofmouwen aangetrokken, met daaromheen een zilverwitte sjerp die hij van vrouwe Lysa ten geschenke had gekregen. Witzijden handschoenen bedekte zijn handen terwijl een witzijden verband de heren de aanblik van zijn ogen bespaarde.
Mord stond achter hem met een gesel. Toen de gevangenbewaarder hem een por in zijn ribben gaf, zonk de zanger op een knie. ‘Goede heren, ik smeek u om vergiffenis.’
Heer Nestor trok een nors gezicht. ‘Je bekent je misdaden?’
‘Als ik ogen had, zou ik tranen plengen.’ De stem van de zanger, bij nacht zo vast en krachtig, klonk nu gebarsten en fluisterend. ‘Ik had haar zo lief, het was me ondraaglijk haar in de armen van een ander te zien, te weten dat ze met hem het bed had gedeeld. Ik wilde mijn lieve vrouwe geen kwaad doen, dat zweer ik. Ik vergrendelde de deur, zodat niemand ons kon storen terwijl ik haar mijn hartstocht bekende, maar vrouwe Lysa was zo koel… toen ze me vertelde dat ze heer Petyrs kind droeg, werd ik… werd ik door waanzin aangegrepen…’
Terwijl hij sprak, staarde Sansa naar zijn handen. Dikke Maddie beweerde dat Mord hem drie vingers had afgehakt, beide pinken en een ringvinger. Zijn kleinste vingers zagen er wat stijver uit dan de andere, maar met die handschoenen was het moeilijk om zeker te zijn. Misschien is het maar een verhaalge. Hoe kan Maddie zoiets nu weten?
‘Heer Petyr is zo goed geweest mij mijn harp te laten behouden,’ zei de blinde zanger. ‘Mijn harp en… mijn tong… zodat ik mijn liederen kan zingen. Vrouwe Lysa was heel erg op mijn gezang gesteld…’
‘Breng dat stuk ellende weg, of ik maak hem zelf nog van kant,’ gromde heer Nestor. ‘Ik word al misselijk als ik naar hem kijk.’
‘Mord, breng hem terug naar zijn hemelcel,’ zei Petyr.
‘Ja, heer.’ Mord vatte Marillion ruw bij de kraag. ‘Geen praatjes meer.’ Toen hij sprak, zag Sansa tot haar verbazing dat de gevangenbewaarder gouden tanden had. Ze keken toe hoe hij de zanger half slepend, half schuivend naar de deur werkte.
‘De man moet sterven,’ verklaarde ser Marwyn Belmer toen ze weg waren. ‘Hij had vrouwe Lysa moeten volgen door de Maandeur.’
‘Zonder tong,’ voegde ser Albar Roys eraan toe. ‘Zonder die leugenachtige, spottende tong.’
‘Ik heb hem te mild behandeld, dat weet ik,’ zei Petyr Baelish op verontschuldigende toon. ‘Om eerlijk te zijn, heb ik medelijden met hem. Hij heeft gedood uit liefde.’
‘Uit liefde of haat,’ zei Belmer, ‘hij moet sterven.’
‘Dat gebeurt snel genoeg,’ zei heer Nestor bars. ‘Niemand houdt het lang uit in de hemelcellen. Het blauw zal hem lokken.’
‘Misschien,’ zei Petyr Baelish, ‘maar alleen Marillion weet of hij erop in zal gaan.’ Hij gebaarde, en zijn wachter opende de deuren aan het verste uiteinde van de zaal. ‘Sers, u bent vast vermoeid na uw klim. Voor u allen zijn kamers in gereedheid gebracht om de nacht in door te brengen, en in de Benedenzaal staan eten en wijn voor u klaar. Oswel, ga hen voor en zie erop toe dat het hun aan niets ontbreekt.’ Hij wendde zich tot Nestor Roys. ‘Heer, wilt u zich in het bovenvertrek bij mij voegen voor een beker wijn? Alayne, liefje, kom mee om ons in te schenken.’
