Het badhuis van Harrenhal was een schemerige, dampige ruimte met een laag plafond en overal grote stenen badkuipen. Toen Jaime naar binnen werd gebracht zat Briënne in een daarvan bijna nijdig haar arm te schrobben. ‘Niet zo hard, deerne,’ riep hij. ‘Straks schrob je je vel eraf. Ze liet haar borstel vallen en bedekte haar tieten met handen zo groot als die van Gregor Clegane. De puntige kleine knopjes die ze zo dringend moest verbergen, zouden bij een meisje van tien minder hebben misstaan dan op haar stevige, gespierde borst.
‘Wat doe jij hier?’ wilde ze weten.
‘Heer Bolten staat erop dat ik met hem dineer maar hij heeft er niet aan gedacht mijn vlooien uit te nodigen.’ Jaime trok met zijn linkerhand aan zijn bewaker. ‘Help me uit die stinkende vodden.’ Met één hand kon hij niet eens zijn hozen losrijgen. De man gehoorzaamde met tegenzin, maar hij deed het wel. ‘Laat ons nu alleen,’ zei Jaime toen zijn kleren in een hoopje op de natte stenen vloer lagen. ‘De jonkvrouw van Tarth wil niet dat zulk tuig als jullie naar haar tieten gluurt.’ Hij wees met zijn stomp naar de vrouw met het scherpe gezicht die Briënne assisteerde. ‘Jij ook. Wacht buiten maar. Er is maar één deur, en deze deerne is zo fors, die zal heus niet proberen door een schoorsteen te klauteren.’
De gehoorzaamheid zat er goed in. De vrouw volgde zijn bewaker naar buiten, zodat ze het badhuis voor zich alleen hadden. De kuipen waren groot genoeg voor zes of zeven personen, zoals gebruikelijk in de Vrijsteden, dus klom Jaime traag en moeizaam bij de deerne. Allebei zijn ogen waren open, al was het rechter ondanks Qyborns bloedzuigers nog steeds een beetje gezwollen. Jaime voelde zich net honderdnegen, wat al heel wat beter was dan hij zich had gevoeld toen hij Harrenhal bereikte.
Briënne schoof bij hem vandaan. ‘Er zijn nog meer badkuipen.’
‘Deze hier is prima.’ Behoedzaam liet hij zich tot zijn kin in het dampende water glijden. ‘Wees maar niet bang, deerne. Je dijen zijn bont en blauw, en ik stel geen belang in wat ertussen zit.’ Hij moest zijn rechterarm op de rand laten rusten, want Qyborn had hem op het hart gedrukt het linnen droog te houden. Hij voelde de spanning uit zijn benen vloeien, maar zijn hoofd tolde. ‘Als ik van mijn stokje ga, vis me er dan uit. Geen enkele Lannister is ooit in bad verdronken en ik ben niet van plan de eerste te zijn.’
‘Waarom zou het me iets kunnen schelen hoe jij aan je eind komt?’
‘Je hebt een plechtige gelofte gedaan.’ Hij glimlachte toen een vurige blos langs de dikke witte zuil van haar hals omhoogkroop. ‘Nog steeds de preutse maagd. Wat denk jij dan dat ik nog niet gezien heb?’ Hij tastte naar de borstel die ze had laten vallen, pakte hem met zijn vingers en begon zich in het wilde weg te schrobben. Zelfs dat ging moeizaam en onhandig. Mijn linkerhand deugt nergens voor.
Toch werd het water donkerder toen het aangekoekte vuil op zijn huid oploste. De deerne hield hem haar rug toegekeerd, de spieren in haar brede schouders gespannen en hard.
‘Is de aanblik van mijn stomp zo akelig?’ vroeg Jaime. ‘Je zou blij moeten zijn dat ik de hand kwijt ben waarmee ik de koning heb vermoord. De hand die dat joch van Stark de toren uitgesmeten heeft. De hand die ik tusen mijn zusters dijen schuif om haar nat te maken.’ Hij hield de stomp voor haar gezicht. ‘Geen wonder dat Renling dood is, met jou als bewaakster.’
Ze sprong op alsof hij haar had geslagen, en heet water golfde door de kuip. Toen ze eruit klom ving Jaime een glimp op van de dikke blonde bos haar bij de aanzet van haar dijen. Ze was veel hariger dan zijn zuster. Absurd genoeg voelde hij zijn lid onder water in beweging komen. Nu weet ik dat ik te lang van Cersei gescheiden ben. Hij wendde zijn ogen af, verontrust door de reactie van zijn lichaam. ‘Dat was beneden peil,’ mompelde hij. ‘Ik ben verminkt, en verbitterd. Vergeef me, deerne. Je hebt me niet slechter beschermd dan een man gedaan zou hebben, en beter dan de meesten.’
Ze hulde haar naaktheid in een handdoek. ‘Drijf je de spot met me?’
