Uit een loodgrijze lucht viel een kille regen die de muren en borstweringen van de Rode Burcht donker als bloed kleurde. De koningin leidde de koning met ferme hand over de modderige binnenplaats naar de wachtende draagkoets met escorte. ‘Van oom Jaime mocht ik op mijn paard rijden en penningen strooien voor het volk,’ protesteerde de jongen.
‘Wil je soms kouvatten?’ Tommen was nooit zo gezond geweest als Joffry. ‘Je grootvader zou willen dat je er tijdens zijn dodenwake als een waarachtig koning uitziet. We kunnen niet als verzopen katten in de Grote Sept verschijnen.’ Het is al erg genoeg dat ik alweer rouwkleding moet dragen. Zwart had haar nooit goed gestaan; met haar bleke huid leek ze daar zelf half een lijk in. Cersei was een uur voor zonsopgang opgestaan om een bad te nemen en haar haren te doen, en ze was niet van plan haar inspanningen door de regen teniet te laten doen.
Eenmaal in de draagkoets leunde Tommen achterover in zijn kussens en tuurde naar de neervallende regen. ‘De goden huilen om grootvader. Vrouwe Jocelyn zegt dat de regendruppels hun tranen zijn.’
Jocelyn Vlugh is een dwaas. Als de goden konden huilen, hadden ze om je broer gehuild. Regen is regen. Doe dat gordijn dicht voordat er nog meer binnenkomt. Die mantel is van sabelbont, wil je dat die doorweekt raakt?’
Tommen deed wat hem gezegd werd. Daar was ze blij om, maar toch zat zijn meegaandheid haar niettemin dwars. Een koning moest sterk zijn. Joffry zou met me in discussie zijn gegaan. Die was nooit zo makkelijk klein te krijgen. ‘Je moet niet zo onderuitgezakt zitten,’ zei ze tegen Tommen. ‘Zit als een koning. Schouders naar achteren, en zet je kroon recht. Wil je dat hij van je hoofd valt waar al je heren bij zijn?’
‘Nee, moeder.’ De jongen ging rechtop zitten en stak een hand omhoog om de kroon goed te zetten. Jofs kroon was hem te wijd. Tommen had altijd naar molligheid geneigd, maar nu leek zijn gezicht magerder. Eet hij wel goed? Ze moest niet vergeten dat aan de hofmeester te vragen. Ze kon niet het risico lopen dat Tommen ziek werd, niet nu de Dorners Myrcella in handen hadden. Op den duur zal Jofs kroon hem wel passen. Maar voor die tijd was er misschien een kleiner exemplaar nodig, een dat zijn hoofd niet dreigde te verzwelgen. Ze zou het met de goudsmeden opnemen.
Traag daalde de draagkoets Aegons heuvel af. Twee leden van de Koningsgarde reden voorop, witte ridders op witte paarden wier doorweekte mantels slap van hun schouders hingen. Achter hen reden vijftig Lannister-wachters in het goud-met-karmijnrood.
Tommen tuurde tussen de draperieën door naar de lege straten. ‘Ik dacht dat er meer mensen zouden zijn. Toen vader stierf kwam het hele volk naar buiten om ons voorbij te zien komen.’
‘De regen heeft ze hun huizen in gejaagd.’ De Koningslanders waren nooit dol op heer Tywin geweest, zelfs niet vóór de plundering. Maar hij was nooit op liefde uit. Alleen maar op respect, en op de hem verschuldigde eer. ‘Liefde kun je niet eten en je kunt er ook geen paard mee kopen of er op een winteravond je handen aan warmen,’ had ze hem eens tegen Jaime horen zeggen toen haar broer even jong was geweest als Tommen nu.
Bij de Grote Sept van Baelor, dat marmeren wonder boven op de Heuvel van Visenya, werd het kleine groepje rouwenden in aantal overtroffen door de goudmantels die ser Addam Marbrand op het grote plein had opgesteld. Later zullen er wel meer komen opdagen, hield de koningin zichzelf voor terwijl ser Meryn Trant haar uit de draagkoets hielp. Slechts de hooggeborenen en hun gevolg hadden toegang tot de ochtenddienst. ’s Middags zou er nog een dienst zijn voor het gewone volk, en de avondgebeden waren voor iedereen toegankelijk. Daar zou Cersei voor moeten terugkeren, opdat de kleine luiden haar zouden zien rouwen. Het gepeupel wil vertoon. Maar het was wel vervelend. Ze had ambten te vervullen, brieven te schrijven, een oorlog te winnen, een rijk te regeren.
Boven aan de trap kwam de Hoge Septon hen tegemoet. Het was een kromme oude man met een rafelige grijze baard, zozeer gebogen onder het gewicht van zijn geborduurde staatsiegewaden dat zijn ogen op gelijke hoogte waren met de borsten van de koningin… al voegde zijn kroon, een opgeklopt geval van geslepen kristal en gesponnen goud, ruim anderhalve voet aan zijn lengte toe. Die kroon had hij van heer Tywin gekregen ter vervanging van degene die verloren was gegaan toen het gepeupel de vorige Hoge Septon had vermoord. Ze hadden de dikke idioot uit zijn draagkoets getrokken en in stukken gescheurd op de dag dat Myrcella naar Dorne was gevaren. Dat was een enorme vreetzak, en kneedbaar. Maar deze… Deze Hoge Septon was een creatie van Tyrion, herinnerde Cersei zich plotseling. Een verontrustende gedachte.
De gevlekte hand van de oude man leek net een kippenpoot zoals hij daar uit de met gouden arabesken en kleine kristalletjes versierde mouw stak. Cersei knielde op het natte marmer om zijn vingers te kussen en beval Tommen hetzelfde te doen. Wat weet hij van me af? Hoeveel heeft die dwerg hem verteld? Met een glimlach hielp de Hoge Septon haar overeind om haar naar binnen te begeleiden, maar was dat een dreigend lachje waar allerlei onuitgesproken kennis achter school, of gewoon een nietszeggende trekking van een paar rimpelige oudemannenlippen? Ze kon het onmogelijk zien.
Terwijl ze onder ronde glas-in-lood lampen de Lichtzaal door liepen, hield ze Tommens hand vast. Trant en Ketelzwart flankeerden hen. Het water droop uit hun natte mantels in kleine plasjes op de vloer. De Hoge Septon liep langzaam, steunend op een weirhouten staf met een kristallen bol erop. Hij werd begeleid door zeven van de Allervroomsten in glanzend zilverbrokaat. Tommen volgde; onder zijn mantel van sabelbont was hij in goudbrokaat gehuld. De koningin droeg een oude, zwartfluwelen japon, afgezet met hermelijn. Er was geen tijd geweest om een nieuwe te laten maken, en ze kon zich niet in dezelfde japon kleden die ze voor Joffry had gedragen, noch degene waarin ze Robert had begraven.
