Catelyn

Ser Desmond Grel diende het huis Tulling al zijn hele leven.

Hij was schildknaap geweest toen Catelyn geboren werd, ridder toen ze leerde lopen, rijden en zwemmen, en wapenmeester op de dag dat ze trouwde. Hij had heer Hosters kleine Cat zien opgroeien tot een jonge vrouw, de gemalin van een machtig heer, de moeder van een koning. En nu heeft hij me ook nog in een verraadster zien veranderen.

Haar broer Edmar had ser Desmond tot kastelein van Stroomvliet benoemd toen hij ten strijde trok, dus moest hij nu over haar misdaad oordelen. Omdat hij daarmee in zijn maag zat had hij ter ondersteuning haar vaders hofmeester Utherydes Wagen meegenomen. De twee mannen stonden haar aan te kijken, ser Desmond omvangrijk, vuurrood en zwaar in verlegenheid gebracht, Utherydes ernstig, hol en melancholiek. Ze hebben hun leven aan mijn vaders dienst gewijd en ik beloon ze met schande, dacht Catelyn vermoeid.

‘Uw zonen,’ zei Desmond uiteindelijk. ‘Maester Veyman heeft het ons verteld. De arme jongens. Vreselijk. Vreselijk. Maar…’

‘Wij delen in uw smart, vrouwe,’ zei Utherydes Wagen. ‘Heel Stroomvliet rouwt met u, maar…’

‘Het nieuws moet u van zinnen hebben gebracht,’ viel Desmond in, ‘waanzinnig van verdriet, de waanzin van een moeder, de mensen zullen het wel begrijpen. U wist niet…’

‘Ik wist het wel,’ zei Catelyn ferm. ‘Ik begreep wat ik deed en wist dat het verraderlijk was. Als u mij niet straft zullen de mensen denken dat wij hebben samengezworen om Jaime Lannister te bevrijden. Ik heb dit gedaan, en ik alleen ben verantwoordelijk. Sla mij in de lege ijzers van de Koningsmoordenaar en ik zal ze met fier heid dragen, als het zo moet zijn.’ .

‘Boeien!’ Alleen al het woord leek de arme ser Desmond de stuipen op het lijf te jagen. ‘Voor de moeder van de koning, de dochter van mijn heer? Onmogelijk.’

‘Wellicht,’ zei hofmeester Utherydes, ‘stemt u ermee in zich in uw vertrekken te laten opsluiten totdat ser Edmar terugkeert, vrouwe? Zodat u een poosje alleen bent om voor uw vermoorde zonen te bidden?’

‘Opgesloten, ja,’ zei ser Desmond. ‘Opgesloten in een torencel, dat zou voldoende zijn.’

‘Als u mij opsluit, doe het dan in mijn vaders kamers, zodat ik hem troost kan bieden tijdens zijn laatste dagen.’

Ser Desmond dacht even na. ‘Goed. Het zal u niet aan comfort of een hoffelijke behandeling ontbreken, maar u mag niet meer vrij in het slot rondlopen. Bezoekt u desgewenst de sept, maar blijft u verder in de kamers van heer Hoster totdat heer Edmar terugkomt.’

‘Zoals u wenst.’ Zolang haar vader nog leefde was haar broer geen heer, maar Catelyn verbeterde hem niet. ‘Laat u mij bewaken als u dat nodig acht, maar ik geef u mijn woord dat ik niet zal proberen te ontsnappen.’

Ser Desmond knikte, zichtbaar opgelucht dat hij deze onaangename taak achter de rug had, maar Utherydes Wagen met zijn droevige ogen bleef nog even staan toen de kastelein vertrok. ‘Wat u hebt gedaan is heel ernstig, vrouwe, maar voor niets. Ser Desmond heeft ser Robin Reyger erachteraan gezonden om de Koningsmoordenaar terug te brengen… of in het uiterste geval zijn hoofd.’

