‘O, ik bid dat de Zeven het tijdens de bruiloft van de koning niet laten regenen,’ zei Jocelyn Vlugh terwijl ze de japon van de koningin vast reeg.
‘Niemand wil regen,’ zei Cersei. Wat haar betrof wilde ze ijs en hagel, huilende winden en donderslagen die de stenen van de Rode Burcht zelf zouden doen sidderen. Ze wilde een storm die haar razernij evenaarde. Tegen Jocelyn zei ze: ‘Strakker. Strakker trekken, onnozele kleine dwaas.’
Wat haar zo furieus maakte was de bruiloft, al was het meisje Vlugh met haar trage geest een veiliger doelwit. Tommen had de IJzeren Troon niet zo stevig in zijn greep dat ze het risico kon nemen Hooggaarde te beledigen. Niet zolang Stannis Baratheon Drakensteen en Stormeinde in handen had, zolang Stroomvliet verzet bleef bieden en de ijzermannen als loerende wolven over de zeeën rondzwierven. Dus kreeg Jocelyn te slikken wat Cersei liever aan Marjolij Tyrel en haar afschuwelijke, gerimpelde grootmoeder had opgedist.
Voor haar ontbijt liet de koningin twee gekookte eieren, een brood en een pot honing uit de keuken komen. Maar toen ze het eerste ei opensloeg en daar binnenin een bloederig, half gevormd kuikentje aantrof, kwam haar maag in opstand. ‘Haal dit weg en breng me warme kruidenwijn,’ beval ze Senelle. De kilte in de lucht trok in haar botten en ze had een lange, nare dag voor de boeg.
Jaime droeg ook al niets bij tot de verbetering van haar stemming toen hij geheel in het wit en ongeschoren kwam opdagen om haar te vertellen hoe hij van plan was te voorkomen dat haar zoon werd vergiftigd. ‘Ik zet mannen in de keukens neer om op het klaarmaken van alle schotels toe te zien,’ zei hij. ‘Ser Addams goudmantels begeleiden de bedienden wanneer die het eten opdienen, om te zorgen dat er onderweg niet mee wordt geknoeid. Ser Boros zal iedere gang proeven voordat Tommen ook maar een hap in zijn mond stopt. En mocht dat allemaal niet voldoende zijn, dan zit maester Ballabar achter in de zaal met braakmiddelen en tegengif voor twintig welbekende vergiften. Tommen zal veilig zijn, dat beloof ik je.’
‘Veilig.’ Het woord lag bitter op de tong. Jaime begreep het niet. Niemand begreep het. Alleen Melara was in de tent geweest en had die oude heks haar dreigementen horen krassen, en Melara was allang dood. ‘Tyrion zal niet twee keer op dezelfde manier moorden. Daar is hij te doortrapt voor. Misschien zit hij op dit moment wel onder de vloer en luistert hij naar ieder woord dat we zeggen, en smeedt hij plannen om Tommen de keel door te snijden.’
‘Gesteld dat dat zo was,’ zei Jaime. ‘Wat voor plannen hij ook maakt, hij blijft klein en onvolgroeid. Tommen wordt omringd door de beste ridders van Westeros. De Koningsgarde zal hem beschermen.’
Cersei wierp een blik op de mouw van haar broers witzijden tuniek, die over zijn stomp heen was vastgespeld. ‘Ik weet nog hoe goed ze Joffry hebben bewaakt, die fraaie ridders van jou. Ik wil de hele avond bij Tommen blijven, is dat duidelijk?’
‘Ik laat een wacht voor zijn deur zetten.’
Ze greep zijn arm. ‘Geen wacht. Jij. En in zijn slaapkamer.’
‘Voor het geval Tyrion uit de haard komt kruipen? Dat gebeurt niet.’
‘Dat zeg jij. Wil je beweren dat je alle verborgen tunnels in deze muren gevonden hebt?’ Ze wisten allebei wel beter. ‘Ik wil niet dat Tommen met Marjolij alleen is, zelfs geen halve hartslag.’
‘Ze zijn niet alleen. Haar nichten zijn erbij.’
‘En jij ook. Dat beveel ik, in naam des konings.’ Cersei had gewild dat Tommen en zijn vrouw helemaal niet samen in bed gelegd zouden worden, maar de Tyrels stonden erop. ‘Man en vrouw horen bij elkaar te slapen,’ had de Doornenkoningin gezegd, ‘ook al doen ze niets anders dan slapen. Het bed van zijne genade is toch zeker wel groot genoeg voor twee!’
Vrouwe Alerie was haar schoonmoeder bijgevallen. ‘Laat de kinderen elkaar ’s nachts warm houden. Dat zal hen nader tot elkaar brengen. Marjolij ligt vaak met haar nichten onder de dekens. Ze zingen en spelen spelletjes en ze fluisteren elkaar geheimpjes toe als de kaarsen uitgeblazen zijn.’
‘Wat prachtig,’ had Cersei gezegd. ‘Laat ze daar dan vooral mee doorgaan. In het Maagdengewelf.’