Dat prikkelde zijn boosheid weer. ‘Is je schedel zo dik als een kasteelmuur? Dat was een verontschuldiging. Ik ben het zat om. ruzie met je te maken. Als we eens een wapenstilstand sloten?’
‘Voor een wapenstilstand is vertrouwen nodig. Wou je dat ik…’
‘…de Koningsmoordenaar vertrouwde? Ja. De eedbreker die de arme, zielige Aerys Targaryen heeft vermoord.’ Jaime snoof. ‘Aerys is niet degene waar ik spijt van heb, maar Robert. “Ik hoor dat ze je de bijnaam Koningsmoordenaar hebben gegeven,” zei hij tegen me op zijn kroningsfeest. “Daar maak je toch zeker geen gewoonte van, hè?” En hij lachte. Waarom maakt niemand Robert voor eed breker uit? Hij heeft het rijk uit elkaar laten vallen, maar ik ben degene die schijt voor eer krijgt.’
‘Robert deed alles uit liefde.’ Het water liep van Briënnes benen en vormde een plasje om haar voeten.
‘Robert deed alles uit trots, of om een kut en een knap gezicht.’ Hij balde een vuist, of dat zou hij gedaan hebben als hij een hand had gehad. Pijn vlijmde door zijn arm, wreed als gelach.
‘Hij trok ten strijde om het rijk te redden,’ hield ze vol.
Om het rijk te redden. ‘Heb je gehoord dat mijn broer de Zwartwaterstroom in brand heeft gestoken? Wildvuur brandt op water. Aerys zou erin gebaad hebben als hij gedurfd had. Alle Targaryens waren verzot op vuur.’ Jaime voelde zich licht in het hoofd. Dat komt door de hitte hierbinnen, het gif in mijn bloed, de naweeën van mijn koorts. Ik ben mezelf niet. Hij liet zich weer zakken totdat het water tot zijn kin kwam. ‘Mijn witte mantel bezoedeld… ik droeg die dag mijn gouden wapenrusting, maar…’
‘Gouden wapenrusting?’ Haar stem klonk veraf en vaag.
Hij dobberde rond in de hitte, in herinneringen. ‘Toen dansende griffioenen de Slag van de Klokken hadden verloren werd hij door Aerys verbannen.’ Waarom vertel ik dat aan dit absurd lelijke kind? ‘Het was eindelijk tot hem doorgedrongen dat Robert niet zomaar een vogelvrij heerschap was dat hij naar willekeur kon verpletteren, maar de grootste bedreiging voor het huis Targaryen sinds Daemon Zwartvier. De koning herinnerde Lewyn Martel er op botte wijze aan dat hij Elia in handen had en stuurde hem erop uit om het bevel op zich te nemen van tienduizend Dorners die over de Koningsweg optrokken. Jon Darring en Barristan Selmy reden naar Steensept om zoveel mogelijk mannen van de griffioen te verzamelen, en prins Rhaegar kwam uit het zuiden terug en haalde zijn vader over om zijn trots in te slikken en de mijne te ontbieden. Maar er kwam geen raaf terug van de Rots van Casterling, en daardoor werd de koning nog banger. Hij zag overal verraders, en Varys was er altijd als de kippen bij om er een paar aan te wijzen die hij misschien over het hoofd had gezien. Daarom beval zijne genade zijn alchemisten om overal in Koningslanding vaten wildvuur neer te zetten. Onder de Sept van Baelor en de krotten in de Vlooienzak, onder stallen en opslagplaatsen, bij alle zeven poorten en zelfs in de kelders van de Rode Burcht.
Alles werd in het diepste geheim gedaan door een handvol meester-vuurbezweerders. Ze vertrouwden zelfs niet op de hulp van hun eigen acolyten. De koningin hield al jaren haar ogen dicht en Rhaegar was druk bezig een leger op de been te brengen. Maar Aerys’ nieuwe Hand, die van de strijdhamer en de dolk, was niet helemaal achterlijk, en toen Rossart, Belis en Garigus dag en nacht kwamen en gingen werd hij achterdochtig. Chelstede was zijn naam, heer Chelstede.’ Het was hem al vertellend ineens weer te binnen geschoten. ‘Ik hield de man voor een lafaard, maar op de dag dat hij tegenover Aerys ging staan had hij ergens moed uit geput. Hij deed wat hij kon om hem van zijn plannen af te brengen. Hij redeneerde, hij schertste, hij dreigde, en ten slotte smeekte hij. Toen dat niet hielp deed hij zijn ambtsketen af en smeet die op de grond. Daarvoor liet Aerys hem levend verbranden, en daarna hing hij zijn favoriete vuur bezweerder Rossart de keten om zijn nek. De man die heer Rickard Stark in zijn eigen harnas had gekookt. En al die tijd stond ik in mijn witte staal onder aan de Ijzeren Troon, roerloos als een kadaver, om mijn leenheer en zijn dierbare geheimen te bewaken.