In elk geval zal niemand van me verwachten dat ik me voor Tyrion in rouwkleding hul. Daarvoor trek ik karmijnrode zijde en goudbrokaat aan en draag ik robijnen in mijn haar. De man die haar het hoofd van de dwerg bracht, zou tot heer verheven worden, al was hij nog zo nederig van geboorte en nog zo laag van stand. Op dit moment verspreidden de raven van Pycelle het nieuws over de uitgeloofde beloning overal in de Zeven Koninkrijken, en weldra zou het bericht de zee-engte oversteken naar de Negen Vrijsteden en de landen daarachter. Al vlucht de Kobold naar de uiteinden der aarde, mij zal hij niet ontkomen.
Ze gingen samen de binnendeuren door, het holle, schemerige hart van de Grote Sept binnen. Traag doorschreden ze een van de zeven gangpaden die onder de koepel bijeenkwamen. Terwijl ze voorbij gingen zonken de rouwenden, allemaal hooggeboren, links en rechts door de knieën. Veel van haar vaders baandermannen waren aanwezig, en ridders die in tientallen veldslagen zij aan zij met heer Tywin hadden gestreden. Bij hun aanblik voelde ze zich zelfverzekerder. Ik ben niet zonder vrienden.
Onder de hoge koepel van glas, goud en kristal rustte heer Tywins lichaam op een verhoogde katafalk van marmer. Aan het hoofdeinde stond Jaime op wacht, zijn ene goede hand om het gevest van een groot, gouden slagzwaard waarvan de punt op de grond rustte. Zijn mantel en kap waren wit als versgevallen sneeuw en de schubben van zijn lange pantser waren van paarlemoer, in goud gevat. Heer Tywin zou hebben gewild dat hij het goud en karmijn van de Lannisters had gedragen, dacht ze toen ze zijn uitrusting zag. Haar broer liet ook zijn baard weer staan. Zijn kin en wangen waren met stoppels bedekt, zodat hij. er ruig en onguur uitzag. Hij had minstens kunnen wachten totdat vaders gebeente onder de Rots begraven was.
Cersei leidde de koning drie korte treden op, waarop ze naast het lichaam neerknielden. Tommens ogen waren vol tranen. ‘Zachtjes huilen,’ zei ze terwijl ze zich naar hem toeboog. ‘Je bent een koning, geen snotterend kind. Je heren kijken naar je.’
De jongen veegde met de rug van zijn hand de tranen weg. Hij had haar ogen, smaragdgroen, even groot en helder als Jaimes ogen waren geweest toen hij net zo oud was als Tommen nu. Haar broer was een heel mooi jongetje geweest… maar even fel als Joffry, een ware leeuwenwelp. De koningin sloeg haar arm om Tommen heen en kuste zijn gouden krullen. Hij zal me nodig hebben om hem te leren regeren en hem tegen zijn vijanden te beschermen. Sommigen van hen stonden nu op dit moment om hem heen en deden alsof ze vrienden waren.
De zwijgende zusters hadden heer Tywin bewapend alsof hem een laatste strijd te wachten stond. Hij droeg zijn fraaiste harnas van zwaar staal, met een laagje email in sprekend, donker karmijnrood. Zijn armplaten, scheenbeschermers en borstharnas waren met goud ingelegd. De schouderrondelen waren vlammende zonnen met bovenop een ineengedoken leeuwin, en de grote helm naast zijn hoofd had een leeuw met manen als helmteken. Op zijn borst lag een zwaard in een vergulde, met juwelen versierde schede, zijn in vergulde maliën gehulde handen om het gevest gevouwen. Zelfs in de dood is zijn gezicht nog edel, dacht ze, hoewel de mond… Haar vaders mondhoeken krulden een heel klein beetje omhoog, waardoor hij er lichtelijk geamuseerd uitzag. Dat hoort zo niet. Dat was de schuld van Pycelle; ze had tegen de zwijgende zusters moeten zeggen dat heer Tywin Lannister nooit glimlachte. Die man is even nutteloos als een paar tepels op een borstharnas. Cersei besloot om de Citadel nogmaals om een vervanger te verzoeken.
Door dat rare halve glimlachje leek heer Tywin op een of andere manier minder vreeswekkend. Daardoor, en doordat zijn ogen gesloten waren. Haar vaders ogen waren altijd verontrustend geweest, groenachtig, bijna lichtgevend, en met gouden vlekjes erin. Zijn ogen konden dwars door je heen kijken, ze konden zien hoe zwak, waardeloos en lelijk je ten diepste was. Als hij naar je keek, dan wist je dat.
Er kwam een spontane herinnering bij haar boven aan het welkomstfeest dat koning Aerys voor haar had gegeven toen ze pas aan het hof was, een meisje zo groen als zomergras. Toen de oude Blijleven, de muntmeester, iets had gezegd over het verhogen van de wijnaccijns, had heer Rykker gebulderd: ‘Als de kroon goud nodig heeft kan zijne genade heer Tywin toch op zijn nachtspiegel laten zitten?’ De koning en zijn strooplikkers hadden luidkeels gelachen, maar vader had over zijn wijnbeker heen naar Rykker gestaard. Dat bleef hij doen tot lang nadat het gelach was weggestorven. Rykker had weggekeken, weer teruggekeken, vader in de ogen gezien en vervolgens weer genegeerd een kroes bier gedronken. Ten slotte was hij opgesprongen en met een rood gezicht weggebeend, overwonnen door een paar ogen die niet één keer hadden geknipperd.
Nu zijn zijn ogen voorgoed gesloten, dacht ze, maar mijn ogen zijn ook groen. Van nu af aan zullen ze onder mijn blik ineenkrimpen en mijn gefronste wenkbrauwen vrezen. Ik ben ook een leeuw.
Binnen in de sept heerste schemerdonker, nu de lucht buiten zo grijs was. Als het ooit zou ophouden met regenen zou de zon schuin door de hangende kristallen schijnen om het lijk van top tot teen in regenbogen te hullen. De heer van de Rots van Casterling had regenbogen verdiend, dacht Cersei. Hij was een groot man geweest. Maar ik zal groter zijn. Over duizend jaar, als de maesters deze tijd beschrijven, zul jij slechts als Cerseis vader in de herinnering voortbestaan.
‘Moeder.’ Tommen trok aan haar mouw: ‘Wat ruikt hier zo vies?’ Mijn edele vader. ‘De dood.’ Zij rook het ook, een zweempje verrotting waarvoor ze graag haar neus zou hebben opgetrokken. Cersei negeerde het. De zeven septons met de zilveren gewaden aan stonden achter de baar en smeekten de Vader in den Hoge om rechtvaardig over heer Tywin te oordelen. Toen zij klaar waren verzamelden zevenenzeventig septa’s zich aan de voet van het standbeeld van de Moeder en begonnen haar al zingend om genade te vragen. Tegen die tijd was Tommen al onrustig geworden, en zelfs de knieën van de koningin begonnen pijn te doen. Ze keek op naar Jaime. Haar tweelingbroer stond daar als uit steen gehouwen en weigerde haar aan te kijken.