Dat was niet meer dan Catelyn had verwacht. Moge de Krijgsman je zwaardarm kracht geven, Briënne, bad ze. Zij had gedaan wat ze kon, nu restte haar nog slechts hoop.

Haar spullen werden overgebracht naar haar vaders slaapvertrek, dat gedomineerd werd door het grote hemelbed waarin zij was geboren, met houten pilaren in de vorm van forellen. Haar vader zelf was een halve trapomgang naar beneden gebracht. Zijn ziekbed was tegenover het driehoekige balkon van zijn woonzaal neergezet, zodat hij de rivieren kon zien waar hij altijd zo van had gehouden.

Toen Catelyn binnenkwam sliep heer Hoster. Ze liep het balkon op en bleef daar staan met een hand op de ruwe stenen balustrade. Voorbij de punt van het slot stroomde de snelle Steenstort met de kalme Rode Vork samen en ze kon een heel eind stroomafwaarts kijken. Als er een gestreept zeil uit het oosten nadert komt ser Robin terug. Op dit moment was het wateroppervlak leeg. Daarvoor dankte ze de goden, waarna ze weer naar binnen liep om bij haar vader te gaan zitten.

Catelyn zou niet kunnen zeggen of heer Hoster wist dat ze er was, of enige troost putte uit haar aanwezigheid, maar het troostte haar om bij hem te zijn. Wat zou u zeggen als u van mijn misdaad afwist, vader? vroeg ze zich af. Had u hetzelfde gedaan als Lysa en ik ons in handen van onze vijanden bevonden? Of had u mij ook veroordeeld en het de waanzin van een moeder genoemd?

De geur van de dood hing in deze kamer, een zware, weezoete, hardnekkige lucht. Hij deed haar denken aan de zoons die ze had verloren, haar lieve Bran en haar kleine Rickon, vermoord door Theon Grauwvreugd, die Neds pupil was geweest. Ze rouwde nog steeds om Ned, ze zou altijd om Ned blijven rouwen, maar dat haar kleine jongens haar nu ook nog afgenomen waren…’Het is gruwelijk wreed om een kind te verliezen,’ fluisterde ze zachtjes, meer tegen zichzelf dan tegen haar vader.

Heer Hosters ogen gingen open. ‘Tansy,’ prevelde hij met een door pijn verstikte stem.

Hij herkent me niet. Catelyn was eraan gewend geraakt dat hij haar voor haar moeder of haar zuster Lysa aanzag, maar de naam Tansy was haar vreemd. ‘Ik ben Catelyn,’ zei ze. ‘Dit is Cat, vader.’

Kon er een andere vrouw zijn geweest in het leven van haar vader? Een dorpsmeisje dat hij in zijn jeugd onrecht had gedaan, misschien? Zou hij na moeders dood troost hebben gezocht in de armen van een dienstmeid? Een vreemde gedachte die haar verontrustte. Plotseling kreeg ze het gevoel dat ze haar vader helemaal niet gekend had. ‘Wie is Tansy, heer? Wilt u dat ik haar laat halen, vader? Waar vind ik die vrouw? Leeft ze nog?’

Heer Hoster kreunde. ‘Dood.’ Zijn hand tastte naar de hare. ‘Je krijgt nog wel andere… lieve kindertjes, en wettig geboren.’

Andere? dacht Catelyn. Is hij vergeten dat Ned gestorven is? Heeft hij het nog tegen Tansy, of ben ik het nu weer, of Lysa, of moeder?

Toen hij kuchte hoestte hij bloederig slijm op. Hij omklemde haar vingers. ‘…wees een goede echtgenote en de goden zullen je… zonen zegenen… wettige zonen… aaaah.’ Door de plotselinge pijnscheut kneep heer Hoster zijn vingers dicht. Zijn nagels boorden zich in haar hand, en ze slaakte een gesmoorde kreet.