‘Ik weet zeker dat hare genade het ’t beste weet,’ had vrouwe Olenna tegen vrouwe Alerie gezegd. ‘Uiteindelijk is zij de moeder van de jongen, dat weten we in ieder geval allemaal zeker. En we zullen het toch wel eens kunnen worden over de huwelijksnacht? Een man moet niet gescheiden van zijn vrouw slapen op de nacht van hun bruiloft. Als ze dat doen, voorspelt dat niets goeds voor hun huwelijk.’
Op een dag zal ik je leren wat ‘niets goeds’ betekent, had de koningin zichzelf plechtig beloofd. ‘Marjolij mag voor die ene nacht Tommens slaapkamer delen,’ was ze gedwongen geweest te zeggen. ‘Niet langer.’
‘Uwe genade is zo genadig,’ had de Doornenkoningin geantwoord, en alle aanwezigen hadden tegen elkaar geglimlacht…
Cerseis vingers boorden zich hard genoeg in Jaimes arm om blauwe plekken achter te laten. ‘Ik heb ogen nodig in die kamer,’ zei ze.
‘Wat denk je dan te zien?’ zei hij. ‘Er bestaat geen gevaar dat het huwelijk voltrokken wordt. Daar is Tommen veel te jong voor.’
‘En Ossifer Pruym was veel te dood, maar dat weerhield hem er niet van een kind te verwekken, nietwaar?’
Haar broer keek hulpeloos. ‘Wie was Ossifer Pruym? Was dat heer Filips vader, of… wie?’
Hij weet bijna even weinig als Robert. Al zijn hersens zaten in zijn zwaardhand. ‘Laat maar. Denk alleen aan wat ik heb gezegd. Zweer me dat je niet van Tommens zijde zult wijken voordat de zon opkomt.’
‘Zoals je beveelt,’ zei hij, op een toon alsof haar vrees ongegrond was. ‘Wil je dat plan om de Toren van de Hand te laten afbranden nog steeds doorzetten?’
‘Na het feest.’ Het was het enige onderdeel van de festiviteiten van die dag waaraan Cersei plezier verwachtte te beleven. ‘Onze vader is in die toren vermoord. Ik kan de aanblik ervan niet meer verdragen. Als de goden goed zijn, zal het vuur een paar ratten uit het puin roken.’
Jaime sloeg zijn ogen ten hemel. ‘Je bedoelt Tyrion.’
‘Hem en heer Varys, en die gevangenbewaarder.’
‘Als iemand van hen in die toren verstopt zat, dan hadden we hem gevonden. Ik heb een klein leger met houwelen en hamers aan het werk gezet. We hebben muren gesloopt en vloeren opengebroken en tientallen geheime gangen blootgelegd.’
‘En hoe denk je te weten dat er niet nog tientallen meer zijn?’ Een paar van de geheime kruipgangen waren zo klein gebleken dat Jaime pages en staljongens nodig had gehad om ze te onderzoeken. Er was een gang naar de zwarte cellen gevonden, en een stenen put die geen bodem leek te hebben. Ze hadden ook een kamer vol schedels en vergeelde beenderen gevonden en vier zakken zwart geworden zilveren munten uit de regeringsperiode van de eerste koning Viserys. En ze hadden honderden ratten gevonden… maar noch Tyrion, noch Varys was daar een van geweest, en Jaime had er ten slotte op aangedrongen dat er een einde aan het gezoek zou komen. Een jongen was vast komen te zitten in een smal gangetje en moest er krijsend en wel aan zijn voeten worden uitgetrokken. Een andere was in een schacht gevallen en had zijn benen gebroken. En twee wachters waren verdwenen toen ze een zij tunnel onderzochten. Sommige van de andere wachters zwoeren dat ze hen flauwtjes door de steen heen konden horen roepen, maar toen Jaimes mannen de muur neerhaalden, hadden ze aan de andere kant alleen aarde en rommel aangetroffen. ‘De Kobold is klein en sluw: Hij zit misschien nog tussen de muren. Als dat zo is, zal het vuur hem uitroken.’
‘Zelfs al zou Tyrion zich nog in het kasteel verborgen houden, hij zit heus niet in de Toren van de Hand. Die hebben we tot een lege schaal gereduceerd.’
‘Ik wilde dat we hetzelfde konden doen met de rest van dit smerige kasteel,’ zei Cersei. ‘Na de oorlog ben ik van plan aan de overkant van de rivier een nieuw paleis te laten bouwen.’ Daar had ze gisterennacht van gedroomd, een schitterend wit slot, omringd door bossen en tuinen, vele mijlen verwijderd van de stank en het lawaai van Koningslanding. ‘Deze stad is een beerput. Voor een halve duit zou ik bereid zijn het hof naar Lannispoort te verplaatsen en het rijk vanaf de Rots van Casterling te regeren.’
‘Dat zou nog dwazer zijn dan de Toren van de Hand in brand steken. Zolang Tommen op de IJzerenTroon zit, beschouwt het rijk hem als de ware koning. Verberg hem onder de Rots en hij zal niet meer dan een van de vele troonpretendenten zijn, niet anders dan Stannis.’
‘Dat besef ik best,’ zei de koningin scherp. ‘Ik zei dat ik bereid zou zijn het hof naar Lannispoort te verplaatsen, niet dat ik het zou doen. Ben je altijd al zo traag van begrip geweest, of heeft het verlies van een hand je dom gemaakt?’