Achter hem knielde haar oom Kevan in zijn bank. Hij liet zijn dikke schouders hangen. Naast hem knielde zijn zoon. Lancel ziet er nog erger uit dan vader. Hoewel hij pas zeventien was, had haar neef ook voor zeventig door kunnen gaan: zijn gezicht was grauw en uitgeteerd, met holle wangen en diepliggende ogen, zijn haar wit en bros als kalk. Hoe kan het dat Lancel nog in het land der levenden is terwijl Tywin Lannister dood is? Hebben de goden hun verstand verloren?
Heer Gyllis hoestte meer dan anders en hield een vierkante lap rode zij voor zijn neus. Hij ruikt het ook. Grootmaester Pycelle hield zijn ogen gesloten. Die slaapt weer, concludeerde ze.
Rechts van de baar bevonden zich de Tyrels, de heer van Hooggaarde op de voornaamste plaats, geflankeerd door zijn afgrijselijke moeder en zijn nietszeggende vrouw, zijn zoon Garlan en zijn dochter Marjolij. Koningin Marjolij, hield ze zichzelf voor: Jofs weduwe en Tommens toekomstige echtgenote. Tweemaal getrouwd en nog steeds maagd, zeiden ze, maar Cersei had zo haar vermoedens. Marjolij leek erg op haar broer, de Bloemenridder. De koningin vroeg zich af of ze nog meer gemeen hadden. Ons roosje heeft dag en nacht een groot aantal kamermeisjes om zich heen. Die stonden nu achter haar, een stuk of tien. Cersei bestudeerde hun gezichten. Van wie zou de tong het meest los zitten? Wie is de vreesachtigste, de meest losbandige, het meest op gunstbewijzen uit? Daarmoest ze toch echt eens achter zien te komen.
Het was een opluchting toen het gezang afgelopen was. De lucht die van haar vaders lijk opsteeg leek sterker te zijn geworden. De meeste rouwenden waren zo fatsoenlijk om te doen alsof er niets mis was, maar Cersei zag een paar van Marjolij’s dames hun Tyrelneusjes optrekken. Terwijl zij en Tommen door het gangpad terugliepen meende de koningin iemand al giechelend ‘privaat’ te horen mompelen, maar toen ze opzij keek om te zien wie dat had gezegd werd ze door een zee van plechtige gezichten met uitgestreken blikken aangekeken. Toen hij nog legde zouden ze nooit de draak met hem hebben durven steken. Een blik van hem, en ze zouden alles hebben laten lopen.
In de Lichtzaal waren de rouwenden talrijk als bromvliegen. De tweeling Roodweijn kuste haar de hand, en hun vader haar wang. Hallyn de Vuurbezweerder beloofde dat er aan de hemel boven de stad een vlammende hand zou branden op de dag dat haar vaders gebeente naar het westen zou vertrekken. Heer Gyllis maakte bekend dat hij een meester steenhouwer had ingehuurd om een groot standbeeld van heer Tywin te maken dat voor eeuwig de wacht zou houden naast de Leeuwenpoort. Ser Leyman Draaybezie verscheen met een ooglap over zijn rechteroog en bezwoer haar dat hij die zou dragen totdat hij haar het hoofd van haar broer de dwerg gebracht zou hebben.
‘Wat aardig van u.’ Cersei kuste hem op zijn wang en liep snel door, zoekend naar Tommen. Die was eenvoudig genoeg te vinden, want hij werd aan weerszijden geflankeerd door een witgeharnast lid van de Koningsgarde, maar tot haar ergernis zag ze dat hij in de klauwen van Marjolij Tyrel en haar grootmoeder was geraakt. De Doornenkoningin had bijna dezelfde lengte als Tommen, en even hield Cersei haar ook voor een kind.
Voordat ze hem kon redden bracht het gedrang haar oog in oog met haar oom. Toen de koningin hem herinnerde aan hun afspraak later op de dag, knikte ser Kevan vermoeid en vroeg haar om verlof zich te mogen terugtrekken. Maar Lancel bleef hangen, het toonbeeld van een man met één been in het graf. Maar klimt hij eruit of erin?
Cersei dwong zichzelf te glimlachen. ‘Lancel, ik ben blij dat je er een stuk sterker uitziet. We hadden zulke slechte berichten van maester Ballabar gekregen dat we voor je leven vreesden. Maar ik had gedacht dat je inmiddels wel onderweg naar Darring zou zijn, om daar je heerlijke plichten te vervullen.’ Haar vader had Lancel na de Slag van het Zwartewater tot heer verheven, als gebaar naar zijn broer Kevan toe.
‘Mijn vader rijdt tot Darring met mij mee wanneer hij heer Tywins gebeente terugbrengt naar de Rots van Casterling.’ De stem van haar neef was even flinterdun als het snorretje op zijn bovenlip. Hoewel zijn haar wit was geworden, bleef zijn dons snor rossig blond. Cersei had er vaak naar gekeken als de jongen in haar was en, plichtsgetrouw lag te pompen. Het lijkt net of hij een streep vuil op zijn bovenlip heeft. Ze had altijd gedreigd dat ze het er met een beetje spuug af zou wrijven. ‘Het rivierengebied heeft een krachtige hand nodig,’ voegde Lancel eraan toe.
Jammer dan dat ze zo’n slap handje krijgen, had ze het liefst gezegd. In plaats daarvan glimlachte ze. ‘En je gaat nog trouwen ook.’
Op het geschonden gezicht van de jonge ridder verscheen een sombere blik. ‘Een meisje Frey, en niet mijn keus. Ze is niet eens maagd. Een weduwe uit het huis Darring. Volgens mijn vader is dat handig in verband met de boeren, maar de boeren zijn allemaal dood.’ Hij greep haar hand en zag eruit alsof hij in tranen zou uitbarsten. ‘Het is wreed, Cersei. Uwe genade weet dat mijn liefde…’
‘…naar het huis Lannister uitgaat,’ maakte ze de zin voor hem af. ‘Niemand die daaraan twijfelt, Lancel. Moge je vrouw je sterke zonen schenken.’ Maar zijn vader kan beter geen gastheer zijn op het bruiloftsfeest. ‘Ik weet zeker dat je in Darring vele grootse daden zult verrichten.’