Maester Veyman kwam haastig aanlopen om nog een dosis papaversap klaar te maken en zijn heer te helpen het door te slikken. Weldra was heer Hoster Tulling in diepe slaap verzonken.

‘Hij vroeg naar een vrouw,’ zei Cat. ‘Tansy.’

‘Tansy?’ De maester keek haar niet-begrijpend aan.

‘Kent u niemand die zo heet? Een dienstmeisje, een vrouw uit een dorp in de buurt? Misschien iemand van jaren geleden?’ Catelyn was heel lang niet op Stroomvliet geweest.

‘Nee, vrouwe. Ik kan wel navraag doen, als u wilt. Als zo iemand ooit op Stroomvliet heeft gediend zal Utherydes Wagen het vast wel weten. Tansy, zei u? Dat is een andere naam voor boerenwormkruid. De gewone man noemt zijn dochters vaak naar bloemen en kruiden.’ De maester keek peinzend. ‘Ik herinner me dat er een weduwe was, die kwam altijd naar het slot om te kijken of er nog oude schoenen te verzolen vielen. Zij heette Tansy, nu ik eraan denk. Of was het Pansy? Iets in die geest. Maar ze is al jaren niet geweest…’

‘Ze heette Viooltje,’ zei Catelyn, die zich de oude vrouw heel goed herinnerde.

‘O ja?’ De maester keek verontschuldigend. ‘Neemt u mij niet kwalijk, vrouwe Catelyn, maar ik kan niet blijven. Ser Desmond heeft voorgeschreven dat wij uitsluitend met u mogen spreken voor zover onze plicht dat vereist.’

‘Dan moet u doen wat hij bevolen heeft.’ Catelyn kon het ser Desmond niet kwalijk nemen; ze had hem weinig reden tot vertrouwen gegeven en hij vreesde ongetwijfeld dat ze misbruik zou maken van de loyaliteit die velen op Stroomvliet nog tegenover de dochter van hun heer voelden, en nog meer onheil zou aanrichten. Ik ben in ieder geval van de oorlog af, zei ze bij zichzelf, zij het maar voor even.

Na het vertrek van de maester sloeg ze een wollen mantel om en liep het balkon weer op. Zonlicht blonk op de rivieren en verguldde het oppervlak van het water dat voorbij het slot deinde. Catelyn schermde haar ogen af tegen de felle glans, zoekend naar een zeil in de verte en vrezend dat ze het zou zien. Maar er was niets, en niets hield in dat haar hoop nog leefde.

Die hele dag keek ze uit, en tot diep in de nacht, tot haar benen pijn deden van het staan. Laat in de middag kwam er een raaf naar het slot. Met grote zwarte vleugels fladderde hij omlaag naar het roekenhuis. Duistere wieken, duistere woorden, dacht ze, want de vorige vogel die was aangekomen en de ontzetting die hij had gebracht stonden haar nog levendig voor de geest.

Toen de avond viel kwam maester Veyman terug om heer Tulling te verzorgen en Catelyn een bescheiden avondmaaltijd van brood, kaas en gekookt rundvlees met mierikswortel te brengen. ‘Ik heb met Utherydes Wagen gesproken, vrouwe. Zolang hij hier dient is er nooit een vrouw op Stroomvliet geweest die Tansy heette, dat weet hij heel zeker.’

‘Er is vandaag een raaf gearriveerd, zag ik. Is Jaime gegrepen?’ Of gedood, mogen de goden het verhoeden?

‘Nee vrouwe, we hebben geen bericht over de Koningsmoordenaar gekregen.’

‘Nog een veldslag dan? Verkeert Edmar in moeilijkheden? Of Robb? Alstublieft, wee st u zo goed, neemt u mijn angst weg.’

‘Vrouwe, ik mag eigenlijk niet…’ Veyman keek om zich heen alsof hij er zeker van wilde zijn dat er verder niemand in het vertrek was. ‘Heer Tywin heeft het rivierengebied verlaten. Alles is rustig bij de Voorden.’

