Tyrion

Buiten de Koningspoort was niets anders meer dan modder, as en stukken verbrand bot, maar toch woonden er alweer mensen in de schaduw van de stadsmuren, en vanaf handkarren en tonnen werd vis verkocht. Terwijl hij er langsreed voelde Tyrion hun ogen op zich gericht, kille ogen, boos en haatdragend. Geen mens durfde hem aan te spreken of deed een poging hem de weg te versperren, terwijl Bronn in geoliede, zware maliën naast hem reed. Maar als ik alleen was zouden ze me van mijn paard trekken en met een straatkei mijn gezicht in slaan, zoals ze met Presten Groeneveld hebben gedaan.

‘Ze komen sneller terug dan ratten,’ klaagde hij. ‘We hebben ze al eens uitgerookt, dat had toch een les moeten wezen, dunkt me.’

‘Geef me een paar dozijn goudmantels en ik maak ze allemaal af,’ zei Bronn. ‘Als ze dood zijn komen ze niet meer terug.’

‘Nee, maar dan komen er weer anderen voor in de plaats. Laat maar zitten… Maar als ze weer krotten tegen de muur bouwen, haal die dan meteen neer. De oorlog is nog niet voorbij, wat die idioten ook mogen denken.’ Voor zich zag hij de Modderpoort opdoemen. ‘Ik heb voorlopig genoeg gezien. We gaan morgen nog eens terug met. de gildemeesters om hun plannen door te nemen.’ Hij zuchtte. Tja, ik heb dit voor het merendeel zelf laten afbranden, dus lijkt het me niet meer dan billijk dat ik het ook weer opbouw.

Dat had de taak van zijn oom moeten zijn, maar de onverstoorbare, evenwichtige, onvermoeibare ser Kevan Lannister was zichzelf niet meer sinds de raaf uit Stroomvliet het nieuws over de moord op zijn zoon had gebracht. Ook Willems tweelingbroer, Martyn, was de gevangene van Robb Stark, en hun oudere broer Lancel was nog steeds bedlegerig, geplaagd door een etterende wond die maar niet wilde genezen. Nu een van zijn zoons dood was en twee anderen in levensgevaar verkeerden werd ser Kevan door verdriet en vrees verteerd. Heer Tywin had zich altijd op zijn broer verlaten, maar nu had hij geen andere keus dan weer een beroep te doen op zijn zoon de dwerg.

De kosten van de wederopbouw zouden torenhoog zijn, maar daar was niets aan te doen. Koningslanding was de voornaamste havenstad van het rijk, slechts naar de kroon gestoken door Oudstee. De riviermond moest weer vrijgemaakt worden, en hoe eerder hoe beter. En waar moet ik verdomme het geld vandaan halen? Hij zou Pinkje, die veertien dagen geleden naar het noorden was gevaren, bijna gaan missen. Terwijl hij met Lysa Arryn het bed induikt en aan haar zij over de Vallei heerst mag ik de rotzooi achter zijn kont opruimen. Wel was het zo dat zijn vader hem nu belangrijk werk te doen gaf. Hij zal me niet als erfgenaam van de Rots van Casterling aanwijzen maar hij zal me wel inzetten waar hij kan, dacht Tyrion, terwijl een kapitein van de goudmantels hen door de Modderpoort toewuifde.

De Drie Hoeren overheersten nog steeds het marktplein achter de poort, maar ze stonden er nu werkeloos bij, en de keien en vaten pek waren allemaal afgevoerd. Kinderen klauterden op de torenhoge houten bouwsels, zwermden als apen in grof linnen over de werparmen uit en bleven erbovenop zitten om elkaar uit te jouwen.

‘Help me herinneren dat ik tegen ser Addam zeg dat hij hier een paar goudmantels moet posteren,’ zei Bronn, terwijl ze tussen twee van de blijden doorreden. ‘Straks valt er nog zo’n stom joch naar beneden en breekt zijn nek.’ Van bovenaf klonk een kreet, en een klodder mest spatte één voet voor hen op de grond uiteen. ‘Bij nader inzien,’ zei hij toen hij zijn paard weer in bedwang had, ‘mogen die rotschoffies best als overrijpe meloenen op de keistenen uit elkaar spatten.’

Hij was uitermate slechtgehumeurd, en niet alleen omdat een paar straat jochies mest naar hem smeten. Zijn huwelijk was een dagelijkse beproeving. Sansa Stark bleef maagd, en dat scheen het halve kasteel te weten. Die ochtend tijdens het zadelen van de paarden had hij twee staljongens achter zijn rug horen smiespelen. Het had weinig gescheeld of hij had zelfs de paarden horen smiespelen. Hij had zijn nek uitgestoken om het bedritueel te vermijden, in de hoop op die manier de beslotenheid van zijn slaapvertrek te handhaven, maar die hoop was snel aan duigen gevallen. Of Sansa was zo stom geweest een van haar kameniers, zonder uitzondering spionnes van Cersei, in vertrouwen te nemen, of het was aan Varys en zijn kleine vogeltjes te wijten.

Maar wat deed het ertoe? Hij zou toch wel uitgelachen zijn. De enige in de Rode Burcht die zijn huwelijk geen bron van vermaak leek te vinden was zijn echtgenote.