Mijn gezworen broeders waren allemaal weg, moet je weten, maar Aerys hield mij liever bij zich. Ik was de zoon van mijn vader, dus mij vertrouwde hij niet. Hij wilde me ergens hebben waar Varys me dag en nacht in het oog kon houden. Dus hoorde ik alles.’ Hij wist nog hoe Rossarts ogen altijd waren gaan glanzen als hij zijn kaarten uitrolde om te laten zien waar ‘de substantie’ neergezet moest worden. Garigus en Belis waren al net zo. ‘Rhaegar trof Robert bij de Drietand, en je weet hoe dat afliep. Toen het nieuws het hof bereikte stuurde Aerys de koningin met prins Viserys naar Drakensteen. Prinses Elia had ook mee willen gaan, maar dat mocht niet van hem. Om de een of andere reden had hij het in zijn hoofd gezet dat vorst Lewyn Rhaegar bij de Drietand verraden moest hebben, maar hij dacht dat hij zeker kon zijn van de trouw van Dorne zolang hij Elia en Aegon maar bij zich hield. “De verraders willen mijn stad,” hoorde ik hem tegen Rossart zeggen, “maar van mij zullen ze alleen maar as krijgen. Laat Robert maar koning zijn over verkoolde botten en gekookt vlees.” De Targaryens begraven hun doden nooit maar verbranden ze. Aerys wilde de grootste brandstapel van allemaal. Al geloof ik eerlijk gezegd dat hij niet echt geloofde dat het zijn dood zou worden. Net als indertijd Aerion Lichtvuur dacht Aerys dat het vuur hem zou transformeren… dat hij zou herrijzen, herboren als draak, en al zijn vijanden tot as zou verbranden.
Ned Stark haastte zich naar het zuiden met Roberts voorhoede, maar de strijdkrachten van mijn vader bereikten de stad het eerst. Pycelle overtuigde de koning ervan dat zijn landvoogd van het Westen was gekomen om hem te verdedigen, dus opende hij de poorten. Dat was de enige keer dat hij wél naar Varys had moeten luisteren, maar hij negeerde hem. Mijn vader had zich afzijdig gehouden van de oorlog, broedend op al het onrecht dat Aerys hem had aangedaan en vastbesloten dat het huis Lannister aan de kant van de overwinnaar zou staan. De Drietand gaf de doorslag.
Mijn taak was het om de Rode Burcht te verdedigen, maar ik wist dat we verloren waren. Ik zond iemand naar Aerys om verlof te vragen voor onderhandelingen. De man kwam terug met een koninklijk bevel. Als je geen verrader bent, breng me dan je vaders hoofd. Aerys wilde niet van overgave weten. Heer Rossart was bij hem, zei mijn bode. Ik wist wat dát betekende.
Toen ik Rossart vond was hij gekleed als een gewone wapenknecht en haastte hij zich naar een uitvalspoort je. Eerst sloeg ik hem dood. Daarna sloeg ik Aerys dood, voordat hij iemand anders zou vinden om zijn boodschap aan de vuurbezweerders over te brengen. Dagen later dreef ik de twee anderen in het nauw en sloeg die ook dood. Belis bood me goud en Garigus jammerde om genade. En een zwaard is dan weliswaar barmhartiger dan vuur, ik denk niet dat Garigus de door mij betoonde vriendelijkheid erg op prijs stelde.’
Het water was lauw geworden. Toen Jaime zijn ogen opende, merkte hij dat hij naar de stomp van zijn zwaardhand staarde. De hand die mij in de Koningsmoordenaar heeft veranderd. De geit had hem in één klap van zijn glorie en zijn schande beroofd. En wat rest er? Wie ben ik nu?
De deerne zag er belachelijk uit met de handdoek tegen haar platte tieten gedrukt en daaronder die dikke witte benen. ‘Ben je door mijn verhaal je tong kwijtgeraakt? Schiet op, vervloek me, kus me of noem me een leugenaar, maar zég iets.’
‘Als dit waar is, hoe komt het dan dat niemand het weet?’
‘De ridders van de Koningsgarde moeten zweren de geheimen van de koning te bewaren. Wou je dat ik mijn eed had gebroken?’ Jaime lachte. ‘Dacht je dat de edele heer van Winterfel mijn zwakke verklaringen wenste aan te horen? Zo’n éérzaam man. Hij hoefde me alleen maar aan te kijken om me schuldig te achten.’ Jaime kwam zwaaiend overeind, en het koude water liep over zijn borst. ‘Met welk recht oordeelt de wolf over de leeuw? Met welk récht?’ Een krachtige huivering doorvoer hem, en zijn stomp sloeg tegen de rand van de badkuip toen hij eruit wilde klimmen.
Pijn sidderde door hem heen… en plotseling begon het badhuis te draaien. Briënne greep hem vast voor hij kon vallen. Haar arm was een en al kippenvel, klam en kil, maar ze was sterk, en zachtzinniger dan hij verwacht had. Zachtzinniger dan Cersei, dacht hij toen ze hem uit de kuip hielp, zijn benen onvast als een slappe lul. ‘Wacht!’ hoorde hij de deerne roepen. ‘De Koningsmoordenaar!’