‘Waar kwam die raaf dan vandaan?’

‘Uit het westen,’ antwoordde hij, druk bezig met heer Hosters beddengoed. Hij ontweek haar blikken.

‘Kwam dat nieuws van Robb?’

Hij aarzelde. ‘Ja, vrouwe.’

‘Er is iets mis.’ Ze zag het aan zijn gedrag. Hij verborg iets voor haar. ‘Vertel op. Is het Robb? Is hij gewond?’ Niet dood, goeie goden, vertel me alsjeblieft niet dat hij dood is.

‘Zijne genade is gewond geraakt bij de bestorming van de Steilte,’ zei màester Veyman, nog steeds ontwijkend, ‘maar hij schrijft dat er geen reden tot bezorgdheid is, en dat hij weldra terug hoopt te keren.’

‘Gewond? Wat voor wond? Hoe ernstig?’

‘Geen reden tot bezorgdheid, schrijft hij.’

‘Alle wonden maken mij bezorgd. Wordt hij verpleegd?’

‘Daar ben ik zeker van. De maester op de Steilte zal hem ongetwijfeld verzorgen.’

‘Waar is hij gewond geraakt?’

‘Vrouwe, ik heb bevel om niet met u te spreken. Het spijt mij.’ Veyman verzamelde zijn drankjes en haastte zich naar buiten. Opnieuw was Catelyn alleen met haar vader. Het papaversap had zijn werk gedaan en heer Hoster was diep in slaap gezakt. Zijn mond stond open, en een,dun straaltje speeksel liep uit een van zijn mondhoeken en maakte zijn kussen vochtig. Catelyn nam een linnen doek en veegde het voorzichtig weg. Toen ze hem aanraakte kreunde heer Hoster. ‘Vergeef me,’ zei hij zo zacht dat ze de woorden nauwelijks verstond. ‘Tansy… bloed… het bloed… goeie goden…’

Zijn woorden verontrustten haar meer dan ze kon zeggen, al kon ze er geen touw aan vastknopen. Bloed, dacht ze. Komt alles dan op bloed neer? Vader, wie was die vrouw, en wat hebt u haar aangedaan waarvoor u al die vergeving nodig hebt?

Die nacht sliep Catelyn onrustig, geplaagd door vormeloze dromen over haar kinderen, de zoekgeraakte en de dode. Ruimschoots voor de ochtend aanbrak werd ze wakker met de woorden van haar vader in haar oren. Lieve kindertjes, en wettig geboren… waarom zou hij zoiets zeggen, tenzij hij… is het mogelijk dat hij bij die vrouw Tansy een bastaard heeft verwekt? Dat kon ze niet geloven. Haar broer Edmar, die wel, het zou haar niets verbazen om te horen dat Edmar een stuk of tien natuurlijke kinderen had. Maar haar vader niet, niet heer Hoster Tulling, nooit.

Zou Tansy een koosnaampje voor Lysa kunnen zzïn, zoals hij mij Cat noemde? Heer Hoster had haar al eens eerder met haar zuster verwisseld. Je krijgt nog wel andere, zei hij. Lieve kindertjes, en wettig geboren. Lysa had vijf miskramen gehad, twee keer in het Adelaarsnest en drie keer in Koningslanding, maar nooit op Stroomvliet, waar heer Hoster in de buurt zou zijn geweest om haar te troosten. Nooit, tenzij… tenzij ze die eerste keer zwanger was…

Zij en haar zuster waren op dezelfde dag getrouwd en onder hun vaders hoede achtergelaten toen hun kersverse echtgenoten waren vertrokken om weer aan Roberts opstand deel te nemen. Naderhand, toen hun maandbloed niet op de gebruikelijke tijd kwam, had Lysa blij en gelukkig gebabbeld over de zonen van wie ze zeker wist dat ze ze droegen. ‘Jouw zoon wordt erfgenaam van Winterfel en de mijne van het Adelaarsnest. O, ze zullen de beste vrienden zijn zoals jouw Ned en heer Robert. Ze zullen eerder broers dan neven zijn, echt, ik weet het gewoon.’ Ze was zo gelukkig.