Sansa’s misère werd met de dag groter. Tyrion zou graag door haar hoofse pose heen gebroken zijn om haar naar beste vermogen te troosten, maar dat hielp allemaal niets. Wat hij ook zei, er was niets dat hem mooi zou maken in haar ogen. Of minder Lannister. Dit was de vrouw waarmee ze hem voor de rest van zijn leven hadden opgescheept, en ze haatte hem.

En hun nachten samen in het grote bed waren nóg een bron van ellende. Hij kon er niet meer tegen om naakt te slapen, zoals hij gewend was geweest. Zijn echtgenote was te welopgevoed om ooit een onvriendelijk woord te spreken, maar de walgende blik waarmee ze zijn lichaam bezag was meer dan hij kon verdragen. Tyrion had Sansa bevolen om ook een nachthemd te dragen. Ik begeer haar; besefte hij. Ik begeer Winterfel, ja, maar haar ook, kind of vrouw, of wat ze dan ook is. Ik wil haar troosten. Ik wil haar horen lachen. Ik wil dat ze vrijwillig bij mij komt met haar vreugde, haar verdriet en haar lustgevoelens. Zijn mond vertrok zich in een bittere lach. Ja, en ik wil ook zo lang zijn als Jaime en zo sterk als Gregor de Berg. Daar heb ik nogal veel aan.

Ongewild dwaalden zijn geachten naar Shae af. Tyrion had niet gewild dat ze het nieuws uit een andere mond dan de zijne vernam, dus had hij Varys opgedragen haar de avond voor zijn bruiloft bij hem te brengen. Ze troffen elkaar opnieuw in de vertrekken van de eunuch, en toen Shae de veters van zijn wambuis begon los te rijgen had hij haar bij haar pols gegrepen en weggetrokken. ‘Wacht,’ zei hij, ‘er is iets dat je moet weten. Morgen ga ik trouwen…’

‘…met Sansa Stark. Dat weet ik.’

Even was hij sprakeloos. Zelfs Sansa wist het niet eens, toen nog niet. ‘Hoe kan dat nou? Heeft Varys het je verteld?’

‘Een page stond het aan ser Langknaap te vertellen toen ik met Lollys naar de sept ging. Hij had het weer van dat dienstmeisje dat het gesprek van ser Kevan met uw vader had opgevangen.’ Ze draaide uit zijn greep los en trok haar jurk over haar hoofd. Daaronder was ze zoals altijd naakt. ‘Geeft niet. Het is nog maar een kind. Je bezorgt haar een dikke buik en dan kom je bij mij terug.’

Ergens had hij op minder onverschilligheid gehoopt. Had, snierde hij verbitterd, maar nu weet je beter; dwerg. Shae is alles wat je ooit aan liefde zult krijgen.

Op de Modderweg heerste grote drukte, maar zowel krijgslieden als stadsbewoners weken opzij voor de Kobold en zijn escorte. Er zwierven hologige kinderen rond, sommigen met een stilzwijgende smeekbede in hun ogen, anderen luidkeels bedelend. Tyrion haalde een handvol kopertjes uit zijn beurs en smeet ze de lucht in, en de kinderen stoven er duwend en schreeuwend op af. Wie geluk had kon vanavond misschien een homp oudbakken brood kopen. Hij had nog nooit zo’n drukte op de markt meegemaakt, en ondanks al het voedsel dat de Tyrels hadden meegebracht waren de prijzen nog steeds schrikbarend hoog. Zes koperstukken voor een meloen, een zilveren hertenbok voor een schepel koren, een draak voor een zij rundvlees of zes scharminkelige biggetjes. Toch leek er aan kopers geen gebrek te zijn. Rond alle karren en stallen dromden broodmagere mannen en uitgeteerde vrouwen, terwijl anderen die er nog havelozer uitzagen vanuit steegjes gemelijk toekeken.

‘Hierheen,’ zei Bronn toen ze de voet van de Kromming bereikten. ‘Als je tenminste nog wilt…’

‘Zeker wel.’ De rivieroever was een handig excuus geweest, maar Tyrion had vandaag nog een ander voornemen. Geen aangename taak, maar wel onvermijdelijk. Ze keerden Aegons Hoge Heuvel de rug toe en reden de doolhof van kleinere straatjes aan de voet van die van Visenya in. Bronn reed voorop. Eén of twee keer wierp Tyrion een blik over zijn schouder om te kijken of ze gevolgd werden, maar er was niets anders te zien dan het gebruikelijke gepeupel: een voerman die zijn paard ranselde, een oude vrouw die haar nachtspiegel uit het raam leegde, twee jongetjes die met stokken vochten, drie goudmantels die een gevangene opbrachten… ze leken allemaal onschuldig, maar elk van hen kon zijn ondergang betekenen. Varys had overal verklikkers.

Ze sloegen een hoek om, en nog een, en reden langzaam door een drom vrouwen bij een put heen. Bronn ging hem voor door een bochtig straatje, een nauwe steeg en onder een boog. Ze reden door het puin van een afgebrand huis en leidden hun paarden een lage stenen trap op. De armzalige bouwsels stonden dicht op elkaar. Bij de ingang van een kromme steeg die te smal was voor twee ruiters naast elkaar hield Bronn halt. ‘Er zijn twee scherpe bochten, en daarna loopt het dood. De kroeg zit in de kelder van het laatste gebouw.’