Lancel knikte, zichtbaar aan ellende ten prooi. ‘Toen het er naar uitzag dat ik dood zou gaan, bracht mijn vader de Hoge Septon mee om voor me te bidden. Dat is een goed mens, Cersei. Hij zei dat de Moeder me had gespaard om een heilig doel te vervullen, opdat ik voor mijn zonden kon boeten.’ Zijn ogen waren vochtig en glanzend, kinderogen in een oudemannengezicht.
Cersei vroeg zich af hoe hij boete dacht te doen voor haar. En dat is nu mijn bloedverwant, dacht ze vol afkeer. Was zij de enige nog levende leeuw? Het was een vergissing om hem tot ridder te slaan, en nog een grotere vergissing om met hem naar bed te gaan. Lancel was een zwak riet, en die recente vroomheid van hem beviel haar helemaal niet. Toen hij nog probeerde om Jaime te zijn was hij veel amusanter geweest. Wat heeft die mekkerende idioot tegen de Hoge Septon gezegd? En wat zal hij tegen zijn kleine Frey zeggen als ze samen in het donker de liefde bedrijven? Als hij erover wilde opscheppen dat hij het bed met een koningin had gedeeld — nu ja, mannen logen altijd over vrouwen. Dat zou ze als de bravoure van een ongelukkig verliefd groentje beschouwen. Maar als hij een liedje over Robert en die sterkwjjn gaat zingen…
‘Bidden is de beste boetedoening,’ zei Cersei met klem tegen haar neef. ‘Stil gebed.’ Ze liet hem staan om daar over na te denken, en maakte zich op om de Tyrel-meute het hoofd te bieden.
Marjolij omhelsde haar als een zuster, wat de koningin aanmatigend vond, maar dit was niet de juiste plaats om haar dat voor de voeten te werpen. Vrouwe Alerie en de nichten namen genoegen met het kussen van haar vingers. Vrouwe Sierfoort, die hoogzwanger was, verzocht de koningin om toestemming het kind Tywin te mogen noemen als het een jongen was, of Lanna als het een meisje was. Strooplikkers als jij zullen het rijk nog verdrinken in de Tywins, zei ze bij zichzelf, maar ze verleende goedgunstig haar toestemming en veinsde er heel ingenomen mee te zijn.
Vrouwe Blijleven was de enige die haar werkelijk een plezier deed. ‘Uwe genade,’ zei ze op die zwoele, Myrische toon van haar, ‘ik heb mijn vrienden aan de overzijde van de zee-engte op de hoogte gesteld en hun gevraagd de Kobold onmiddellijk te grijpen, mocht hij zijn lelijke gezicht in de Vrijsteden laten zien.’
‘Hebt u veel vrienden aan de overkant van het water?’
‘In Myr heel veel. In Lys ook, en in Tyrosh. Machtige lieden.’
Dat wilde Cersei best geloven. Die Myrische was veel te mooi: lange benen, stevige borsten, een gladde, olijfkleurige huid, volle lippen, grote, donkere ogen en dik zwart haar dat er altijd uitzag alsof ze net uit bed kwam. Ze ruikt zelfs zondig als een exotische lotusbloem.
‘Heer Blijleven en ik wensen slechts één ding: uwe genade en de kleine koning te dienen,’ zei de vrouw, haar blik even pregnant als vrouwe Sierfoort zwanger was.
Die is ambitieus, en haar heer gemaal is trots maar arm. ‘Wij moesten elkaar vaker spreken, vrouwe. Taena, geloof ik? Bijzonder sympathiek dat u dat gedaan hebt. Ik weet zeker dat we goede vriendinnen zullen worden.’
En toen stortte de heer van Hooggaarde zelf zich op haar.
Hamer Tyrel was maar tien jaar ouder dan Cersei, maar toch zag ze hem als haar vaders generatiegenoot, niet als de hare. Hij was wat minder lang dan heer Tywin was geweest, maar wel forser, met een bolle bast en een nog bollere buik. Zijn haar was kastanjebruin en zijn ogen leken ook een beetje op kastanjes, maar in zijn baard zaten witte en grijze vlekken. Zijn gezicht was vaak rood. ‘Heer Tywin was een groot man en zal node gemist worden,’ verklaarde hij op gewichtige toon nadat hij haar op allebei de wangen had gekust. ‘Niemand van de levenden is waardig zijn harnas te dragen, dat is duidelijk. Wij rouwen allemaal om hem.’
‘Dat is heel vriendelijk van U.’
‘Als ik iets kan doen om U in deze sombere tijd van dienst te zijn, hoeft uwe genade het maar te vragen.’
Als u Hand wilt worden, mijnheer, heb dan tenminste het lef dat ronduit te zeggen. De koningin wierp hem een warme glimlach toe. Die mag hij interpreteren zoals hij wil. ‘Dat zal zijne genade een hart onder de riem steken als hij het hoort… al zult u toch zeker wel nodig zijn in het Bereik?’
‘Mijn zoon Willas kan zich uitstekend redden,’ antwoordde de man, haar overduidelijke hint negerend. ‘Hij mag dan een kreupel been hebben, aan hersens ontbreekt het hem niet. En Garlan zal zich binnenkort in Lichtwater vestigen. Bij hen tweeën is het Bereik in goede handen, mocht het zo zijn dat ik elders nodig ben. Het bestuur van het rijk heeft voorrang, zoals heer Tywin vaak zei. En het doet mij genoegen dat ik uwe genade wat dat betreft goed nieuws kan vertellen. Mijn oom Garth heeft ermee ingestemd als muntmeester te dienen, zoals uw goede vader dat wilde. Hij is onderweg naar Oudstee om daar scheep te gaan. Zijn zonen vergezellen hem. Heer Tywin had het erover dat hij ook voor hen tweeën posities zou zoeken. Misschien in de Stadswacht.’
De glimlach van de koningin was dermate verstrakt dat ze vreesde dat haar tanden zouden barsten. Garth de Vette in de kleine raad en zijn twee bastaarden bij de goud mantels. Wat denken die Tyrels wel, dat ik hun het rijk op een gouden dienblaadje ga presenteren? De arrogantie die daaruit sprak benam haar de adem.
‘Garth heeft mij uitstekend gediend als seneschalk, zoals hij mijn vader voor mij heeft gediend,’ vervolgde Tyrel. ‘Pinkje had een neus voor goud, zo zeker als wat, maar Garth…’
‘Heer Hamer,’ onderbrak Cersei hem, ‘ik vrees dat hier een misverstand in het spel is. Ik heb heer Gyllis Rooswijck verzocht om mijn nieuwe muntmeester te worden, en hij heeft mij de eer bewezen om ja te zeggen.’
Hamer gaapte haar aan. ‘Rooswijck? Die… hoester? Maar… de kwestie was al beklonken, uwe genade. Garth is onderweg naar Oudstee.’