Maar Lysa’s bloed was niet lang daarna toch gekomen, en al haar vreugde was vervlogen. Catelyn had altijd gedacht dat Lysa gewoon wat over tijd was geweest, maar als ze echt zwanger was geweest…

Ze herinnerde zich de eerste keer dat ze Robb aan haar zuster had gegeven om vast te houden, klein, met een rood hoofd en krijsend, maar ook toen al sterk en vol leven. Catelyn had de baby nog met in haar zusters armen gelegd of Lysa was in tranen geweest. Haastig had ze Catelyn de baby weer teruggegeven en was gevlucht.

Als ze destijds een kind had verloren zou dat vaders woorden kunnen verklaren, en nog heel veel andere dingen ook. Lysa’s huwelijk met heer Arryn was inderhaast gearrangeerd en Jon was toen al een oude man geweest, ouder dan hun vader. Een oude man zonder erfgenaam. Zijn eerste vrouwen waren kinderloos gestorven, de zoon van zijn broer was samen met Brandon Stark in Koningslanding vermoord, zijn dappere neef was gesneuveld in de Slag van de Klokken. Voor het voortbestaan van het huis Arryn had hij een jonge echtgenote nodig… een jonge echtgenote die zeker vruchtbaar was.

Catelyn stond op, sloeg een mantel om en daalde de trappen naar de donkere woonzaal af, waar ze naast haar vader bleef staan. Een gevoel van machteloze vrees vervulde haar. ‘Vader,’ zei ze. ‘Vader, ik weet wat u gedaan hebt.’ Ze was geen onschuldige bruid met een hoofd vol dromen meer. Ze was een weduwe, een verraadster, een treurende moeder, en wijs geworden, wereldwijs. ‘U hebt gezorgd dat hij haar nam,’ fluisterde ze. ‘Lysa was de prijs die Jon Arryn moest betalen voor de zwaarden en speren van het huis Tulling.’

Geen wonder dat haar zusters huwelijk zo liefdeloos was geweest.

De Arryns waren trots, en erg op hun eer gespitst. Heer Jon mocht dan met Lysa getrouwd zijn om de Tullings aan de zaak van hun opstand te binden en in de hoop een zoon te krijgen, het moest hem hard zijn gevallen een vrouw lief te hebben die bezoedeld en onwillig naar zijn bed was gekomen. Hij was ongetwijfeld vriendelijk en plichtsgetrouw geweest, dat wel, maar Lysa had warmte nodig.

Toen ze de volgende dag ontbeet vroeg Catelyn om een ganzenveer en papier en begon een brief te schrijven aan haar zuster in de Vallei van Arryn. Ze vertelde Lysa over Bran en Rickon, worstelend met de woorden, maar het meeste ging over hun vader. Hij denkt alleen nog maar aan het onrecht dat hij jou heeft aangedaan, nu zijn tijd kort wordt. Maester Veyman zegt dat hij het papaversap niet nog sterker durft te maken. Het is tijd dat vader zijn zwaard en schild neerlegt, tijd dat hij rust krijgt. Maar hij blijft grimmig doorvechten en wil zich niet overgeven. Dat is vanwege jou, denk ik. Hij heeft jouw vergiffenis nodig. De oorlog heeft de weg van het Adelaarsnest naar Stroomvliet gevaarlijk gemaakt om te reizen, dat weet ik, maar een sterke compagnie ridders zal jou toch wel veilig door de Maanbergen kunnen brengen? Honderd man, of duizend? En als je niet kunt komen, wil je hem dan tenminste schrijven? Een paar liefdevolle woorden, zodat hij in vrede kan sterven? Schrijf wat je wilt en ik zal het hem voorlezen en zijn heengaan verlichten.