Tyrion steeg af. ‘Niemand mag hier in of uit voordat ik terug ben. Het duurt niet lang.’ Hij stak een hand in zijn mantel om zich ervan te vergewissen dat het goud nog in de geheime binnenzak zat. Dertig draken. Een verdomde massa geld voor een kerel als hij. Snel waggelde hij de steeg in, verlangend om dit achter de rug te hebben.

De wijnkroeg was een naargeestige plek, donker en klam, met wit uitgeslagen muren en zo’n laag plafond dat Bronn zou hebben moeten bukken om zijn hoofd niet tegen de balken te stoten. Tyrion Lannister had die zorg niet. Op dit moment was het voorvertrek leeg, op een vrouw met uitdrukkingsloze ogen na die op een kruk achter een ruwe houten toonbank zat. Ze reikte hem een beker zure wijn aan en zei: ‘Achterin.’

Inhet achtervertrek was het nog donkerder. Op een laag tafeltje brandde een flakkerende kaars naast een flacon wijn. De man daarachter leek nauwelijks gevaarlijk. Hij was klein van stuk — al waren voor Tyrion alle mannen lang — met dunner wordend bruin haar, roze wangen en een klein buikje dat de knopen van zijn hertenleren buis naar voren duwde. Inzijn zachte handen hield hij een twaalfsnarige houtharp die dodelijker was dan een zwaard.

Tyrion ging tegenover hem zitten.

‘Symon Zilvertong.’

De man boog zijn hoofd. De kruin was kaal. ‘Heer Hand,’ zei hij.

‘U vergist zich. Mijn vader is de Hand des Konings. Ikben zelfs geen vinger meer, vrees ik.’

‘U zult vast wel opklimmen. Een man als u. Mijn lieve vrouwe Shae zegt dat u pas getrouwd bent. Had mij toch eerder laten komen. Het zou mij een eer zijn geweest op uw feest te zingen.’

‘Het laatste wat mijn vrouw nodig heeft is nog meer liederen,’ zei Tyrion. ‘Wat Shae betreft, we weten allebei dat ze geen dame is, en ik zou u erkentelijk zijn als u haar naam nooit meer hardop zou noemen.’

‘Zoals de Hand beveelt,’ zei Symon.

De laatste keer dat Tyrion de man had gezien was een scherp woord genoeg geweest om het zweet bij hem te doen uitbreken, maar de zanger had kennelijk ergens moed uit geput. Hoogstwaarschijnlijk uit die flacon. Of misschien was zijn pasverworven stoutmoedigheid aan Tyrion zelf te wijten. Ik heb hem bedreigd, maar dat dreigement heeft nooit gevolgen gehad, dus nu denkt hij dat ik tandeloos ben. ‘Men zegt dat u een zeer begaafd zanger bent.’

‘Dat is heel vriendelijk van u, heer.’

Tyrion wierp hem een lachje toe. ‘Volgens mij is het tijd dat u met uw muziek naar de Vrijsteden gaat. InBraavos, Pentos en Lys zijn ze dol op liederen, en heel vrijgevig voor wie in de smaak valt.’ Hij nam een slokje wijn. Het was gemeen spul, maar wel sterk. ‘Een tournee door alle negen steden zou het beste zijn. U wilt toch zeker niemand van het plezier beroven u te horen zingen? Een jaar per stad dunkt me wel genoeg.’ Hij reikte onder zijn mantel naar het verborgen goud. ‘Nu de haven dicht is zult u naar Schemerdel moeten om u in te schepen, maar mijn dienstman Bronn bezorgt u wel een paard, en het zou mij een eer zijn als u mij toestond uw passage te betalen…’

‘Maar heer,’ wierp de man tegen, ‘u hebt mij nooit horen zingen. Ik verzoek u een ogenblik te luisteren.’ Zijn vingers vlogen behendig over de snaren van de houtharp en de kelder vulde zich met zachte muziek. Symon begon te zingen.

Hij daalde van zijn heuvel

en reed door de straten der stad

met al hun bochten en trappen

naar zijn verborgen schat,

naar zijn geheime liefde,

zijn schande en zijn vreugd.

Geen burcht en geen gouden keten

Doen een man half zoveel deugd.

‘Het gaat nog verder,’ zei de man toen hij even ophield. ‘Een heel stuk zelfs. Vooral het refrein is leuk, vind ik. “Want handen van goud zijn altijd koud, maar vrouwenhanden zijn warm:…” ’

‘Genoeg.’ Tyrion trok zijn vingers zonder iets erin uit zijn mantel. ‘Dat is een lied dat ik niet nog eens wil horen. Nooit.’

‘Nee?’ Symon Zilvertong legde zijn harp weg en nam een slok wijn. ‘Jammer. Maar iedere man heeft zijn lied, zoals mijn oude leermeester placht te zeggen toen hij mij leerde spelen. Anderen zullen dat wijsje misschien meer waarderen. Of uw edele vader.’

Tyrion wreef over het litteken op zijn neus en zei: ‘Mijn vader heeft geen tijd voor zangers, en mijn zuster is minder vrijgevig dan ze lijkt. Een wijs man zou meer kunnen verdienen met zwijgen dan met zingen.’ Duidelijker kon hij het niet zeggen.

Symon leek snel genoeg te begrijpen waar hij op zinspeelde. ‘U zult mijn prijs bescheiden vinden.’

‘Dat hoor ik graag.’ Dit zou geen zaak van dertig gouden draken zijn, vreesde Tyrion. ‘Zeg het maar.’