Dat negeerde Jaime. ‘Als die vlammen vanaf de toren om zich heen grijpen, brand je straks misschien nog het hele kasteel af, of je dat wilt of niet. Wildvuur is verraderlijk.’
‘Heer Hallyn heeft me verzekerd dat zijn vuurbezweerders de vlammen in bedwang kunnen houden.’ Het Alchemistengilde was al twee weken bezig vers wildvuur te brouwen. ‘Laat heel Koningslanding de brand maar zien. Dat zal onze vijanden een lesje leren.’
‘Nu klink je net als Aerys.’
Haar neusgaten verwijdden zich. ‘Let op uw woorden, ser.’
‘Ik hou ook van jou, lieve zus.’
Hoe heb ik ooit van die ellendeling kunnen houden? vroeg ze zich af toen hij weg was. Hij was je tweelingbroer, je schaduw, je andere helft, fluisterde een andere stem. Eens wel, misschien, dacht ze. Nu niet meer. Hij is een vreemde voor me geworden.
Vergeleken met de luister van Joffry’s bruiloft, was de huwelijkssluiting van koning Tommen een bescheiden en kleinschalige affaire. Niemand wilde weer zo’n uitvoerige ceremonie, de koningin wel het minst van iedereen, en niemand wilde ervoor betalen, de Tyrels wel het minst van allemaal. Dus nam de jeugdige koning Marjolij Tyrel tot vrouw in de koninklijke sept van de Rode Burcht, met minder dan honderd gasten als toeschouwers in plaats van de duizenden die zijn broer met dezelfde vrouw in de echt hadden zien verenigen.
De bruid was mooi, vrolijk en lieftallig, de bruidegom nog kinderlijk van gezicht en mollig. Hij sprak zijn geloften meteen hoge kinderstem en beloofde Hamer Tyrels dochter, nu al tweemaal weduwe, zijn liefde en toewijding. Marjolij droeg dezelfde japon die ze op haar bruiloft met Joffry had gedragen, een luchtig, ivoorkleurig geval van zuiver zijde, Myrische kant en cultivéparels. Cersei zelf was nog in het zwart, ten teken van rouw om haar vermoorde eerstgeborene. Zijn weduwe mocht dan graag lachen, drinken, dansen en alle herinneringen aan Joffry van zich afzetten, zijn moeder zou hem niet zo licht vergeten.
Dit is verkeerd, dacht ze. Het is te snel. Een jaar, twee jaar, dat zou lang genoeg zijn geweest. Hooggaarde had zich met een verloving tevreden moeten stellen. Cersei staarde weer naar Hamer Tyrel, die tussen zijn vrouw en zijn moeder in stond. U hebt mij gedwongen tot deze aanfluiting van een bruiloft, heer, en dat zal ik niet gauw vergeten.
Toen het tijdstip voor het wisselen van de mantels aanbrak, zonk de bruid gracieus op haar knieën, en Tommen sloeg de zware, goudbrokaten monstruositeit om haar heen waarmee Robert Cersei op hun huwelijksdag had bekleed. De gekroonde hertenbok van Baratheon was met kralen van onyx op de rug gestikt. Cersei had de fijne, roodzijden mantel gewild die Joffry had gebruikt. ‘Dat was de mantel die mijn vader gebruikte toen hij mijn moeder tot vrouw nam,’ had ze de Tyrels uitgelegd, maar de Doornenkoningin had haar ook daarin de voet dwarsgezet. ‘Dat vale ding?’ had het oude wijf gezegd. ‘Het lijkt me wat versleten… en als ik het zeggen mag, een slecht voorteken. En zou een hertenbok niet passender zijn voor koning Roberts wettig geboren zoon? In mijn tijd werd een bruid in de kleuren van haar echtgenoot gehuld, niet in die van zijn moeder.’
Dankzij Stannis en zijn smerige brief deden er al te veel geruchten inzake Tommens afkomst de ronde. Cersei durfde het vuur niet aan te wakkeren door erop te staan dat hij zijn bruid in Lannister-karmijn hulde, dus had ze zo minzaam mogelijk toegegeven. Maar de aanblik van al dat goud en onyx vervulde haar niettemin van wrok. Hoe meer we die Tyrels geven, hoe meer ze van ons vragen.
Toen alle geloften uitgesproken waren, traden de koning en zijn nieuwe koningin uit de sept naar buiten om gelukwensen in ontvangst te nemen. ‘Nu heeft Westeros twee koninginnen, en de jonge is even mooi als de oude!’ bulderde Lyal Crakenhal, een pummel van een ridder die Cersei vaak aan wijlen haar niet-betreurde gemaal deed denken. Gyllis Rooswijck wilde haar de hand kussen en slaagde er slechts in over haar vingers te hoesten. Heer Roodweijn kuste haar op een wang en Hamer Tyrel op beide. Grootmaester Pycelle vertelde aan Cersei dat ze geen zoon was kwijtgeraakt maar er juist een dochter bij gekregen had. De betraande omhelzingen van vrouwe Tanda bleven haar tenminste bespaard. Geen van de Stookewaard-vrouwen was komen opdagen, en daar was de koningin in elk geval dankbaar voor.
Een van de laatsten was Kevan Lannister. ‘Ik heb begrepen dat u weg wilt voor een ander huwelijk,’ zei de koningin tegen hem.