Het vuur brandde laag in het bovenvertrek, waar een flacon wijn op hen stond te wachten. Goud uit het Prieel. Sansa vulde heer Nestors beker terwijl Petyr met een ijzeren pook in de houtblokken porde.
Heer Nestor ging bij het vuur zitten. ‘Het laatste woord is hier nog niet over gesproken,’ zei hij tegen Petyr, alsof Sansa er niet was. ‘Mijn neef is van plan de zanger zelf te ondervragen.’
‘Bronzen Yan wantrouwt mij.’ Petyr duwde een houtblok opzij.
‘Hij is van plan op volle sterkte te komen. Symond Tempelstee zal zich zonder twijfel bij hem aansluiten. En vrouwe Wagenholt ook, vrees ik.’
‘En heer Belmer, de Jonge Heer Jager en Horten Roodfort. Ze zullen Sterke Sam Steen, de Tollets, de Schetten, de Koudwaters en een paar Corbrees meebrengen.’
‘U bent goed op de hoogte. Welke Corbrees? Toch niet heer Lyonel?’
‘Nee, zijn broer. Ser Lyn mag mij om de een of andere reden niet.’
‘Lyn Corbree is een gevaarlijk man,’ zei heer Nestor. ‘Wat bent u van plan te doen?’
‘Wat kan ik anders doen dan hen welkom heten wanneer ze komen?’ Petyr porde nog eens in de vlammen en legde toen de pook weg.
‘Mijn neef is van plan u als Beschermheer te verwijderen.’
‘Als dat zo is, kan ik hem niet tegenhouden. Ik heb een garnizoen van twintig man. Heer Roys en zijn vrienden kunnen er twintigduizend op de been brengen.’
Petyr liep naar de eikenhouten kist onder het raam. ‘Bronzen Yan zal doen wat hem goeddunkt,’ zei hij terwijl hij neerknielde. Hij opende de kist, haalde er een rol perkament uit en liep ermee naar heer Nestor. ‘Mijn heer. Dit is een teken van de liefde die mijn vrouwe u toedroeg.’
Sansa keek toe hoe Roys het perkament uitrolde. ‘Dit… dit is onverwacht, heer.’ Het verraste haar te zien dat hij tranen in zijn ogen had.
‘Onverwacht, maar niet onverdiend. Mijn vrouwe achtte u hoger dan al haar andere baandermannen. U was haar rots, zei ze tegen mij.’
‘Haar rots.’ Heer Nestor kreeg een kleur. ‘Heeft ze dat gezegd?’
‘Dikwijls. En dit’ — Petyr gebaarde naar het perkament — ‘is het bewijs.’
‘Dat… dat is goed om te weten. Ik weet dat Jon Arryn mijn diensten op prijs stelde, maar vrouwe Lysa… zij wees mij af toen ik haar het hof maakte, en ik vreesde…’ Heer Nestor fronste zijn voorhoofd. ‘Ik zie dat dit het zegel van Arryn draagt, maar de handtekening…’
‘Lysa is vermoord voordat het document haar ter ondertekening kon worden voorgelegd, dus heb ik het getekend als Beschermheer. Ik wist dat ze dat gewild zou hebben.’
‘Ik begrijp het.’ Heer Nestor rolde het perkament weer op. ‘U bent… plichtsgetrouw, heer. Jazeker, en niet van moed gespeend. Sommigen zullen deze toekenning ongepast achten, en u verwijten maken dat u haar gedaan hebt. De positie van Hoeder is nooit erfelijk geweest. De Arryns hebben de Poort laten bouwen, in de dagen dat ze de Valkenkroon nog droegen en als koningen over de Vallei heersten. Het Adelaarsnest was hun zomerresidentie, maar als de sneeuw begon te vallen, daalde het hof af. Sommigen zouden stellen dat de Maanpoort even koninklijk is als het Adelaarsnest.’