‘Op de bruiloft van koning Joffry,’ zei de man, ‘komt er een zangerswedstrijd.’

‘En er komen jongleurs, narren en dansende beren.’

‘Eén dansende beer, heer,’ zei Symon, die de voorbereidingen van Cersei kennelijk met veel meer belangstelling had gevolgd dan Tyrion. ‘Maar zeven zangers. Galyeon van Caay, Bethanie-met-de-mooie-vingers, Aemon Costijn, Alaric van Eysen, Hamis de Harpspeler, Collio Quaynis en Orland van Oudstee gaan een wedstrijd aan om een vergulde luit met zilveren snaren. Toch is er onverklaarbaar genoeg geen uitnodiging uitgegaan naar iemand die hun aller meester is.’

‘Laat me eens raden. Symon Zilvertong?’

Symon glimlachte bescheiden. ‘Ik ben bereid deze grootspraak te bewijzen in aanwezigheid van de koning en zijn hof. Hamis is oud en vergeet vaak wat hij zingt. En Collio, met dat absurde Tyroshaccent! Wie meer dan één op de drie woorden verstaat mag zich gelukkig prijzen.’

‘Mijn dierbare zuster organiseert het feest. Zelfs als ik u die uitnodiging zou kunnen bezorgen maakt het misschien een rare indruk. Zeven Koninkrijken, zeven geloften, zeven uitdagingen, zevenenzeventig gerechten… maar acht zangers? Wat zal de Hoge Septon daar wel niet van denken?’

‘U lijkt mij geen vrome man, heer?’

‘Vroomheid is niet aan de orde. Er dienen bepaalde vormen in acht genomen te worden.’

Symon nam een slok wijn. ‘Desondanks… het leven van een zanger is niet ongevaarlijk. Wij oefenen ons beroep uit in bierlokalen en wijnkroegen, voor smerige zuiplappen. Mocht een van de zeven zangers van uw zuster iets overkomen, dan hoop ik dat u mij als vervanger zult overwegen.’ Hij glimlachte sluw, onfatsoenlijk tevreden met zichzelf.

‘Zes zangers zou inderdaad net zo’n ongelukkig aantal zijn als acht. Ik zal inlichtingen inwinnen omtrent de gezondheid van Cerseis zevental. Mocht een van hen niet gedisponeerd zijn, dan weet mijn dienstman Bronn u te vinden.’

‘Dat is mooi, heer.’ Daar had Symon het bij kunnen laten, maar meegesleept door zijn triomf voegde hij eraan toe. ‘Ik zal beslist zingen op de avond van koning Joffry’s bruiloft. Mocht het gebeuren dat ik naar het hof geroepen word, welnu, dan wil ik de koning mijn beste composities bieden, liederen die ik al ontelbare malen gezongen heb en die zeker in de smaak zullen vallen. Maar als ik in de een of andere naargeestige wijnkroeg mocht komen te zingen… tja, dat zou dan dé gelegenheid zijn om mijn nieuwe liedje uit te proberen. Want handen van goud zijn altijd koud, maar vrouwenhanden zijn warm.’

‘Dat zal niet nodig zijn,’ zei Tyrion. ‘U hebt mijn woord als Lannis ter dat Bronn u binnenkort komt opzoeken.’

‘Héél mooi, heer.’ De kalende zanger met het buikje pakte zijn houtharp weer op.

Bronn wachtte met de paarden bij de ingang van het steegje. Hij hielp Tyrion opstijgen. ‘Wanneer breng ik die kerel naar Schemerdel?’

‘Nooit.’ Tyrion wendde zijn paard. ‘Geef hem nog drie dagen, en vertel hem dan dat Hamis de Harpspeler zijn arm heeft gebroken. Zeg dat hij zich in die kleren niet aan het hof kan vertonen en dat hem dus meteen nieuwe aangemeten moeten worden. Hij zal maar al te grif meegaan.’ Hij trok een gezicht. ‘Misschien wil jij zijn tong hebben, die schijnt van zilver te zijn. De rest moet voorgoed verdwijnen.’

Bronn grijnsde. ‘Ik weet een eethuis in de Vlooienzak waar ze een lekkere bak hachee serveren. Ze zeggen dat daar allerlei soorten vlees in zitten.’

‘Laat mij daar dan maar nooit eten.’ Tyrion zette zijn paard tot een sukkeldrafje aan. Hij verlangde naar een bad, hoe heter hoe beter.

Zelfs dat bescheiden genoegen was hem echter niet vergund, want hij was nog niet in zijn vertrekken terug of Podderik Peyn meldde hem dat hij in de toren van de Hand ontboden was. ‘Uw vader wil u spreken. De Hand. Heer Tywin.’

‘Ik weet nog wie de Hand is, Pod,’ zei Tyrion. ‘Ik ben mijn neus kwijt, niet mijn hersens.’

Bronn lachte. ‘Bijt die knul nou niet zijn kop af.’

‘Waarom niet? Die gebruikt hij toch nooit.’ Tyrion vroeg zich af wat hij nu weer gedaan had. Of, wat waarschijnlijker is, wat ik heb ‘nagelaten. Ontboden worden door heer Tywin, daar zaten altijd haken en ogen aan. Zijn vader liet hem nooit komen om gewoon samen een hapje te eten of een beker wijn te drinken, dat was een ding dat zeker was.