Jaime, dacht hij, ik heet Jaime.
Het eerstvolgende waarvan hij zich bewust was, was dat hij op de vochtige vloer lag, terwijl de wacht, de deerne en Qyborn zich allemaal met bezorgde blikken over hem heen bogen. Briënne was naakt maar dat scheen haar even ontschoten te zijn. ‘Dat komt door de hitte van de baden,’ zei maester Qyborn juist tegen hen. Nee, hij is geen maester, ze hebben hem zijn keten afgekomen. ‘Bovendien zit er nog gif in zijn bloed en is hij ondervoed. Wat hebben jullie hem te eten gegeven?’
‘Wormen, pis en grijs braaksel,’ opperde Jaime.
‘Hard brood, water en havermout,’ beweerde een wachter. ‘Maar hij at er bijna niks van. Wat doen we met hem?’
‘Afboenen, aankleden en desnoods naar ’s Konings Brandstapel dragen,’ zei Qyborn. ‘Heer Bolten staat erop dat hij vanavond bij hem dineert. De tijd dringt.’
‘Breng me schone kleren voor hem,’ zei Briënne. ‘Ik zorg wel dat hij gewassen en aangekleed is.’
De anderen waren maar al te blij dat ze die taak aan haar over konden laten. Ze hesen hem overeind en zetten hem op een stenen bank langs de muur. Briënne liep weg om haar handdoek te halen en kwam terug met een harde borstel om hem schoon te schrobben. Een van de wachters gaf haar een scheermes om zijn baard bij te werken. Qyborn kwam terug met baaien kleingoed, schone, zwarte wollen hozen, een losse groene tuniek en een leren buis dat van voren dichtgeregen moest worden. Met Briënnes hulp slaagde hij erin zich zelf aan te kleden. ‘Nu alleen nog een zilveren spiegel.’
De Bloedige Maester had ook schone kleren voor Briënne bij zich, een vlekkerige japon van roze satijn. ‘Het spijt me, jonkvrouwe. Dit zijn de enige vrouwenkleren in Harrenhal die groot genoeg zijn om u te passen.’
Het was onmiddellijk duidelijk dat de japon op maat gemaakt was voor iemand met slankere armen, kortere benen en veel vollere borsten. Briënne zat onder de blauwe plekken, en de Myrische kant verhulde dat nauwelijks. Al met al zag de deerne er zo bespottelijk uit. Haar schouders zijn forser dan de mijne, en haar nek is dikker, dacht Jaime. Geen wonder dat ze liever in maliën loopt. Bovendien flatteerde de kleur roze haar niet. Er kwamen minstens tien gemene opmerkingen bij hem op, maar die slikte hij bij uitzondering nu eens in. Hij kon haar beter niet op stang jagen, want met één hand was hij niet tegen haar opgewassen.
Qyborn had ook een flacon meegebracht. ‘Wat is dat?’ wilde Jaime weten toen de maester zonder keten erop aandrong dat hij eruit dronk.
‘In azijn gedrenkt zoethout, met honing en kruidnagelen. Daar sterkt u een beetje van aan, en u krijgt een helder hoofd.’
‘Geef mij maar het drankje waar je nieuwe handen van krijgt,’ zei Jaime. ‘Dat moet ik hebben.’
‘Opdrinken,’ zei Briënne zonder te glimlachen, en hij deed het.
Pas na een halfuur voelde hij zich sterk genoeg om te staan. Na de schemerige, vochtige warmte van het badhuis was de buitenlucht een klap in zijn gezicht. ‘Heer Bolten zal al wel naar hem uitkijken,’ zei een wachter tegen Qyborn. ‘Naar haar ook. Moet ik hem dragen?’
‘Ik kan nog lopen. Briënne, geef me je arm.’
Terwijl hij zich aan haar vastklampte liet Jaime zich over de binnenplaats meevoeren naar een reusachtige, tochtige zaal die zelfs nog groter was dan de troonzaal in Koningslanding. Langs de wanden zat naar schatting om de tien voet een enorme haard, meer dan hij tellen kon, maar er was nergens vuur gemaakt, en de kou die tussen de wanden hing drong dan ook door tot op het bot. Een stuk of tien speerdragers met bontmantels aan stonden op wacht bij de deuren en de trappen naar de twee bovengalerijen. En in het midden van die onmetelijke leegte, aan een schragentafel die door enorme lappen gladde tegelvloer omringd leek, wachtte de heer van Fort Gruw, uitsluitend bediend door een schenker.
‘Heer,’ zei Briënne toen ze voor hem stonden.
De ogen van Rous Balten waren lichter dan steen en donkerder dan melk, en .. zijn stem was poeslief. ‘Het verheugt mij dat u sterk genoeg bent om mij gezelschap te houden, ser. Gaat u zitten, jonkvrouwe.’ Hij wees naar de uitstalling van kaas, brood, koud vlees en fruit waarmee de tafel gedekt was. ‘Rood of wit? Geen bijzonder wijnjaar, vrees ik. Ser Amaury had de kelders van vrouwe Whent bijna geheel drooggelegd.’