‘Dan kunt u het beste een raaf naar heer Hoogtoren zenden met het verzoek of hij ervoor wil zorgen dat uw oom zich niet inscheept. Wij zouden het heel vervelend vinden als Garth voor niets in het najaar de zee trotseert.’ Ze glimlachte liefjes.
Heer Tyrel werd rood van zijn nek tot en met zijn wangen. ‘Dat… uw edele vader had mij verzekerd…’
Naast hem verscheen zijn moeder. Ze schoof haar arm door de zijne. ‘Kennelijk heeft heer Tywin onze regentes niet van zijn plannen op de hoogte gesteld. Onbegrijpelijk. Maar het is niet anders, en het heeft geen zin hare genade te koeioneren. Ze heeft gelijk, je moet heer Leyten schrijven voordat Garth zich inscheept. Je weet dat hij zeeziek zal worden en nog meer last van wind op de maag zal krijgen.’ Ze wierp Cersei een tandeloos lachje toe. ‘Uw raadzalen zullen frisser ruiken met heer Gyllis erin, al moet ik wel zeggen dat het gekuch mij tot waanzin zou drijven. We zijn allemaal dol op die beste ouwe oom Garth, maar de man heeft ontegenzeggelijk last van winderigheid. Ik heb een hekel aan vieze luchtjes.’ Haar gerimpelde gezicht werd nog rimpeliger. ‘In de gewijde sept heb ik eerlijk gezegd ook een vleugje van iets smerigs opgesnoven. U misschien ook?’
‘Nee,’ zei Cersei op kille toon. ‘Een luchtje?’
‘Eerder stank.’
‘Misschien mist u uw najaarsrozen? We hebben u hier al veel te lang opgehouden.’ Hoe eerder ze het hof van vrouwe Olenna kon ontdoen, hoe beter. Heer Tyrel zou ongetwijfeld een flink aantal van zijn krijgslieden afvaardigen om zijn moeder veilig thuis te brengen.
‘Ik moet bekennen dat ik inderdaad naar de geuren van Hooggaarde verlang,’ zei de oude dame, ‘maar ik kan natuurlijk niet weg voordat ik mijn lieve Marjolij met uw dierbare Tommen in het huwelijk heb zien treden.’
‘Die dag zie ik ook met vreugde tegemoet,’ voegde heer Tyrel daar te luid aan toe. ‘Heer Tywin en ik stonden op het punt een datum vast te stellen. Misschien kunnen u en ik die discussie hervatten, uwe genade.’
‘Binnenkort.’
‘Binnenkort, ja, dat is best,’ zei vrouwe Olenna en snoof even. ‘Kom nu maar mee, Hamer, zodat hare genade haar… rouw kan hervatten.’
Jij gaat eraan, oud wijf, beloofde Cersei zichzelf terwijl de Doornenkoningin wegschuifelde naar haar boomlange lijfwachten, een stel zeven voet lange kerels die ze Links en Rechts noemde. Dan zullen we wel eens zien hoe lekker jouw lijk ruikt.
Ze ging weer op zoek naar Tommen, redde hem van Marjolij en haar nichten, en liep naar de deuren. Buiten had het eindelijk opgehouden met regenen. De najaarslucht rook fris en aangenaam. Tommen maakte aanstalten zijn kroon af te doen.
‘Doe hem weer op,’ beval Cersei hem.
‘Ik krijg er pijn in mijn nek van,’ zei hij, maar hij deed wat hem gezegd werd. ‘Ga ik al gauw trouwen? Marjolij zegt dat we naar Hooggaarde kunnen zodra we getrouwd zijn.’
‘Je gaat helemaal niet naar Hooggaarde, maar je mag wel te paard terug naar het slot.’ Cersei wenkte ser Meryn Trant. ‘Zorg voor een paard voor zijne genade en verzoek heer Gyllis of hij zo vriendelijk wil zijn mij in mijn draagkoets gezelschap te houden.’ De zaken gingen sneller dan waarop ze had gerekend, er mocht geen tijd meer verspild worden.
Tommen was blij met het vooruitzicht van een ritje, en natuurlijk was heer Gyllis zeer vereerd met haar uitnodiging… maar toen ze hem vroeg of hij haar muntmeester wilde worden, begon hij zo heftig te hoesten dat ze vreesde dat hij ter plekke zou overlijden. Maar de Moeder was barmhartig, en uiteindelijk herstelde Gyllis zich genoeg om ja te zeggen. Hij begon zelfs namen te noemen van lieden die hij wilde vervangen, tolbeambten en wolfactoors die door Pinkje benoemd waren, zelfs een van de sleutelbewaarders.
‘Noem de koe hoe u wilt, als de melk maar blijft stromen. En mocht de vraag zich voordoen, u bent gisteren lid van de raad geworden.’
‘Gister…’ Hij klapte dubbel van het hoesten. ‘…Gisteren. Natuurlijk.’ Heer Gyllis hoestte in een lap rode zijde, alsof hij het bloed in het slijm wilde verbergen. Ze dacht niet dat hij heel lang muntmeester zou zijn. Na zijn dood vind ik wel weer een ander… Misschien zou ze Pinkje terugroepen. De koningin kon zich niet indenken dat Petyr Baelish de kans zou krijgen heel lang Beschermer van de Vallei te blijven, nu Lysa Arryn dood was. De heren van de Vallei roerden zich al, als het klopte wat Pycelle zei. Ze zullen dat ellendige joch bij hem weghalen, en dan komt hij wel op zijn knieën terugkruipen.
‘Uwe, uche, genade?’ Heer Gyllis depte zijn mond. ‘Mag ik, uche, vragen, uche, uche, wie de, uche, Hand des konings wordt?’
‘Mijn oom,’ antwoordde ze afwezig.
Het was een opluchting toen ze voor zich de grote poort van de Rode Burcht zag opdoemen. Ze liet Tommen in handen van zijn schildknapen achter en trok zich dankbaar in haar eigen vertrekken terug om wat te rusten.
Ze had haar schoenen nog niet van haar voeten geschoven of Jocelyn kwam beschroomd binnen om te zeggen dat Qyborn buiten stond en audiëntie verlangde. ‘Stuur maar naar binnen,’ beval de koningin. Wieheerst, heeft geen rust.
Qyborn was oud, maar er zat nog steeds meer as dan sneeuw in zijn haar, en met die lachrimpels om zijn mond zag hij eruit als de lievelingsopa van een klein meisje. Maar wel een haveloze opa. De kraag van zijn gewaad was gerafeld, en een mouw was gescheurd en heel slordig versteld.
‘Ik moet me bij uwe genade excuseren voor mijn uiterlijk,’ zei hij. ‘Ik kom net uit de kerkers, waar ik onderzoek heb gedaan naar de ontsnapping van de Kobold, zoals u mij had bevolen.’
‘En wat heb je ontdekt?’