Toen hij niet lang daarna zijn vaders bovenzaal betrad hoorde hij een stem zeggen: ‘…kersenhout voor de scheden, met een bekleding van rood leer en versierd met een rij zuiver gouden noppen in de vorm van leeuwenkoppen. Misschien met ogen van granaat…’

‘Robijnen,’ zei heer Tywin. ‘Aan granaten ontbreekt het vuur.’

Tyrion schraapte zijn keel. ‘Heer. U hebt mij ontboden?’

Zijn vader keek op. ‘Ja. Kom eens kijken.’ Op de tafel tussen hen in lag een in oliedoek gewikkelde bundel, en heer Tywin had een zwaard in zijn hand. ‘Een huwelijkscadeau voor Joffry,’ zei hij tegen Tyrion. In het licht dat door de ruitvormige ramen viel straalde het zwaard een roodzwarte gloed uit toen heer Tywin het omdraaide om de snede te inspecteren, terwijl de knop en de pareerstang vonkten als goud. ‘Met al die zotteklap over Stannis en zijn magische zwaard leek het mij het beste om Joffry ook iets uitzonderlijks te geven. Een koning hoort een koninklijk wapen te hebben.’

‘Dat is veel te veel zwaard voor Joff,’ zei Tyrion.

‘Hij groeit er wel naartoe. Hier, voel het gewicht eens.’

Het zwaard was veel lichter dan hij verwacht had. Toen hij het omdraaide zag hij waarom. Maar één metaal kon zo dun gesmeed worden en toch sterk genoeg zijn om mee te vechten. En met die vlam erin, het kenmerk van staal dat talloze malen dubbelgeslagen is, was er geen twijfel mogelijk. ‘Valyrisch staal.’

‘Ja,’ zei heer Tywin innig tevreden.

Eindelijk, vader? Klingen van Valyrisch staal waren schaars en kostbaar, maar desondanks waren er nog duizenden van op de wereld, waarvan alleen al tweehonderd in de Zeven Koninkrijken. Het was zijn vader altijd een doorn in het oog geweest dat geen daarvan aan het huis Lannister behoorde. De Oude Koningen van de Rots hadden wel zo’n wapen gehad, maar het slagzwaard Felgebrul was verloren gegaan toen Tommen, de tweede koning, het op zijn zottenqueeste mee teruggenomen had naar Valyria. Hij was nooit weergekeerd, net zomin als oom Gery, de jongste en vermetelste van zijn vaders broers, die ongeveer acht jaar geleden op zoek was gegaan naar dat verloren zwaard.

Minstens drie keer had heer Tywin aan verarmde, mindere huizen aangeboden hun Valyrische zwaarden te kopen, maar zijn avances waren altijd resoluut afgewezen. Als de Lannisters erom vroegen wilden de kleine jonkertjes graag afstand doen van hun dochters, maar hun oude familiezwaarden bleven ze koesteren.

Tyrion vroeg zich af waar het metaal voor dit wapen vandaan kwam. Een paar meester-wapensmeden waren in staat oud Valyrisch staal om te smeden, maar de geheime samenstelling was verloren gegaan toen de Doem over het oude Valyria was gekomen. ‘Wat een vreemde kleuren,’ merkte hij op, terwijl hij de kling in het zonlicht omdraaide. Valyrisch staal was meestal zo donkergrijs dat het bijna zwart leek, en dat gold ook hier. Maar waar het was dubbelgeslagen was het vermengd met een kleur rood die even intens was als het grijs. De twee kleuren spoelden om elkaar heen zonder in elkaar op te gaan, iedere rimpeling afzonderlijk waarneembaar, als golven van nacht en bloed op een stalen strand. ‘Hoe komt u aan dit patroon? Ik heb nog nooit zoiets gezien.’

‘Ik ook niet, heer,’ zei de wapensmid. ‘Ik moet bekennen dat dit niet de kleuren waren die ik op het oog had, en ik zou niet weten hoe ik ze nog een keer moest maken. Uw vader had om het scharlakenrood van uw huis gevraagd, dus ben ik begonnen met die kleur door het metaal te mengen. Maar Valyrisch staal heeft een eigen wil. Men zegt dat zulke oude zwaarden een geheugen bezitten en niet gemakkelijk te veranderen zijn. Ik heb tientallen spreuken toegepast en het rood herhaaldelijk lichter gemaakt, maar de kleur werd steeds weer donker, alsof de kling het zonlicht eruit zoog. En sommige lagen wilden het rood helemáál niet opnemen, zoals u ziet. Als de heren niet tevreden zijn blijf ik het natuurlijk proberen, zo vaak als u wilt, maar…’

‘Niet nodig,’ zei heer Tywin. ‘Dit voldoet.’

‘Een scharlakenrood zwaard fonkelt misschien fraai in de zon, maar eerlijk gezegd bevallen deze kleuren mij beter,’ zei Tyrion. ‘Ze hebben een onheilspellende schoonheid… en ze maken deze kling uniek. Er is in de hele wereld geen tweede zwaard zoals dit, zou ik denken.’

‘Er is er één.’ De wapensmid boog zich over de tafel om de bundel in oliedoek open te vouwen en een tweede zwaard te onthullen.