‘Hardsteen heeft de desperado’s uit slot Darring verdreven,’ gaf hij ten antwoord. ‘Lancels bruid wacht daar op ons.’
‘Zal uw gemalin zich bij u voegen voor de bruiloft?’
‘Het rivierengebied is nog te gevaarlijk. Het tuig van Vargo Hoat is nog altijd op de been en Beric Dondarrion is druk doende met Freys op te hangen. Is het waar dat Sandor Clegane zich bij hem heeft aangesloten?’
Hoe weet hij dat? ‘Volgens sommigen wel. De berichten spreken elkaar tegen.’ De vogel was vannacht gekomen, uit een septerij op een eilandje vlak bij de monding van de Drietand. Het nabijgelegen stadje Zoutpannen was op barbaarse wijze geplunderd door een bende vogelvrijen en sommige van de overlevenden beweerden dat zich onder de plunderaars een brullende bruut met een jachthondenhelm had bevonden. Naar men zei had hij meer dan tien mannen gedood en een meisje van twaalf verkracht. ‘Lancel is ongetwijfeld verlangend zowel Clegane als Beric te pakken te krijgen, zodat de koningsvrede in het rivierengebied hersteld kan worden.’
Ser Kevan staarde haar even in de ogen. ‘Mijn zoon is niet de juiste man om met Sandor Clegane af te rekenen.’
Daar zijn we het tenminste over eens. ‘Zijn vader mogelijk wel.’
De mond van haar oom verstrakte. ‘Nu mijn diensten op de Rots niet nodig zijn…’
Die waren hier nodig. Cersei had haar neef Damion Lannister tot haar kastelein op de Rots benoemd en een andere neef, ser Daven Lannister, tot Landvoogd van het Westen. Onbeschoftheid heeft zijn prijs, oom. ‘Breng ons het hoofd van Sandor en zijne genade zal u uiterst dankbaar zijn, dat kan ik u wel zeggen. Jof mocht de man dan misschien wel, maar Tommen is altijd bang voor hem geweest… en terecht, lijkt het.’
‘Als een hond vals wordt, ligt de fout bij zijn meester,’ zei ser Kevan. Toen draaide hij zich om en liep weg.
Jaime begeleidde haar naar de Kleine Zaal, waar het feestmaal in gereedheid werd gebracht. ‘Dit is allemaal jouw schuld,’ fluisterde ze terwijl ze erheen liepen. “Laat ze maar trouwen,” zei jij. Marjolij zou om Joffry moeten rouwen in plaats van met zijn broertje te trouwen. Ze zou even ziek moeten zijn van verdriet als ik. Ik geloof niet dat ze nog maagd is. Renling had toch een pik? Hij was Roberts broer, hij moet een pik gehad hebben. Als dat walgelijke ouwe wijf denkt dat ik mijn zoon laat…’
‘Je zult snel genoeg van vrouwe Olenna verlost zijn,’ onderbrak Jaime haar zachtjes. ‘Ze vertrekt morgenochtend naar Hooggaarde.’
‘Dat zegt zij.’ Cersei geloofde geen enkele belofte van een Tyrel.
‘Ze gaat weg,’ hield hij vol. ‘Hamer neemt de helft van de Tyrel-strijdkrachten mee naar Stormeinde en de andere helft keert met ser Garlan naar het Bereik terug om zijn aanspraken op Lichtwater kracht bij te zetten. Nog een paar dagen, en de enige rozen die nog in Koningslanding zijn overgebleven, zijn Marjolij en haar dames en een paar wachters.’
‘En ser Loras. Of was je je “gezworen broeder” vergeten?’
‘Ser Loras is een ridder van de Koningsgarde.’
‘Ser Loras is zozeer een Tyrel dat hij rozenwater pist. Hij had nooit een witte mantel mogen krijgen.’
‘Hij zou mijn keus niet zijn geweest, daar heb je gelijk in. Niemand heeft de moeite genomen mij te raadplegen. Maar Loras zal het zo slecht niet doen, dunkt me. Zodra een man die mantel omhangt, verandert hij.’
‘Jij bent er zeker door veranderd, en niet ten goede.’
‘Ik hou ook van jou, lieve zus.’ Hij hield de deur voor haar open en leidde haar naar de hoge tafel en haar zetel naast de koning. Marjolij zat aan Tommens andere zij, op de ereplaats. Toen ze binnentrad, arm in arm met het kleine koninkje, hield ze nadrukkelijk halt om Cersei op de wangen te kussen en haar armen om haar heen te slaan. ‘Uwe genade,’ zei het meisje, zo brutaal als de beul, ‘ik heb het gevoel dat ik nu een tweede moeder heb. Ik bid dat we elkaar heel na komen te staan, vereend in onze liefde voor uw dierbare zoon.’
‘Ik hield van allebei mijn zonen.’
‘Joffry is ook in mijn gebeden,’ zei Marjolij. ‘Ik hield innig veel van hem, al heb ik nooit de kans gehad hem te leren kennen.’