‘Sinds de nacht dat heer Varys en uw broer verdwenen, wordt er nog een derde man vermist.’
‘Ja, die gevangenbewaarder. Wat is er met hem?’
‘Rugen heette de man. Een onderbewaarder die het opzicht had over de zwarte cellen. De hoofdbewaarder beschrijft hem als gezet, ongeschoren en kortaf. Hij was nog benoemd door de oude koning, Aerys, en kwam en ging al naar het hem behaagde. De zwarte cellen zijn de afgelopen jaren niet vaak bezet geweest. Naar het schijnt waren de andere cipiers bang voor hem, maar niemand wist veel van hem af. Hij had geen vrienden en geen verwanten. Ook dronk hij niet en bezocht hij geen bordelen. Zijn slaapcel was vochtig en naargeestig en het stro waarop hij sliep was schimmelig. Zijn kamerpot liep over.’
‘Dat weet ik allemaal al.’ Jaime had Rugens cel doorzocht en ser Addams goudmantels hadden hem nog eens doorzocht.
‘Jawel, uwe genade,’ zei Qyborn, ‘maar wist u dat er onder die stinkende kamerpot een steen loszat waaronder een kleine holte verborgen was? Zo’n plek waar iemand kostbaarheden verstopt die hij verborgen wil houden?’
‘Kostbaarheden?’ Dat was nieuw. ‘Geld, bedoelt u?’ Ze had Tyrion er al die tijd al van verdacht dat hij die bewaarder op een of andere manier had omgekocht.
‘Zonder twijfel. De holte was weliswaar leeg toen ik hem vond. Rugen heeft zijn op kwalijke wijze verworven schat ongetwijfeld meegenomen toen hij de benen nam. Maar toen ik met mijn toorts bij de holte hurkte, zag ik iets glinsteren, dus wroette ik in de aarde tot ik het had opgegraven.’ Qyborn opende zijn handpalm. ‘Een gouden munt.’
Goud, dat wel, maar op het moment dat Cersei hem aanpakte, wist ze dat er iets niet klopte. Te klein, dacht ze, te dun. De munt was oud en versleten. De ene kant vertoonde het profiel van een koning, de andere kant de afdruk van een hand. ‘Dit is geen draak,’ zei ze.
‘Nee,’ beaamde Qyborn. ‘Hij dateert van voor de Verovering, uwe genade. De koning is Garth de Twaalfde, en de hand is het wapenteken van het huis Gardenier.’
Van Hooggaarde. Cersei sloot haar hand om de munt. Wat voor verraad is dit nu weer? Hamer Tyrel was een van Tyrions rechters geweest en had luidkeels om diens dood geroepen. Was dat een afleidingsmanoeuvre? Kan het zijn dat hij al die tijd met de Kobold onder één hoedje heeft gespeeld, met hem heeft samengezworen om vader te doden? Als Tywin Lannister in zijn graf lag, zou heer Tyrel de aangewezen man lijken om Hand des konings te worden, maar toch…’U spreekt hier met niemand over,’ beval ze.
‘Uwe genade kan op mijn discretie rekenen. Een man die met een gezelschap huurlingen rondtrekt, leert zijn mond houden, of hem wordt het zwijgen opgelegd.’
‘Dat geldt ook voor mijn gezelschap.’ De koningin legde de munt weg. Daar zou ze later wel over nadenken. ‘En die andere kwestie?’
‘Ser Gregor Clegane.’ Qyborn haalde zijn schouders op. ‘Ik heb hem onderzocht, zoals u hebt bevolen. Het vergif op de speer van de Adder was manticoregif uit het oosten, daar verwed ik mijn leven om.’
‘Pycelle zegt van niet. Hij heeft mijn vader verteld dat manticoregif dodelijk is zodra het in het hart doordringt.’
‘Dat is ook zo. Maar dit vergif is op een of andere manier verdikt om het sterven van de Berg te rekken.’
‘Verdikt? Hoe dan? Met een andere substantie?’
‘Dat kan zijn, uwe genade, hoewel de meeste vergiften minder krachtig worden als ze ergens mee aangelengd worden. Mogelijkerwijs is de oorzaak… laten we zeggen, minder natuurlijk. Een spreuk, denk ik.’
Is die kerel al net zo’n idioot als Pycelle? ‘Wilt u mij vertellen dat de Berg bezig is aan een vorm van zwarte kunst te creperen?’
Qyborn negeerde de spot in haar stem. ‘Hij sterft aan het vergif, maar heel langzaam, en onder afgrijselijke pijnen. Mijn pogingen zijn pijn te verzachten zijn al even vruchteloos gebleken als die van Pycelle. Ser Gregor is al te zeer gewend aan papaver, vrees ik. Volgens zijn schildknaap word hij gekweld door felle hoofdpijnen, en vaak slaat hij de papavermelk achterover zoals een mindere man zijn bier achterover slaat. Maar hoe het ook zij, zijn aderen zijn over zijn hele lichaam zwart geworden, zijn water is troebel van de pus, en het gif heeft een gat in zijn zij gevreten, zo groot als mijn vuist. Om u de waarheid te zeggen is het een wonder dat de man nog leeft.’
‘Dat komt door zijn omvang,’ opperde de koningin met een frons. ‘Gregor is heel groot van stuk. En ook heel dom. Kennelijk te dom om te beseffen wanneer hij dood moet gaan.’ Ze stak haar beker uit, en Senelle schonk hem weer vol. ‘De Dorners eisen zijn hoofd, en zijn geschreeuw jaagt Tommen angst aan. Ik ben er ’s nachts zelfs wel eens wakker van geworden. Me dunkt dat het hoog tijd is om ser Ilyn Peyn te ontbieden.’
‘Uwe genade,’ zei Qyborn, ‘misschien zou ik ser Gregor naar de kerkers kunnen laten overbrengen? Daar zal zijn geschreeuw u niet storen, en ik zal meer vrijheid hebben om voor hem te zorgen.’
‘Voor hem te zorgen?’ Ze lachte. ‘Laat ser Ilyn maar voor hem zorgen.’
‘Als uwe genade dat wenst,’ zei Qyborn, ‘maar dat vergif… het zou toch nuttig zijn om daar meer over te weten te komen? Ridders dood je met ridders en schutters met schutters,’ zoals de kleine luiden vaak zeggen. Tegen de zwarte kunst…’ Hij sprak de rest van de gedachte niet uit, maar glimlachte slechts tegen haar.
Geen Pycelle, dat is wel duidelijk. De koningin taxeerde hem nieuwsgierig. ‘Waarom heeft de Citadel u uw keten ontnomen? Ik waarschuw u, spreek de waarheid. Als u mij voorliegt kost dat u uw tong.’