‘Ik neem aan dat hem dat zijn kop heeft gekost.’ Jaime liet zich snel in de hem aangeboden stoel zakken, opdat Bolten niet zou zien hoe zwak hij was. ‘Wit is voor Starks. Ik drink rood, zoals iedere goede Lannister.’
‘Ik heb liever water,’ zei Briënne.
‘Elmar, rode wijn voor ser Jaime, water voor vrouwe Briënne, en hippocras voor mijzelf.’ Bolton wuifde hun escorte weg, en de mannen bliezen geluidloos de aftocht.
Oudergewoonte reikte Jaime met zijn rechterhand naar zijn wijn. Zijn stomp bracht de kelk aan het wankelen, zodat zijn schone linnen verband met felrode spetters besprenkeld werd en hij gedwongen was de beker met zijn linkerhand te grijpen voordat die omviel. Maar Bolten deed net of hij Jaimes onhandigheid niet merkte. De noorderling pakte zelf een pruim en at die met kleine, felle hapjes op. ‘Probeert u deze eens, ser Jaime. Ze zijn heel zoet, en bovendien bevorderlijk voor de spijsvertering. Heer Vargo heeft ze meegenomen uit een herberg, voor hij die in brand stak.’
‘Mijn spijsvertering is uitstekend, die geit is geen heer, en uw pruimen interesseren mij niet half zoveel als uw bedoelingen.’
‘Met u?’ Een flauw lachje beroerde Rous Boltens lippen. ‘U bent een gevaarlijke vangst, ser. U zaait tweedracht om u heen. Zelfs hier, in mijn zo gelukkige Harrenhal.’ Zijn stem was net een zweempje luider dan een fluistering. ‘En in Stroomvliet ook, naar het schijnt. Weet u dat Edmar Tulling duizend gouden draken heeft uitgeloofd voor degene die u weer gevangenneemt?’
Meer niet? ‘Mijn zuster betaalt tien keer zoveel.’
‘Werkelijk?’ Nogmaals dat lachje, dat verscheen en even snel weer verdween. ‘Tienduizend draken is een fors bedrag. Natuurlijk dient ook heer Karstarks aanbod in overweging genomen te woren. Hij heeft de man die hem uw hoofd brengt de hand van zijn dochter beloofd.’
‘Net iets voor uw geit om dat door elkaar te halen,’ zei Jaime.
Bolton grinnikte zacht. ‘Harrion Karstark zat hier gevangen toen wij het kasteel innamen, wist u dat? Ik heb hem alle manschappen uit Karborg gegeven die ik nog bij me had en hem er samen met Hanscoe op uit gestuurd. Ik hoop echt dat hem in Schemer del niets is overkomen… anders zou Alys Karstark de enige van heer Rickards nageslacht zijn die nog in leven is.’ Hij koos nog een pruim uit. ‘Gelukkig voor u heb ik geen echtgenote nodig. Ik ben tijdens mijn verblijf in de Tweeling met jonkvrouw Walda Frey gehuwd.’
‘Schone Walda?’ Moeizaam probeerde Jaime het brood met zijn stomp tegen te houden, terwijl hij er met zijn linkerhand aan trok.
‘Dikke Walda. Heer Frey zegde me als bruidsschat het gewicht van mijn bruid in zilver toe, dus dat bepaalde mijn keus. Elmar, breek eens wat brood af voor ser Jaime.’
De jongen trok een vuistgrote homp van één kant van het brood af en overhandigde die aan Jaime. Briënne brak haar brood zelf. ‘Heer Bolten,’ zei ze, ‘men zegt dat u van plan bent Harrenhal aan Vargo Hoat te geven.’
‘Dat was zijn prijs,’ zei heer Bolten. ‘De Lannisters zijn niet de enigen die hun schulden betalen. Ik moet hoe dan ook binnenkort vertrekken. Edmar Tulling treedt op de Tweeling met jonkvrouw Roslin Frey in het huwelijk, en mijn koning gelast mijn aanwezigheid.’
‘Edmar trouwt?’ zei Jaime. ‘Niet Robb Stark?’
‘Zijne genade is al getrouwd.’ Bolten spuwde een pruimenpit in zijn hand en legde die weg. ‘Met een Westerling van de Steilte. Haar naam is Jeane, heb ik vernomen. U zult haar ongetwijfeld kennen, ser. Haar vader is een baanderman van de uwe.’
‘Mijn vader heeft nogal wat baandermannen, en de meesten van hen hebben dochters.’ Jaime tastte met één hand naar zijn kelk en trachtte zich de betreffende Jeane voor de geest te halen. De Westerlings waren een oud geslacht dat meer trots dan macht bezat.