Leugenaarster, dacht de koningin. Als je ook maar even van hem had gehouden, zou je niet zo’n onfatsoenlijke haast hebben gehad om met zijn broer te trouwen. Het enige wat jij ooit hebt gewild, is zijn kroon. Voor een halve duit zou ze bereid zijn geweest de blozende bruid daar op de verhevenheid voor het oog van het halve hof een klap te verkopen.
Evenals de dienst was het huwelijks banket bescheiden. Vrouwe Alerie had alles geregeld; Cersei had het niet kunnen opbrengen om die schrikbarende taak nog eens op zich te nemen na de manier waarop Joffry’s bruiloft was afgelopen. Er werden maar zeven gangen opgediend. Tussen de gerechten door vermaakten Boterbobbel en Uilebol het publiek, en terwijl ze aten, speelden er muzikanten. Ze luisterden naar pijpers en vedelaars, een luit en een fluit, een hoge harp. De enige zanger was een favoriet van vrouwe Marjolij, een zwierige jonge haan die geheel in azuurtinten gekleed ging en zich als de Blauwe Bard betitelde. Hij zong een paar liefdesliederen en trok zich terug. ‘Wat een teleurstelling,’ klaagde vrouwe Olenna luid. ‘Ik had op “De regens van Castameer” gehoopt.’
Zodra Cersei naar het oude wijf keek leek het gezicht van Meggie de Kikker voor haar te zweven, gerimpeld, afschrikwekkend en wijs. Alle oude vrouwen lijken op elkaar, trachtte ze zichzelf voor te houden, meer zit er niet achter. In werkelijkheid had de tovenares met de kromme rug helemaal niet op de Doornenkoningin geleken, maar om de een of andere reden was de aanblik van vrouwe Olenna’s akelige lachje genoeg om haar weer terug te voeren naar Meggies tent. Ze kon de lucht nog ruiken, zwanger van de vreemde oosterse kruiden, en ze herinnerde zich hoe zacht Meggies verhemelte was geweest toen ze het bloed uit Cerseis vinger had gezogen. Koningin zul je zijn, had de oude vrouw haar beloofd, haar lippen nog nat, rood en glanzend, totdat er een ander zal komen, jonger en mooier, die jou in het stof zal vertreden en je alles zal ontnemen wat je dierbaar is.
Cersei gluurde langs Tommen naar Marjolij, die met haar vader zat te lachen. Ze is niet onknap, moest ze toegeven, maar dat is voor het merendeel de jeugd. Zelfs boerenmeisjes zijn op een bepaalde leeftijd knap, wanneer ze nog fris, onschuldig en onbedorven zijn, en de meesten hebben net zulk bruin haar en net zulke bruine ogen als zij. Alleen een dwaas zou ooit beweren dat ze mooier is dan ik. Maar de wereld was vol dwazen. Net als het hof van haar zoon.
Haar stemming werd er niet beter op toen Hamer Tyrel opstond om als eerste een dronk uit te brengen. Hij hief een gouden kelk hoog op, glimlachte zijn knappe dochtertje toe en zei met dreunende stem: ‘Op de koning en de koningin.’ De rest van de schapen blaatte allemaal met hem mee. ‘De koning en de koningin!’ riepen ze en sloegen hun bekers tegen elkaar. ‘De koning en de koningin!’ Noodgedwongen dronk ze met hen mee en wenste al die tijd dat de gasten maar één hoofd hadden, zodat ze hun haar wijn in het gezicht kon smijten om hen eraan te herinneren dat zij de echte koningin was. De enige van Tyrels strooplikkers die eraan leek te denken dat zij er ook nog was, was Paxter Roodweijn, die licht zwaaiend overeind kwam om zijn eigen dronk uit te brengen: ‘Op allebei onze koninginnen!’ sjirpte hij. ‘Op de jonge koningin en de oude!’
Cersei dronk diverse bekers wijn en schoof haar eten op een gouden bord heen en weer. Jaime at nog minder en verwaardigde zich zelden zijn zetel op de verhevenheid in beslag te nemen. Hij is even ongerust als ik, besefte de koningin terwijl ze hem door de zaal zag benen, waarbij hij met zijn goede hand de wandtapijten opzij flapte om zich ervan te vergewissen dat er niemand achter verstopt zat. Om het hele gebouw heen stonden Lannister-speerdragers geposteerd, wist ze. Ser Osmund Ketelzwart bewaakte de ene deur, ser Meryn Trant de andere. Balon Swaan stond achter de stoel van de koning, Loras Tyrel achter die van de koningin. Bij het banket waren geen zwaarden toegelaten, behalve die van de ridders.
Mijn zoon is veilig, zei Cersei bij zichzelf. Er kan hem geen kwaad overkomen, niet hier, niet nu. Maar telkens als ze naar Tommen keek, zag ze Joffry naar zijn keel klauwen. En toen de jongen begon te kuchen, hield het hart van de koningin even op met slaan. Ze smeet een dienstertje omver in haar haast om bij hem te komen.
‘Er schoot hem alleen maar een beetje wijn in het verkeerde keelgat,’ stelde Marjolij Tyrel haar glimlachend gerust. Ze nam Tommens hand in de hare en kuste zijn vingers. ‘Mijn kleine lieveling moet kleinere slokjes nemen. Kijk eens, door jou is je moeder zich half dood geschrokken.’
‘Het spijt me, moeder,’ zei Tommen uit het veld geslagen.