‘De aartsmaesters zijn allemaal lafhartige lieden. De grijze schapen, noemt Marwyn ze. Ik was een even bekwaam heelmeester als Ebrosius, maar ik streefde ernaar hem te overtreffen. Al honderden jaren snijden de mannen van de Citadel de lichamen van de doden open om de ware aard van het leven te bestuderen. Ik wilde de ware aard van de dood begrijpen, dus sneed ik de lichamen van de levenden open. Om die misdaad riepen de grijze schapen schande over mij af en verbanden ze mij… maar zelfs nu nog weet ik meer van het leven en de dood af dan enig mens in Ouds tee.’
‘Is dat zo?’ Ze glimlachte. ‘Goed dan. De Berg is van u. Doe met hem wat u wilt, maar beperk uw onderzoek tot de zwarte cellen. Als hij sterft, breng me dan zijn hoofd. Dat heeft mijn vader aan Dorne beloofd. Prins Doran had Gregor ongetwijfeld liever zelf gedood, maar we krijgen in het leven allemaal zo onze teleurstellingen te verwerken.’
‘Uitstekend, uwe genade.’ Qyborn schraapte zijn keel. ‘Maar ik ben minder goed voorzien dan Pycelle. Ik heb bepaalde werktuigen nodig…’
‘Ik zal heer Gyllis opdragen u van al het goud te voorzien dat u nodig hebt. Koopt u ook wat nieuwe gewaden. U ziet eruit alsof u zo uit de Vlooienzak komt aanlopen.’ Ze keek hem onderzoekend in de ogen, zich afvragend in hoeverre ze deze man durfde vertrouwen. ‘Ik hoef u toch niet te zeggen dat het u slecht zal vergaan als er ook maar een woord over uw… inspanningen buiten deze muren bekend wordt?’
‘Nee, uwe genade.’ Qyborn glimlachte haar geruststellend toe. ‘Bij mij zijn uw geheimen veilig.’
Toen hij weg was, schonk Cersei zichzelf een beker sterkwijn in en dronk die op voor het raam, terwijl ze toekeek hoe de schaduwen op de binnenplaats lengden en nadacht over de munt. Goud uit het Bereik. Waarom zou een onderbewaarder in Koningslanding goud uit het Bereik in zijn bezit hebben, tenzij hij betaald is om vaders dood te helpen bewerkstelligen?
Hoezeer ze ook haar best deed, ze scheen zich heer Tywins gezicht maar niet voor de geest te kunnen halen zonder dat dwaze halve glimlachje te zien en de smerige stank te ruiken die zijn lijk uitwasemde. Ze vroeg zich af of Tyrion daar soms ook achter stak. Het is klein en wreed, net als hijzelf. Kon Tyrion Pycelle als werktuig hebben gebruikt? Hij heeft de man naar de zwarte cellen gestuurd, en die Rugen had het opzicht over die cellen, herinnerde ze zich. Alle draden waren met elkaar verknoopt op een manier die haar niet zinde. Die Hoge Septon is ook een stroman van Tyrion, bedacht Cersei plotseling, en hij heeft vaders arme lichaam van het donker tot de dageraad onder zijn hoede gehad.
Haar oom arriveerde precies met zonsondergang, gehuld in een gewatteerd, donkergrijs wollen wambuis, even duister als zijn gezicht. Net als alle Lannisters had ser Kevan een lichte huid en blond haar, maar hij was inmiddels vijfenvijftig en kalend. Niemand zou hem ooit als aantrekkelijk omschrijven. Met zijn dikke middel, zijn ronde schouders en zijn vierkante, vooruitstekende kin die zijn kortgeknipte baard nauwelijks verhulde, deed hij haar aan een oude mastiff denken… maar een trouwe, oude mastiff was precies wat ze kon gebruiken.
Ze aten een eenvoudig avondmaal van rode bieten, brood en rood vlees, met een flacon rode Dornse wijn om alles weg te spoelen. Ser Kevan at langzaam, sprak weinig en raakte zijn wijnbeker nauwelijks aan. Hij zit te veel over vader te piekeren, besloot de koningin. Hij moet aan het werk worden gezet om over zijn verdriet heen te komen.
Dat zei ze dan ook toen de restanten van de maaltijd afgeruimd en de bedienden vertrokken waren. ‘Ik weet hoezeer mijn vader op u bouwde, oom. Nu moet ik dat ook doen.’
Je hebt een Hand nodig,’ zei hij, ‘en Jaime heeft daarvoor bedankt.’
Hij is behoorlijk bot. Best. Ze keek de andere kant op. ‘Jaime… ik voelde me zo verloren toen vader dood was dat ik nauwelijks wist wat ik zei. Jaime is dapper, maar ook een beetje dwaas, laten we wel wezen. Tommen heeft een man met meer ervaring nodig. Iemand die ouder is…’
‘Hamer Tyrel is ouder.’
Haar neusgaten verwijdden zich. ‘Nooit.’ Cersei streek een haarlok weg van haar voorhoofd. ‘De Tyrels mikken te hoog.’
‘Het zou dwaasheid zijn om Hamer Tyrel tot je Hand te benoemen,’ zei ser Kevan waarschuwend, ‘maar een nog grotere dwaasheid om hem tegen je in te nemen. Ik heb gehoord wat er in de Lichtzaal is gebeurd. Hamer zou beter hebben moeten weten dan dergelijke zaken in het openbaar aan te snijden. Niettemin, het was onverstandig van je om hem voor gek te zetten waar het halve Bereik bij was.’
‘Het alternatief was, hem de hand te kussen en nog een Tyrel de kleine raad binnen te halen.’ Zijn verwijt ergerde haar. ‘Rooswijck zal als muntmeester ruimschoots aan de eisen voldoen. U zou zijn paarden eens moeten zien, en die draagkoets van hem. Voor iemand die zo rijk is kan het geen probleem zijn om aan goud te komen. Wat de Hand betreft… wie kan mijn vaders werk beter afmaken dan de broer die zijn overwegingen kende?’
‘Iedereen heeft een ander nodig die hij kan vertrouwen. Tywin had mij, en vroeger je moeder.’
‘Hij hield heel veel van haar.’ Cersei weigerde aan de dode hoer in zijn bed te denken. ‘Ik weet dat ze nu verenigd zijn.’
‘Daar bid ik om.’ Een moment lang bestudeerde ser Kevan haar gezicht. Toen antwoordde hij: ‘Je vraagt veel van me, Cersei.’
‘Niet meer dan mijn vader vroeg.’
‘Ik ben moe.’ Haar oom pakte zijn wijnbeker en nam een slok. ‘Ik heb een vrouw die ik al twee jaar niet heb gezien, een dode zoon wiens graftombe ik nog nooit heb bezocht, en nog een zoon die misschien ook dood is. En Lancel moet zich in Darring vestigen. Zijn grote zaal wordt door vogelvrijen als paardenstal gebruikt. Slot Darring moet weer versterkt worden, de landerijen beschermd, de verbrande velden omgeploegd en opnieuw ingezaaid. Hij heeft mijn hulp nodig.’