‘Er is al driehonderd jaar geen koning meer in de Vallei,’ merkte Petyr op.
‘De draken kwamen,’ beaamde heer Nestor. ‘Maar zelfs daarna bleef de Poort een kasteel van de Arryns. Jon Arryn zelf was Hoeder van de Poort toen zijn vader nog leefde. Nadat hij tot heer was verheven, benoemde hij zijn broer Roneel op die eervolle plaats, en later zijn neef Denys.’
‘Heer Robert heeft geen broers, en slechts verre neven.’
‘Dat is zo.’ Heer Nestor omklemde het perkament stevig. ‘Ik zal niet beweren dat ik hier niet op had gehoopt. Terwijl heer Jon als Hand het rijk regeerde, viel mij de taak toe voor hem de Vallei te besturen. Ik heb alles gedaan wat hij van mij verlangde en niets voor mijzelf gevraagd. Maar bij de goden, ik heb dit verdiend!’
‘Dat is zo,’ zei Petyr, ‘en heer Robert slaapt beter in de wetenschap dat u er altijd bent, een standvastig vriend aan de voet van zijn berg.’ Hij hief een beker. ‘Daarom… een dronk, heer. Op het huis Roys, Hoeders van de Maanpoort… nu en voor altijd.’
‘Nu en voor altijd, jawel!’ De zilveren bekers rinkelden tegen elkaar.
Later, veel later, nadat de flacon goud uit het Prieel geen druppel meer bevatte, nam heer Nestor afscheid om zich weer bij zijn gezelschap ridders te voegen. Tegen die tijd viel Sansa om van vermoeidheid en wilde ze alleen nog maar in bed wegkruipen, maar Petyr greep haar bij haar pols. ‘Zie je wel dat je wonderen kunt doen met leugens en goud uit het Prieel?’
Waarom was ze het liefst in huilen uitgebarsten? Het was goed dat Nestor Roys aan hun kant stond. ‘Was het allemaal gelogen?’
‘Niet alles. Lysa noemde heer Nestor inderdaad vaak een rots, al geloof ik niet dat ze het als compliment bedoelde. Zijn zoon noemde ze een kinkel. Ze wist dat heer Nestor ervan droomde de Poort zelfstandig te beheren, een heer in werkelijkheid en niet slechts in naam. Maar Lysa droomde ervan dat ze nog meer zoons zou krijgen en dat het kasteel aan Roberts jongere broertje zou toevallen.’ Hij stond op. ‘Begrijp je wat hier is gebeurd, Alayne?’
Sansa aarzelde even. ‘U hebt heer Nestor de Maanpoort gegeven om zeker te zijn van zijn steun.’
‘Ja,’ gaf Petyr toe, ‘maar onze rots is een Roys, en dat wil zeggen dat hij bovenmatig trots en prikkelbaar is. Had ik hem gevraagd zijn prijs te noemen, dan zou hij zich bij die aantasting van zijn eer als een boze pad hebben opgeblazen. Maar nu… de man is wel niet helemaal achterlijk, maar de leugens die ik hem opdiste, smaakten beter dan de waarheid. Hij wil geloven dat Lysa hem hoger achtte dan haar andere baandermannen. Uiteindelijk is een van die anderen Bronzen Yan, en Nestor is zich er scherp van bewust dat hij uit de minderetak van het huis Roys geboortig is. Voor zijn zoon mikt hij hoger. Mannen van eer zullen voor hun kinderen dingen doen die ze van hun leven nooit voor zichzelf zouden doen.’
Ze knikte. ‘De handtekening… u had heer Robert kunnen laten tekenen, maar in plaats daarvan…’
‘…heb ik zelf getekend, als Beschermheer. Waarom?’