Nog terwijl ze de ganzenveer weglegde en om zegelwas vroeg, had Catelyn het gevoel dat haar brief onvoldoende was en te laat kwam. Maester Veyman dacht niet dat heer Tulling nog zoveel tijd van leven had dat een raaf heen en weer kon vliegen naar het Adelaarsnest. Al heeft hij zoiets al eerder gezegd… De mannen van Tulling gaven zich niet gemakkelijk over, hoe groot de overmacht ook was. Nadat ze het perkament aan de hoede van de maester had toevertrouwd, ging Catelyn naar de sept en stak een kaars aan voor de Vader in den Hoge, omwille van haar eigen vader, een tweede voor de Oude Vrouw die de eerste raaf de wereld had binnengelaten toen ze door de deur des doods gluurde, en een derde voor de Moeder, voor Lysa en alle kinderen die ze allebei verloren hadden.

Later die dag, toen ze met een boek aan heer Hosters bed zat en alsmaar dezelfde passage herlas, hoorde ze luide stemmen en het geschetter van een trompet. Ser Robin, dacht ze onmiddellijk en ze kromp in elkaar. Ze liep naar het balkon, maar buiten op de rivieren was niets te zien. Wel kon ze buiten de stemmen duidelijker horen, het geluid van vele paarden, het gerinkel van wapenrustingen, en hier en daar gejuich. Catelyn beklom de wenteltrap naar het dak van de burcht. Ser Desmond heeft me niet verboden het dak op te gaan, zei ze al klimmend tegen zichzelf.

De geluiden kwamen van de andere kant van het slot, van de hoofdpoort. Een kluitje mannen stond voor het valhek, dat met horten en stoten omhoogging, en op de velden daarachter, buiten het slot, bevonden zich een paar honderd ruiters. Toen de wind hun banieren strak blies beefde ze van opluchting bij het zien van de springende forel van Stroomvliet. Edmar.

Het duurde nog twee uur voor het hem behaagde haar op te zoeken. Inmiddels weergalmde het slot van de luidruchtige herenigingen tussen de mannen en hun vrouwen en kinderen. Drie raven waren uit het roekenhuis opgestegen en hadden klapwiekend met hun zwarte vleugels het luchtruim gekozen. Catelyn had ze gezien vanaf haar vaders balkon. Ze had haar haren gewassen, zich verkleed en zich erop voorbereid de verwijten van haar broer aan te horen … maar toch viel het wachten haar zwaar.

Toen ze eindelijk geluiden voor haar deur hoorde ging ze zitten en vouwde haar handen in haar schoot. Edmars laarzen, scheenplaten en wapenrok zaten onder de opgedroogde rode modderspatten. Als je hem zo zag zou je nooit zeggen dat hij zijn veldslag gewonnen had. Hij was mager en afgetrokken, met bleke wangen, een ongekamde baard en te felle ogen.

‘Edmar,’ zei Catelyn ongerust, ‘je ziet er niet goed uit. Is er iets gebeurd? Zijn de Lannisters de rivier overgestoken?’

‘Ik heb ze teruggeslagen. Heer Tywin, Gregor Clegane, Addam Marbrand. Ik heb ze rechtsomkeert laten maken. Maar Stannis…’ Hij trok een gezicht.

‘Stannis? Wat is er met Stannis?’

‘Die heeft de slag bij Koningslanding verloren,’ zei Edmar ongelukkig. ‘Zijn vloot is in brand gevlogen en zijn leger uiteengeslagen.’