‘Dat kan niet waar zijn,’ zei Briënne koppig. ‘Koning Robb had gezworen een Frey te trouwen. Hij zou nooit zijn trouw breken, hij…’
‘Zijne genade is een jongen van zestien,’ zei Rous Bolten mild. ‘En ik zou u erkentelijk zijn als u niet aan mijn woorden twijfelde, jonkvrouwe.’
Jaime had bijna medelijden met Robb Stark. De oorlog gewonnen op het slagveld en verloren in de slaapkamer, de arme dwaas. ‘Hoe vindt heer Walder het om in plaats van met wolf met forel te dineren?’ vroeg hij.
‘O, forel is heel smakelijk.’ Bolten hief een bleke vinger naar zijn schenker op. ‘Maar mijn arme Elmar heeft het nakijken. Hij zou met Arya Stark trouwen, maar mijn goede vader Frey was wel gedwongen die verloving te verbreken toen koning Robb hem verried.’
‘Is er nieuws over Arya Stark?’ Briënne boog zich naar voren. ‘Vrouwe Catelyn was bang dat… leeft het meisje nog?’
‘O ja,’ zei de heer van Fort Gruw.
‘Dat is een feit dat zeker is, heer?’
Rous Bolten haalde zijn schouders op. ‘Het is waar dat Arya Stark een tijdlang zoek is geweest, maar nu is ze weer terecht. Ik ben van plan haar veilig naar het noorden terug te zenden.’
‘Haar en haar zuster,’ zei Briënne. ‘Tyrion Lannister heeft ons beide meisjes beloofd in ruil voor zijn broer.’
Dat leek de heer van Fort Gruw te amuseren. ‘Jonkvrouwe, is u dat nooit verteld? Lannisters liegen.’
‘Wordt hier de eer van mijn huis gekrenkt?’ Jaime pakte met zijn goede hand het kaasmes. ‘Rond aan het uiteinde, en nog bot ook,’ zei hij, terwijl hij zijn duim langs de snede liet gaan, ‘maar desondanks zal het zich wel in uw oog boren.’ Het zweet stond op zijn voorhoofd. Hij kon alleen maar hopen dat hij er minder zwak uitzag dan hij zich voelde.
Heer Boltens lachje deed zijn lippen weer eens aan. ‘Stoutmoedig gesproken voor iemand die hulp nodig heeft om zijn brood te breken. Ik moet u erop wijzen dat mijn wachters overal om ons heen staan.’
‘Overal om ons heen, en mijlenver weg.’ Jaime keek de eindeloos lange zaal door. ‘Tegen de tijd dat ze bij ons zijn bent u net zo dood als Aerys.’
‘Het is niet echt ridderlijk om een gastheer over zijn eigen kaas en olijven heen te bedreigen,’ sprak de heer van Fort Gruw berispend. ‘In het noorden zijn de wetten der gastvrijheid ons nog heilig.’
‘Ik ben hier een gevangene en geen gast. Uw geit heeft mijn hand afgehakt. Als u denkt dat ik dat voor een paar pruimen door de vingers zie, vergist u zich deerlijk.’
Nu was heer Bolten beduusd. ‘Misschien wel, ja. Misschien zou ik u als huwelijksgeschenk aan Edmar Tulling moeten geven… of uw hoofd afslaan, zoals uw zuster bij Eddard Stark heeft gedaan.’
‘Dat zou ik u niet aanraden. De Rots van Casterling heeft een geheugen als een ijzeren pot.’
‘Tussen mijn muren en uw rots liggen duizenden mijlen vol bergen, zeeën en moerassen. De vijandschap van de Lannisters heeft voor Bolten weinig om het lijf.’
‘De vriendschap van de Lannisters zou een heleboel om het lijf kunnen hebben.’ Jaime dacht dat hij inmiddels wel wist welk spelletje hier gespeeld werd. Maar weet de deerne het ook? Hij durfde niet te kijken om erachter te komen.
‘Ik ben er niet zeker van of u het soort vrienden bent dat een wijs man er graag op na wil houden.’ Rous Bolten wenkte de jongen. ‘EIrnar, snijd een plak van het gebraad af voor onze gasten.’
Briënne werd het eerst bediend, maar maakte geen aanstalten om te eten. ‘Heer,’ zei ze. ‘Ser Jaime moet tegen vrouwe Catelyns dochters worden uitgewisseld. U moet ons vrijlaten, zodat we onze weg kunnen vervolgen.’
‘De raaf uit Stroomvliet maakte melding van een ontsnapping, niet van een uitwisseling. Als u deze gevangene hebt geholpen zich van zijn boeien te ontdoen bent u schuldig aan verraad, jonkvrouwe.’
De forse deerne rees op. ‘Ik dien vrouwe Stark.’
‘En ik de Koning in het Noorden. Of de Koning-die-het-Noorden-kwijt-is, zoals hij tegenwoordig door sommigen wordt genoemd. Hij heeft ser Jaime nooit aan de Lannisters willen terugverkopen.’