‘Zodat… als u verwijderd wordt, of… gedood…’
‘…heer Nestors aanspraak op de Poort plotseling in twijfel getrokken zal worden. Ik verzeker je dat dat hem niet ontgaan is. Heel slim van je om dat te zien. Al zou ik van mijn bloedeigen dochter niet anders verwachten.’
‘Dank u.’ Ze was er belachelijk trots op dat ze dat had uitgekiend, maar ze vond het tevens verwarrend. ‘Maar dat ben ik niet. Uw dochter. Niet echt. Ik bedoel, ik doe of ik Alayne ben, maar ti weet…’
Pinkje legde een vinger op haar lippen. ‘Ik weet wat ik weet, en jij ook. Sommige dingen kunnen beter onuitgesproken blijven, liefje.’
‘Zelfs wanneer we alleen zijn?’
‘Vooral wanneer we alleen zijn. Anders komt er straks nog een dag dat een bediende onaangekondigd een kamer binnenloopt, of een wachter voor de deur toevallig iets hoort wat niet voor zijn oren bestemd is. Wil je nog meer bloed aan je handen, lieve schat?’
Marillions gezicht leek voor haar te zweven, met dat lichte verband voor zijn ogen. Achter hem kon ze ser Dontos zien, met de kruisboogbouten nog in zijn lichaam. ‘Nee,’ zei Sansa. ‘Alstublieft.’
‘Ik ben in de verleiding om te zeggen dat dit geen spelletje is, dochter, maar dat is het natuurlijk wel. Het spel der tronen.’
Ik heb nooit gevraagd of ik mee kon spelen. Het spel was te gevaarlijk. Eén verkeerde manoeuvre, en ik ben dood. ‘Oswel… heer, Oswel heeft me in de nacht van mijn ontsnapping uit Koningslanding geroeid. Hij moet weten wie ik ben.’
‘Als hij maar half zo slim is als een schapenkeutel, zou je dat wel denken. Ser Lothor weet het ook. Maar Oswel is al heel lang bij mij in dienst, en Brune is gesloten van aard. Ketelzwart houdt Brune voor me in de gaten, en Brune Ketelzwart. Vertrouw geen mens, heb ik eens tegen Eddard Stark gezegd, maar hij wilde niet luisteren. Jij bent Alayne, en je moet te allen tijdeAlayne zijn.’ Hij legde twee vingers op haar linkerborst. ‘Zelfs hier. In je hart. Kun je dat? Kun je in je hart mijn dochter zijn?’
‘Ik…’ Ik weet het niet, heer, had ze bijna gezegd, maar dat was niet wat hij wilde horen. Leugens en goud uit het Prieel, dacht ze. ‘Ik ben Alayne, vader. Wie zou ik anders zijn?’
Pinkje kuste haar op de wang. ‘Met mijn verstand en Catelyns schoonheid zal de wereld aan je voeten liggen, liefje. En nu hup naar bed.’
Gretchel had een vuur in haar haard gemaakt en haar donzen bed opgeschud. Sansa kleedde zich uit en glipte onder de dekens. Vannacht gaat hij niet zingen, bad ze, niet nu heer Nestor en de anderen in het kasteel zijn. Dat waagt hij niet. Ze sloot haar ogen.
Die nacht werd ze op een gegeven moment wakker doordat de kleine Robert bij haar in bed klauterde. Ik ben vergeten tegen Lothor te zeggen dat hij hem weer op moest sluiten, besefte ze. Daar was niets aan te doen, dus sloeg ze haar arm om hem heen. ‘Robinlief? Je kunt blijven, maar probeer wel stil te liggen. Doe gewoon je ogen dicht en ga slapen, kleintje.’
‘Ja hoor.’ Hij nestelde zich tegen haar aan en vlijde zijn hoofd tussen haar borsten. ‘Alayne? Ben jij nu mijn moeder?’
‘Ik neem aan van wel,’ zei ze. Een leugentje om bestwil kon geen kwaad.