Het was meer dan Cersei kon verdragen. Ze mogen me niet zien huilen, dacht ze toen ze de tranen voelde opwellen. Ze liep langs ser Meryn Trant de achtergang in. Alleen onder een talgkaars stond ze zichzelf een sidderende snik toe, en toen nog een. Een vrouw mag huilen, maar een koningin niet.
‘Uwe genade?’ zei een stem achter haar. ‘Stoor ik?’
Het was een vrouwenstem, gekleurd door de accenten van het oosten. Even vreesde ze dat Meggie de Kikker vanuit het graf tot haar sprak. Maar het was Blijlevens vrouw maar, de schuinogige schoonheid met wie heer Orten tijdens zijn ballingschap was getrouwd en die hij had meegebracht naar Langetafel, zijn zetel. ‘Het is te bedompt in de Kleine Zaal,’ hoorde Cersei zichzelf zeggen. ‘Door de rook gingen mijn ogen tranen.’
‘Net als de mijne, uwe genade.’ Vrouwe Blijleven was even lang als de koningin, maar donker in plaats van licht, met ravenzwart haar en een olijfkleurige huid, en tien jaar jonger. Ze bood de koningin een lichtblauwe neusdoek van zijde en kant aan. ‘Ik heb ook een zoon. Ik weet dat ik stromen tranen zal plengen op de dag dat hij trouwt.’
Cersei veegde haar wangen af, razend dat ze haar tranen had getoond. ‘Dank u,’ zei ze stijfjes.
‘Uwe genade, ik…’ De vrouw uit Myr dempte haar stem. ‘Er is iets dat u moet weten. Uw meid is omgekocht. Ze vertelt vrouwe Marjolij alles wat u doet.’
‘Senelle?’ In de buik van de koningin kronkelde een plotselinge razernij. Kon ze dan niemand vertrouwen? ‘Bent u daar zeker van?’
‘Laat haar gangen nagaan. Marjolij spreekt haar nooit zelf. Haar nichten zijn haar raven, zij brengen haar bericht. Soms Elinor, soms Alla, soms Megga. Zij staan Marjolij allemaal zo na als zusters. Ze ontmoeten elkaar in de sept en wenden voor te bidden. Zet u morgen zelf een man op de galerij neer, dan zal hij Senelle tegen Megga zien fluisteren onder het altaar van de Maagd.’
‘Als dat waar is, waarom vertelt u het dan aan mij? U bent een gezelschapsdame van Marjolij. Waarom zou u haar verraden?’ De argwaan was Cersei met de paplepel ingegoten; dit zou best een valstrik kunnen zijn, een leugen, bedoeld om tweedracht te zaaien tussen de leeuw en de roos.
‘Langetafel mag dan eedplichtig zijn aan Hooggaarde,’ antwoordde de vrouw terwijl ze haar zwarte haar naar achteren wierp, ‘maar ik kom uit Myr, en mijn trouw geldt mijn man en mijn zoon. Ik wil alles wat het beste voor hen is.’
‘Ik begrijp het.’ In de beslotenheid van het gangetje kon de koningin het parfum van de andere vrouw ruiken, een scherpe geur die sprak van mos, aarde en wilde bloemen. Daaronder rook ze eerzucht. Ze heeft getuigd tijdens Tyrions proces, herinnerde Cersei zich plotseling. Ze zag hoe de Kobold vergif in Jofs beker deed en ze was niet bang om het te zeggen. ‘Ik zal dit onderzoeken,’ beloofde ze. ‘Als het waar is wat u zegt, zult u beloond worden.’ En als je tegen me gelogen hebt, eis ik je tong, en ook het grondgebied en het goud van je man.
‘Uwe genade is goedgunstig. En mooi.’ Vrouwe Blijleven glimlachte. Haar tanden waren wit, haar lippen vol en donker.
Toen de koningin naar de Kleine Zaal terugkeerde, trof ze daar haar broer rusteloos ijsberend aan. ‘Hij had zich alleen maar in zijn wijn verslikt. Al schrok ik er ook van.’
‘Ik heb zo’n knoop in mijn buik dat ik er niet van kan eten,’ grauwde ze tegen hem. ‘De wijn smaakt naar gal. Deze bruiloft was een vergissing.’
‘Deze bruiloft was nodig. De jongen is veilig.’
‘Idioot. Niemand die een kroon draagt is ooit veilig.’ Ze keek de zaal rond. Hamer Tyrel zat te midden van zijn ridders te lachen. De heren Roodweijn en Rowin hadden een onderonsje. Ser Kevan zat achter in de zaal te broeden achter zijn wijn terwijl Lancel iets tegen een septon fluisterde. Senelle liep de tafel langs en vulde de bekers van de nichten van de bruid bij met wijn, als bloed zo rood. Grootmaester Pycelle was in slaap gevallen. Er is niemand op wie ik vertrouwen kan, zelfs Jaime niet, realiseerde ze zich grimmig. Ik zal ze allemaal opzij moeten zetten en de koning met mijn eigen mensen moeten omringen.