Een overwinning voor de Lannisters was slecht nieuws, maar Catelyn deelde de zichtbare verslagenheid van haar broer niet. Ze had nog steeds nachtmerries over de schaduw die ze door Renlings tent had zien glijden en de manier waarop het bloed tussen de stalen stroken van zijn hals beschermer doorgelopen was. ‘Stannis was net zomin onze vriend als heer Tywin.’

‘Je snapt het niet. Hooggaarde heeft zich voor Joffry verklaard. Dome ook. Het hele zuiden.’ Zijn mond werd een streep. ‘En jij ziet kans de Koningsmoordenaar te laten lopen. Je had het recht niet.’

‘Ik had het recht van een moeder.’ Haar stem was kalm, al bracht het nieuws omtrent Hooggaarde Robbs verwachtingen een zware klap toe. Maar daar kon ze nu niet bij stilstaan.

‘Het recht niet,’ herhaalde Edmar. ‘Hij was Robbs gevangene, de gevangene van je kóning, en Robb had mij opgedragen hem goed te bewaken.’

‘Briënne zal hem ook goed bewaken. Dat heeft ze gezworen op haar zwaard.’

‘Dat vróówmens?’

‘Zij zal Jaime in Koningslanding afleveren en Arya en Sansa veilig bij ons terugbrengen.’

‘Cersei zal ze nooit laten gaan.’

‘Niet Cersei. Tyrion. Hij heeft het gezworen, in aanwezigheid van het hof. En de Koningsmoordenaar heeft het ook gezworen.’

‘Het woord van Jaime is waardeloos. En wat de Kobold betreft, ze zeggen dat die tijdens de slag een bijl in zijn hoofd heeft gekregen. Tegen de tijd dat die Briënne van jou Koningslanding bereikt — als ze dat al doet — is hij dood.’

‘Dood?’ Konden de goden echt zo genadeloos zijn? Ze had Jaime honderd eden laten zweren, maar het was de belofte van zijn broer waarop ze haar hoop had gevestigd.

Edmar had geen oog voor haar ontsteltenis. ‘Jaime was mijn verantwoordelijkheid, en ik wil hem terug. Ik heb raven gestuurd…’

‘Raven, naar wie? Hoeveel?’

‘Drie,’ zei hij, ‘om er zeker van te zijn dat het bericht heer Bolten bereikt. Over water of over de weg, de route van Stroomvliet naar Koningslanding leidt vlak langs Harrenhal.’

‘Harrenhal.’ Het woord alleen al leek de kamer te verduisteren. Met een van ontzetting verstikte stem zei ze: ‘Edmar, weet je wat je hebt gedaan?’

‘Wees maar niet bang, ik heb jouw rol weggelaten. Ik heb geschreven dat Jaime ontsnapt was en duizend draken uitgeloofd voor wie hem weer vangt.’

Het wordt steeds erger, dacht Catelyn wanhopig. Mijn broer is een idioot. Ongevraagde en ongewenste tranen sprongen haar in de ogen. ‘Als dit een ontsnapping was,’ zei ze zachtjes, ‘en geen uitwisseling van gijzelaars, waarom zouden de Lannisters mijn dochters dan aan Briënne meegeven?’

‘Zover komt het niet. De Koningsmoordenaar wordt teruggebracht, daar heb ik voor gezorgd.’

‘Het enige waarvoor je hebt gezorgd is dat ik mijn dochters nooit meer terug zal zien. Briënne zou hem veilig naar Koningslanding hebben gebracht, zolang niemand jacht op ze maakte. Maar nu…’ Catelyn was niet in staat om verder te spreken. ‘Ga weg, Edmar.’ Ze had het recht niet om hem te commanderen, hier in dit slot dat weldra van hem zou zijn, maar toch duldde haar toon geen tegenspraak. ‘Laat me alleen met vader en met mijn verdriet, jou heb ik niets meer te zeggen. Ga. Ga.’ Ze wilde alleen nog maar liggen, haar ogen sluiten en slapen, en bidden dat ze niet zou dromen.

Загрузка...