Tyrion legde Joffry’s zwaard neer en pakte het tweede. Zoal geen tweelingen, dan waren dit toch op zijn minst neven in de eerste graad. Dit zwaard was dikker en zwaarder, een halve duim breder en drie duim langer, maar ze vertoonden dezelfde mooie, heldere lijnen en dezelfde opvallende kleurstelling, die rimpelingen van bloed en nacht. Over dit tweede zwaard liepen drie bloedgeulen van het gevest naar de punt. Dat van de koning had er maar twee. Joffs gevest was veel meer versierd — de armen van de pareerstang waren leeuwenpoten met uitgestoken klauwen van robijn — maar beide zwaarden hadden een greep van fraai bewerkt rood leer en als knop een gouden leeuwenkop.

‘Schitterend.’ Zelfs in Tyrions ongeoefende handen leek de kling tot leven te komen. ‘Ik heb nooit een betere balans gevoeld.’

‘Het is voor mijn zoon bestemd.’

Ik hoef niet te vragen welke. Tyrion legde Jaimes zwaard op de tafel terug, naast dat van Joffry. Hij vroeg zich af of Robb Stark zijn broer lang genoeg in leven zou laten om het te gebruiken. Onze vader denkt blijkbaar van wel, want waarom heeft hij het anders laten smeden?

‘U hebt goed werk verricht, meester Mott,’ zei heer Tywin tegen de wapensmid. ‘Mijn hofmeester zal de betaling afhandelen. En niet vergeten, robijnen voor de zwaardscheden.’

‘Zeker, heer. U bent heel royaal.’ De man vouwde de oliedoek om de zwaarden heen, schoof de bundel onder een arm en zonk op zijn knie. ‘Het is mij een eer de Hand des Konings te dienen. Ik zal de zwaarden een dag voor de bruiloft komen brengen.’

‘Denkt u daar goed om.’

Toen de wachters de wapensmid hadden uitgelaten klauterde Tyrion op een stoel. ‘Dus… een zwaard voor Joff, een zwaard voor Jaime, en niet eens een dolk voor de dwerg. Staan de zaken zo, vader?’

‘Er was genoeg staal voor twee klingen, niet voor drie. Als je een dolk nodig hebt, neem er dan een uit de wapenkamer. Robert heeft er een heleboel nagelaten. Gerion heeft hem als huwelijkscadeau een vergulde dolk met een ivoren heft en een saffieren knop gegeven, en de helft van de gezanten aan zijn hof probeerde bij zijne genade in de gunst te komen door hem met juwelen versierde messen en met zilver ingelegde zwaarden te geven.’

Tyrion glimlachte. ‘Ze hadden hem meer plezier gedaan door hem hun dochters aan te bieden.’

‘Ongetwijfeld. Het enige mes dat hij gebruikte was het jachtmes dat hij als jongen van Jon Arryn had gekregen.’ Heer Tywin wuifde met een hand ten teken dat hij genoeg had van koning Robert en zijn vele messen. ‘Wat heb je op de rivieroever aangetroffen?’

‘Modder,’ zei Tyrion, ‘en een paar dode dingen waarvan niemand de moeite had genomen ze te begraven. Voor we de haven weer kunnen openen moeten we het Zwartewater uitbaggeren en de gezonken schepen in duigen slaan of bergen. Driekwart van de kaden moet gerepareerd worden en een aantal moet misschien afgebroken en herbouwd worden. De vismarkt is compleet weggevaagd en zowel de Rivierpoort als de Koningspoort zijn door de rammen van Stannis aan splinters geslagen en moeten vervangen worden. Ik huiver als ik aan de kosten denk.’ Als je werkelijk goud schijt, vader, zoek dan een gemak op en ga aan de slag, had hij het liefst gezegd, maar hij wist wel beter.

‘Je zult het benodigde goud wel weten te vinden.’

‘O ja? Waar dan? De schatkist is leeg, dat heb ik al eens gezegd. We hebben de alchemisten nog niet afbetaald voor het vele wildvuur, noch de smeden voor mijn keten, en Cersei heeft beloofd de kroon de helft van de kosten voor Joffs bruiloft te laten betalen — zevenenzeventig gangen, verdomme nog aan toe, duizend gasten, en een pastei vol duiven, zangers, jongleurs…’

‘Extravagantie heeft zijn nut. We moeten de macht en de rijkdom van de Rots van Casterling ten overstaan van het hele rijk tentoonspreiden.’

‘Dan zou de Rots van Casterling misschien ook moeten betalen.’

‘Waarom? Ik heb Pinkjes boekhouding ingezien. De inkomsten van de kroon zijn tien keer zo hoog als onder Aerys.’

‘En de uitgaven ook. Met geld was Robert net zo gul als met zijn lul. Pinkje heeft fors geleend. Van u, onder andere. Ja, de inkomsten zijn aanzienlijk, maar nauwelijks genoeg om de woekerrente op Pinkjes leningen af te betalen. Wilt u de schulden van de kroon aan het huis Lannister kwijtschelden?’

‘Doe niet zo absurd.’

‘Dan zijn zeven gangen misschien ook genoeg. Driehonderd gasten in plaats van duizend. Voor zover ik weet is een huwelijk even bindend zónder een dansende beer.’

‘De Tyrels zullen ons voor krenterig houden. Ik wil die bruiloft én de rivieroever. Als je dat niet kunt betalen, zeg dat dan, zodat ik een muntmeester kan zoeken die het wel kan.’