‘Ga zitten en eet, Briënne,’ drong Jaime aan toen Elmar een plak gebraad voor hem neerlegde, donker en bloederig. ‘Als Bolten van plan was ons te vermoorden zou hij niet met gevaar voor eigen ingewanden zijn kostbare pruimen aan ons verspillen.’ Hij staarde naar het vlees en realiseerde zich dat hij dat onmogelijk met één hand kon snijden. Ik ben nog minder waard dan een meid, dacht hij. Die geit heeft er een eerlijke ruil van gemaakt, al betwijfel ik of vrouwe Catelyn hem daarvoor zal bedanken als Cersei haar welpen in dezelfde toestand teruggeeft. Bij die gedachte trok hij een gezicht. Ik wed dat ik daar ook weer de schuld van krijg.
Rous Bolten sneed methodisch zijn vlees, en het bloed liep over zijn bord. ‘Jonkvrouwe Briënne, gaat u weer zitten als ik u zeg dat ik ser Jaime hoop door te sturen, precies zoals u en vrouwe Catelyn dat willen?’
‘Ik… u wilt ons verder sturen?’ De deerne klonk achterdochtig, maar ging wel zitten. ‘Dat is een goede zaak, heer.’
‘Inderdaad. Echter, heer Vargo heeft een klein… probleempje voor me gecreëerd.’ Hij richtte zijn fletse ogen op Jaime. ‘Weet u waarom Hoat uw hand heeft afgehakt?’
‘Omdat hij graag handen afhakt.’ Het linnen om Jaimes stomp was met bloed en wijn bespat. ‘Hij hakt ook graag voeten af. Ik heb niet de indruk dat hij daar een reden voor nodig heeft.’
‘Desondanks had hij er een. Hoat is sluwer dan hij lijkt. Niemand die zijn hersens niet een klein beetje bij elkaar heeft houdt het lang uit als aanvoerder van een compagnie als de Dappere Gezellen.’ Bolten spietste een homp vlees aan de punt van zijn dolk, stak die in zijn mond, kauwde nadenkend en slikte. ‘Heer Vargo heeft het huis Lannister de rug toegekeerd omdat ik hem Harrenhal aanbood, een beloning die duizendmaal zo groot was als wat hij van heer Tywin kon verwachten. Als vreemdeling in Westeros wist hij niet dat er een adder onder het gras school.’
‘De vloek van Harren de Zwarte?’ zei Jaime spottend.
‘De vloek van Tywin Lannister.’ Bolten stak zijn kelk uit en EImar vulde die zwijgend. ‘Onze geit had de Teerbeeks of de Reyns moeten raadplegen. Die hadden hem misschien gewaarschuwd hoe heer Tywin met verraders afrekent.’
‘Er zijn geen Teerbeeks of Reyns meer,’ zei Jaime.
‘Precies. Heer Vargo hoopte ongetwijfeld dat heer Stannis in Koningslanding zou zegevieren en hem van daaruit in het bezit van dit kasteel zou bevestigen uit dankbaarheid voor zijn kleine aandeel in de val van het huis Lannister.’ Hij grinnikte droog. ‘Hij weet ook weinig van Stannis Baratheon af, vrees ik. Het kan zijn dat die hem Harrenhal had gegeven voor zijn goede diensten… maar hij zou hem ook de strop hebben gegeven voor zijn misdaden.’
‘Een strop is barmhartiger dan wat hij van mijn vader zal krijgen.’
‘Dat is hij inmiddels ook gaan beseffen. Nu Stannis verslagen en Renling dood is kan alleen een overwinning van de Starks hem voor heer Tywins wraak behoeden, maar de kansen daarop worden gruwelijk klein.’
‘Koning Robb heeft al zijn veldslagen gewonnen,’ zei Briënne met aplomb. Ze bleef even hardnekkig trouw met woorden als met daden.
‘Alle veldslagen gewonnen, maar de Freys, de Karstarks, Winterfel en het Noorden verloren. Jammer dat de wolf zo jong is. Zestienjarige jongens denken altijd dat ze onsterfelijk en onoverwinnelijk zijn. Een oudere man zou zijn knie gebogen hebben, denk ik. Oorlog wordt altijd door vrede gevolgd en vrede gaat met begenadigingen gepaard… althans voor de Robb Starks. Niet voor lieden als Vargo Hoat.’ Bolten wierp hem een dun lachje toe. ‘Hij is door beide zijden gebruikt, maar geen van beiden zullen ze een traan om zijn verscheiden laten. De Dappere Gezellen hebben niet in de Slag op het Zwartewater gestreden, maar ze zijn er wel gestorven.’
‘Duidt u het mij euvel als ik daar niet om rouw?’
‘U hebt niet met onze zielige, ten dode gedoemde geit te doen? Ocherm… maar de goden vast wel… waarom hebben ze u anders in zijn handen laten vallen?’ Bolten kauwde nog een homp vlees weg. ‘Kar borg is kleiner en armzaliger dan Harrenhal, maar ligt een eind buiten het bereik van de leeuwenklauwen. Wanneer hij eenmaal met Alys Karstark getrouwd is kan Hoat echt heer Vargo zijn. Als hij wat goud van uw vader had kunnen incasseren, des te beter, maar hij zou u toch aan heer Rickard hebben uitgeleverd, ongeacht wat heer Tywin betaalde. Zijn prijs zou het meisje zijn, en een veilige haven.