Later, nadat de zoetigheid, noten en kaas waren opgediend en afgeruimd, begonnen Marjolij en Tommen met de dans. Ze zagen er meer dan een beetje lachwekkend uit zoals ze daar ronddraaiden over de vloer. Het meisje Tyrel was ruim anderhalve voet langer dan haar kleine echtgenoot en Tommen was op zijn best een lompe danser die niets van Jofs vlotheid en gratie bezat. Maar hij deed serieus zijn best en leek niet te merken dat hij zichzelf te kijk zette. En Marjolij was nog niet klaar met hem, of een van haar nichten schoot toe, de een na de ander, en stond erop dat zijne genade ook met hen zou dansen. Tegen de tijd dat ze hem allemaal hebben afgewerkt, loopt hij te struikelen en te schuifelen als een idioot, dacht Cersei al toekijkend vol wrok. Straks lacht het halve hof hem achter zijn rug uit.
Terwijl Alla, Elinor en Megga om beurten met Tommen dansten, draaide Marjolij een rondje over de dansvloer met haar vader, en vervolgens nog eentje met haar broer Loras. De Bloemenridder droeg witte zijde met een gordel van gouden rozen om zijn middel en een roos van jade als mantelspeld. Het zou een tweeling kunnen zijn, dacht Cersei terwijl ze hen gadesloeg. Ser Loras was een jaar ouder dan zijn zuster, maar ze hadden dezelfde grote bruine ogen, hetzelfde dikke bruine haar dat in zachte krullen tot op hun schouders hing en dezelfde gladde, smetteloze huid. Een rijke oogst aan puistjes zou hun wat nederigheid bijbrengen. Loras was langer en had een paar zachte bruine donspluisjes op zijn gezicht en Marjolij had vrouwelijke vormen, maar verder leken ze meer op elkaar dan zij en Jaime. Ook dat ergerde haar.
Haar eigen tweelingbroer onderbrak haar overpeinzingen. ‘Zoudt uwe genade haar witte ridder de eer van een dans willen aandoen?’
Ze wierp hem een vernietigende blik toe. ‘En me door jou met die stomp laten betasten? Nee. Je mag mijn wijnbeker voor me vullen. Als je denkt dat je dat lukt zonder te morsen.’
‘Een invalide als ik? Zit er niet in.’ Hij liep weg en deed nog een ronde door de zaal. Ze was gedwongen haar beker zelf te vullen.
Cersei zei ook nee tegen Hamer Tyrel en later tegen Lancel. De rest begreep de wenk en niemand benaderde haar verder nog. Onze vrienden van oudsher, onze trouwe heren. Zelfs de westerlingen kon ze niet vertrouwen, haar vaders gezworenen en baandermannen. Niet als haar eigen oom met de vijand samenzwoer…
Marjolij danste met haar nicht Alla, Megga met ser Langknaap de Lange. Haar andere nicht, Elinor, deelde een beker wijn met de knappe jonge Bastaard van Driftmark, Auran Wateren. De koningin nam niet voor het eerst notitie van Wateren, een magere jongeman met grijsgroene ogen en lang, zilverblond haar. De eerste keer dat ze hem had gezien, had ze een halve hartslag lang bijna gedacht dat Rhaegar Targaryen uit de as was opgestaan.
Het komt door zijn haar, zei ze bij zichzelf. Hij is niet half zo aantrekkelijk als Rhaegar was. Zijn gezicht is te smal en hij heeft dat kuiltje in zijn kin. Maar de Velaryons sproten voort uit een aloud Valyrisch geslacht, en sommigen hadden hetzelfde zilverwitte haar als de vroegere drakenkoningen.
Tommen keerde naar zijn zetel terug en begon daar op een appelkoek te knabbelen. De plaats van haar oom was leeg. De koningin trof hem ten slotte in een hoekje aan, waar hij aandachtig met Hamer Tyrels zoon Garlan stond te praten. Wat hebben die te bespreken? Het Bereik mocht ser Garlan dan galant noemen, zij vertrouwde hem evenmin als Marjolij of Loras. Ze was de gouden munt die Qyborn onder de kamerpot van de gevangenbewaarder had ontdekt nog niet vergeten. Een gouden hand uit Hooggaarde. En Marjolij bespioneert me.
Toen Senelle zich aandiende om haar wijnbeker te vullen, moest de koningin de aandrang onderdrukken om haar bij de keel te grijpen en te wurgen. Doe maar niet of je tegen me glimlacht, verraderlijke kleine teef. Voordat ik klaar met je ben, zul je me nog om genade smeken.
‘Ik geloof dat hare genade voor een avond genoeg wijn heeft gedronken,’ hoorde ze haar broer Jaime zeggen.
Nee, dacht de koningin. Al de wijn in de wereld is nog niet genoeg om me deze bruiloft door te helpen. Ze stond zo snel op dat ze bijna viel. Jaime greep haar bij haar arm om haar overeind te houden. Ze rukte zich los en klapte in haar handen. De muziek stierf weg, de stemmen vielen stil. ‘Edele heren en dames!’ riep Cersei luidkeels uit, ‘als u zo goed wilt zijn met mij mee naar buiten te komen, dan zullen wij een kaars aansteken om de verbintenis tussen Hooggaarde en de Rots van Casterling en een nieuw tijdperk van vrede en overvloed voor onze Zeven Koninkrijken te vieren.’