De schande om zo gauw alweer ontslagen te worden zou Tyrion niet snel op zich laden. ‘Ik vind dat geld wel.’

‘Zeker,’ verzekerde zijn vader hem, ‘en als je toch bezig bent, zie dan ook het bed van je vrouw te vinden.’

Dus de roddels zijn zelfs tot hem doorgedrongen. ‘Dat heb ik al gedaan, dank u wel. Dat is het meubelstuk tussen het raam en de haard met die fluwelen hemel en dat matras van ganzendons.’

‘Het doet me genoegen dat je dat weet. Misschien moet je dan nu meer te weten zien te komen van de vrouw die het met je deelt.’

Vrouw? Kind, zul je bedoelen. ‘Heeft een spin u iets in het oor gefluisterd of heb ik dat aan mijn lieve zuster te danken?’ In aanmerking genomen wat zich tussen Cerseis lakens afspeelde mocht je toch verwachten dat ze zo fatsoenlijk zou zijn zich hier niet mee te bemoeien. ‘Mag ik weten waarom alle meiden en kameniers van Sansa bij Cersei in dienst zijn? Ik ben het zat om in mijn eigen vertrekken beloerd te worden.’

‘Als de bedienden van je vrouw je niet zinnen, ontsla ze dan en stel andere aan die je beter bevallen. Dat is je goed recht. Mij gaat het om je vrouws maagdenvlies, niet om haar dienstmaagden. Ik begrijp die… teergevoeligheid niet. Je schijnt er geen moeite mee te hebben met hoeren naar bed te gaan. Zit dat meisje Stark anders in elkaar?’

‘Waarom vindt u het verdomme zo belangrijk in wie ik mijn pik steek?’ wilde Tyrion weten. ‘Sansa is te jong.’

‘Ze is oud genoeg om vrouwe van Winterfel te worden als haar broer sterft. Bezit haar, en je bent weer een stapje dichter bij het bezit van het noorden. Maak haar zwanger en de buit is bijna binnen. Moet ik je eraan herinneren dat een huwelijk dat niet voltrokken is ongeldig verklaard kan worden?’

‘Door de Hoge Septon of een concilie des Geloofs. De Hoge Septon die we nu hebben is een afgerichte zeehond die op commando leuk kan blaffen. Uilebol zal mijn huwelijk nog eerder annuleren dan hij.’

‘Misschien had ik Sansa Stark dan beter aan Uilebol kunnen uithuwelijken. Die had allicht geweten wat hij met haar moest doen.’

Tyrions handen klemden zich om de leuningen van zijn stoel. ‘Ik heb nu wel genoeg gehoord over de maagdelijkheid van mijn echtgenote. Maar als we het toch over huwelijken hebben, waarom hoor ik niets over de aanstaande trouwpartij van mijn zuster? Het staat me bij…’

Heer Tywin viel hem in de rede. ‘Hamer Tyrel heeft nee gezegd op mijn aanbod, Cersei aan zijn erfgenaam Willas uit te huwelijken.’

‘Onze lieve Cersei gewéígerd?’ Tyrions stemming werd een stuk beter.

‘Toen ik die verbintenis voor het eerst aan hem voorstelde leek heer Tyrel er niet onwelwillend tegenover te staan,’ zei zijn vader. ‘De volgende dag was alles veranderd. Daar zat dat ouwe mens achter. Haar zoon zit vreselijk bij haar onder de plak. Varys beweert dat ze tegen hem gezegd heeft dat je zuster te oud en te “gebruikt” was voor haar dierbare eenbenige kleinzoon.’

‘Dat zal Cersei wel fijn gevonden hebben.’ Hij lachte.

Heer Tywin zond hem een kille blik toe. ‘Ze weet het niet. En ze zal het ook niet te weten komen. Het is beter voor ons allemaal dat dit aanbod nooit gedaan is. Denk erom, Tyrion. Dit aanbod is nooit gedaan.’

‘Welk aanbod?’ Tyrion vermoedde dat heer Tyrel weleens spijt zou kunnen krijgen van zijn bedankje.

‘Je zuster zál trouwen. De vraag is met wie. Ik heb verscheidene ideeën…’ Maar voor hij daar aan toekwam werd er op de deur geklopt. Een wachter stak zijn hoofd naar binnen om grootmaester Pycelle aan te kondigen. ‘Laat maar binnenkomen,’ zei heer Tywin.

Pycelle kwam binnenwankelen met een stok en bleef net lang genoeg stilstaan om Tyrion een blik toe te werpen die melk zou doen stremmen. Zijn eens zo weelderige witte baard, die iemand onbegrijpelijkerwijs had afgeschoren, groeide nu dunnetjes en donzig weer aan maar liet de onooglijke roze kwabben die onder aan zijn kin bungelden onbedekt. ‘Heer Hand,’ zei de oude man en boog zo diep dat hij net niet omviel, ‘er is nog een vogel uit Slot Zwart gekomen. Wellicht kunnen we daar onder vier ogen over spreken?’

‘Dat is niet nodig.’ Heer Tywin wuifde grootmaester Pycelle naar een stoel. ‘Tyrion mag blijven.’

Ooo, mag dat? Hij wreef over zijn neus en wachtte.

Pycelle schraapte zijn keel, hetgeen met het nodige gekuch en gerochel gepaard ging. ‘De brief komt van dezelfde Bouwen Mars die de vorige heeft gestuurd. De kasteelheer. Hij schrijft dat heer Mormont bericht heeft gezonden over wildlingen die in groten getale zuidwaarts trekken.’