‘Tommen net zo goed.’ Cersei had niet verwacht dat ze aandrang op Kevan zou moeten uitoefenen. Bij vader deed hij nooit zo quasi terughoudend ‘Het rijk heeft u nodig.’
‘Het rijk. Jawel. En het huis Lannister.’ Hij nam nog een slokje wijn. ‘Goed dan. Ik zal hier blijven om zijne genade te dienen…’
‘Uitstekend,’ begon ze te zeggen, maar ser Kevan verhief zijn stem over de hare heen.
‘…zolang je mij niet alleen tot Hand maar ook tot regent benoemt, en zelf naar de Rots van Casterling teruggaat.’
Een halve hartslag lang kon Cersei hem alleen maar aanstaren. Wat zegt hij nou? ‘Ik ben de regentes,’ bracht ze hem in herinnering.
‘Dat was je. Het was niet je vaders bedoeling dat je die rol zou blijven spelen. Hij heeft me op de hoogte gesteld van zijn plannen om je naar de Rots terug te sturen en een nieuwe man voor je te zoeken.’
Cersei voelde woede in zich opwellen. ‘Daar heeft hij over gesproken, ja. En ik heb tegen hem gezegd dat ik niet meer in het huwelijk wenste te treden.’
Haar oom bleef er onbewogen onder. ‘Er zijn uitstekende redenen om dat wel te doen, maar als je per se niet wilt hertrouwen, dan zal ik je daar niet toe dwingen. Maar verder… jij bent nu de vrouwe van de Rots van Casterling. Je plaats is daar.’
Waar haal je het lef vandaan? wilde ze schreeuwen. In plaats daarvan zei ze: ‘Ik ben ook de koningin-moeder en de regentes. Mijn plaats is bij mijn zoon.’
‘Je vader vond van niet.’
‘Mijn vader is dood.’
‘Tot mijn verdriet, en tot de ellende van heel het rijk. Open je ogen en kijk eens om je heen, Cersei. Het koninkrijk ligt aan diggelen. Tywin had orde op zaken kunnen stellen, maar…’
‘Ik zal orde op zaken stellen!’ Dat kwam er schril uit. Cersei verzachtte haar toon. ‘Met uw hulp, oom. Als u mij even trouw zult dienen als u mijn vader hebt gediend…’
‘Jij bent je vader niet.’ Zijn stem was hard. ‘Tywin beschouwde Jaime als zijn rechtmatige erfgenaam.’
‘Jaime… Jaime heeft geloften afgelegd. De leden van de koningsgarde dienen voor het leven. Jaime denkt nooit na, hij lacht om alles en iedereen en zegt wat er in zijn hoofd opkomt. Jaime is een knappe idioot.’
‘En toch was hij je eerste keus als Hand des konings. Wat zegt dat dus over jou, Cersei?’
‘Ik zei u toch al dat ik ziek was van verdriet, ik dacht niet na…’
‘Nee,’ beaamde haar oom. ‘En dat is de reden waarom je naar de Rots van Casterling terug moet gaan en de koning moet overlaten aan degenen die wel nadenken.’
‘De koning is mijn zoon!’ Cersei kwam overeind.
‘Inderdaad,’ zei haar oom, ‘en te oordelen naar wat ik van Joffry heb meegemaakt ben je net zomin een goede moeder als een goede heerseres.’
Ze smeet de inhoud van haar wijnbeker vol in zijn gezicht.
Zwaar en waardig verhief ser Kevan zich. ‘Uwe genade.’ De wijn sijpelde langs zijn wangen en droop uit zijn kortgeknipte baard. ‘Heb ik uw verlof om mij terug te trekken?’
‘Waarom matigt u zich het recht aan mij voorwaarden te stellen? U bent gewoon maar een ridder van mijn vaders hofhouding.’
‘Ik heb geen grond in leen, dat klopt. Maar ik heb bepaalde inkomsten, en ik heb wat geldkisten opzij gezet. Mijn eigen vader had bij zijn overlijden aan al zijn kinderen gedacht, en Tywin wist goede diensten te belonen. Ik voorzie in het levensonderhoud van tweehonderd ridders en kan dat aantal desnoods verdubbelen. Er zijn vrijruiters die mijn banier zullen volgen, en ik bezit genoeg goud om huurlingen in dienst te nemen. U zou er wijs aan doen mij niet te onderschatten, uwe genade… en nog wijzer om mij niet tegen u in het harnas te jagen.’
‘Is dat een dreigement?’
‘Noem het liever goede raad.’
‘Ik zou u in een zwarte cel moeten laten smijten.’
‘Nee. U zou het regentschap aan mij moeten overdragen. Als u dat niet doet, benoem mij dan tot kastelein van de Rots van Casterling en maak hetzij Mathis Rowin of Randyl Tarling Hand des konings.’
Allebei baandermannen van Tyrel. Het voorstel maakte haar sprakeloos. Is hij omgekocht? vroeg ze zich af. Heeft hij goud van Tyrel aangenomen om het huis Lannister te verraden?
‘Mathis Rowin is verstandig, voorzichtig en welbemind,’ vervolgde haar oom zonder iets te merken. ‘Randyl Tarling is de beste krijgsman van het rijk. Een armzalige Hand in vredestijd, maar nu Tywins dood is, bestaat er geen betere man om een eind aan deze oorlog te maken dan hij. Heer Tyrel kan er niet openlijk aanstoot aan nemen dat u een van zijn eigen baandermannen als Hand kiest. Zowel Tarling als Rowin zijn bekwame mannen… en trouw. Benoem een van hen, en hij zal u toegewijd zijn. U versterkt zichzelf, en tegelijkertijd verzwakt u Hooggaarde, en desondanks zal Hamer u er waarschijnlijk voor bedanken.’ Hij haalde zijn schouders op. ‘Dat is mijn raad, doe ermee wat u wilt. Benoem voor mijn part Uilebol tot Hand. Mijn broer is dood, vrouw. Ik ga hem thuisbrengen.’
Verrader, dacht ze. Windhaan. Ze vroeg zich af hoeveel Hamer Tyrel hem aangeboden had. ‘U laat uw koning in de steek nu hij u het meest nodig heeft,’ zei ze tegen hem. ‘U laat Tommen in de steek.’
‘Tommen heeft zijn moeder.’ Ser Kevans groene ogen keken zonder blikken of blozen in de hare. Een laatste druppel wijn bungelde nat en rood onder aan zijn kin om ten slotte te vallen. ‘Ja,’ voegde hij er na een korte stilte zachtjes aan toe, ‘en zijn vader ook, denk ik.’