Maar om u te verkopen moet hij u zien vast te houden, en het rivierengebied krioelt van de lieden die u wat graag zouden stelen. Hanscoe en Langhart zijn bij Schemerdel verslagen, maar het restant van hun krijgsmacht zwerft nog rond, terwijl de achterblijvers door de Berg worden afgeslacht. Ten zuiden en oosten van Stroomvliet sluipen duizend Karstarks rond om jacht op u te maken. Elders bevinden zich mannen van Darring zonder heer of wet, troepen wolven op vier poten en de vogelvrije benden van de Bliksemheer. Dondarrion zou u en de geit met genoegen samen aan één boom hangen.’ De heer van Fort Gruw sopte wat bloed op met een homp brood. ‘Heer Vargo’s enige hoop u veilig te bewaren was Harrenhal, maar hier zijn zijn Dappere Gezellen zwaar in de minderheid tegenover mijn eigen mannen en ser Aenys met zijn Freys. Hij was ongetwijfeld bang dat ik u bij ser Edmar in Stroomvliet zou terugbezorgen… of erger, u zou doorsturen naar uw vader.
Door u te verminken wilde hij uw zwaard als gevaarlijke factor uitschakelen, een afschrikwekkend bewijs hebben om aan uw vader op te sturen en uw waarde voor mij verminderen. Want hij dient mij, zoals ik koning Robb dien. Dus is zijn misdaad de mijne, of dat zal althans zo zijn in uw vaders ogen. En daarin schuilt mijn… kleine probleempje.’ Hij keek Jaime aan en zijn fletse ogen, afwachtend en kil, knipperden niet.
Ik snap het. ‘U wilt dat ik u van alle schuld vrijpleit. Dat ik tegen mijn vader zeg dat die stomp niet uw werk is.’ Jaime lachte. ‘Heer, stuur me naar Cersei en ik zing het mooiste liedje dat u maar wilt over uw zachte behandeling.’ Dat was het enige antwoord waarmee hij kon voorkomen dat Bolten hem aan de geit teruggaf. ‘Als ik een hand had zou ik het opschrijven. Hoe ik verminkt werd door de huurling die door mijn eigen vader naar Westeros was gehaald, en door de edele heer Bolten werd gered.’
‘Ik vertrouw u op uw woord, ser.’
Dat hoor ik niet vaak. ‘Hoe snel krijgen we toestemming om te vertrekken? En hoe dacht u mij langs al die wolven, bandieten en Karstarks te loodsen?’
‘U vertrekt als Qyborn u sterk genoeg acht, met een flink escorte van uitgelezen mannen onder aanvoering van mijn kapitein, Walten. Die wordt Staal poot genoemd. Een krijgsman wiens trouw onwankelbaar is. Walten zal u veilig en wel naar Koningslanding brengen.’
‘Vooropgesteld dat de dochters van vrouwe Catelyn ook veilig en wel worden afgeleverd,’ zei de deerne. ‘Heer, de bescherming van uw kapitein Walten is mij welkom, maar de verantwoordelijkheid voor de meisjes rust op mij.’
De heer van Fort Gruw wierp haar een ongeïnteresseerde blik toe. ‘Over de meisjes hoeft u zich geen zorgen meer te maken, jonkvrouwe. Vrouwe Sansa is de echtgenote van de dwerg en alleen de goden kunnen hen nu nog scheiden.’
‘Zijn echtgenote?’ zei Briënne vol afkeer. ‘De Kobold? Maar… hij had ten overstaan van het voltallige hof en voor het aangezicht van goden en mensen gezworen…’
Wat is ze toch naïef. Jaime was eerlijk gezegd bijna even verbaasd, maar hij wist het beter te verbergen. Sansa Stark, dat zou toch een glimlach op Tyrions gezicht moeten toveren. Hij wist nog hoe gelukkig zijn broertje was geweest met het dochtertje van de keuterboer… twee weken lang.
‘Wat de Kobold al dan niet heeft gezworen is nu nauwelijks meer van belang,’ zei heer Bolten. ‘En al helemaal niet voor u.’ De deerne keek bijna gekwetst. Misschien voelde ze ten langen leste de stalen kaken van de klem toen Rous Bolten zijn wachters wenkte. ‘Ser Jaime gaat verder naar Koningslanding. Van u heb ik niet gerept, vrees ik. Het zou gewetenloos van mij zijn, heer Vargo van zijn hele vangst te beroven.’ De heer van Fort Gruw stak zijn hand uit en pakte nog een pruim. ‘Als ik u was, jonkvrouwe, zou ik mij minder zorgen maken over Starks dan over saffieren.’