‘De gebieden achter de Muur zijn onleefbaar voor grote aantallen mensen,’ zei Tywin. ‘Die waarschuwing is niet nieuw.’

‘Deze laatste wel, heer. Mormont heeft vanuit het spookwoud een vogel gestuurd met het bericht dat hij werd aangevallen. Sindsdien zijn er nog meer raven teruggekeerd, maar geen enkele met een brief. Die Bouwen Mars vreest dat heer Mormont gesneuveld is, en zijn hele krijgsmacht met hem.’

Tyrion had de oude Jeor Mormont met zijn barse optreden en zijn pratende vogel wel gemogen. ‘Is dat zeker?’ vroeg hij.

‘Nee,’ gaf Pycelle toe, ‘maar geen van Mormonts mannen is tot nog toe teruggekomen. Mars vreest dat ze door de wildlingen zijn gedood en dat de volgende aanval de Muur zelf zal gelden.’ Hij frummelde in zijn gewaad en vond het papier. ‘Hier is zijn missive, heer, een smeekbede aan alle vijf de koningen. Hij wil manschappen, zoveel als we hem kunnen sturen.’

‘Vijf koningen?’ zei zijn vader geërgerd. ‘In Westeros is maar één koning. Laten die idioten in het zwart dat goed bedenken als ze willen dat zijne genade zich iets aan hen gelegen laat liggen. Als u antwoord stuurt, meld hem dan dat Renling dood is en dat de anderen verraders en bedriegers zijn.’

‘Ze zullen ongetwijfeld blij zijn dat te vernemen. De Muur is een wereld op zich en nieuws dringt slechts traag tot hen door.’ Pycelles hoofd wiebelde op en neer. ‘Wat moet ik Mars schrijven betreffende de manschappen waar hij om vraagt? Moeten we de raad bijeenroepen…’

‘Niet nodig. De Nachtwacht is een bende dieven, moordenaars en laaggeboren kinkels, maar ik bedenk me dat ze met de juiste discipline misschíén het tegendeel kunnen bewijzen. Als Mormont inderdaad dood is moeten de zwarte broeders een nieuwe opperbevelhebber kiezen.’

Pycelle wierp Tyrion een slinkse blik toe. ‘Een uitstekend idee, heer. Ik weet precies wie. Janos Slink.’

Dat beviel Tyrion helemaal niets. ‘De zwarte broeders kiezen hun bevelhebber zelf,’ bracht hij hun in herinnering. ‘Heer Slink is nieuw op de Muur. Dat weet ik, want ik heb hem er zelf heen gestuurd. Waarom zouden ze hém verkiezen boven tien anderen die er al langer zijn?’

‘Dat zal ik je uitleggen,’ zei zijn vader, op een toon die liet doorschemeren dat Tyrion een simpele ziel was. ‘Als ze niet kiezen wie wij willen is hun Muur gesmolten voor de eerstvolgende man hem te zien krijgt.’

Ja, dat zou wel werken. Tyrion schoof naar voren. ‘Janos Slink is de verkeerde man, vader. We zouden een betere hebben aan de commandant van de Schaduwtoren. Of Oostwacht-aan-Zee.’

‘De commandant van de Schaduwtoren is een Mallister van Zeegaard. Oostwacht staat onder bevel van een ijzerman.’ Heer Tywins toon sprak boekdelen: die zou hij geen van tweeën kunnen gebruiken.

‘Janos Slink is een slagerszoon,’ was Tyrion gedwongen zijn vader in herinnering te brengen. ‘U hebt zelf gezegd…’

‘Ik weet heus wel wat ik gezegd heb. Maar Slot Zwart is Harrenhal niet. De Nachtwacht is de koninklijke raad niet. Voor ieder werk een werktuig, en een werktuig voor ieder werk.’

Tyrion stoof woedend op. ‘Heer Janos is een leeg harnas dat zich aan de hoogste bieder verkoopt.’

‘Dat lijkt mij een punt in zijn voordeel. Wie biedt er hoger dan wij?’ Hij wendde zich tot Pycelle. ‘Stuur een raaf. Schrijf dat koning Joffry de dood van opperbevelhebber Mormont diep betreurt, maar helaas geen mannen kan missen zolang er nog zo veel rebellen en usurpatoren in het veld zijn. Laat doorschemeren dat dat weleens heel anders zou kunnen liggen zodra de troon veilig gesteld is… vooropgesteld dat de koning volledig op het hoofd van de Wacht kan vertrouwen. Vraagt u tot slot aan Mars of hij de allerhartelijkste groeten van zijne genade aan zijn trouwe vriend en dienaar heer Janos Slink wil overbrengen.’

‘Ja, heer.’ Pycelles verwelkte hoofd deinde weer op en neer. ‘Ik zal schrijven wat de Hand beveelt. Met groot genoegen.’

Ik had beter zijn hoofd kunnen afknippen dan zijn baard, peinsde Tyrion. En Slink had beter samen met zijn dierbare vriend Allar Diem uit zwemmen kunnen gaan. Met Symon Zilvertong had hij die domme fout tenminste niet meer begaan. Zie je wel, vader? had hij willen schreeuwen. Zie je hoe snel ik mijn lesje leer?

Загрузка...