Donker en verlaten rees de Toren van de Hand op, met slechts gapende gaten waar eens eiken deuren en van luiken voorziene ramen waren geweest. Maar zelfs als ontluisterde bouwval torende hij nog boven de buitenhof uit. Toen de bruiloftsgasten op een rij de Kleine Hal uit schuifelden, liepen ze door zijn schaduw: Toen Cersei omhoog keek, zag ze de gekanteelde borstwering van de toren aan de herfstmaan knagen, en een ogenblik lang vroeg ze zich af hoeveel Handen van hoeveel koningen daar de afgelopen drie eeuwen hadden gewoond.
Honderd passen voorbij de toren haalde ze diep adem om het tollen van haar hoofd tegen te gaan. ‘Heer Hallyn! U kunt beginnen.’
‘Hmmm,’ zei Hallyn de Vuurbezweerder en zwaaide met de toorts die hij in zijn hand had, en de boogschutters op de muren spanden hun bogen en schoten een twaalftal brandende pijlen door de gapende ramen.
De toren ging met groot gedruis in vlammen op. Binnen een halve hartslag was hij van binnen gevuld met levendig rood, geel, oranje… en groen, een onheilspellend donkergroen, de kleur van gal, jade en vuurbezweerderspis. ‘De substantie,’ noemden de alchemisten het, maar het gewone volk noemde het wildvuur. Vijftig potten waren er in de Toren van de Hand gezet, samen met houtblokken en vaatjes pek en het merendeel van de wereldlijke bezittingen van een zekere dwerg, genaamd Tyrion Lannister.
De koningin voelde de hitte van die groene vlammen. Volgens de vuurbezweerders brandden slechts drie dingen heter dan hun substantie: drakenvuur, de onderaardse vuren en de zomerzon. Sommige dames slaakten een kreetje toen de eerste vlammen in de vensters verschenen en als lange groene tongen langs de buitenmuren opwaarts lekten.
Dit is mooi, dacht ze, even mooi als Joffry, toen ze hem in mijn armen legden. Geen man had haar ooit zo’n zalig gevoel bezorgd als toen hij haar tepel in zijn mond had genomen om te drinken.
Tommen staarde met grote ogen naar de vuren, even geboeid als bang, totdat Marjolij hem iets in het oor fluisterde waar hij om moest lachen. Sommige ridders begonnen erom te wedden hoe lang het zou duren voordat de toren instortte. Heer Hallyn stond in zichzelf te neuriën en op zijn hakken heen en weer te wiegen.
Cersei dacht aan alle Handen des konings die ze door de jaren heen had gekend: Owein Blijleven, Jon Conneghem, Qarles Schaarstee, Jon Arryn, Eddard Stark, haar broer Tyrion. En haar vader, heer Tywin Lannister, vooral haar vader. Die staan nu allemaal in brand, zei ze bij zichzelf, en ze genoot bij de gedachte. Ze zijn dood en staan in brand, allemaal, met hun complotten, hun gekonkel en hun verraad. Nu ben ik aan de beurt. Dit is mijn kasteel en mijn koninkrijk.
Plotseling stiet de Toren van de Hand een gekreun uit, zo luid dat alle gesprekken abrupt werden gestaakt. Stenen barstten en scheurden, een deel van de bovenste borstwering stortte in en kwam neer met een dreun waar de heuvel van trilde, en er wolkte stof en rook op. Toen de frisse lucht door het kapotte metselwerk naar binnen werd gezogen, laaide het vuur weer op. Groene vlammen sprongen hemelwaarts en wervelden om elkaar heen. Tommen week achteruit, totdat Marjolij hem bij de hand greep en zei: ‘Kijk, de vlammen dansen. Net als wij, liefste.’
‘O ja.’ Zijn stem was vervuld van verwondering. ‘Moeder, kijk, ze dansen.’
‘Ik zie ze. Heer Hallyn, hoe lang blijft het vuur branden?’
‘De hele nacht, uwe genade.’
‘Ik moet toegeven dat het een fraaie kaars is,’ zei vrouwe Olenna Tyrel, die tussen Links en Rechts op haar stok leunde. ‘Zo fel dat we ons veilig te ruste kunnen begeven, dunkt me. Oude botten worden moe en deze jonge botten hebben voor één avond wel genoeg opwinding gehad. Het wordt tijd dat de koning en de koningin in bed gestopt worden.’
‘Ja.’ Cersei wenkte Jaime. ‘Opperbevelhebber, wilt u zo goed zijn zijne genade en zijn koninginnetje naar hun peluws te begeleiden?’
‘Zoals u beveelt. U ook?’
‘Niet nodig.’ Cersei voelde zich te vol leven om te slapen. Het wildvuur reinigde haar, brandde al haar razernij en angst weg en vervulde haar met vastberadenheid. ‘Die vlammen zijn zo mooi. Ik wil er nog een poosje naar kijken.’
Jaime aarzelde. ‘Je kunt beter niet alleen blijven.’
‘Ik ben niet alleen. Ser Osmund kan bij me blijven en ervoor zorgen dat ik veilig ben. Je gezworen broeder.’
‘Als het uwe genade behaagt,’ zei Ketelzwart.
‘Het behaagt mij.’ Cersei haakte haar arm door de zijne en zij aan zij keken ze toe hoe het vuur woedde.